De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 11 juli pagina 3

11 juli 1909 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1672 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. en vooroordeel is verblind, op als symptomen, als uitingen en ken teek enen van een geniaal temperament. Schcpenhauers philosophie moet worden gewaardeerd als philosophiech itm«tweik, het is bijna nergens gevormd door enkel methodische ontwikkeling, maar naar innerlijk geweldig doorleefde inzichten. Ner gens ia zjj halterende geleerdheid, overal onmiddellijke aanschouwing. Ook de fonten zijner wijsbegeerte komen hieruit voort: dat alle speculatie voor hem van onwaarde was, tenz|j zij dx>r intuïtieve en onmiddellijke ervaring bereikbair was. By welken anderen wijsgeer dan bij hem en bij Plato vindt men dien tegelijk levenden, boeienden en toch strengen stijl. Bij wien anders die onvergete lijke beelden, even uit het betoog oplichtende, dat zich daarover wetr sluit en streng, ge sloten voortstroomt. Juist de geniale gave om de dingen in de wereld tot typen, zijne ervaringen tot beelden en zijne inzichten tot ecberpgeteekende zin nen af te ronden, en deze gave met een ge weld en eene hevigheid als bügeen ander, deden de wereld en de mengchen een klein romantisch heelal voor hem zij D, waarin alles doorzichtig was en alle personen leefden in begrijpelijke en strakomlynde bedoelingen. Green eindelooze menigvuldigheid van per sonen en karakters, maar de eenvormigheid van een begrensd aantal temperamenten niet de onophoudelijke afwisseling van stemmingan, van schuld en toeval bij den medemen se b, maar het blijvende opzet' en de halsstarrige verblinding. Zoo zag bij in de personen de leer, of de sexe, het beroep, de moraal, de oorspronkelijkheid of de kwakzalrerS, dm goeden wil of den stelselmatigen tegenstond, en zichzelf omringd door samen zweerders, apostelen, geloovigen. Was dit waanzin T Neen, toen hem de eerste maal door een vereerder de hand gekust werd, schreeuwde hij luid op, omdat hij aan zijne keizerlijke waardigheid nog niet gewoon was geraakt Later liet hij zich dit wel eens wel gevallen, omdat het er zoo bij scheen te behooren, gelijk hy schreef. HU voelde zeer goed de schoonheid en de sterke plastiek van een uitbundig maar krachtig gebaar, van een hevig en onrechtvaardig, maar beslist woord. Bjj gaf zeer opzettelgk de voorkeur aan uit latingen die forsch en schoon waren, boven een zwak en rechtvaardig, maar weifelend woord. Hij leefde zich in deze houdingen, deze gebaren, hu leefde zich in zijn roemzncht, in zijn haat in; soms echter barstte hij plotseling in lachen uit, en het blijkt dat bjg zelf .geen dupe is geworden van zijne romantiek. Daarom wekken al die anekdoten en be roemde vinnigheden uit zijne brieven bij ons een glimlach. Waarom een glimlach, zijn die kleine levensbij zonderheden wellicht komisch te noemen ? Neen, komisch zonden ze «ijr, wanneer ze als menechelflke kleinheden werden gezien tegen den achtergrond van zijn verheven grootheid als wijsgeer, en van zijn bovenmatige aanspraken op roem. Maar deze bij zonderheden zijn niet klein, z staan niet in zoo schril contrast met zjjne genialiteit.- Ze maken hem niet belachelijk, omdat uit elk dier sprekende staaltjes van ondeugden de genialiteit alweer van den philosophischen kunstenaar te vernemen v»lt. Ze doen ons slechts glimlachen, want de inhoud is van den vorm niet te scheiden; op hetzelfde oogenblik, dat de esrzueht en de laatdunkendheid van dezen naar roem dorstenden mentch ons treffen, dringt zich de indrukwekkende forechheid en de tegen spraak uitsluitende beslistheid der uiting aan ons op. Zoo doen zijn beroemde anekdoten mee aan zijn geniaal levenswerk, en fladderen als veelkleurige vlinders uitgelaten om het bronzen beeld van zijn roem, (Wordt vervolgd.) L. H. GEONDJJS. A. S. C. WALLIS, Zielestrijd. Bg H. D. Tjeenk Willink & Zn, Haarlem, (zonder jaartal). Zoo komt herinnering aan verloren droomen Soms over 'c kalm en stil geworden hart; Maar wat eens golfslag was van hoogte vreugd Ia nu slechts rimpel, die het voorhoofd eren Doch pijnlijk samentrekt bij het herdenken Van wat nooit keeren of nooit komen zal. Dan halen wij diep adem, zooala iemand Wiens slaap men storen kwam, en slnimren (verder. Deze regelen uit een in vroeger jaren ver schenen vers van A. 8. C. Wallis bleven mij bij. Wat in deze regels saamgetrokken en dus krachtiger leeft, schuilt ook, hoewel meer uit gevloeid en vager dus, in het proza van deze schrijfster en geeft een enkelen zin, een enkel woord een zeker leren en een zekeren glans, tusfichen de vele levenlooze. Het is een vage weemoed, een gedempte troostloosheid, een peinzende stilheid zon ik 't kunnen noemen. En daarmede in verband staan de eigen schappen van dit prozawerk: een kalme wijze van vertellen, een neiging tot onderwerpen llllllllllllllllllllllllMIIIIIlllllllHrillllllllllllllMIllllMIHIIIIIIItlltllHIIIIIII en dronken limonade voor het kogelflesschententje, waar het anders nooit zoo bijzonder druk is. Onder een soort koepel zag ik tot mijn schrik niets dan mannen zitten met petten op met gouden banden er om heen. Alweer muziek ... het was het fanfare-corps waarvan meneer beschermheer is. Ik poogde nog te ontsnappen... maar daar werd ik al in mijn kraag gegrepen, aan een zakdoek gebonden en moest acht nummers mee aan hoor ec. Ik heb zoo gejankt en gejoeld, dat meneer er verlegen onder werd. Toen ik thuis kwam heb ik slaag gehad. Ik was diep be schaamd. l September. De eerste jachtdag. Om zes uur werd ik wakker, doordat de werkmeid de blinden afnam en het volle daglicht het kantoor instroomde. Alle hanen uit de buurt zongen dat het een lust was, de morgenzon scheen al zoo lekker op mijn rug, dat ik me eerst nog eens zalig uitrekte en een gevoel van echt plezier me vervulde; ik kon niet nalaten een paar keer te blaffen en tegen de werkmeid op te springen en haar onder de kin te likker. Maar ze was uit haar humeur en duwde me weg. Koest Vrijdag l" riep meneer van boven van zijn slaapkamer, maar ik hoorde al aan zijn stem dat hij niet kwaad meer was en daarom blafte ik nog eens en wachtte onder aan de trap tot hij naar be neden zon komen. Ik mag nooit boven komen omdat ik dan Jantje wakker mtak, zegt mevrouw. Een kwartier later kwam meneer naar beneden in jacatpak en slobkousen en toen ik dat zag, kon ik het niet langer uithouden en stool tóch de trap op. Ja mien jonge" zei meneer stil maar, van doffe droefenis, een loome wijsheid, 't welk alles echt «r te inel verstijft tot een verstandelijk schijnende dorheid. Doch een groot deel van wat verstandelijkheid wil schynen, dunkt mij veeleer artistieke onmacht te moeten heeten. Gedrukt is de toon van dit werkje. Een orthodoxe geest schijnt dezen weemoed, die het eigenlijke gejoel dezer schrijfster is, te'belemmeren als schoonheid te bloeien. Het geeft als onderwerp: het kleurlooze ingeklemde leven van een Zweedeche prinses, in 't begin der zeventiende eeuw, die tusschen twee strijdende partijen van haar eigen geslacht instaande, door die beide gewantrouwd en gemeden wordt, en tot een zwervend leven van langzaam doodende nntloosheid en liefdeloosheid gedoemi. Twee malen heft zich een hoop op geluk-in liefde in haar op, die nauw ont waakt, door de werklijkheid weder verdrukt wordt. Op zich zelve reeds is dit onderwerp een symbool van de gevoelssfeer van deze auteur, die, welke begrenzingen daarbij ook te maken zijn, in haren aard een roman tische *) is en blijft. Dit gegeven kon de aanleiding zijn tot een schoon, edel, en diep en droef verhaal. Ook de weemoed, ja, vooral de weemoed, de onver?ulde hoop, teedere berusting en ontzegginf, kan liefelijk verschijnen, zoo zij slechts tot schoonheid wordt en zich met een dieperen zin verbindt De materie die tot een schoone romantiek had kunnen worden o m geschapen, lag in dit gegeven opgehoopt.. Doch tegenover zulk een mogelijkheid gezien, maakte mevr. Wallis er niets van. Leven mist het werk dezer schrijfster. Techniek, bekendheid met wat de litteraire schoonheid maakt, 'mist het ook, doch leven vooral, rhythmns.De soberheid waarmede het gegeven behandeld wordt een enkel gesprek, een enkele scène, en een nawoord der schrijfster zij is anders niet dan armoede. Armelijk is ook meestal haar wijze van menschen te zien, te doen handelen. Vooral in het eerste deel toont zij zich nog ietwat bevangen in den waan, 'die, róor het jaar '80 het leven wederbracht in onze letteren, algemeen waa, waan die het leven als 't ware deed Lezen en nederschiijven, als een stichtelijk boek van de obscure soort, waarin edele en lage ge voelens, smart en vreugde aan elkaar ge knutseld worden in krampachtige symmetrie. De diepte eener smart wordt niet gepeild, de koninklijke omgeving voelen wij geenszing als koninklijk, en de diepere historwche zin, die het verleden als verzadigd van een droom doet verschijnen vanuit den nacht der vergane tijden, (als bij Flaubert, in Holland bij Prins, Van Schendel) is van zelf heelenal afwezig. Doch nemen wij het boekje zooals het is. Als eigenaardig verschijnsel, dat iets aan zich heeft van een ander tijdvak Tan litteratuur. Het is het tijdvak, waarin, over 't algemeen, onze litteratuur een van gloed verlaten afEchüneel was van de groote litteraturen in andere landen; zoo ook onze romantiek. De f chi ij f wij ze van mevr. Wallis is die van dien tijd. Haar stijl il, zoo niet gedachtevol, dan toch zinnig, heeft een peinzende klank. Hoe volgaarne zouden wij, daarbij, meer en Ie vender, klagender, elegischer rhythme gehad hebben l Niet de beschrijving alleen van het leven geeft zij, doch bare reflec ties daarbij. Dit heeft een voordeel: littera tuur is, in laatste instantie, een schoone ge dachte Khoon gezegd, en daarom waren wel licht de schrijvers van voor '80 op een anderen dwaalweg dan die van omstreeks 1900. Doch het nadeel is, dat, wanneer zulk een gedachte volle, onbeeldende stijl niet levend is, hij meestal uit elkander valt als gebrekkige be schrijving en daaraan gehangen reflectie. Het spreekt van zelve, dat in den zuiveren styl, de stijl van Goethe b.v. de ge dachte zich uit de doorvoelde beschrijving ontwikkelt of er harmonisch mede samen leeft. Altijd moet alles door het ihythme gedragen worden. Mevr. Wallis' stijl werd rbytbmeloos door overmaat van gedachten, die van vele beschrijvende naturalisten van 1900 door overmaat van beschrijving. Dwa lingen beidel Deze overwegingen 'worden te algemeen. Zeker is het, dat de styl van Mevrouw Wallis eene persoonlijkheid vertolkt, al is er ?daarom nog geen schoonheid in. Een voorbeeld ervan wil ik geven: als de prinses de tijding verneemt, die haar hoop op liefde doodt, luidt het verder: Even drong een diepe zware ademtocht uit de borst der prinses en zy wendde haar gelaat van het licht af. Langs het raam gierde de wind, die fel was opgestoken, en striemde de ruiten met koude regendruppels. Bij zulk weer, plachten de Maauri che boeren te zeg gen, komt een engel alles weghalen wat te teer is om op de kou ie aard te blij ven leven, al de te veege bloesems, alle geluk dat te broos is om te duren. Het was prinses Anna te moede, alsof zy de vleugelslagen van dien engel vernam." blz. 133.) *) Hierover in een volgend, aansluitend artikel. uiMiiiiMniiiiHiiiiiiiMiHiiiMiiMnimiiiinuMMfiiiiimiiiiiimiiiiiimmii stil maar" en ik was zoo wild dat ik weer net zoo hard naar beneden rolde. . Aan het ontbijt kon ik niets eten, ik keek maar naar mijn baas, die er frisch en opgewekt uitzag. Als hij alleen op jacht gaat ziet hij er altijd zoo uit, maar zoo gauw er j^chtlogés komen zit hij 's avonds tot n uur wcisky met ze te drinken en zware sigaren te rooken en dan is het den volgenden dag mi?. Lieten ze mij dan maar naar mijn mand voor de brandkast gaan, maar dan houden ze de honden in de huiskamer. Dat geeft relief aan het jachtgezelschap" zegt meneers oudste neef, de bijziende student, die geen koe raken kan; en als ik dan eens wat heen en weer drentel en zoo eeas rond de stoelen slof om ze een kieschen wenk te geven dat het tijd wordt om op te stappen dan houdt dat mispunt me een glas whisky onder den neus, omdat hij wel weet dat ik daar niet legen kan. Dan grinniken ze allemaal over het bedenkelijke gericht da: ik trek, maar den volgenden dag loop ik vroolijk over de stoppels en zij met katteiige koppen achter me aan. .. .Woef I... wof!... Houw!... Houw I... een hondekar. Wat doen die proleten-voertnigen bg ons in de straat... ? Houw !... Houw l... Oejoejoejoejoe ... de lummel, die erop zat, gaf me een slag tegen mijn elleboog. t Tintelt me tot in de nagels... wednwnaarsprjn... goddank dat het tegen mijn liukervoorpoot aankwam, anders kon ik nu niet verder, schrijven ,, Vrij dag! Vrijdag! Vrijdaaaag" Wat nou weer.... Ah! de keukenmeid met een pan om uit te likken. Mij dunkt dat dit citaat geheel het werkje kenschetst, in 't voordeel en nadeel. De eerste zin is waarlijk voortreffelijk, natuurlijk en symbolisch ineen, en ook beeldend, door den open klank van den aanhef by voorbeeld, die een .zucht inhoudt. De tweede sluit zich daaraan, het is natuurlijk dat zij het gelaat a f weed t van het licht om daarna den kouden eenzamen nacht te ervaren, die ooi voor de ziel aanbreekt. Doch het beeld is niet tn zijn leven doorvoeld. Deee koude regendroppelb" heb ben voor ons geen plastische waarde. De volgende wending is goei, en heeft aan het einde een lichte elegische beweging. Doch de laatste phrase is volkomen onwaar, volko men levenloos. Wij weigeren aan deze asso ciatie te gelooven: de t»gel die, ais poëtisch beeld, zijne vleugelslagen hporen doet aan een smartelijk geslagen verbeelding. Het is een valsche doorvoering van een metaphoor, die beter zijne werking had kunnen doen. Het is de overdraging van de ge voelens van een van buiten af beschou wenden geeat, op de levende personen die het leven ondergaan. Het kenteekent dezen stijl en de gansche schrijfwijze van voor '80. Dit stukje correspondeert door eenige uiterlijkheden met de hierboven geschreven versregels. Inderdaad, het werk van mevr. Wallis zou men kunnen kenschetsen als : veel starheid en kilte, waardoorhenen even de ademtocht van een waarachtigen stillen weemoed zwelt. DIRK COSTKR. In den laatsten t ij d duikt de klacht over de uiterst geringe keunis van den bijbel bij onze jonge menechen weer op. Ondergeteekende heeft er jaren geleden al op gewezen in de Ned. Spectator, en onlangs hield dr. Singels er op 'n leerarenvergadering een referaat over. Men zoekt naar middelen om dit te kort aan te vullen. Tot goed begrip van de zaak diene dat het doel niet is de jeugd te verdogmatiseeren en er gedwee- kinipend stemmateriaal van te maken, maar om hen door vermeerderde kennis van den bijbel in staat te stellen allerlei literaire, uitingen want een groot deel van de letterkunde is vol van den bijbel beter te leeren begrijpen. Ook de bijbel zelf is vaak prachtlectunr, ik denk aan Job, den Prediker, Jetaja, Het Hooglied, om even bij het Oude Testament te blijven. Nu meen ik een klein middel gevonden te hebben om het jammerlijke gebrek eenigermate te verhelpen en tot voortgezet onderzoek en Ie jen te prikkelen. Dit middel is een boekje, getiteld NAMEN EN SPREEKWIJZEN aan den £ ij bel ontleend door dr. J. H erdtrccheê. (Deventer. -E E. Klnwer.) Er is een tweede druk, misschien wel een derde, van. Telkens wanneer ik een nieuwe klasse op 't gymnasium krjjg, Iaat ik de leer lingen dat boekje zien en lees er enkele dingen uit voor. De bedoeling van den schrij ver is blijkens de voorrede te geven eene verzameling van namen tn uitdrukkingen, spreekwoorden en spreekwijzen, ontleend aan of rustende op het bijbelsch spraakgebruik, die in het dagelijksch leven gemeenlijk worden gebruiit of nu en dan den menschen onder de oogen komen en die eenige verklaring behoeven." Om te bewijzen dat dr. Herderscheêniet maar alles voorkauwt, maar aanspoort tot zelf opzoeken, diene bijv. de uiteenzetting bij Hij het bijltje kwijt. Immers daar volgt : Hu is in verlegenheid, weet zich niet te redden." In de dagen van den profeet Eliza was een der profeten leerlingen aan het houthakken, toen de bijl van den steel in het water schoot. En de bijl was nog wel geleend. Daar stond hij nul Gelukkig wist de profeet hem te helpen, zooals in "2 Kon. 6: 4 6 wordt ver meld." Zoo lezen we bij Den eersten tteen werpen: Beginnen iemand te beschuldigen. Onder de Israëlieten moesten de aanklagers beginnen met de uitvoering van het vonnis der steeniging. Jezus verwijst met de bekende uitspraak (Joh. 8 : 7) de schriftgeleerden naar hun eigen geweten." Overigens wordt by elke uitdrukking de bijbelplaats meegedeeld, waaraan ze ontleend is, zoodat iedereen de oorspronkelijke woor den voor zichzelf kan nalezen. Ziehier een keus van allerlei zegswijzen, namen enz. die verklaard worden : Hij weet waar Abraham de motterd haalt, In Abraham'» schoot, Apocrief, Met de apostelpaarden, Als het beest uit de Openbaring, Btlialskinderen, Bethel, Van Dan tot Strteba, De deugd in het midden, Als een dief in den nicht, De dood in den pot, Dorkas, Kben-Haëzer, Enakskind, Gallio, Gamaliel, Oeschoren zitten, Nitt van gisteren, Geen haan zal er naar kraaien, Sla Haman dood, Ik watch mijn handen in onschuld, I.N.R.I., Jobivrienden, De rechte Jozef, Judas kus, Vee van Laban, Laodiceër, Lappidoth, Zijn lier aan de wilgen hangen, Malchus, Mam mon, Nicodemut, Ooilam, Patmos, Poerim, Het geknakte riet niet breken, Sjibbolet, Simonie, Stem des roependen in de woettijn, Kuische Susanna, Talitha kumi, Uria's brief, Verzmtn mm miiMiimimmi Wat zullen we nou eten? Wat is't? Groente soms? Oooh ... soepvleesch ... had dat dadelijk gezegd. Wat een prachtige brokken, daar zal ik eens extra dankbaar voor kwis pelen Allemachtig... daar komt de kinderjuffrouw van den dokter met dat dikke kind dat ze altijd op me wil laten rijden. Ik poets 'm gauw met mijn schrijfgereedschap naar de broeikas, hier wordt je geen oogen blik met rust gelaten, Op het plekje waar ik altijd lig krioelt het van de mieren maar een eindje verder ligt het ook goed. Er schijnt een nest onder den mnar gekomen te zijn. Wat zijn deze dieren vlijtig, het doet me aangenaam aan. Vermoedelijk is er receptie onder de bloem potten bij de conifeeren, ten minste daar gaan ze allemaal langs het zelfde paadje naar toe. Ik ga nu weer geregeld door. Om kwart voor zeven reden we naar het jachtveld. Het was lekker frisch weer en daarom mocht ik loopen, gelukkig l want ik houd er niet van onder in een rijtnigbak geduwd te worden en :ökan ik onderweg nog eens naar eenden aan den slootkant kijken en oppassen dat er geen straatjongens achteraan den jachtwagen gaan hangen. De jacbtopziener wachtte ons voor zijn huis op met Presto aan een touwtje; een flinke weitasch met een hoop patrijzenstroppen bengelde op zijn rug. Presto was nog dezelfde van verleden jaar en we waren blüdat we elkaar weer eens zagen en be snuffelen konden. We namen eerst de akkers achter de op zichters woning. Het aardappelenloof begon tegen de prikkels slaan, Vijgen aan distels zoe ken, Wind zaaien en storm oogtten, In zak en asih. Boek met zeven zegelen, Zoutpilaar. Dit is slechts een kleine greep uit de meer dan 160 nummers. De stof is alphabetisch gerangschikt, hetgeen 't opzoeken verge makkelijkt. Aangezien dit niet uitsluitend een schoolbelang, maar m. i. van meer algen:eenen aard is, meende ik het bovenstaande in een algemeen-gelezen weekblad te moeten meedeelen. Den Haag, 28 Juni 1909. EDW. B. KOSTER. Berichten DE NATIONALE RHISBEURS VOOR LETTERKUNDE IN FRANKRIJK. Hij werd de vorige week door de commissie van 23 leden, waarin o.a. zitting hebbtn M. Dounay, J. Claretie en Barrès, bij derde stemming toegewezen aan Edmond Pilon, die 18 stemmen op zie lx vereenigde. Deze is den 9den November 1874 te Parijs geboren en was reeds op 19 jarigen leeftijd bekend door zyn gedichten in vrüe verzen, die hy, natuurlijk, bij Vanier uitgaf, mélancolieke, klagende verzen, die de aandacht op hem vestigden in de kringen der symbolisten. Zijn tweede bundel, la Maison d'Exil, verschafte hem de eer door Stéphane Mallarméia diens kring van jon geren opgenomen te worden, tegelijk met b.v. Camille Mauclair en Albert Mockel. Na zijn medewerking aan de tijdschriften der jongeren, l'Ermitage, Ie Beffroi, werd hij bekend door zijn twee deelen Portrails franfait (1904 en 1906). Het zijn bandels die een reeks fijne, zacht getinte schetsen be vatten van enigszins vreemde, verbleekte figuren, dikwijls geïnspireerd door pas ver schenen werken, soms op eigen onderzoe kingen berustend, soms zuivere fantaieie. Naast bekendere figuren, Madame Geoffrin, Robespierre, vinden we licht ironisch ge houden, de figuur van M. Paques, den vroegeren kapper van Madame de Bécamier, M. Sauce, den kruidenier bg' wien Lodewijk XVI te Varennes verbleef, M. Pouze, een botanicus uit de 18e eeuw. Opmerkelijk is 't, dat E. Pilon zulk een gelukkige keus voor zijn types heeft en dikwijls hen uitkiest, die later nog eens, grondiger, door anderen werden behandeld, zoo Seneconr en Maurice de Gnérin, Een zeer schoone schets is zijn La mort de Rovget de Litle. Zijn portrettengalcrf zette b.jj voort in de Mercure de France, waarvan de voornaamste zijn herdrukt in zijn Muses et bourgeoise» de jadis, o. a, een keurige Ma dame Greute.. Bij al dit werk moeten we nog in 't bijzonder de aandacht vestigen op zijn talent van landschapsbeeehrijving, dat veel overeenkomt met de keurige beschrij vingskunst van AndréHallays of van Marcelle Tinayre. Ook bühem men zie zijn Aspects de 1'He-de-France vindt men terug 't heldere groen der omstreken van Parijs, de in irnkwekkende parken van Le Nótre, de lachende boorden der Seine en der Oise, zuiver en essentieel Fransen schoon. Wan neer men ziet welk een groeten vooruitgang de schetsen uit den tweeden en derden bundel aantoonen, dan is men gerechtigd veel van hem te verwachten; zijn reisbeurs zal hem in staat stellen, zonder hopelijk zijn talent geweld aan te do?n, nieuwe onderwerpen aan te vatten. NIMBOD-EXPEDITIE. De uitgever Heinemann te Londen maakt bekend dat de geschiedenis van de jongste Britsche Pool-expeditie 1907-1909 door den leider dier expeditie zal worden uitgegeven in twee deelen in November a.s. Er zal tegelijkertijd met de gewone editie verschijnen een autograph edition de luxe" waarvan de oplage is beperkt tot 350 exemplaren. Elk exemplaar van deze uitgave, waarvan de prijs 10 guinea's netto is, zal door luit. Shackleton en door elk lid van de expeditie van zijne handteekening voorzien worden, waardoor deze uitgave een bijzondere waarde verkrijgt. STANLEY. In den herfat zal by de uitgever Sampow Low, Marston & Co. te Londen een autc-bivgraphie van den ontdekkingsreiziger Henry M. Stanley verschijnen, waarvan zijne vrouw de uitgave heeft voorbereid. yan Tiscliriflen. De Nieuwe Gids, sfl. 7: A. W.Timmerman, Leo en Gerda. Dr. H Rethy, Ostwald's Natunrphilosophie. J. B. Schepere, Een nieuwe Loot van de Nederlandsche stam in bloei. L. Simons, Aanteekeningen o ver Volks kracht. Corn. Veth, dr. Kuyper in de Caricatuur. Hein Boeken, Aanteekeningen over Kunst en Philosophie. Willem Kloos>, Literaire Kroniek. Dr. A., Boekbeoordeeling. Chr. Nuys, Buitenlandscb Staatkundig Overzicht. M, Staatkundige Kroniek. Groot Nederland, Juli '09: Cyriel Buysse, Stemmingen. Marie Metz-Koning, Van droeve Liefde. C. Doorman?v. Nouhuys, Schijn. Dr. J. L. Walcb, Van Gheestelikér minnen. J. Steynen, Pijnlijke Geschiede nissen. Europa, afl. 7: Karel v/d. Woestijne, Zwarte liederen. Anna van Gogh-Ksnlbaeh, Lief dessproke. Helena Lapidoth-Swarth, Blijde Verwachting. Blanche Verhaegen, Verzen. G. Verga, Een lijdensweg. Gorn. Veth, De snikken en grimlaebjes van Piet Paaltjens. Nederlander, Militaire Schetsen. Ellen, Een Vriendschap. Dorothee Buys, De L'.efde van een slaaf-Redaclia. De Vlaamsche Gids, No. 4: PaulFredericq, De Toekomst. van Zuid- Afrika, in den strijd tegen de Engelsche invloeden. J. M., De Schoonheid. Andréde Ridder, Lente- brief. Zomer-Delirium.l | Dr. Eugeen van Oy'e, Balder's dood. Leon Frederic q , Gif tslan gen. A van Werveke, Onderaardeche gevangenissen en bnrgrerliezeo. Leo van Riel, George Meredith. O. van Dooreselaer, Duitse Let teren. M. Baese, Engelsche Letterknnie. (Zie vervolg op pag. 9.) Mlllimmillimifi iiriiiiiiniiiiiiiiiiiimiiiiiMitiituiiiHiiittiiiiiitiiiMii 40 cents per regel. BOUWT te KUNSPEET. Inlichtingen bij het bouwbureau irti", aldaar. C. H. YAN DER TELDEN, Pa. G. I. B6SCH, Rtfjnw. KALYERSTE1AT 153-155, Amsterdam. Tel 2045. Piano-, Orgel- en Moziekhandel Hf e j roos «fc Halslioven, ARNHEM, KONINGSPLEIN. VLEUGELS en PIANO'S in Koop en in Huur. BEPAEEEREN STEMMEN RUILEN. Om te kussen is een zacht, blank gelaal met rose jeugdigfrisd) uiterlyk, witte . fluweelzachte huid en verblindend sdjoone teinl zonder zomersproeten en buidonreinbeden, daarom gebruike men Stokpaard jcs-CelicnmcIkzecp t V-Beramann *eo?Radebeul. i 50 cent p. St., overal verkrijgbaar, l UNITY met DUNLOP-banden. Het RIJWIEL voor U, A. DRUKKER & Co., Rokin 126. Koopt UITSLUITEND BOTER ONDER RIJKSCONTROLE. De STAAT GARANDEERT U een ONVERTALSCHT product, Roterhandel ZUIDLAREN", REGULIERSGRACHT 27. TELEFOON 8935. al te welken en verspreidde een aangenaam prikkelende rottingsgeur. Subiet kreeg ik een opwekkende hazenlncht in den neus en trok am; rrrritssss... daar ging er een... op 15 pas recht voor me uit; ik was hem zielsgraag achterna gesprongen maar ik hield me goed ofschoon mijn pooten jeukten. Meneer mikte en wees hem met het geweer na; ik hield mijn hart vast want de hazenjacht ia nog gesloten... maar het was alleen maar voor de aardigheid. Presto rukte aan de lyn vanwege zijn slechte opvoeding en blafte hartstochtelijk. HU misdraagt zich altijd in het begin, eeret als hij ransel ge kregen heeft wordt hij goed. Eiken nieuwen jachtdag vergeet hij dat... la mémoiie est une belle chose. Er lagen geen patrijzen in de aardappels en tcch had het zaad al losgelaten en lag dik tusschen de kluiten en bovendien waa het tijd om op 't voer te zijn. Eerst op de boekweitstoppels kreeg ik ze te pakken. Ik stond meesterlijk, al zeg ik het ze, f, niet alleen vanwege de felle lucht, maar ook omdat ik ze op hun gemak za* gullen tusschen een paar boek wei tscho ven door. Ik keek ze recht in de kralen en biologeerde den ouden haan, die op den uit kijk stond en een mal figuur sloeg toen hij een paar seconden later stijf op zijn rug lag. Hij had beter op zijn vrouw en kinderen moeten passen, die er nu slecht aan toe waren. Meneer veegde wel is waar twee maal zonder succes door den koppel heen maar de opzichter schoot er met iederen loop een uit en feliciteerde er meneer mee, die werkelijk geloofde dat hij het gedaan had. De klucht wae honderd pas verder in eenIIIMIMIIMIMIIIIIIiniMII jarig hakhout neergestreken. Presto en ik gaven, in allen eenvoud zij het gezegd, uit stekend werk te zien en in korten tyd ben gelden er al tien patrijzen aan de stropjes, toen Preato eensklaps achter een konijn aanpprong. Het was een konyn van het vorige jaar waarmee we nog een oude rekening te vereffenen hadden. Ik lette niet op het appelfluitje en baste er opgewonden mee achter aan tot de jachtopziener de laagheid beging en een patroon met snippenhagel op de derrières van Presto en mij afvuurde. Een strafschot. 't Was of ik een slag in mijn ge zicht kreeg. Presto had twee hageltjes ge kregen en jankte als een karrehond. Ik had er acht in mijn staartwervels maar hield me cordaat. Juist in mijn onaandoenlykheid schuilt het ware kenmerk van mijn ras. Dat heeft zich de eeuwen door bewaard. Ik sprak met P/esto af na deze beleediging ons aangedaan, te staken ... maar ocb, toen we eikaars wonden eens gelikt hadden en toen onze bazen ons weer eens aanhaalden en op den rug klopten was alles weer ver geten en vergeven. We jaagden nog vroolijk verder tot den middag, ofcchoon ik telkens om moest kijken vanwege den jeuk aan mijn staart. 13 October. Floortje van den slager is voorspoedig van een twaalfting bevallen. Ik ben met de jongen geconfronteerd e u er werden vergelijkingen gemaakt. Het was tamelijk compromittant."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl