De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 11 juli pagina 1

11 juli 1909 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H', 1672 DJ] ' WEEKBLAD A0. NEDEKLAND Oz^cLer recLacti© Van. Bit nummer bevat een bijvoegsel. . IP. L. uitgevers: VAX HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post / 1.65 Voor Indiëper jaar, b|j vooruitbetaling, .... Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar mail . 10.Zondag 11 Juli, .' 'Advertentiën van l?5 regels / 1.25, elke regel meer. . . ? . . . f 0.25 f Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel . . . . , 0.30 Reclames per regel ...» 0.40 INHOUD: VAN VEBBB EN VAN NABIJ: Rondom Knyper. Hoe raar een Guldentje rollen kan. ,F. von Mariene, t, door Henri van der Mandere. FEUILLETON: uit het dagboek van Vrydag, den jachthond, door Toon Kamp. KUNST EN LETTEREN: Mnriekbeoordeelingen, door Ant. Averkamp. Schopenhauer, I, door dr. L.H. Grondjjs. A. S. C. Wallis, Zielestrfld, beoord. door Dirk Coster. Bijbelkennis, door Edw. B. Koster. Berichten. VOOR DAMES: Jams en confitoren, II, door A. van Leenwen-Francken. Allerlei, Caprice. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Chineeiche en Japansche kunst, met afb., door W. Steenhoff. Muenchen. Opmerkingen, II, door Plaaechaert. Schil derij «n lijs*, door J. H. de Groot. Uitde donkere, d,w. z. onbekende gewesten van Zeeland, door M. L. de Keqzer. De idealen der kinderen. FINANCIEELE EN OECO^OMISCHE KRONIEK, deor V. d. Mi en en V. d. S. Een banvloek als middel tot het verdrqven van meikevers, door N. INGEZONDEN. DAMRUBRIEK. | SCHAAKSPEL. ADVERTENTIËN. ?HMIIIIIIIIIIIIH iiiiiiiiiimiiiiiitiiiiiitiiiiiiiHiiimiiimiHtiiiH Rondom "Wij schreven vorige week een artikel om te doen uitkomen hoe sterk het ons tegen de borst stuitte, dat men op een gecompromitteerd gewezen minister maar .dadelijk, of het geen medemensen gold, liet merk van politieke veilheid drukte. Duidelijk genoeg te kennen gevend, hoe wij dachten over 's mans ministerieele incorrectheid, over zijn verregaande onkieskeurigheid, en dergelijke, waarvan door de stukken was gebleken, uitten wij onze verontwaardiging over de be schuldiging van corruptie, van lintje shattdel", op een oogenblik, dat ieder ^bewijs ontbrak. * Wij hadden zoozeer gelijk met de onderscheiding, die wij maakten, dat het 'belangrijkste en voorzichtigste deel van de pers zich van den aanvang af wel wachtte anders dan bij wege van insi nuatie Kuyper van dien handel" te beschuldigen. Hoewel men dus in vele van die organen de betichting duidelijk tuBschen de regels las, durfden zij niet openlijk van veilheid of corruptie spreken. Het blijkt, dat dit Het Volk niet ge'noeg is. Men leest daar: Wat (De Amtterdammer) schrijft komt hierop neer, dat Dr. Kuyper er wel een raren omgang op . blijkt nagehonden te hebhen, maar dat een lintjeahandel" niet bewezen" i». Wjj wilden dezen jonrnaüit toch wy' ter hebben. Dacht hjj soms, dat in zulke zaken de ' koop werd afgesloten met zorgvuldig ge specificeerde factoren en qnitanties? Kom de betrokkenen zelf zullen zoo goed . all zeker zelfs tegenover elkaar gedaan -' hebben alsof er tusschen scheakingen en ridderorden niet het minste verband be stond. Zoo glad zijn althans twee van de vier acteurs in dit tragi-komisch stuk wel 1). Wanneer men ons wijzer" wilde hebben, zoo ware van onzen kant de 1) Hier volgt nog op : Hoe zwak de ichryver in het Week blad" staat, daarvan een enkel voorbeeld. Hg doet alsof de K. in den brief van E. A. Lehmann aan Mathilde Westmeqer ook wel een ander dan Knyper kan zyn. Denkt hjj dat n Dr. Kuyper, n mej. Westmeijer, n E. A. Lehmann er dan niet al lang als de kippen bij waren geweest om dat te verklaren? Maar ze zwegen alle drie als moffen." De signaleering van het direct verKuyperen van de K. was maar, men vergunne ons 't .woord, een toegift. In den brief van E. A. Lehmann had een zekere K. iets ontvangen en was er iemand pafi over het prompte." De dagbladen riepen toen terstond: de K. is Kayper, Knyper was p»ff" over de prompte zending, en de zending was een geldzending! Deze heele manier van doen wrakende, verplaatsten wy ons vanzelf, zonder daar natuurlijk verder bij te denken, in den tjjd, dat die dolle bewijsvoering geschiedde. En toen zei Kuypers zwijgen nog niets. Intusschen is het waar, dat wij, toen ons artikel gedrukt werd, dat ne toevoegsel bq een onzer vele argumenten ter zijde hadden kunnen laten. Het is evenwel een zonder linge methode van polemiek zich aan n enkele K. te verslingeren ? en dan te zeggen : dat is nu het beeld van de héle bewijsvoering van het Weekblad! vraag gewettigd of men ons dan niet eindelijk tegemoet wilde komen ten op zichte van het door ons reeds dadelijk gedaan verzoek: ons wijzer te maken. D.w.z. ons de gegevens te bezorgen, die inzake dien handel" een begin zouden leveren van bewijs.... Doch dit schjjnt niet te mogen ge beuren. Wij schijnen zelfs voorgoed daarvan te moeten afzien. Het Volk laat de mogelijkheid open, dat zulk een bewijs door ons gedacht wordt in den vorm van facturen en quitanties. Zóó lastig zjjn noch wij... noch zelfs dit moge ons een troost zijn de consciën tieuste rechtbank. Maar er is, voor iedere rechtbank en tegenover ieder recht vaardig oordeel, verschil tusschen een groep brieven en verhalen, die een ram melend allegaartje vormen van losse vermoedens, en een feiten-samenstel, dat logisch tot een beschuldiging voert. Ook in dit geval kan men zich nog ver gissen, ... maar dan had men tenminste houvast. Het is dat houvast, waarnaar, minstens, een onpartijdige vraagt, als het veroordeeling geldt. Men wrdakt den rechter, die op subjectieve overtuiging: omdat bv. het gezicht van den beklaagde hem niét bevalt, omdat zijn familie uit verdachte personen bestaat, omdat zijn verleden slecht was, dien beklaagde ver oordeelt, terwijl niet tevens -voldoende bewjjs aanwezig is, dat hij het feit, waarom het gaat, heeft gepleegd. Stel een man, waarvan wij weinig geneigd zijn het goede te denken, raakt verward in een geschiedenis van smokkelarij waaraan connex is een geval van moord. Stel, dat het mindere bewezen is en dat voor het meerdere zér vage vermoedens bestaan. Wat zou Het Volk dan van den rechter zeggen, die afgaande op het ruw leven van den verdachte hem voor moord veroordeelde zonder sluitend bawjjs? En dit is toch tot nu toe, in vergelijking gesproken, mutatis mutandis, het geval waarin dr. Kuyper verkeert. De pers, die een..deel der publieke opinie beheerscht, heeft de voorstelling, dat hij lintjes handelde", reeds zoo stevig erin geheid, dat bij de verwardheid der zaak zelfs parlement en rechtbank, gelooven we, hieraan niet veel meer zouden kunnen veranderen. *** Men versta ons wel! wij hebben genoeg doen uitkomen hoe weinig sym pathiek het bedrijf ons is en sedert werkelijk lang genoeg ons w sis! van den van ©od gegeven leider", die met den Christusnaam op de lippen zijn politieke affaires drijft. Wat er nu be wezen is geeft gewis, naast een komischen, een rgerlijken kijk op clericaal pharizeeïsme.... Wij zouden er dus, ook thans, mede tegen te velde zijn ge trokken, ware de liberaal"-pharizeeïsche wijze, waarop de aanval is geschied (men moest de huilebalken zien!) ons niet hartelijk antipathiek. Maar deze onze rechtmatige ergernis tegen denkèrkelijken tegenstander ontheft ons volstrekt niet van onzen plicht, waar het koor ter ver delging werd aangeheven, in de be schuldiging koren en kaf te scheiden, en schande te roepen over zóó ernstige insinuatie en beschuldiging zonder bewijs. * * Nu zullen wij, heet het, heelemaal geen bewijs meer krijgen. De heer Kuyper poetste reeds de plaat in 't ergste geval: om zijn schuld te vluchten; anders: om 't schandaal den tijd te laten, dat het tot rust komt. Wij lezen brieven, waaruit blijkt, dat Dr. Kuyper bleekerijen bezichtigde, en dat hij Juffr. Westmeyer schreef over nog andere landsbelangen dan de verkiezingen zijn. Intusschen heeft de abdicatie reeds plaats gehad, op de onoprechte manier, die de Standaard kenmerkt. En reeds, als een kleine dpnderkop boven den politieken gezichteinder, vertoont zich een zacht afgerond dreigement, dat Kuyper, niet meer ministrabel, zou kunnen weerkeeren als de man van vroeger, als de opposant met het leger der trouwe kleine luyden" achter zich. Daar ligt mijn ministerjas, heeft hij bitter gezegd. Maar toen, de oude plunje te voorschijn halend, den stropdas om doend, met dreiging kijkend, heeft hij zich weer omgekleed tot den kleinen man". Wie weet hoe gevaarlijk hij zóó nog wordt! Wie zou niet eens dezen Kuyper, zoo als hij wellicht op dit oogenblik, ergens in 't buitenland aan een hotel-tafeltje, de handen gevouwen, donker voor zich uitblikt, in de ziel willen lezen ? Hoe raar een Guldentje rollen kan. Ware voor de verkiezingen van den Amsterdamschen Raad de S. D. P. nonactief gebleven, zoo.jzau de ontslagen gemeente-ambtenaar Gulden met een meerderheid van ruim 900 stemmen den aftredeuden liberaal in III hebben doen vallen. Het is nu een meerderheid van ruim 750 stemmen; in ieder geval een vol doend hoog cijfer om in ruimen kring indruk te maken, 't Is, hoe dan ook, geen gulden op zijn kant". Wij voor ons weten niets van de politieke talenten van den gekozene. Of hij zal staan boven of beneden ?het gemiddelde peil van den Raad (door pessimistische personen wordt dit laaiste wel eens een duivelsche toer genoemd) zal ter gelegener tijd wel blijken. Dit is trouwens allerminst, wat men ook ge zegd nebbe, de beteekenis van deze ver kiezing. Die beteekenis ligt in de duidelijke wenk aan de Amsterdamsche autoriteiten, dat zij bij hunne hooghartige behandeling indertijd van de Prinsenhof '-zaak een flink deel van het publiek sterk tegen zich hebben ingenomen, en doet hen weer eens voelen, dat dit publiek, zich mobiliseerend, een macht kan vormen, waar van de hoegrootheid mede bepaald wordt door de eigengerechtigdheid van wie aan 't bewind is. De verkiezing van den heer Gulden, den niet-eervol ontslagene,moge de heeren doen nadenken over de synlpathieën der kleinen", die nu eenmaal niet gaan in de richting van gezagsaanbidding. Indien zij louter tot gevolg heeft, dat men schroomvalliger zich gedraagt tegenover de burger rechten van ondergeschikten, b.v. tegen over hun vrijheid van uiting buiten den dienst en hun recht op gehoord-worden, wanneer ontslag dreigt, zal de verkie zing of zij verder goed of kwaad moge brengen nut hebben afgeworpen. ' ; ? . ;^'.T " Van die vrijheid van uiting gesproken, die men ambtenaren, ook buiten dienst, niet gunnen wilde! Men ziet thans, op 't oogenblik dat de heer Gulden werd gekozen, hoe die vrijheid zichzelve corri geert. De heer Gulden, door verkiezingsdrukte in beslag genomen, liet de redactie van het gemeente-ambtenaren-orgaan Het Prinsenhof aan een plaatsvervanger over, en deze zette er een uitdrukking in, van verregaande grefheid getuigend, aan 't adres van den Burgemeester. Wij zeiden : de vrijheid corrigeert zichzelf. Onmiddelijk toch, hoewel hun redacteur Gulden kans had op een machtspositie in de Gemeente, wraakten verschillende be stuursleden het bedoelde artikel,weigerend naast den daarvoor verantwoordelijken redacteur verder te werken. Hier was dus dadelijk invloedsvermindering het ge volg van een onverdedigbare handeling. Het kwaad strafte zichzelf. Zoo is het immers ook op stuk van zaken geweest ten opzichte der ver kiezing-Gulden ! Het kwaad der hooghartighM... strafte zichzelf. F. Yon Hartens, f Een groot en beteekenisvol verlies mag de dood van Prederik von Martens, plotseling en onverwacht gekomen op een leeftijd, die zulks zeker nog niet deed verwachten, zonder aarzeling genoemd worden. Verlies niet alleen voor het eigen land en de diplo matie van dat land; verlies evenzeer voor geheel de internationale wetenschap der volkerenrechterlijke theses, welker ontwik keling een nieuw tijdperk staat tegemoet te gaan. Dit laatste verlies telt voor de groote me nigte misschien wel't meest. Wan t zoo ter eerste als ter tweede Vredesconferentie te 's-Gravenhage was de Russische professor von Martens zeker een van de meest inter nationaal bekende en eenigermate inter nationaal ook zich gevoelende figuren in deze cosmopolitische vergadering van dra gers van meerendeels gezaghebbende namen. Wat op zichzelf reeds geen geringe ver dienste was, maar niet zoo groote verwon dering kon wekken, wanneer men wist, dat weinig belangrijke bijeenkomsten van inter nationaal officieelen aard in de laatste kwarteeuw zijn verloopen, zonder dat de heer von Martens onder de aanwezigen behoorde en niet een der minste plaatsen in de discussiën innam. En juist daarom wellicht is het zoo belangrijk van zijne overigens zeer geleidelijk verloopen schitte rende carrière een reeks van opeenvolgende bijzonderheden te geven; een schets, die noodzakelijkerwijze niet anders zal kunnen worden dan een lange lijst van feiten en data uit de interessante diplomatieke his torie van het hedendaagache Europa, maar die toch tegelijkertijd een indruk geeft van den invloed, dien deze man op de ontwik keling der internationaal-politieke begrip pen in dat tijdperk heeft gehad. Stammende uit eene goede Russische familie, welker naam een Duitschen klank verraadt, koos h\j de studie der rechtenen onderscheidde zich, na zijn Universiteitsjaren te hebben voleindigd, in de richting waar het juridische en staatkuidige element samenkomt; de richting, die men zonder meer die der toekomst zou kunnen heeten. Na op 22-jarigen leeftijd te Petersburg zijne studies te hebben geëindigd, bezocht hij enkele buitenlandsche universiteiten om den kring zijner opvattingen te verbreiden. In 1869 kwam hij aan het ministerie van buitenlandsche zaken, in 1871 werd hij privaat-docent aan de academie, in 1873 titulair hoogleeraar. Later in 1877 benoemde Gortschakow hem tot zijn secretaris en opende de rij zijner opdrachten voor bui tenlandsche congressen. Yon Martens was tegenwoordig op de Roode Kruis-conferentie van 1887 te Karlsruhe, vertegenwoordigde evenzeer Rusland ter Brusselsche confe rentie ook de afschaffing van den slaven handel in Afrika. In tal van gevallen was hij internationaal arbiter, ook in het Engelgch-Hollandsch geschil betreffende de pakketboot Costa Rica". En als opperarbiter was hem de leiding toevertrouwd in het gewichtig Kogelsch-'Amerikaansch tri bunaal van' Parijs (1899) dat de Venezulaansche quaestie had op te lossen. Intusschen, het was voor het eerst in 1874 dat hu zijne kennis van geschreven en onge schreven wetten in dienst van de buiten landsche betrekkingen van zijn vaderland stelde. Hij kwam met den oaron Jomini naar de Brueselsohe conferentie, waar op uitnoodiging der Russische regeering eene poging' zou worden beproefd om te geraken tot codificeering van de heerschende gebrui ken van den oorlog. Baron Jomini was in naam de eerste gedelegeerde van het Ozarenrgk, maar in werkelijkheid was de des tijds dertigjarige von Martens de plenipotentiaris, die de onderhandelingen leidde en de ingediende Russische voorstellen verde digde. Er werd een geheel verkregen van een zestigtal artikelen, dat in groote lijnen niet zoo heel veel afwijkingen vertoonde met de Russische proposities, welke ontworpen wa ren door het persoonlijk initiatief van den jeugdigen rechtsgeleerde, die in den Fransch-Duitschen oorlog zeer nabij het slagveld telkenmale de daar gepleegde schendingen van wat hem recht en menschelijkheid toescheen, had kunnen constateeren en daaruit de stof putten tot een op te maken internationale conventie. Met den sympathieken steun van den minister van Oorlog, generaal Milivertine, onder wierp hij zijn denkbeelden aan den almachtigen kanselier prins Gortschakofl', die er in voldoende mate den Czaar voor interes seerde, dat de bijeenroeping eener confe rentie der Mogendheden kon worden be proefd. Dat het door deze vergadering opgestelde verdrag door gebrek aan ratificatie zonder directen invloed is gebleven en eerst na de herziening van 1899 een plaats in het geschreven volkerenrecht heeft ingenomen, deet aan de verdiensten van von Martens in dit opzicht niets af. HU heeft het eerst op de bestaande leemte gewezen en zeker was ook zijn daarna gerezen invloed er wel niet voor een gering deel debet aan, dat in den kort daarop gevolgden Russisch-Turkschen oorlog de Senaat bij ukaee van den 12den Mei 1877 voorschriften gaf aan de bevelhebbers der troepen te velde ten op zichte van de houding, in den oorlog aan te nemen. Men kan de historische waarde van dit document niet ontkennen, en al is het nimmer uitgemaakt of de in datzelfde jaar door het Instituut van Internationaal Recht uitgevaardigde oproeping op de tot standkoming van dit besluit al dan niet van beteekenis is geweest een vaststaand feit is het, dat Rusland in Europa de daad van president Lincoln in den Amerikaanschen burgeroorlog, inleidde en een uitge breid stel voorschriften bracht in de plaats van de losse afspraken, die sedert de 16e en 17e eeuw de verhoudingen der vijande lijke legers beheerschten. In 1874 vervulde de heer von Martens zijn eersten post als gevolmachtigde op een internationale conferentie, bij zijn dood was hij reeds jaren achtereen keizerlijk geheimraad en tegelijk permaaent en meest invloed rijk lid van den Raad van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken, een lichaam, waarmede ieder bewindsman in tractaatrechtelijke aangelegenheden ten volle reke ning dient te houden. Een groot deel van zijn leven heeft hij doorgebracht met het voorbereiden van de programma's voor internationale bijeenkomsten, het deelnemen aan hare beraadslagingen en het deel uit maken van de lichamen, door hare decisies in het leven geroepen. Het was dan ook weer uit Londen van de jaarlyksche conferentie der nationale Roode-Kruis-afdeelingen, dat de heer von Martens in 1907 naar Den Haag kwam, om er eerst op den dag der opening te arriveeren, doch niettemin een zeer werk zaam aandeel te nemen in de gewichtige onderhandelingen, die de drie, vier dagen daarna de leiders van het Vredesparlement ten volle in beslag namen. Ten tijde van de eerste Vredesconferentie was de heer von Martens wel in naam de tweede gedelegeerde van het Russische Keizerrijk, maar inderdaad de eerste en de meest invloedrijke der Russische gevol machtigden, wat moeilijk anders te verwach ten viel, daar baron de Staal als president der hooge vergadering een te gewichtige en tijdroovende functie bekleedde, om zich geheel met de leiding der eigen missie te belasten. Voor tien jaren klemde dit bij zonder, omdat de meeste voorstellen destijds van Russischen kant kwamen; alle Staten,, niet als acht jaren later reeds een eigen initia tief namen, maar de voorstellen afwachtten. en er hunne houding naar regelden. Toen moest de heer von Martens een groot deel van de verdediging dier proposities op zich nemen, bekleedde dientengevolge in de arbitrale sectie en het daaruit voortgesproten comitévan voorbereiding eene gewichtige functie en was tegelijkertijd de aangewezen president van de afdeeling, die het reglemen teeren van wetten en gebruiken van den oor log ter hand nam. En in 1907 ging het al niet veel anders, daar de graaf de Nelidoff in dezelfde omstandigheden verkeerde als zijn voorganger en reeds onmiddellijk aan. den tweeden gedelegeerde van z\jn land de representatie van Rusland in de intieme onderhandelingen over het vraagstuk tot beperking der bewapeningen moest over laten. In de eerste commissie, die voor de herziening der algemeene overeenkomst van 1899 en voor de samenstelling van een Hof van Appèl voor prysgericbten werkte, was Von Martens aandeel in de beraadslaging niet gering, en de vierde afdeeling, die geroe pen was eenige regeling te geven in zake de moeilijke problemen van het maritiem recht, als daar zyn de onschendbaarheid van het privaatbezit, de contrabande en de blokkade, vond in hem een voorzitter, wiens kunde reeds voldoende bleek uit de prachtig samengestelde vragenlijst, welke hij als haar president oatwierp tot basis voor de discussiën. Het moge waar zijn, dat hy in deze qualiteit wel ietwat te autoritair is opgetreden en te zeer zijn zin wilde doordrijven; dat vooral de Braziliaansche plenipotentiaris Ruy Barbosa van hem eene behandeling ondervond, die niet juist tactvol kon heeten en tot onaangename incidenten meermalen leidde men veegele echter niet, dat deze knappe ZuidAmerikaansche jurist in deze kringen van het wereldtooneel min of meer een out-sider was, wiens woord niet die beteekenis kon hebben van een Bourgeois of Choate, «n wiens taal daarvoor wel wat al te scherpgetint was. In elk geval, de heer yfn Martens heeft er zijn fout ten volle ingezien en na afloop der betreffende bijeenkomst verontschuldigingen gemaakt, waardoor de goede verhouding werd hersteld. Professor von Marters is zoo gelukkig en... zoo verstandig tevens geweest, zich verre te kunnen houden van de aanraking van alle binnen- of buitenlandsche politiek. Zeldzaam zijn zijne verrichtingen op dit ge bied geweest en dan nog bijna immer achter de schermen. Het was zijn stem, die tijdens het ongelukkig bewind van den gouverneurgeneraal Bobrikpf over Finland, wiens gezag eindigde met zyn dagelijks verwachte ver moording, pleitte voor meer liberale op vattingen, en het is in niet mindere mate een publiek geheim, dat een schema tot onderwerping van het Russisch-Japansch geschil aan het Permanente Hof in den aanvang van 1901, door z\jne bemiddeling bij de keizerlijke raadslieden nog in over weging was, toen het plotselinge aanvallen der Japanners op Port Arthur den vreeselijken krjjg deed ontbranden. Meer sensa tioneel was zijne laatste politieke inmenging. Terwijl de Russische regeering, naar het heette, ijverige pogingen aanwendde om de tweede Doema ertoe te brengen met het Kabinet en den Keizer samen te werken op den grondslag van een constitutioneel systeem in den zin der autocratie, werd de wereld op een morgen verrast_ door een brief van professor von Martens in een der voornaamste bladen der hoofdstad,bewerende dat dit pogen geen succes kon hebben n de tweede Doema noodwendig den weg der ontbonden eerste zou volgen. Men heeft daarin het optreden van een reactionnair gezien en zich verwonderd afgevraagd, wat in deze richting den man kon bezielen, die zijne sympathieën jegens de liberale juristen van het westen nimmer verborgen had gehouden. Maar 4e Russische rechtsgeleerde gaf minder eene meening dan wel eene profetie te kennen, die door den loop der dingen geheel bewaarheid is geworden. Hij zag het reeds iD, dat dit "tweede lichaam van volks vertegenwoordigers, schoon minder heftig van taal dan het eerste, niet genoeg tact zou kunnen betoonén om het gouver nement ook in de moeielijke omstandigheden, die komen zouden, te bevredigen; hij wist te goed, dat Stolypin het oogenblik zou weten te vatten, om van de onwetendheid en het gebrek aan organisatie der meeste groepen een vruchtbaar gebruik te maken. Daarom stond hij op de zekerheid van twee waarborgen : dat de dag voor de verkiezing der derde Doema zou worden vastgesteld tegelijk met de ontbinding van hare voor gangster, en dat de Kieswet zou worden gewijzigd in den zin van het intellect. En men moge al dan niet medestander zijn van den heer von Martens in deze internpolitieke op rat tingen van een land, waarvan we allen als buitenstaanders toch eigenlijk zoo weinig goed en zoo veel vaag weten, men moet erkennen, dat hy' op een moeilijk oogenblik voor zijn standpunt uitkwam en toonde de openlijke consequenties van dat standpunt aan te durven. Er was en men merkt dan vanzelf op hoezeer zich de persoonlijke qualiteiten van den gedelegeerde op eene vergadering als de Vredesconferentie is, doen gevoelen, on geacht of hij een meer dan minder machtig Rijk vertegenwoordigt een zekere over eenkomst tusschen den heer von Martens en onzen beroemden landgenoot, staatsraad Asser, in vele momenten niet te ontkennen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl