Historisch Archief 1877-1940
H', 1672 DJ] '
WEEKBLAD
A0.
NEDEKLAND
Oz^cLer recLacti© Van.
Bit nummer bevat een bijvoegsel.
. IP. L.
uitgevers: VAX HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post / 1.65
Voor Indiëper jaar, b|j vooruitbetaling, ....
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar
mail .
10.Zondag 11 Juli,
.' 'Advertentiën van l?5 regels / 1.25, elke regel meer. . . ? . . . f 0.25
f Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel . . . . , 0.30
Reclames per regel ...» 0.40
INHOUD:
VAN VEBBB EN VAN NABIJ: Rondom
Knyper. Hoe raar een Guldentje rollen kan.
,F. von Mariene, t, door Henri van der
Mandere. FEUILLETON: uit het dagboek
van Vrydag, den jachthond, door Toon Kamp.
KUNST EN LETTEREN:
Mnriekbeoordeelingen, door Ant. Averkamp.
Schopenhauer, I, door dr. L.H. Grondjjs. A. S. C.
Wallis, Zielestrfld, beoord. door Dirk Coster.
Bijbelkennis, door Edw. B. Koster.
Berichten. VOOR DAMES: Jams en
confitoren, II, door A. van Leenwen-Francken.
Allerlei, Caprice. UIT DE NATUUR, door
E. Heimans. Chineeiche en Japansche kunst,
met afb., door W. Steenhoff. Muenchen.
Opmerkingen, II, door Plaaechaert. Schil
derij «n lijs*, door J. H. de Groot. Uitde
donkere, d,w. z. onbekende gewesten van
Zeeland, door M. L. de Keqzer. De idealen
der kinderen. FINANCIEELE EN
OECO^OMISCHE KRONIEK, deor V. d. Mi en
en V. d. S. Een banvloek als middel tot
het verdrqven van meikevers, door N.
INGEZONDEN. DAMRUBRIEK. |
SCHAAKSPEL. ADVERTENTIËN.
?HMIIIIIIIIIIIIH
iiiiiiiiiimiiiiiitiiiiiitiiiiiiiHiiimiiimiHtiiiH
Rondom
"Wij schreven vorige week een artikel
om te doen uitkomen hoe sterk het ons
tegen de borst stuitte, dat men op een
gecompromitteerd gewezen minister maar
.dadelijk, of het geen medemensen gold,
liet merk van politieke veilheid drukte.
Duidelijk genoeg te kennen gevend, hoe
wij dachten over 's mans ministerieele
incorrectheid, over zijn verregaande
onkieskeurigheid, en dergelijke, waarvan
door de stukken was gebleken, uitten
wij onze verontwaardiging over de be
schuldiging van corruptie, van lintje
shattdel", op een oogenblik, dat ieder
^bewijs ontbrak.
* Wij hadden zoozeer gelijk met de
onderscheiding, die wij maakten, dat het
'belangrijkste en voorzichtigste deel van
de pers zich van den aanvang af wel
wachtte anders dan bij wege van insi
nuatie Kuyper van dien handel" te
beschuldigen. Hoewel men dus in vele
van die organen de betichting duidelijk
tuBschen de regels las, durfden zij niet
openlijk van veilheid of corruptie spreken.
Het blijkt, dat dit Het Volk niet
ge'noeg is. Men leest daar:
Wat (De Amtterdammer) schrijft komt
hierop neer, dat Dr. Kuyper er wel een
raren omgang op . blijkt nagehonden te
hebhen, maar dat een lintjeahandel" niet
bewezen" i».
Wjj wilden dezen jonrnaüit toch wy' ter
hebben.
Dacht hjj soms, dat in zulke zaken de
' koop werd afgesloten met zorgvuldig ge
specificeerde factoren en qnitanties?
Kom de betrokkenen zelf zullen zoo goed
. all zeker zelfs tegenover elkaar gedaan
-' hebben alsof er tusschen scheakingen en
ridderorden niet het minste verband be
stond.
Zoo glad zijn althans twee van de vier
acteurs in dit tragi-komisch stuk wel 1).
Wanneer men ons wijzer" wilde
hebben, zoo ware van onzen kant de
1) Hier volgt nog op :
Hoe zwak de ichryver in het Week
blad" staat, daarvan een enkel voorbeeld.
Hg doet alsof de K. in den brief van E.
A. Lehmann aan Mathilde Westmeqer ook
wel een ander dan Knyper kan zyn.
Denkt hjj dat n Dr. Kuyper, n mej.
Westmeijer, n E. A. Lehmann er dan niet
al lang als de kippen bij waren geweest
om dat te verklaren?
Maar ze zwegen alle drie als moffen."
De signaleering van het direct verKuyperen
van de K. was maar, men vergunne ons 't
.woord, een toegift. In den brief van E. A.
Lehmann had een zekere K. iets ontvangen
en was er iemand pafi over het prompte."
De dagbladen riepen toen terstond: de K.
is Kayper, Knyper was p»ff" over de
prompte zending, en de zending was een
geldzending! Deze heele manier van doen
wrakende, verplaatsten wy ons vanzelf, zonder
daar natuurlijk verder bij te denken, in den
tjjd, dat die dolle bewijsvoering geschiedde.
En toen zei Kuypers zwijgen nog niets.
Intusschen is het waar, dat wij, toen ons
artikel gedrukt werd, dat ne toevoegsel bq
een onzer vele argumenten ter zijde hadden
kunnen laten. Het is evenwel een zonder
linge methode van polemiek zich aan n
enkele K. te verslingeren ? en dan te zeggen :
dat is nu het beeld van de héle bewijsvoering
van het Weekblad!
vraag gewettigd of men ons dan niet
eindelijk tegemoet wilde komen ten op
zichte van het door ons reeds dadelijk
gedaan verzoek: ons wijzer te maken.
D.w.z. ons de gegevens te bezorgen, die
inzake dien handel" een begin zouden
leveren van bewijs....
Doch dit schjjnt niet te mogen ge
beuren. Wij schijnen zelfs voorgoed
daarvan te moeten afzien. Het Volk
laat de mogelijkheid open, dat zulk een
bewijs door ons gedacht wordt in den
vorm van facturen en quitanties. Zóó
lastig zjjn noch wij... noch zelfs dit
moge ons een troost zijn de consciën
tieuste rechtbank. Maar er is, voor iedere
rechtbank en tegenover ieder recht
vaardig oordeel, verschil tusschen een
groep brieven en verhalen, die een ram
melend allegaartje vormen van losse
vermoedens, en een feiten-samenstel, dat
logisch tot een beschuldiging voert. Ook
in dit geval kan men zich nog ver
gissen, ... maar dan had men tenminste
houvast. Het is dat houvast, waarnaar,
minstens, een onpartijdige vraagt, als
het veroordeeling geldt. Men wrdakt den
rechter, die op subjectieve overtuiging:
omdat bv. het gezicht van den beklaagde
hem niét bevalt, omdat zijn familie uit
verdachte personen bestaat, omdat zijn
verleden slecht was, dien beklaagde ver
oordeelt, terwijl niet tevens -voldoende
bewjjs aanwezig is, dat hij het feit,
waarom het gaat, heeft gepleegd. Stel
een man, waarvan wij weinig geneigd
zijn het goede te denken, raakt verward
in een geschiedenis van smokkelarij
waaraan connex is een geval van moord.
Stel, dat het mindere bewezen is en dat
voor het meerdere zér vage vermoedens
bestaan. Wat zou Het Volk dan van
den rechter zeggen, die afgaande op het
ruw leven van den verdachte hem
voor moord veroordeelde zonder sluitend
bawjjs?
En dit is toch tot nu toe, in vergelijking
gesproken, mutatis mutandis, het geval
waarin dr. Kuyper verkeert.
De pers, die een..deel der publieke
opinie beheerscht, heeft de voorstelling,
dat hij lintjes handelde", reeds zoo
stevig erin geheid, dat bij de verwardheid
der zaak zelfs parlement en rechtbank,
gelooven we, hieraan niet veel meer zouden
kunnen veranderen.
***
Men versta ons wel! wij hebben
genoeg doen uitkomen hoe weinig sym
pathiek het bedrijf ons is en sedert
werkelijk lang genoeg ons w sis! van
den van ©od gegeven leider", die met
den Christusnaam op de lippen zijn
politieke affaires drijft. Wat er nu be
wezen is geeft gewis, naast een komischen,
een rgerlijken kijk op clericaal
pharizeeïsme.... Wij zouden er dus, ook
thans, mede tegen te velde zijn ge
trokken, ware de liberaal"-pharizeeïsche
wijze, waarop de aanval is geschied (men
moest de huilebalken zien!) ons niet
hartelijk antipathiek. Maar deze onze
rechtmatige ergernis tegen denkèrkelijken
tegenstander ontheft ons volstrekt niet
van onzen plicht, waar het koor ter ver
delging werd aangeheven, in de be
schuldiging koren en kaf te scheiden,
en schande te roepen over zóó ernstige
insinuatie en beschuldiging zonder bewijs.
* *
Nu zullen wij, heet het, heelemaal
geen bewijs meer krijgen. De heer Kuyper
poetste reeds de plaat in 't ergste
geval: om zijn schuld te vluchten; anders:
om 't schandaal den tijd te laten, dat
het tot rust komt. Wij lezen brieven,
waaruit blijkt, dat Dr. Kuyper bleekerijen
bezichtigde, en dat hij Juffr. Westmeyer
schreef over nog andere landsbelangen
dan de verkiezingen zijn. Intusschen
heeft de abdicatie reeds plaats gehad,
op de onoprechte manier, die de Standaard
kenmerkt. En reeds, als een kleine
dpnderkop boven den politieken
gezichteinder, vertoont zich een zacht afgerond
dreigement, dat Kuyper, niet meer
ministrabel, zou kunnen weerkeeren als
de man van vroeger, als de opposant
met het leger der trouwe kleine
luyden" achter zich.
Daar ligt mijn ministerjas, heeft hij
bitter gezegd. Maar toen, de oude plunje
te voorschijn halend, den stropdas om
doend, met dreiging kijkend, heeft hij
zich weer omgekleed tot den kleinen
man".
Wie weet hoe gevaarlijk hij zóó nog
wordt!
Wie zou niet eens dezen Kuyper, zoo
als hij wellicht op dit oogenblik, ergens in
't buitenland aan een hotel-tafeltje, de
handen gevouwen, donker voor zich
uitblikt, in de ziel willen lezen ?
Hoe raar een Guldentje
rollen kan.
Ware voor de verkiezingen van den
Amsterdamschen Raad de S. D. P.
nonactief gebleven, zoo.jzau de ontslagen
gemeente-ambtenaar Gulden met een
meerderheid van ruim 900 stemmen den
aftredeuden liberaal in III hebben doen
vallen.
Het is nu een meerderheid van ruim
750 stemmen; in ieder geval een vol
doend hoog cijfer om in ruimen kring
indruk te maken, 't Is, hoe dan ook,
geen gulden op zijn kant".
Wij voor ons weten niets van de
politieke talenten van den gekozene.
Of hij zal staan boven of beneden ?het
gemiddelde peil van den Raad (door
pessimistische personen wordt dit laaiste
wel eens een duivelsche toer genoemd)
zal ter gelegener tijd wel blijken. Dit is
trouwens allerminst, wat men ook ge
zegd nebbe, de beteekenis van deze ver
kiezing. Die beteekenis ligt in de duidelijke
wenk aan de Amsterdamsche autoriteiten,
dat zij bij hunne hooghartige behandeling
indertijd van de Prinsenhof '-zaak een
flink deel van het publiek sterk tegen
zich hebben ingenomen, en doet hen weer
eens voelen, dat dit publiek, zich
mobiliseerend, een macht kan vormen, waar
van de hoegrootheid mede bepaald wordt
door de eigengerechtigdheid van wie aan
't bewind is.
De verkiezing van den heer Gulden,
den niet-eervol ontslagene,moge de heeren
doen nadenken over de synlpathieën der
kleinen", die nu eenmaal niet gaan in de
richting van gezagsaanbidding. Indien zij
louter tot gevolg heeft, dat men
schroomvalliger zich gedraagt tegenover de burger
rechten van ondergeschikten, b.v. tegen
over hun vrijheid van uiting buiten den
dienst en hun recht op gehoord-worden,
wanneer ontslag dreigt, zal de verkie
zing of zij verder goed of kwaad
moge brengen nut hebben afgeworpen.
' ; ? . ;^'.T "
Van die vrijheid van uiting gesproken,
die men ambtenaren, ook buiten dienst,
niet gunnen wilde! Men ziet thans, op
't oogenblik dat de heer Gulden werd
gekozen, hoe die vrijheid zichzelve corri
geert. De heer Gulden, door
verkiezingsdrukte in beslag genomen, liet de redactie
van het gemeente-ambtenaren-orgaan Het
Prinsenhof aan een plaatsvervanger over,
en deze zette er een uitdrukking in, van
verregaande grefheid getuigend, aan 't
adres van den Burgemeester. Wij zeiden :
de vrijheid corrigeert zichzelf.
Onmiddelijk toch, hoewel hun redacteur Gulden
kans had op een machtspositie in de
Gemeente, wraakten verschillende be
stuursleden het bedoelde artikel,weigerend
naast den daarvoor verantwoordelijken
redacteur verder te werken. Hier was
dus dadelijk invloedsvermindering het ge
volg van een onverdedigbare handeling.
Het kwaad strafte zichzelf.
Zoo is het immers ook op stuk van
zaken geweest ten opzichte der ver
kiezing-Gulden ! Het kwaad der
hooghartighM... strafte zichzelf.
F. Yon Hartens, f
Een groot en beteekenisvol verlies mag de
dood van Prederik von Martens, plotseling
en onverwacht gekomen op een leeftijd,
die zulks zeker nog niet deed verwachten,
zonder aarzeling genoemd worden. Verlies
niet alleen voor het eigen land en de diplo
matie van dat land; verlies evenzeer voor
geheel de internationale wetenschap der
volkerenrechterlijke theses, welker ontwik
keling een nieuw tijdperk staat tegemoet
te gaan.
Dit laatste verlies telt voor de groote me
nigte misschien wel't meest. Wan t zoo ter
eerste als ter tweede Vredesconferentie te
's-Gravenhage was de Russische professor
von Martens zeker een van de meest inter
nationaal bekende en eenigermate inter
nationaal ook zich gevoelende figuren in
deze cosmopolitische vergadering van dra
gers van meerendeels gezaghebbende namen.
Wat op zichzelf reeds geen geringe ver
dienste was, maar niet zoo groote verwon
dering kon wekken, wanneer men wist, dat
weinig belangrijke bijeenkomsten van inter
nationaal officieelen aard in de laatste
kwarteeuw zijn verloopen, zonder dat de
heer von Martens onder de aanwezigen
behoorde en niet een der minste plaatsen
in de discussiën innam. En juist daarom
wellicht is het zoo belangrijk van zijne
overigens zeer geleidelijk verloopen schitte
rende carrière een reeks van opeenvolgende
bijzonderheden te geven; een schets, die
noodzakelijkerwijze niet anders zal kunnen
worden dan een lange lijst van feiten en
data uit de interessante diplomatieke his
torie van het hedendaagache Europa, maar
die toch tegelijkertijd een indruk geeft van
den invloed, dien deze man op de ontwik
keling der internationaal-politieke begrip
pen in dat tijdperk heeft gehad.
Stammende uit eene goede Russische
familie, welker naam een Duitschen klank
verraadt, koos h\j de studie der rechtenen
onderscheidde zich, na zijn Universiteitsjaren
te hebben voleindigd, in de richting
waar het juridische en staatkuidige element
samenkomt; de richting, die men zonder
meer die der toekomst zou kunnen heeten.
Na op 22-jarigen leeftijd te Petersburg
zijne studies te hebben geëindigd, bezocht
hij enkele buitenlandsche universiteiten om
den kring zijner opvattingen te verbreiden.
In 1869 kwam hij aan het ministerie van
buitenlandsche zaken, in 1871 werd hij
privaat-docent aan de academie, in 1873
titulair hoogleeraar. Later in 1877 benoemde
Gortschakow hem tot zijn secretaris en
opende de rij zijner opdrachten voor bui
tenlandsche congressen. Yon Martens was
tegenwoordig op de Roode Kruis-conferentie
van 1887 te Karlsruhe, vertegenwoordigde
evenzeer Rusland ter Brusselsche confe
rentie ook de afschaffing van den slaven
handel in Afrika. In tal van gevallen was
hij internationaal arbiter, ook in het
Engelgch-Hollandsch geschil betreffende de
pakketboot Costa Rica". En als
opperarbiter was hem de leiding toevertrouwd in
het gewichtig Kogelsch-'Amerikaansch tri
bunaal van' Parijs (1899) dat de
Venezulaansche quaestie had op te lossen.
Intusschen, het was voor het eerst in 1874
dat hu zijne kennis van geschreven en onge
schreven wetten in dienst van de buiten
landsche betrekkingen van zijn vaderland
stelde. Hij kwam met den oaron Jomini
naar de Brueselsohe conferentie, waar op
uitnoodiging der Russische regeering eene
poging' zou worden beproefd om te geraken
tot codificeering van de heerschende gebrui
ken van den oorlog. Baron Jomini was in
naam de eerste gedelegeerde van het
Ozarenrgk, maar in werkelijkheid was de des
tijds dertigjarige von Martens de
plenipotentiaris, die de onderhandelingen leidde en
de ingediende Russische voorstellen verde
digde. Er werd een geheel verkregen van een
zestigtal artikelen, dat in groote lijnen niet
zoo heel veel afwijkingen vertoonde met de
Russische proposities, welke ontworpen wa
ren door het persoonlijk initiatief van den
jeugdigen rechtsgeleerde, die in den
Fransch-Duitschen oorlog zeer nabij het
slagveld telkenmale de daar gepleegde
schendingen van wat hem recht en
menschelijkheid toescheen, had kunnen
constateeren en daaruit de stof putten tot een
op te maken internationale conventie. Met
den sympathieken steun van den minister
van Oorlog, generaal Milivertine, onder
wierp hij zijn denkbeelden aan den
almachtigen kanselier prins Gortschakofl', die er
in voldoende mate den Czaar voor interes
seerde, dat de bijeenroeping eener confe
rentie der Mogendheden kon worden be
proefd.
Dat het door deze vergadering opgestelde
verdrag door gebrek aan ratificatie zonder
directen invloed is gebleven en eerst na de
herziening van 1899 een plaats in het
geschreven volkerenrecht heeft ingenomen,
deet aan de verdiensten van von Martens
in dit opzicht niets af. HU heeft het eerst
op de bestaande leemte gewezen en zeker
was ook zijn daarna gerezen invloed er wel
niet voor een gering deel debet aan, dat in
den kort daarop gevolgden
Russisch-Turkschen oorlog de Senaat bij ukaee van den
12den Mei 1877 voorschriften gaf aan de
bevelhebbers der troepen te velde ten op
zichte van de houding, in den oorlog aan
te nemen. Men kan de historische waarde
van dit document niet ontkennen, en al is
het nimmer uitgemaakt of de in datzelfde
jaar door het Instituut van Internationaal
Recht uitgevaardigde oproeping op de tot
standkoming van dit besluit al dan niet
van beteekenis is geweest een vaststaand
feit is het, dat Rusland in Europa de daad
van president Lincoln in den
Amerikaanschen burgeroorlog, inleidde en een uitge
breid stel voorschriften bracht in de plaats
van de losse afspraken, die sedert de 16e
en 17e eeuw de verhoudingen der vijande
lijke legers beheerschten.
In 1874 vervulde de heer von Martens
zijn eersten post als gevolmachtigde op een
internationale conferentie, bij zijn dood was
hij reeds jaren achtereen keizerlijk
geheimraad en tegelijk permaaent en meest invloed
rijk lid van den Raad van het Ministerie
van Buitenlandsche Zaken, een lichaam,
waarmede ieder bewindsman in
tractaatrechtelijke aangelegenheden ten volle reke
ning dient te houden. Een groot deel van
zijn leven heeft hij doorgebracht met het
voorbereiden van de programma's voor
internationale bijeenkomsten, het deelnemen
aan hare beraadslagingen en het deel uit
maken van de lichamen, door hare decisies in
het leven geroepen. Het was dan ook weer
uit Londen van de jaarlyksche conferentie
der nationale Roode-Kruis-afdeelingen, dat
de heer von Martens in 1907 naar Den Haag
kwam, om er eerst op den dag der opening
te arriveeren, doch niettemin een zeer werk
zaam aandeel te nemen in de gewichtige
onderhandelingen, die de drie, vier dagen
daarna de leiders van het Vredesparlement
ten volle in beslag namen.
Ten tijde van de eerste Vredesconferentie
was de heer von Martens wel in naam de
tweede gedelegeerde van het Russische
Keizerrijk, maar inderdaad de eerste en
de meest invloedrijke der Russische gevol
machtigden, wat moeilijk anders te verwach
ten viel, daar baron de Staal als president der
hooge vergadering een te gewichtige en
tijdroovende functie bekleedde, om zich
geheel met de leiding der eigen missie te
belasten. Voor tien jaren klemde dit bij
zonder, omdat de meeste voorstellen destijds
van Russischen kant kwamen; alle Staten,,
niet als acht jaren later reeds een eigen initia
tief namen, maar de voorstellen afwachtten.
en er hunne houding naar regelden. Toen
moest de heer von Martens een groot deel
van de verdediging dier proposities op zich
nemen, bekleedde dientengevolge in de
arbitrale sectie en het daaruit voortgesproten
comitévan voorbereiding eene gewichtige
functie en was tegelijkertijd de aangewezen
president van de afdeeling, die het reglemen
teeren van wetten en gebruiken van den oor
log ter hand nam. En in 1907 ging het al
niet veel anders, daar de graaf de Nelidoff
in dezelfde omstandigheden verkeerde als
zijn voorganger en reeds onmiddellijk aan.
den tweeden gedelegeerde van z\jn land
de representatie van Rusland in de intieme
onderhandelingen over het vraagstuk tot
beperking der bewapeningen moest over
laten. In de eerste commissie, die voor de
herziening der algemeene overeenkomst van
1899 en voor de samenstelling van een Hof
van Appèl voor prysgericbten werkte, was
Von Martens aandeel in de beraadslaging
niet gering, en de vierde afdeeling, die geroe
pen was eenige regeling te geven in zake
de moeilijke problemen van het maritiem
recht, als daar zyn de onschendbaarheid
van het privaatbezit, de contrabande en
de blokkade, vond in hem een voorzitter,
wiens kunde reeds voldoende bleek uit de
prachtig samengestelde vragenlijst, welke
hij als haar president oatwierp tot basis
voor de discussiën. Het moge waar zijn,
dat hy in deze qualiteit wel ietwat te
autoritair is opgetreden en te zeer zijn zin
wilde doordrijven; dat vooral de
Braziliaansche plenipotentiaris Ruy Barbosa van
hem eene behandeling ondervond, die niet
juist tactvol kon heeten en tot onaangename
incidenten meermalen leidde men
veegele echter niet, dat deze knappe
ZuidAmerikaansche jurist in deze kringen van
het wereldtooneel min of meer een out-sider
was, wiens woord niet die beteekenis kon
hebben van een Bourgeois of Choate, «n
wiens taal daarvoor wel wat al te
scherpgetint was. In elk geval, de heer yfn
Martens heeft er zijn fout ten volle ingezien
en na afloop der betreffende bijeenkomst
verontschuldigingen gemaakt, waardoor de
goede verhouding werd hersteld.
Professor von Marters is zoo gelukkig
en... zoo verstandig tevens geweest, zich
verre te kunnen houden van de aanraking
van alle binnen- of buitenlandsche politiek.
Zeldzaam zijn zijne verrichtingen op dit ge
bied geweest en dan nog bijna immer achter
de schermen. Het was zijn stem, die tijdens
het ongelukkig bewind van den
gouverneurgeneraal Bobrikpf over Finland, wiens gezag
eindigde met zyn dagelijks verwachte ver
moording, pleitte voor meer liberale op
vattingen, en het is in niet mindere mate
een publiek geheim, dat een schema tot
onderwerping van het Russisch-Japansch
geschil aan het Permanente Hof in den
aanvang van 1901, door z\jne bemiddeling
bij de keizerlijke raadslieden nog in over
weging was, toen het plotselinge aanvallen
der Japanners op Port Arthur den
vreeselijken krjjg deed ontbranden. Meer sensa
tioneel was zijne laatste politieke inmenging.
Terwijl de Russische regeering, naar het
heette, ijverige pogingen aanwendde om
de tweede Doema ertoe te brengen met
het Kabinet en den Keizer samen te werken
op den grondslag van een constitutioneel
systeem in den zin der autocratie, werd
de wereld op een morgen verrast_ door een
brief van professor von Martens in een der
voornaamste bladen der hoofdstad,bewerende
dat dit pogen geen succes kon hebben n
de tweede Doema noodwendig den weg der
ontbonden eerste zou volgen. Men heeft
daarin het optreden van een reactionnair
gezien en zich verwonderd afgevraagd, wat
in deze richting den man kon bezielen, die
zijne sympathieën jegens de liberale juristen
van het westen nimmer verborgen had
gehouden. Maar 4e Russische rechtsgeleerde
gaf minder eene meening dan wel eene
profetie te kennen, die door den loop der
dingen geheel bewaarheid is geworden. Hij
zag het reeds iD, dat dit "tweede lichaam
van volks vertegenwoordigers, schoon minder
heftig van taal dan het eerste, niet genoeg
tact zou kunnen betoonén om het gouver
nement ook in de moeielijke omstandigheden,
die komen zouden, te bevredigen; hij wist
te goed, dat Stolypin het oogenblik zou
weten te vatten, om van de onwetendheid
en het gebrek aan organisatie der meeste
groepen een vruchtbaar gebruik te maken.
Daarom stond hij op de zekerheid van twee
waarborgen : dat de dag voor de verkiezing
der derde Doema zou worden vastgesteld
tegelijk met de ontbinding van hare voor
gangster, en dat de Kieswet zou worden
gewijzigd in den zin van het intellect. En
men moge al dan niet medestander zijn
van den heer von Martens in deze
internpolitieke op rat tingen van een land, waarvan
we allen als buitenstaanders toch eigenlijk
zoo weinig goed en zoo veel vaag weten,
men moet erkennen, dat hy' op een moeilijk
oogenblik voor zijn standpunt uitkwam en
toonde de openlijke consequenties van dat
standpunt aan te durven.
Er was en men merkt dan vanzelf op
hoezeer zich de persoonlijke qualiteiten van
den gedelegeerde op eene vergadering als
de Vredesconferentie is, doen gevoelen, on
geacht of hij een meer dan minder machtig
Rijk vertegenwoordigt een zekere over
eenkomst tusschen den heer von Martens
en onzen beroemden landgenoot, staatsraad
Asser, in vele momenten niet te ontkennen.