De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 4 juli pagina 1

4 juli 1909 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

S*. 1671 DE AMSTERDAMHER A°. 1909. WEEKBLAD VOOR NEDERLAN Oia.c3.er redactie -van. IMJc. H. IF. L. Dit nummer bevat een bijvoegsel. uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden . ...../ 1.50, fr. p. post / 1.65 Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling, <. ? , , . * mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . . 0.12'/» Zondag 4 Juli. Advertentiën van l?5 regels / 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de fïnantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel /?0.25 .0.30 ,0.40 INHOUD: VERRE EN VAN -NABIJ: Het lintje, dat een staartje had. Een prae-adriea or«r armbedeeling, door H. Spiekman. Aaneensluiting tnwchen Lager- en Middelbaar Onderwijs, door J. Kleefstra. FEUILLE TON: Eén dag onder itrenge tucht, II. Uit het Knjelach, van laabel Mackay. KUNST EN LETTEREN: Ds Kbimono, door Creussesol, beoprd. door J. E verte Jr. Berichten. TOOB DAMES: Bnstfonds Marie Jnngins. Jams en confitnren, I, door A. van LeeuwenFrancken. Allerlei, door Caprice. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Portretten van nieuwe Kamerleden. Kamerleden in 1706, door r. d. E.?Muenchen, Interna tionale tentoonstelling Holland, I, door Plas?chaert. FINANCIEELE EN OEOONOMI8CHE KRONIEK, door V. d. M. en V. d. 8. Brieven van Oom Jodocns, XLVII. SCHETSJE. De resultaten van een onder* moek naar den gezondheidstoestand en de sterfelijkheid bij de Joodsche bevolking te Weenen, door N. SCHAAKSPEL. DAMRUBRIEK. ADVERTENTIËN. imiiiiiiMiiiiiiiittytiii Het lintje, dat een staartje had. HABO SUB LB BAUDBTl Het grootste deel van de Pers heeft - met meer hartstocht dan omzichtigheid dr. Kuyper aangevat naar aanleiding van de onthullingen", door den heer Tideman bij wege van Het Volk gedaan. Die onthullingen zullen talrijken per sonen tot nu toe vreemdelingen in een zeker Jeruzalem opzienbarend" zy'n voorgekomen, en wij willen dadelijk er mee instemmen, dat het een weinig stichtelijke vertooning voor hen zijn moet den apostel van het Rijk Gpds op aarde, den van God gegeven leider", in geld en andere relaties te zien verward met twee ijdele voormalige Israëlieten (zoo ze Christenen zijn wel erg jolige"!) en een jonge dame vaa meer avontuur lijken dan antirevolutionairen zin. Wij kunnen ons van alles begrijpen naar aanleiding van de gedane sensationeele" onthullingen: verwondering en veront waardiging (en spotlust ook) ter zake van velerlei, maar het komt ons niettemin voor, dat bij een zoo openbaren aanval als werd ondernomen, die op 't oogenblik alle hoofden in Nederland vervult, twee naken goed uit elkaar dienen te worden gehouden: de vraag of dr. Kuyper is geweest lichtvaardig, indelicaat, incorrect, en die andere honderd maal gewichtigere, of hq is geweest: omkoopbaar, veil, corrupt. Schrikt men van deze woorden? Zijn liet zulke groote woorden? Zij drukken toch niets anders uit dan de door mr. Tideman en Het Volk uitgebrachte be schuldigingen. Lintjeshander, noemde het socialistische dagblad zijn artikel, en het heele interview, door den Bloemendaslschen advocaat verleend, is op deze beschuldiging van corruptie systematisch gericht. Wij geven straks in ons overzicht de voorbeelden, die voor 't grijpen liggen, wij stellen het feit voorloopig enkel vast, en wel om nu reeds te kunnen zeggen, dat, indien op de druppelsgewijs ons toegediende open baringen van Het Volk niet ten langen leste bewijzen volgen, wij het schandaal, dat om dr. Kuypers naam ontstaan is, door het schandaal van op deze wijze gelanceerde onbewezen zér ernstige be schuldigingen ruimschoots vinden ge venaard. "Wat zijn de feiten? Eene dame, die zich bizonder gemak kelijk beweegt, heeft zich tot taak gesteld voor dr. Kuypers party als verkiezings agente op te treden. Ontvangt zij er geld voor? Is haar het nut van een relatie" met den minister-president be looning genoeg? Het is onbekend. Wat er van wezen mag, zij zelve, pp een oogenblik, dat zij er belang bij heeft naar verhouding tot dr. Kuyper als machtig af te schilderen, beweert, dat zij gunstigen invloed heeft uitgeoefend op verleening van decoraties. Den heer Kuyper kennend heeft zij hem gevraagd hoe men Lehmann zou kunnen deooreeren, en dr. Kuyper heeft eens gelachen en ge zegd, dat dit zoo niet ging." Er zijn bladen, die hadden gewenscht, dat de minister met een officieelen wenkbrauwfrons deze dame de deur had gewezen na zich hooger" (!) tegenover haar te hebben ge dragen. Dit is, nietwaar ? quaestie van smaak. Dr. Kuyper heeft, inplaats van zoo hoog" te zijn, aangenaam met de jonge dame gebabbeld (men is nooit te oud om van een jonge dame wat te leeren), haar uitleggend, dat er geen reden, geen titel" bestond om den bovengenoemden heer een ridderorde op de borst te spelden. Maar wat niet is kan komen. Misschien meer joviaal dan correct heeft de heer Kuyper er den weg toe gewezen. Hoe het zij, ander half jaar later was de heer Lehman (R.) behalve officier in de orde van den Ver losser van Griekenland enz. enz. officier in de Oranje-Nassau-orde. Hij had intusschen kennis gemaakt met den pre mier, zich wellicht reeds gelukkig gevoeld door menigen shake-hand en goede werken" gedaan van nationaal belang. (tfet grooten ophef vertelt de heer Tideman erbij, dat de bemiddelaarster" gedurende twee jaren een maandelijksche toelage genopt van den geridderde, zonder dat uit iets blijkt, dat dr. Kuyper hiervan wist.) Toen de provinciale stembus" nader de, bijna een vol jaar na de verleening van de decoratie, zendt de rijke gunsteling van den heer Kuyper dezen Groot-Kie zer een luttele hulpe voor zijn verkiezingskas: tweemaal twee bankjes van duizend gulden. Naar de verzekering van dr. Kuyper is de gedoopte Maecenas dit sedertdien trouw blijven doen, telkens als een verkiezing in aantocht was. Nu is het zeker, dat onze minister niet ster ven zal aan goeden ministeriëelen smaak of aan overmaat van fijngevoelig heid of correctheid, want hadde hij deze kans, hij zou in plaats van den goeden gever (naar zijn eigen ongeluk kige getuigenis) herhaaldelijk te hebben verklaard, dat het geld geen weder dienst beteekende ten opzichte van de decoratie" (en de heer Lehmann beaamde" dat dan) dezen hebben verwezen naar den penningmeester van de partij. En hij had zeker nooit zijn onsmakelijk, compromitteerend verweer geschreven! Intusschen,wat het aannemen van het geld betreft, er zijn hier een paar omstandigheden, die men niet moet, die men niet mag vergeten. Er is hier een minister, die 25 jaren lang de campagne van een gansehe partij, van eene partij, die door en in hem was, die hijzelf was, van alle zijden georganiseerd heeft, die mér Groot-Kiezer bijgevolg zich voelen moest dat is zaken en ook geldman dan eerste minister; voor wien het ontvangen van geldsommen (en het vragen er om) voor zijn verkie zingen sedert een menschenleeftijd iets doodgewoons was. Daar is aan den anderen kant een schatrijke, ijdele Grieksche consul", iemand die baadt" in weelde en gaarne van zich laat hooren... Hoe wil de man den heer Kuyper welgevallig zijn, hoe zal hij hem eeren ? Hoe beter, naar zijn aard en gaven, dan door den grooten klerikalen kaper kruit en lood te zenden voor de campagne ? O, 't is geen verheffende wetenschap voor de broederen", dat uit dezelfde beurs zoowel de oproering van beden kelijke tooneelstukken werd bekostigd als de verkiezingsstrijd tot grooter eere van den Heere onzen God" !! Maar... is het iets ongehoords voor óns? En het is zeker niet fraai, dat een minister zich blijft bemoeien met de verkiezingskas.... maar is het een misdaad ? Is het cor ruptie ? Nu moet men den heer Tideman hooran: Maar niet alleen ik, ging mej. Westmeijer voort, ontving geld voor mijn bemoeiingen. De heer Rudolpb. Lehmann gaf ook direct aan dr. Kuyper ? 7000 voor verkiezingsdoel einden. Ieder ernstig man moet toch, wat hij nu ook voor kwaads mag denken van den antirevolutionairen leider, eenigzins driftig gestemd raken tegen een jurist (!), die ons met dergelijke insinueerende maar niets bewijzende praatjes aan boord komt! Niet alleen", staat daar, ont ving mej. Westmeijer geld voor (haar) bemoeiingen. De heer Rudolph Lehmann gaf ook direct aan dr. Kuyper ?7000, enz." Dat wil dus zeggen: voor dr. Kuy pers bemoeiingen. Dat wil dus zeggen: in betaling van de decoratie. Wiens woorden hebben wij hier ? Van mej. Westmeijer ? Heeft de heer Tideman haar verklarin gen, en met name deze zinnen, waar het zér pp aankomt, gestenografeerd ? En zoo niet, neemt hij dan de perti nente beschuldiging, die erin ligt opge sloten en die direct en indirect door talrijke kranten reeds van hem is over genomen, voor zijn rekening? Met een verwijzing naar 't slot van zijn z.g. in terview, waarin hij zegt, dat hij zich verheugen zal, als de aangevallene be wijst (nota bene!), dat de heele geschie denis van onschuldigen aard was, is hij er niet af! Men stelt zijn materiaal niet eerst op in zoodanig verband, dat ieder er de beschuldiging van veilheid uit proeft, om op 't eind met een draai zich eraf te maken! Men insinueert geen omkoopbaarheid onder uitnoodiging aan den omgekochte", dat hij zijn onschuld bewijze! Laat ons verder zien. Mej. Westmeijer had zich ook in verbinding gesteld met den heer E. A. Lehmann.een broeder van den geridderde, met het voornemen dezen op soortgelijke wijze een ridderorde te verschaffen". Wij cursiveeren: op die wrjze" toch komt het juist aan. Genoemde dame brengt dezen heer Lehmann met dr. Kuyper in betrekking". Dat die?betrekking" ontstaan was werdhaar,volgens haar eigen getuige nis bewezen met den volgenden brief". Ziehier het zonderlinge document, dat op vele redacties een geweldigen indruk schijnt te hebben gemaakt. Amsterdam, 30 Maart 1904. Mejuffrouw, In de hoop u met uwe enveloppe goed thuis gekomen bent, wil ik u nu even mededeelen, dat ik van den heer K. reeds antwoord van ontvangst kreeg (paff over het prompte) maar zonder nadere mededeeling over dag en uur Van zjjn bezoek ten mijnent, wat hij mij in z\jn se'ir ij Ten adviseerde. Uwe kunst zal wel niet mankeeren dit voor o,y uit te vinden, en mij dan te be richten. Of zal ik dit misschien zelf bjj den heer K. aanvragen?? Geeft u s. v. p. den kruier een klein antwoord mede hoe of wat, bij voorbaat dankzeggende, Hoogachtend, (get.) E. A. LEHMANN." Vrage: wie is de heer K. ? Moet dr. Kuyper soms bewijzen, dat hij die K. niet is ?! En indien wij aannemen, dat op den premier gedoeld werd wat best mogelijk is, maar niet blijkt, wie was dan paff over hét prompte"? Dr. Kuyper, zoo zegt het meerendeel van de kranten, was verwonderd zóó spoedig het geld te ontvangen van den heer Lehmann.... Dit verklaart de uit drukking paff over het ,prpmpte". Zoo is in een ommezien door dïe edele pers uitgemaakt, dat de K. Kuyper" is, de zending een geldzending, en de verwon derde persoon niet Lehmann (zooals men in een kalm oogenblik uit den brief zou begrijpen) maar de minister. Het is een zonderlinge bewijsvoering! Volgen brieven, waaruit blijkt dat dr. Kuyper zijn verkiezingsagente dankbaar is voor hare bemoeiingen en haar aan spoort tot nog meer activiteit (datum 18 Juni 1904) en een schrijven van Kuypers dochter, waarin een aanwijzing voorkomt, namens den premier, van ver schillende manieren, waarop men blijk kan geven van belangstelling in onze nationale aangelegenheden in het bui tenland". Twee nieuwe voorbeelden van ministeriëele incorrectheid, die intusschen den storm van constitutioneele en gewe tensvolle verontwaardiging der pers allerminst rechtvaardigen. Wat moeten wij nu van deze heele geschiedenis, van dit droevig allegaartje zeggen? Vooreerst en vooral: dat het een schande is, zooals bijkans de heele dagbladpers op dr. Kuyper is aangevallen met de openbare of nauwelijks bedekte be schuldiging van lintjes-HAHDEL ten bate zijner yerkiezingskas op een oogenblik dat van dien HANDEL niets hoegenaamd i i bewezen. Vervolgens: dat als men ons soms heeft willen in de war maken en de bewijzen, gesteld dat men die héft, voorloopig achterhoudt, onze confrère Het Volk in eene zoo ernstige zaak als het hier geldt niet den nigen waardigen weg zou nebben bewandeld. En ten slotte, dat wij, voorloopig niets wetend en niets weten willend van de grootere be schuldiging, waarmee dr. Kuyper staat of valt, in de publieke etalage van zijn pékelzonden het... eigenaardige en het tragi-comische niet miskennen willen! * * * Het wordt intusschen, nu tot de klein sten toe op hem hitsen 1), een weinig aan lokkelijk werk op die pékelzonden den nadruk te leggen. Wat zou men zich, en waarlijk terecht, hebben kunnen am useeren aan de oolijke wereldsche kantjes van dr. Kuypers relaties", had een verblinde menigte er geen halszaak van gemaakt. Welke drift heeft haar toch bezield, die zoo uitermate edelvoelend niet pleegt te zijn ? Welke onderstroom van voor Engeland spreekwoordelijke, en in Ne 1) Land en Volk: Maar dit staat reeds vast: de Minister Kuyper, thans Minister van Staat, heeft n als Minister, n na zijn aftreden, met volle bewustheid in de vuiligheid verkeerd. Middelb. Courant: Het ia geheel en al een ignobel spel, dat een schaduw werpt op Dr. Kuyper, die zich voor dergelijke machi naties leende, maar tevens een smaad werpt op de party, op de coalitie en haar politiek (l 1) Enz. enz. derland niet onbekende publieke schijn heiligheid heeft den storm dermate doen losbreken ? Onze pers lijkt de reus uit het sprookje wel, die het bed naderend, waar onder, angstig, Kuyper-Klein-Duimpje met de Lehmannetjes lag, uitriep: Ik ruik menschenvleesch!" 't Is waarlijk geen kleinigheid; de reus zet een stem om er bang van te worden! Wij zijn benieuwd wat er volgen zal. En wij wachten. Het Lehmann-lintje had reeds een staartje voor Kuyper en eenige van zijn relaties", het blijft de quaestie of het langste staartje voor hem, dan wel voor den aanklager zijn zal. Wij hebben geen voorkeur! Een friscb. prae-advies over arm bedeeling. De maatschappelijke beweging biedt dik wijls een zonderling beeld. Eenerzijds kunnen we, vooral met den uitslag der verkiezingen voor oogen, niet ontkomen aan den indruk, dat reactie hoogtij viert", dat we op het gebied der sociale wetgeving vrijwel stil staan en spe ciaal op dat der woningwetgeving zelfs achteruit krabbelen. Niet alleen de victorie der rechtsche groepen, ook de opkomst der vrij-liberale partij met haar gedecideerd program naast de vage, ver vloeiende libe rale Unie versterkt dien indruk. Maar plots bemerken wij dan weer op ander gebied een snelle verandering van ideeën, van inzichten, van daden, die ons bemoedigt en ons de overtuiging schenkt, dat onder den drang der feiten en der voortdringende propaganda de ideeën om trent b.v. de armenzorg toch vooruit gaan trotz alledem". Zoo is het mij althans gegaan, toen ik dezer dagen kennis nam van het prae-advies uitgebracht door eene commissie uit de Rotterdamsche Vereeniging tot Verbetering van Armenzorg, de toonaangevende vereeniging aldaar voor de particuliere liefda digheid, over de werkwijze van het Bur gerlijk Armbestuur, in het bijzonder te Rotterdam, maar voor een gedeelte en zelfs voor zeer belangrijke principieele punten, ook in het algemeen. Reeds meer dan eens is de Rotterdamsche gemeentelijke armenzorg in dit blad be sproken en niet altijd prijzend. Geen wonder! Nog maar enkele jaren geleden was het bedrag der bedeeling voor de meesten dier ongelukkigen om met een vroeger praeadvies der genoemde vereeniging te spreken, te weinig om te leven en te veel om te sterven"; een zuiver politionaire uitvoering der armenwet zich louter ten doel stellende om te voorkomen dat de armen direct van honger omkwamen. Dat zij langzamerhand crepeerden en dan zoogenaamd tengevolge van de een of andere ziekte, daartegen fif de hulp der overheid geenerlei waarborg. n dan was de wijze van hulp, het verhoor", de uitdeeling, de lokaliteit waarin dit plaats vond, het onderzoek, eensdeels zoo onaan genaam stuitend, deprimeerend, anderdeels zoo onvoldoende, dat, toen er eens uit voeriger in het publiek de aandacht op werd gevestigd, men verbaasd was, en min of meer gegeneerd, dat zóó iets maar van jaar tot jaar kon voortduren. Er zijn sedert veranderingen gekomen, die verbeteringen waren. Het vroegere ge vaarlijke en uit hygiënisch oogpunt zelfs afzichtelyke armhuis is door een beter ver vangen, naakt als de armoe zelf en triest nog altijd, maar althans ruim en licht en gezond. Het tarief der bedeeling is niet onbelangrijk verhoogd, en dezen winter zijn zelfs een aantal gezinnen van werkeloozen, valide mannen, ondersteund geworden tegen alle traditie, en stellig ook tegen de be doeling van wet en verordening in. Maar... men zit gebonden aan allerlei ouwigheden. Het Oude-Mannenhuis" is een gebouw, welks inrichting zich tot bedeelhuis slechts leent, indien men de armen als minder waardigen, als gestraften wil beschouwen en behandelen,' en er prijs op stelt, dat de be deeling ook als een moreele vernedering gevoeld wordt. De verordening dateert van van 1895; niet erg oud, maar 't is slechts een codificatie der opvattingen van een halve eeuw vroeger. De ondersteuning moet zoo weinig mogelijk in geld" verstrekt worden; en dan slechts, indien ze eerst een briefje van de kerk hebben, dat zij harer hulpe niet waardig zijn. En de hulp wordt, door voorgeschreven wachttijd en verren afstand van de plaats waar geneesmiddelen vooral door de bedeelden zelf moet worden gehaald, zóó door allerlei belemmeringen en onaan genaamheden omgeven, dat diep te beklagen zijn zij die eens genoodzaakt worden, hun schreden naar 't armbestuur te richten. Het daagt thans I De Vereeniging tot Verbetering van Armenzorg heeft twee jaar geleden, spoedig nadat op het onwaardige en wreede van den toestand de aandacht was gevestigd, een commissie benoemd, die eenige alge meen-wettelijke en eenige specifiek-stedelijke punten heeft onderzocht en beantwoord. En ik moet zeggen: ik had uit den boezem van de Vereeniging, waarin zoovele jaren de inzichten en de geest van den heer Hintzen domineerden, (die echter persoon lijk van de commissie thans geen deel uit maakte) zulk een prae-advies nauwelijks durven verwachten! Eerst en vooral de algemeene gezichts punten. Moet, zoo vroeg de commissie zich af, de taak der overheid zijn een zuivere politiedienst, die niet de moreele en econo mische verheffing der behoeftigen beoogt ?" Voor deze vraag was alle reden, want zóó is, in het gekende verleden, de overheidsarmenzorg steeds geweest. De commissie nu, beantwoordt deze vraag eenstemmig ontkennend. Integendeel meent zij, dat de overheids-armenzorg zich deze economische en moreele verheffing wél tot doel moet stellen. Maar dan, zoo luidt het wezenlijke en saamgevatte van hare conclusie verder,, dan deugt er van de huidige gemeentelijke armbedeeling, in het bijzonder die te Rotter dam, ook niet erg veel! En zoo is haar eerste, m. i. verblijdende conclusie, dat ook voor Rotterdam de z g. dubbele bedeeling," aanvulling van de kerkelijke armenzorg waar deze te gering is om eenigszins redelijk van rond te komen,. mogelijk moet worden. Want wanneer ook de wet blijkbaar bedeelt, geen onderstand van wege 't burgerlijk armbestuur toe te kennen, wanneer de kerk deze verleent, gebrekkige hulp mag geen onderstand worden genoemd. Be beteekenis van het woord onderstand kan geen andere zyn, dan dat men werkelijk steun geeft om te blijven staan, niet slechts een onvoldoend steuntje, waardoor het vallen niet wordt verhinderd, of slechts enkele korte oogenhlikken wordt uitgesteld." 't Is weinig elegant uitgedrukt, alle machtig leelijk zelfs, dat woord steuntje", maar ... soit. Wie let hier op stijl ? Ronduit verklaart de commissie zich er voor, dat het voorbeeld van Amsterdam en enkele andere plaatsen zal worden ge volgd, en de Gemeente met meer de gesu bordineerde van de Kerkelijke Armbesturen zal zijn, wier onmacht in dezen uit de statistiek evident en niet meer te weer spreken is. Maar de commissie wil meer, wat even zeer verbeteringen zijo. Zij wil dat door gegaan worde op den reeds ingeslagen weg, opdat D ie t alleen zieken en zwakken, maar ook valide mannen geholpen zullen worden, die nu eenmaal in de onmogelijkheid verkeeren, wegens werkeloosheid, in eigen onderhoud te voorzien. Maar zoowel voor hen als voor de overigen moet aan de bedeeling het opzettelijk vernederende ontnomen worden. In de eerste plaats moet daar toe de hulp zooveel mogelijk in geld worden gegeven, (een grooter vertrouwen in het aankweeken van onafhankelijkheidsgevoel bij de armen spreekt hier uit!) en aan huis worden bezorgd. En voor de zieken moeten gemakkelijker en dichter bij hulp en medi camenten verkrijgbaar worden gesteld. Het armbezoek moet beter zijn. De ambtenaren-armbezoekers goed geschoold, en meer in aantal en door armbezoekers uit de burgerij ter zij gestaan voor gezin nen die leiding en toezicht behoeven. En dat er zullen zijn, wie zou dat willen ont kennen ? Zoo worden er nog tal van andere, kleine verbeteringen voorgesteld, die alle te zamen het droeve lot der bedeelden inderdaad heel wat zouden kunnen verbeteren... Maar genoeg. Het is al veel zoo. Het is nog niet genoeg, maar ik verheug mij er in, dat van zoo invloedrijke zijde deze zaak thans op deze wijze is geëntameerd en ik verheug mij nog meer in de conclusiën. Nu, onder de huidige politieke omstan digheden, een wijziging der armenwet voor loopig wel niet komen en voor 't geval van wel, dan zeker in eene door velen niet gewenschte richting komen zal, is dit de weg, om dan maar onder vigeur van de oude wet toestanden zooveel te verbeteren als mogelijk is. En dat zelfs onder deze wet nog wat te bereiken is, toont Amsterdam duidelijk aan. Moge dit Rotterdamsche prae-advies niet zonder uitwerking blijven! H. SriEKMiN. Aaneensluiting tusschen Lageren Middelbaar1) Onderwijs. Er is in de laatste jaren niet weinig te doem geweest over de kwestie: aaneensluiting tus schen Lager en Middelbaar Onderwys; z houdt de gemoederen van talrijke onderwijsmannen nog steeds in beroering, want gelijk 't gewoonlijk gaat: over de noodzakelijkheid van die aaneensluiting kan men het in theorie wel eens woiden, maar over de praktische middelen, om tot aaneensluiting te komen, loopen de meeningen uiteen. De regeering, begrijpende dat van 't parti culier initiatief in deze kwestie geen oplossing te verwachten was, heeft al voor jaren een zoogenaamde inénschakelingscommissie inge steld en dat haar geen gemakkelijke taak werd opgelegd, bewust de tijd die door deze vroede mannen gebruikt is, om een modus vendi te overwegen. Wie de zaak met onbevangen blik beschouwt en zich een oogenblik eens niet bekommert om de gevoeligheden van personen, die ont zien moeten worden, zal wel zonder aarzelen kunnen zeggen, op welke basis de verzoening getroflen dient te worden: de invloedssfeer van het Lager Onderwijs moet zich uitbreiden 1) Onder Middelbaar onderwijs verstaan wy ook 't gymnasiaal onderwijs.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl