De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 11 juli pagina 2

11 juli 1909 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

A-v DE AM STERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1672 Beiden rijn ae het type van echte en scherpzinnige juristen; by beiden verried het tintelend oog geest en spreekt het verlede» en heden van liefde voor recht; beiden hebben ie spoedig de gewone advocatuur verlaten en zicb, de een langs den omweg van het professoraat, de ander meer direct, gewijd aan de taak om in de buitenlandsche betrekkingen van hun land een streven te brengen naar verbetering der bestaande volkerenrechtelyke principes, naar uitbrei ding van het terrein der internationale rechtspraak. Beiden konden ze, door hun schat van connecties met tal van grootheden van den eersten rang gesteund, en aan het departement der buitenlandsche aangelegen heden eene positie bekleedende, waarvan alleen ingewijden het belang en de beteekenis begrepen ; beiden konden ze eene mondiale politiek drijven en vonden daarbij ? kracht in de meer en meer ontwakende open bare meening der beschaafde wereld. Alleen had de staatsraad Asser geluk een onzer pu blicisten hef in enkele lynen destijds vluch tig aangaf 1), bij deze omvangrijke werkeaamkeid de gedachte, met het recht tevens de onafhankelijkheid van zijn klein vader land -doeltreffend te dienen, wijl in zijn stre ven m Nederland tot den permanenten zetel der wassende internationale justitie te maken, de beste waarborg voor zijne voort durende zelfstandigheid en onaantastbaar heid van de zijde van welken machtigen S aai ook, lag besloten professor von 'Hartens kon uitsluitend recht en reohtvaardigheid tot uitgangspunt voor zijne actieve bemoeiingen nemen. Doch de tradities van Rusland, welks Czaar Alexander I reeds in 1815 met prins Ton Metternrêh op het Weensche Congres or«r eon beperking der door de Napoleonti sche oorlogen hoog opgedreven bewapenin gen raadpleegde, steunden hem bij zij n arbeid in niet geringe mate, en zeker is het, dat j uist .ée sterke en alle wantrouwen verbannende, positie der door hem vertegenwoordigde ^Mogendheid dikwerf niet weinig tot het Sre*ult»at van zijn arbeid- naar buiten heeft "bijgedragen. Meer dan iemand anders kon 'hu op neutraliteitrrerklaring der Noordflche en andere Mogendheden van den twee den ring «indringen, zulk een gewaar borgde onzijdigheid, basis noemen voor eene versterking van de idee, die het Permanente Hof in zich sluit. In de kringen der gedelegeerden der beide Vredesconferentien nam de Russische plenipotentiaris eene geheel vaste en eenige positie in van invloed en gezag, die aan een beroemd auteur op juridiek gebied be kend zijn bovenal zijn werk La Paix et la 6-uerre", waarin hij bet oorlogsrecht in de practijk van den Russigeh-Turkaehen oorlog van 1878 behandelde en zijne uitgave van Kualand's tractaten met 't buitenland niet vreemd kon zijn. Bovendien, men vergete niet, dat het vertrouwen van den Czaar hem tevoren geheel deze tweede conferentie en naar programmadeed voorbereideo,hem deed trekken naar de hoven en kabinetten van Berlijn, Londen, Den Haag, Weenen, Parijs «n Rome, om er de ministers en staats hoofden te raaiplegen over de te behan delen vraagstukken, eene missie van zoo groote beteekents, dat voor de eerste con ferentie de toenmalige minister van Buiten landsche Zaken, gcaaf Moerawieff, die zelf volbracht] Von Marlens wa« de aangewezen man voor zulke zendingen, waarvan het publiek alleen den buitenkant van feestnwaltijden en pffieieele audiënties ziet. H\j ?was een ijverig en gestadig werker; een, die niet meer dan noodig zich met de uiterlijkheden bemoeit, maar voldoening 'vond in wat hij tot stand bracht. Op dit 'punt kon men hem in Den Haag op n 'lijn stellen met Leon Bourgeois, van wien ?ij overigens zeer verschilde. Want vereenigde de Fransche plenipotentiaris in zich alle goede eigenschappen van een diplomaat, kende hij de kracht van den dagelijksehen 'Omgang en van uiterlijke gevoeligheden, "von Martens was eer stug en afwijzend dan tegemoetkomend en buigzaam, en stond te 'veel op eigen gezag om, gelijk een de "Tocqueville, de minister der tweede Fran?che Republiek, dat in zijne memoires zoo ?aardig adviseert, aan andere mannen van invloed raad te gaan vragen met het vaste voornemen, dien toch niet op te volgen ! En was voor Bourgeois alles wat op de conferentie betrekking had, van belang ; ontging weinig we ondervonden er zelf een aardig staaltje van aan zijn aandacht, professor von Martens nam meer de groote lijnen van een ontwerp in oogenschouw en ging daardoor wel eens te veel aan het prin cipe alleen hechten. Juist daardoor echter weer kon hij voor een groot deel de kracht vinden om de discussies over het maritiem recht, die wel wat al te veel 't principieele alleen benaderden, te blijven leiden met opgewektheid tot the bit ter end der papie1) Mr. H. Louis Israëls in de Ned. Spectator, HiiiilliliniiiiiiiilMlliiiiiiiiiililllliiiniiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiitMiliniiiiiiiiii Uit bet ilagW yaa Vrijdag, den jadËonil DOOR TOON KAMP. Er is al veel over ons ras geschreven en gepraat, maar een dagboek van onze zijde is toch zeker iets nieuws. Ik heb den dagboek vorm gekozen omdat het subjectieve hondenbestaan daarin beter uitkomt, dan in de beweringen der zooge naamde hondenlieihebbers, die uit den aard der zaak van een verdachte objectiviteit moeten zijn. Myn naam is Vrijdag, een allerberoerdste naam, en dat is hard voor een hond met een stamboom, die opklimt tot dien trouwen terriër, die door zijn gekef den grooten Oranje het leven redde en voor wien dus niet het overigens zoo juiste spreekwoord gold, dat zwjjgen goud is. Aan mfln tegen woordigen baas ben ik zeer gehecht. Ik heb veel aan hem te danken. Met levertraan en phosphor heeft hy me door de angstige periodes van hondeziekte en rachitis heen geholpen; lichaam en geest zijn onder zijn leiding harmonisch ontwik keld, zoodat mijn naam in de huidige sportwereld met eere genoemd wordt, zijn Robinson Crusoe-achtigen klank ten spijt. Hoe ik aan dien naam Vrijdag komt? . . . Laat ik dat teere punt liever niet aanroeren. . . Doch waarom van mijn hart een moordkuil ge ren uitspraken en kostbare rapporten zon der practisohe beteekenis toe! Van geheel de Russische delegatie, die in 1899 naar de Hollandsche residentie op trok, was professor von Martens de eenige, die naar de tweede bijeenkomst terug keerde. En ongetwijfeld zou hij, nu de periodiciteit der hooge vergadering als feit in de internationale samenleving is aan vaard, ook ten derde male zijn zetel onder de wetgevers van het internationalisme hebben ingenomen, had niet de onverbid delijke dood dat reeds 'nu verhinderd! Evenmin als in zoovele landen, die hem lid wisten van hunne Academies, was ook hier te lande de naam van von Martens een onbekende. Sedert zijn oprichting maakte hij deel uit van het Permanente Hof van Arbitrage, waarvoor hij in meer dan een geschil ter rechterlijke beslissing zitting had. Tweemaal ook was hij vice-preeident van 't Instituut voor Internationaal Recht. Tal van belangrijke werken verschenen van zijn hand, ook over de beide V redes conferenties; ze waren veelal standaard werken en bielpen mede vaste principes aangaande 't moderne oorloge- en vredearecht te vestigen. En hem was het zeld zaam voorrecht gegeven theoretisch ont wikkelde gedachten mede in daden van de practijk der internationale idee te helpen omzetten. By von Martens kan men spreken van een leven, gewijd aan n grootsche taak. In 't Vredespaleis te Luzern neemt zyn portret niet ten onrechte een eereplaats ia. HEXRI VAN DER MAXDERE. Den Haag, Juni '09. tT. C. AKDEKSON. Ik ween om bloemen. JAN BLÜCKX. Morgenzang. KAEBL CANDAEL Ik wou weJ immor bij u weien. PAUL GILSON. Lief kindje. PAUL LEBRUN. Klein Moederken. M, TBENTESBAU. De Vlaming heeft geen taal. C. VAN RENKES. Eenzaam Moedertje. L. ADK. v. TETTKBODE. Als Rozen. . Vijf en twintigste reeks Nederlandsche zangstukken uitgegeven door het Willems fonds Gent. Gezusters Roels. HBNBIBTTB J. VAN DEN BBANDSLKB Zeven liederen met klavier begeleiding, Middelburg, A, A. Noske. DINA Ai-pixDooBN. Frische Bloemen, zes lie deren voor n zangstem, 'u Gra/enhage, G. H. van Eek. C. D. OBERSTABT. Drie liederen voor sopraan met pianobegeleiding. Opus 5. Gedichten vaa VirginieLoveliug, 'a Grarenhage, G. H. van Eek. FL. VAÏDUYSB. Liedekensalbum, gedichten van Herman Broeckaert, Geut. Gezusters Roels. KOB KUILEB. Opus 32. Der erste Bal L Ein Liederzyklus von Anna Ritter. Middel burg, A. A. Noske. De vijf en twintigste reeks aangsiukken, op Nederlandscheo tekst uitgegeven door het Willema Fonds" te Gent, bevat zonder uit zondering waardevolle bijdragen. Het eerste lied Ik ween om bloemen", van K loos, -door 1. C. Aadereon gecomponeerd, trekt de aandacht door zyn voortreffelijke declamatie. Misschien had de stemming van het gedicht oog beter uugeirukt kuaneu zijn in de begeleiding. Heerlijk van kernachtige, jubelende levens vreugde ia Jan Blockx' Morgenzang" v*n Soera Rica, eea lied allen sopranen en tenoren aan te bevelen. Ditzelfde valt te zeggen van Kar al Gandael's Ik wou wel immer by u wezen" op woarden van Frans Liekens. Het is echter weeker van toon dan het lied van Blockx. Liefelijk en teeder zijn ie liedjens van Faul Güson en Paul Lsbrun. Het eerste op een gedichtje van Fr. Deckers Lief kindje", het tweede op een versje van Rsnéde Clercq Klein Moederke". Misschien ia het tweede ietwat al te naïef van melodievinding. M. Trenteseau componeerde De Vlaming heeft geen Taal" gedicht van Ledeganck. De componist zorgde er voor, in stoere klanken en kernachtige harmouiën, dat men den inhoud van tekst en mnziek als een tegenspraak van hetgeen de titel zegt moet opvatten. Wel klein, maar toch zeer stemmingsvol is de bijirage van Cath. van Rennes, Een zaam Moedertje", een versje van Dolores. Een uitstekend toegiftje, met zachte stem te zingen. In L. Air. v. Tetterode's Als Rozen", op maakt? Onno van Egmond is de naam die my op onwedersprekelyken gron i van grootvaderszijde toekomt. Ik stam uit de bekende fokkerij van graaf Reeckelenstein te Egmondbinnen. My'n moeder was een zekere Cora van Diepenveen. Maar mijn tegenwoordige baas stak den draak met bet relaas mijner afstamming, dat de graaf hem bij de levering overhandigde en omdat die dag nu bij ongeluk op een Vrijdag viel was ik gedoemd voortaan als de neger van Dauiel de Foe te heeten. De aardigheid is niet bepaald nieuw, maar ik heb ze nog wel afgezaagder geslikt in iertijd toen mijn baas een vaste borreltafel had in het caféDaar is nog" waar hy' 's middags met de handelsreizigers domineerde. De eenen noemden ze apen en de dubbele vier was de bakker. Waarom? Dat wisten ze zelf niet. Hof I Wofl (dat was tegen dien pukhond van hierover, die natuurlijk weer niet velen kan dat een ander eens iets nieuws bedacht heeft en zit te schrijven). Kijk! daar komt Floortje, het schele smousje van den slager door het rasterwerk bij ons in den tuin. Scheel is ze eigenlijk niet, ze loenst een tikje. Ik mag niet nalaten haar even mijn opwachting te maken ... het heeft langer geduurd dan ik gedacht had. En nu scherts ter zijde en aan het werk. 29Augustus. Ze hadden vergeten me gisteravond uit te laten en nu is er van nacht iets gebeurd, dat ik maar liever met den mantel der liefde zal bedekken. Dat wierp een schaduw op mijn ontwaken, want toen de keukenmeid me van morgen uitliet kreeg ik een schop, ik beet weerom maar ze is een Scheveningsche en heeft te veel rokken woorden van J. P. Heye, trekt vooral de boeiende en zwierige klavierbegeleiding de aandacit. Een voortreffelijke illustratie van het gedicht. De liederen van mej. v. d. Brandeler wijzen over het algemeen op een grooten vooruit gang ia de ontwikkeling dezer begaafde componiste. Haar talent is hier al meer tot rijpheid gekomen. -Een meesterstukje acht ik Dat is de minne, die ewelic minnel", van Adama v. Scheltema. Hier is stemming, declamatie en begeleiding e ren voortreffelijk. Sluimer", van Jacques Perk, biedt mooie momenten; het is ecater niet zoo einheitlich". Gedeeltelijk ligt dit aan de begeleiding. De eerste accoorden b.v. zijn zoo weinig zeggend als inleiding van de aauvangswoorden. Hoe vesl mooier is b.v. het begin van Boutens' Nachtstilte". Minder bevalt mij daarin de phrase bg de woorden Spreekt uit overluchtsche streken". Deze phrase past m.i. niet recht bij het voorafgaande. Ook zou ik, in derde maat van achteren de baefiguur liever willen lezen b.e.g. ais; dan klinkt het B-dur" daarop juister. In Prière" van Sully-Prudhomme komen ook mooie en goed gevoelde fragmsnten voor; echter de piano bewerking kon hier meer eenheid verdragen. De beginwoorden van iedere strophe wijzen hierop, dunkt me, reeds genoegzaam. Der Gast" van Th Fontane, stel ik in waarde vlak naast het lied van Alams v. Scheltema. Heel mooi is de duistere stem ming, bier volgehouden. Feierstunde in der Marsch' (W. Dreesen) is weer fragmentarisch gosd gelukt, niet in zgn geheel. M»ar dit geiicht is zeer moeilijk muzikaal weer te geven. Op pag. 7, systeem 2, maat 2 is niet alles correct. Ik laat nog daar hè1: wegblijven ?van het herstellingsteeken in de bas, voor .des. Maar de a in de rechterhand tegen de ah in de linkerhand kan er toch eigenlijk niet mee door l Warnung" van Anna Ritter, is zeker tot slot van den bundel gekozen wegens het schwungvolle" van het gedicht, hetwelk in de compositia ook wel weerklank gevonden neeft. Misschien is er echter na den derden versregel toch wel wat veel pathos aanwezig. Ik heb mij expressely'k bq de liederen van mej. v. d. B. wat uitvoerig opgehouien om dat men n uit de tekttkeuze n uit de be handeling der teksten den degelijken smaak van de componiste kan bespeuren. Myne opmerkingen spruiten dan ook voort uit levendige belangstelling in de ontwikkeling van mej. v. d. B. F/issche bloemen zyn het die Dina Appel doorn heeft geplakt in de gaarden van Gaido Gezelle, Renéde Clercq, F. W. Gjuwe en Joh. Reddingiu? en zij heeft er een tuiltje van eaaoagelezen dat niet zal nalaten zijn aantrekkelijken invoed te doen gelden op ieder die er de geuren vau wil genieten 't Eerste liedje is yan Guido Geselle Slaapt, slaapt, kindje slaapt", een fijn teeder liedje naief gelijk de tekst; ook Het meezennestjV van deozeif ien dichter is aardig weergegeven. Vlinderig, vleierke" van de Clercq lijkt me het best geslaagd van de zes bloemkens; het is vlot en vlug geschreven. Reddingius' Schemerliedje, tintelfjjn" heeft eveneens veel innigs. Ten slotte heb ik van het Zandwegje" en Dorpskinderdans" (rercjes van F. W. Gouwe) riets dan goeds te zeg gen. Opralleud is het dat vg'f van de zes liederen in 6/8 maat gecomponeerd zijn; doch de gedichten eigenten deze maatsoort. Zou de componiste een voorliefde hebban voor dezen rbythmus? Men zou het haast denken. Grootmoeders portret, '»Morgens vroeg, en Ia 't lot" zijn de titels van VirginieLovelings gedichten, waarop Oberstadt zinvolle muziek heeft gecomponeerd. Goed getroffen is de toon der liederen en muzikaal juist gekarakteriseerd de stemming der verzen. In het eerste liei komen een paar harmo nische eigenaardigheden voor, waarmede misschien niet ieder vrede zal hebben. Een album met allerliefste liederen heeft van Dnyae ons geschonken op de versjes van Herman Broeckaert. 't Zrjn allen stropheoliederen, nl, Van 't schoone Wiedsterke, Van 't Kwezelken, van 't Kosterken, van 't 't Ma-seurken, van Sint-Jansbloempje, en Ik lees in uw o ogen zoo geren." Men moet deze teksten lezen en dan nagaan hoe van Duyse er in geslaagd is, men zou zeggen, er de eenig passende muziek by te componeeren. Al de liederen zijn allerliefst, maar van 't Sint Jansbloempja" ig een juweel. De bundel zal zyn weg wel maken. Ia een reeks van zes gedichtjes beschrijft Anna Ritter de gevoelens van een jong meisje, dat voor het eerst in blassgelben Kleide, die Rose im Haar" eea bal bezoekt. Niet iedereen zal deze stof bijster interes sant vinden; zeker is het echter dat Kuiler zijn groot talent weer heeft aangewend in het beschrij Teren en illustreeren der gewaar wordingen van dat jonge meisjeshart. De wals ($o, 3) is een ongemeen fijn g.uije muziek, geheel afwijkende van wat men gewoonlijk in dat geure aantreft; maar juist daardoor zeer boeiend. Trouwens overal aan voor mijn gebit. Goddank dat er lino leum ligt op het kantoor waar ik in mijn mand voor de brandkast den nacht doorbreng om op de inbrekers te passen. Het vorige jaar heb ik er twee aan de justitie over ge leverd. Toen ben ik gefotografeerd en in het Politieblad opgenomen. Wofl Wof!... daar komt dat oude wijf dat hier alle weken de huizen afbedelt... mensch hou op met je geteem .. . Vrydagje m'n hondje" ... wof!... steek je neus eens onder het open raam door wof... dan zal Vrijdagje er eens een paar tanden inzetten wof l... ik kan dat arme volk niet uitstaan, Wofl Na den middag in den tuin tegen de broeikas geslapen, de steenen geven lekker warm op en het zand is er rnu). Hap! Mis ... een brom vlieg. Is het dan nergens rustig? Z/szzoem! daar is ie weer. Zzzzoem. Hap I binnen is ie l Zeer croquant. Na tafel las mevrouw de kinderen voor uit een linnen prenteboek. Die dingen zijn sterk, in mijn jeugd heb ik er wel kiespyn van gehad. Truitje, het oudste meisje, is nu al tien en zat met open mond te luisteren toen ze van de gelaarsde kat hoorde. Gelaarsde katten.. ! 't is om te gillen. Ik wou dat ik er eens zoo een tegenkwam. Als ik een ge wone kat zie stijgt me het bloed al n aar het hoofd. Waarom? Er is meer raadselaclitigs in de schepping, maar het zal wel een zelfde verschijnsel zy'n als wat ik opmerk als ik in een land met koeien kom of als meneer den man ziet aankomen met het aanslagbiljet voor den hoofdelyken omslag. Wat koeien in eea weiland bezielt als ze maar een puntje van een hondenstaart zien en wat menechen aan vindt men die fijne trekjes die den musiker van goeden huize kenmerken en die het doornemen van dezen bundel tot een genot maakt. AKT. AVBRKAMP. IMIIIIIIIIIIIIIMIMlMIIIIIIIIMUIHItHlltlll Schopte!1. i. De toets des wy'sgeers is niet, hoe hij schreef maar hoe hij handelde". Ziedaar in een artikel van mr. J. A. Levy in dit weekblad, een zeer bekend geworden maar niettemin hoogst verrassend gebleven adagium tot punt van uitgang genomen voor een betoog, waarin de groote en vaak wat al te interessante Frankforter wijsgeer uithoofde vaa zyne handelingen, gezindheden en gedachten wordt prijs gegeven aan de publieke ... opinie. De schrijver heeft den vertaler van Schopenhauers ' Parerga und Paralipomena' willen vóór zijn by het publiek; want hy' ducht gevaren die uit de verspreiding kunnen voortkomen. Ea wat mr. L. uitdrukkelijk zegt te vreezen als de uitwerking vau deze ' verhollandschiag' der immers reeda in het Duitsch voor den ontwikkelden mensch zeer leesbare en boeiende verhandelingen van Arthur Schopenhauer is de populariteit van wy'sgeerige gedachten, en van een wijsgeer.ge geesteshouding, die bij lezers zonder kritisch weerstandsvermogen kunnen aanleiding zyn tot begripsverwarring, verachting der natuurwetenschap, en ver slapping der levensenergie. Volgens mr. L. zyn Schopenhauars geschriften in het Duitsch reeds gevaarlijk genoeg. Waarom ze dus bovendien nog in het Nederlandsch vertaald en onder het bereik gebracht van hen, die ook maar met wijsgeerige neigingen behept, de Duitsche tail niet genoeg machtig zijn, om in het oorspronkelijk de werken van woord voerders der wijsbegeerte te leien?" Wat heeft mr. L. bedoeld met zijneaanklacht tegen de vertaling? Heeft hy zich den schrijver of vooral den vertaler op het zondaarsbankje gewengcht? Verwacht by het verbod der censuur, of de publieke en populaire veront rusting als da recht matige straf voor geschrift en gangbaarmaking? Dit is zeker: dat bij in zijne beduchtheid voor de gevolgen der verbreiding van dit geschrift, de populariteit heeft bestreden met de populariteit. Ja, om recht te gaan, hy heeft de populariteit van zijne bestrijding een weiou ... overdreven. Want wat de Parerga en Paralipomena door da vertaling gewonnen mogen hebben, betreft toch enkel den vorm: de inhoud is niet aanlokkelijker geworden, daar hy zoo voor als na, nadenken en inspanning blijft vereischen om te worden bemeesterd. Van de opstellen van mr. L-^vy kan het tegendeel worden getuigd; de vorm is juist niet gesloten of boeiend, daarentegen is voor den gewonen lezer de inhoud zeer verlotkelijk genaakt, Zjlden is een wijsgeer besproken op eene wijze die er meer op is berekend om de volksbelaugstelling te winnen, dan hier is geschied. Mr Levy heeft den vertaler dr. v. d. Bergh v. Eysinga willen overtreffen in zijn pogen om Schopenhauer nader te brengen aan on$ pu bliek. De laatste heeft slechts een zyner werken overgebracht in de taal, die door dit publiek gesproken wordt. Mr. Lscy heeft meer gedaan: hy heeft den man zelf uit de eeuw die wel naar hem is genoemd, eenzaam en armzalig opgetild en in een grotesk ioltepakje van eigenaardigheden, zwakheden en dwaasheden te pronk gezet midden tusechen de menschen. De toets des wijsgears is, hoe hij handelde, niet hoe hy schreef." Men zou evengoed kunnen zeggen: beoordeel den heilige niet naar hetgeen hij deed, maar naar wat hy echreef." Ga nog maar een weinig verder en ge zij t reed) aangekomen bij het zoo gaarne vernomen oordeel over groote personen: deze of die is geen waarlijk groot man, want hij ia hoogmoedig, want hij is hartstochtelijk, want hu is onhoüelyk, want hij heeft onzedelijk geleefd, kortim ik of mijn gelijke beleven niet veel plezier aan hem. Of ia misschien het gering schat tende oordeel over grootere persoonlijkheden voor de meesten juist het eenige pleizier dat ze aan hen baleven? Men beoordeele toch den wijsgeer naar de waarheid vau zijn stelsel, den kunstenaar naar de schoouheid van zijn werk, den heilige naar de zedelijke spontaneïteit en virtuositeit zijner handelingen. Goethe verhaalt in zijne Italienische Reise 1) van den in Napels hoog vereerden en jaarlijks door de gansene herdachten vroolyken hei lige S. Philippo Neri, dat deze door den Paus werd uitgezonden naar een klooster in de nabijheid van Rome, waar eene non bekend was om haar merkwaardige geestelijke ga ven, teneinde te onderzoeken wat er aan was van al de omtrent haar verspreide geruchten van heiligheid. Toen hij over modderige wegen in het klooster was aangekomen, werd eerst hy en daarna ook de non bij de abdis toege laten. Zonder haar te begroeten of zich in eeni 1) o. a. 26 Mei 1787. katten vinden : het is alles even onbegrijpelijk. Het ziekelijkste op dit gebied heb ik het vorige j aar waargenomen bij een erftante van mevrouw, die hier gelogeerd ie geweest en een angora kat meebracht in een hengselmandje. Het beest sliep iederen nacht bij de oude dame in bed. Zij (de kat) leek verbazend veel op een geit en was zeer geschikt oin een vloerkleedje van te maken. Haar hooge rug en haar aanmatigend geblaas hebben me niet afgeschrikt en zoo stapte ik op een Zondag morgen de keaken binnen en legde haar aan de voeten van mevrouw neer. Mijn succes was gering. Tante wou dat ik afgemaakt zou worden, anders zou ze haar teitament her zien ; maar ze liep een longontsteking op toen ze met de kinderen het cadaver achter in den tuin begroef in een sigarenkistje van vijfhonderd, met een geborduurd kleeJje waarop vaarwel Mimi" er over heen en ze blies den kraaienmarsch voor ze haar uitersten wil had kunnen herroepen. Toen werd ik weer aller lieveling. 30 Augustus. Ov-er een dag of wat gaat de patrijzenjacht open en ik voel me lam. Ik lyd aan jachtkooits. Van nacht geen oog toegedaan en gedroomd dat me een groote haag achter de broek zat. Ik lag op mijn verkeerde zijde. Voor de koffie heeft meneer me eenige proeven van dressuur laten af leggen, die ik tamelijk goed doorstond en toen heb ik toegekeken hoe hij patronen maakte en in zijn zenuwachtigheid een bus met fijnen hagel om smeet. Meneer heeft nog veel meer last van jachtkoorts dan ik. Na de kofiie met het loopmeisje bood schappen gedaan. Dat doe ik graag omdat ge bespreking met haar in te laten, stak hij haar de bemorste laarzen toe met het ver zoek ze uit te trekken. Toen zij hem dit ver weet met heftige woorden, besteeg hy terstond zgn muilezel en reed naar Zijne Heiligheid terug. Ze is geen heilige," liep hu uit, ze doet geen wonderen, want de voornaamste eigenschap ontbreekt haar: de deemoed." De schoonste verhandeling over de Christelijke deugden zou haar niet hebben kunnen redden. Maar evenmin kan men, zonder in klaar blijkelijke dwaasheden te vervallen, den wijs geer anders beoordeelen dan naar datgene, waarin hy zich toont als wat hij voorgeeft te zyn: een wijsgeer namelijk, iemand die juist en waar over de waarheid en het wezen der wereld heeft nagedacht. Een indringerige vraag, terzijde van het stelsel gericht op eene levenabijzonderheid van den wijsgeer, verdient een vuistslag in het gezicht, of min stens een schouderophalen. Op een onfedelijke vraag geen redelijk antwoord! Waarlijk, de handelingen van een wijs geer tot maatstaf nemen voor de bepaling zyner waarde, is niet minder onzinnig dan eene zangeres beoordeelen naar de bevallig heid harer entree, of de electrische lading van eeu lichaam te onderzoeken met een thermometer. Doch hier komt nog wat by : zal de betee kenis van een wijsgeer moeten worden afge meten alleen naar zya leren, zal zyn leer alleen mogen gelden inzooverre hy die in zyne handelingen heeft waar gemaakt, dan zou hy°gehouden zgn, alleen datgene als voortreffelijk te postuleeren, waartoe hyzelf iu staat is. Zijne zedeleer zou niet hooger mo gen stijgen dan het gehalte van zijn aigen deugd. Wanneer byv. de protestantse hèKant het type van den heilige niet als schooner en voortreffelijker heeft afgebeeld en zelf begre pen, dan hy' heeft- gedaan in zijne Krit. der prakt Vern. dan zal dat moeten worden ge prezen, wg'1 hy zelf niet voor heilige geboren was. Maar wanneer Schopenhauer inziet en ontwikkelt: dat, alleen door den levenswil te ontkennen, de levenswaan wordt afgelegd, de noodzakelijkheid der zonde wordt doorbroken, het lijden tot kennis wordt gelouterd, en de 'merkwaardige, katholieke, transscendentale verandering' in 's menschen bewustzijn vol trokken, wanneer Sehopenhauer als nie mand voor hem, met onnavolgbare scherpte van bezinning, en een ademloos makende zuiverheid en pracht van uitdrukking, den staat der heiligheid stelt in het middelpunt der moraal, ja van de wereld, dan zullen enkele anekdoten omtrent het leven van den schrijver, den onvergetelijken indruk van de lectuur vermogen weg te vagen, en onzen eerbied voor het genie vervangen door eene simpele erkenning van den s tij lis t? Zullen de miserab.ele verhaaltjes, die mr. L. ons omtrent Schopenhauer opdient (men vindt ze trouwens veel hatelijker _bij Gutzkow c. s. en veel geestiger bij Fonchêr de Careil) het J ei t wegnemen, dat hij over de moraal, over de geslachtsliefde en zooveel andere onderwer pen, waarvan alle menschen ondervinding, doch zóó weinigen ervaring hebben, inzich ten heeft geopenbaard, die tegelijk klaar en diep, eenvoudig en scherpzinnig ay'n? Om kort te gaan: wat mr. L. vraagt van den wijsgeer, kan slechts in het leven van den godsdienststiehter worden gezocht als het geheim van zy'n invloed. Men moet door de rij van namiddeleeuwgche phüosofen naar de groote katholieke kerkleerarea terug om den philosoof met den heilige vereenigd te vinden. Byv. de H. Anselmns is wijsgeer en heilige tegelyk; daarom kan men by hem niet over den wijsgeer alleen spreken, daar zyne beteekenis dieper ligt: hierin namelijk, dat hij een propagator fidei is geweest, nieuwe provin ciën aan de kerk heeft geschonken en dezelfde gaven moet hebben gehad als een godsdienststichter. Maar bij Schopenhauer te vragen naar den godsdienststichter, hem die niet heeft willen zy'n dan leermeester van het menschelijk ge slacht, hem te verwijten, dat hij niet tevens voorbeeld en lam Gods was, dat moet toch een vermakelijk mie verstand worden genoemd. Wil men niet de karakteristiek en de metaphysica der heiligheid, maar het voorbeeld, dan sla men de levens op van de stichters der monnikenorden, dan bezoeke men de boetmonniken in Voor-Iniië. Stapt men van dit verkeerde standpunt van mr. L. af, dan bly'ken de meeste der, niet zonder boosaardige bedoelingen over geleverde, en ook nu weer ongepast geurgeerde verhalen, voor ons een geheel andere beteekenis te hebben, dan mr. L. vermoed heeft. E renais vele anekdoten uit Schopenhauers leven zjjn zyce brieven vaak niet meer dan curiosa, wanneer men ze in ge dachten houdt naast zijne hoofdwerken. Maakt men ze, gelijk mr. L , daarvan los en stelt ze daartegenover, welnu, dan bewijzen ze nog het tegendeel van hetgeen deze heer daaruit heeft willen afleiden. Deze levensbijzonderheden, afzonderlijk gedacht, vallen aan ieder die niet door haat men dan vrijer is in zijn bewegingen en niet voortdurend op de zweep en het hondefluitje hoeft te letten. Ik hond van dat loopraeisje, ze brengt me 's middags het eten en dan loop ik haar tot de deur van de keuken tegemoet. Ze heeft een aangename manier om het hondebrood te weeken en verstopt er meestal wat soepvleegch of een hammebot onder. Men bly'ft dan al etende voortdurend in spanning wat er komen zal, net als Jantje, het jongste kind, als het een eetlepel lever traan kry'gt met een hapje suiker er achterin. Daar is het een bewegelijke jongen van ge worden. Jantje is een lief kind, ik mag hem graag, hij is net een jonge hond, ik krijg een soort vaderly'k gevoel als is naar hem kijk en hij is de eenige die alles met me mag doen. Als hij op me rijden, of zy'n mist in mijn oog duwen of aan mijn ooren hangen wil, kan ik hem dat niet weigeren. Er is zelfs iets prettigs in als hij me pijn doet. Het is alleen jammer dat hij geen staartje heeft om mee te kwispelen, dan zou de illusie vol komen zy'n. 31 Augustus. Koningin's verjaardag. De kinderen hadden de aardigheid my een rood, wit en blauw lintje aan de staart te binden, namen mij mee naar de piano en lieten me met de voorpooten het Wilhelmus spelen. Nu houd ik niet van muziek, ik moet dan altijd janken en toen ik de kans schoon zag, smeerde ik hem door het open raam naar den brink van het dorp, in de hoop daar eenige kennissen te treffen. Maar er was geen sterveling, wel een massa menschen, ze lagen in het gras met lintjes in het knoopsgat

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl