Historisch Archief 1877-1940
No. 1672
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
en vooroordeel is verblind, op als symptomen,
als uitingen en ken teek enen van een geniaal
temperament. Schcpenhauers philosophie
moet worden gewaardeerd als philosophiech
itm«tweik, het is bijna nergens gevormd door
enkel methodische ontwikkeling, maar naar
innerlijk geweldig doorleefde inzichten. Ner
gens ia zjj halterende geleerdheid, overal
onmiddellijke aanschouwing. Ook de fonten
zijner wijsbegeerte komen hieruit voort: dat
alle speculatie voor hem van onwaarde was,
tenz|j zij dx>r intuïtieve en onmiddellijke
ervaring bereikbair was. By welken anderen
wijsgeer dan bij hem en bij Plato vindt men
dien tegelijk levenden, boeienden en toch
strengen stijl. Bij wien anders die onvergete
lijke beelden, even uit het betoog oplichtende,
dat zich daarover wetr sluit en streng, ge
sloten voortstroomt.
Juist de geniale gave om de dingen in de
wereld tot typen, zijne ervaringen tot beelden
en zijne inzichten tot ecberpgeteekende zin
nen af te ronden, en deze gave met een ge
weld en eene hevigheid als bügeen ander,
deden de wereld en de mengchen een klein
romantisch heelal voor hem zij D, waarin alles
doorzichtig was en alle personen leefden in
begrijpelijke en strakomlynde bedoelingen.
Green eindelooze menigvuldigheid van per
sonen en karakters, maar de eenvormigheid
van een begrensd aantal temperamenten
niet de onophoudelijke afwisseling van
stemmingan, van schuld en toeval bij den
medemen se b, maar het blijvende opzet' en de
halsstarrige verblinding. Zoo zag bij in de
personen de leer, of de sexe, het beroep, de
moraal, de oorspronkelijkheid of de
kwakzalrerS, dm goeden wil of den stelselmatigen
tegenstond, en zichzelf omringd door samen
zweerders, apostelen, geloovigen.
Was dit waanzin T Neen, toen hem de eerste
maal door een vereerder de hand gekust werd,
schreeuwde hij luid op, omdat hij aan zijne
keizerlijke waardigheid nog niet gewoon was
geraakt Later liet hij zich dit wel eens wel
gevallen, omdat het er zoo bij scheen te
behooren, gelijk hy schreef. HU voelde zeer goed
de schoonheid en de sterke plastiek van een
uitbundig maar krachtig gebaar, van een
hevig en onrechtvaardig, maar beslist woord.
Bjj gaf zeer opzettelgk de voorkeur aan uit
latingen die forsch en schoon waren, boven
een zwak en rechtvaardig, maar weifelend
woord. Hij leefde zich in deze houdingen,
deze gebaren, hu leefde zich in zijn
roemzncht, in zijn haat in; soms echter barstte
hij plotseling in lachen uit, en het blijkt dat
bjg zelf .geen dupe is geworden van zijne
romantiek.
Daarom wekken al die anekdoten en be
roemde vinnigheden uit zijne brieven bij
ons een glimlach. Waarom een glimlach,
zijn die kleine levensbij zonderheden wellicht
komisch te noemen ? Neen, komisch zonden
ze «ijr, wanneer ze als menechelflke
kleinheden werden gezien tegen den achtergrond
van zijn verheven grootheid als wijsgeer, en
van zijn bovenmatige aanspraken op roem.
Maar deze bij zonderheden zijn niet klein, z
staan niet in zoo schril contrast met zjjne
genialiteit.- Ze maken hem niet belachelijk,
omdat uit elk dier sprekende staaltjes van
ondeugden de genialiteit alweer van den
philosophischen kunstenaar te vernemen
v»lt. Ze doen ons slechts glimlachen, want
de inhoud is van den vorm niet te scheiden;
op hetzelfde oogenblik, dat de esrzueht en
de laatdunkendheid van dezen naar roem
dorstenden mentch ons treffen, dringt zich
de indrukwekkende forechheid en de tegen
spraak uitsluitende beslistheid der uiting aan
ons op.
Zoo doen zijn beroemde anekdoten mee
aan zijn geniaal levenswerk, en fladderen
als veelkleurige vlinders uitgelaten om het
bronzen beeld van zijn roem,
(Wordt vervolgd.) L. H. GEONDJJS.
A. S. C. WALLIS, Zielestrijd. Bg H. D.
Tjeenk Willink & Zn, Haarlem, (zonder
jaartal).
Zoo komt herinnering aan verloren droomen
Soms over 'c kalm en stil geworden hart;
Maar wat eens golfslag was van hoogte vreugd
Ia nu slechts rimpel, die het voorhoofd eren
Doch pijnlijk samentrekt bij het herdenken
Van wat nooit keeren of nooit komen zal.
Dan halen wij diep adem, zooala iemand
Wiens slaap men storen kwam, en slnimren
(verder.
Deze regelen uit een in vroeger jaren ver
schenen vers van A. 8. C. Wallis bleven mij
bij. Wat in deze regels saamgetrokken en dus
krachtiger leeft, schuilt ook, hoewel meer uit
gevloeid en vager dus, in het proza van deze
schrijfster en geeft een enkelen zin, een enkel
woord een zeker leren en een zekeren glans,
tusfichen de vele levenlooze. Het is een vage
weemoed, een gedempte troostloosheid, een
peinzende stilheid zon ik 't kunnen noemen.
En daarmede in verband staan de eigen
schappen van dit prozawerk: een kalme wijze
van vertellen, een neiging tot onderwerpen
llllllllllllllllllllllllMIIIIIlllllllHrillllllllllllllMIllllMIHIIIIIIItlltllHIIIIIII
en dronken limonade voor het
kogelflesschententje, waar het anders nooit zoo bijzonder
druk is. Onder een soort koepel zag ik tot
mijn schrik niets dan mannen zitten met
petten op met gouden banden er om heen.
Alweer muziek ... het was het fanfare-corps
waarvan meneer beschermheer is. Ik poogde
nog te ontsnappen... maar daar werd ik al
in mijn kraag gegrepen, aan een zakdoek
gebonden en moest acht nummers mee aan
hoor ec. Ik heb zoo gejankt en gejoeld, dat
meneer er verlegen onder werd. Toen ik thuis
kwam heb ik slaag gehad. Ik was diep be
schaamd.
l September. De eerste jachtdag. Om
zes uur werd ik wakker, doordat de werkmeid
de blinden afnam en het volle daglicht het
kantoor instroomde. Alle hanen uit de buurt
zongen dat het een lust was, de morgenzon
scheen al zoo lekker op mijn rug, dat ik me
eerst nog eens zalig uitrekte en een gevoel
van echt plezier me vervulde; ik kon niet
nalaten een paar keer te blaffen en tegen de
werkmeid op te springen en haar onder de
kin te likker. Maar ze was uit haar humeur
en duwde me weg. Koest Vrijdag l" riep
meneer van boven van zijn slaapkamer, maar
ik hoorde al aan zijn stem dat hij niet kwaad
meer was en daarom blafte ik nog eens en
wachtte onder aan de trap tot hij naar be
neden zon komen. Ik mag nooit boven komen
omdat ik dan Jantje wakker mtak, zegt
mevrouw. Een kwartier later kwam meneer
naar beneden in jacatpak en slobkousen en
toen ik dat zag, kon ik het niet langer
uithouden en stool tóch de trap op.
Ja mien jonge" zei meneer stil maar,
van doffe droefenis, een loome wijsheid,
't welk alles echt «r te inel verstijft tot een
verstandelijk schijnende dorheid. Doch een
groot deel van wat verstandelijkheid wil
schynen, dunkt mij veeleer artistieke onmacht
te moeten heeten. Gedrukt is de toon van dit
werkje. Een orthodoxe geest schijnt dezen
weemoed, die het eigenlijke gejoel dezer
schrijfster is, te'belemmeren als schoonheid
te bloeien. Het geeft als onderwerp: het
kleurlooze ingeklemde leven van een
Zweedeche prinses, in 't begin der zeventiende
eeuw, die tusschen twee strijdende partijen
van haar eigen geslacht instaande, door die
beide gewantrouwd en gemeden wordt, en
tot een zwervend leven van langzaam
doodende nntloosheid en liefdeloosheid
gedoemi. Twee malen heft zich een hoop op
geluk-in liefde in haar op, die nauw ont
waakt, door de werklijkheid weder verdrukt
wordt. Op zich zelve reeds is dit onderwerp
een symbool van de gevoelssfeer van deze
auteur, die, welke begrenzingen daarbij ook
te maken zijn, in haren aard een roman
tische *) is en blijft.
Dit gegeven kon de aanleiding zijn tot een
schoon, edel, en diep en droef verhaal. Ook
de weemoed, ja, vooral de weemoed, de
onver?ulde hoop, teedere berusting en
ontzegginf, kan liefelijk verschijnen, zoo zij
slechts tot schoonheid wordt en zich met
een dieperen zin verbindt De materie die tot
een schoone romantiek had kunnen worden
o m geschapen, lag in dit gegeven opgehoopt..
Doch tegenover zulk een mogelijkheid gezien,
maakte mevr. Wallis er niets van. Leven
mist het werk dezer schrijfster. Techniek,
bekendheid met wat de litteraire schoonheid
maakt, 'mist het ook, doch leven vooral,
rhythmns.De soberheid waarmede het gegeven
behandeld wordt een enkel gesprek, een
enkele scène, en een nawoord der schrijfster
zij is anders niet dan armoede. Armelijk
is ook meestal haar wijze van menschen te
zien, te doen handelen. Vooral in het eerste
deel toont zij zich nog ietwat bevangen in
den waan, 'die, róor het jaar '80 het leven
wederbracht in onze letteren, algemeen waa,
waan die het leven als 't ware deed Lezen en
nederschiijven, als een stichtelijk boek van
de obscure soort, waarin edele en lage ge
voelens, smart en vreugde aan elkaar ge
knutseld worden in krampachtige symmetrie.
De diepte eener smart wordt niet gepeild,
de koninklijke omgeving voelen wij geenszing
als koninklijk, en de diepere historwche zin,
die het verleden als verzadigd van een droom
doet verschijnen vanuit den nacht der vergane
tijden, (als bij Flaubert, in Holland bij Prins,
Van Schendel) is van zelf heelenal afwezig.
Doch nemen wij het boekje zooals het is.
Als eigenaardig verschijnsel, dat iets aan zich
heeft van een ander tijdvak Tan litteratuur.
Het is het tijdvak, waarin, over 't algemeen,
onze litteratuur een van gloed verlaten
afEchüneel was van de groote litteraturen in
andere landen; zoo ook onze romantiek. De
f chi ij f wij ze van mevr. Wallis is die van
dien tijd. Haar stijl il, zoo niet
gedachtevol, dan toch zinnig, heeft een peinzende
klank. Hoe volgaarne zouden wij, daarbij,
meer en Ie vender, klagender, elegischer
rhythme gehad hebben l Niet de beschrijving
alleen van het leven geeft zij, doch bare reflec
ties daarbij. Dit heeft een voordeel: littera
tuur is, in laatste instantie, een schoone ge
dachte Khoon gezegd, en daarom waren wel
licht de schrijvers van voor '80 op een anderen
dwaalweg dan die van omstreeks 1900. Doch
het nadeel is, dat, wanneer zulk een gedachte
volle, onbeeldende stijl niet levend is, hij
meestal uit elkander valt als gebrekkige be
schrijving en daaraan gehangen reflectie.
Het spreekt van zelve, dat in den zuiveren
styl, de stijl van Goethe b.v. de ge
dachte zich uit de doorvoelde beschrijving
ontwikkelt of er harmonisch mede samen
leeft. Altijd moet alles door het ihythme
gedragen worden. Mevr. Wallis' stijl werd
rbytbmeloos door overmaat van gedachten,
die van vele beschrijvende naturalisten van
1900 door overmaat van beschrijving. Dwa
lingen beidel
Deze overwegingen 'worden te algemeen.
Zeker is het, dat de styl van Mevrouw
Wallis eene persoonlijkheid vertolkt, al is er
?daarom nog geen schoonheid in.
Een voorbeeld ervan wil ik geven: als de
prinses de tijding verneemt, die haar hoop
op liefde doodt, luidt het verder:
Even drong een diepe zware ademtocht uit
de borst der prinses en zy wendde haar
gelaat van het licht af. Langs het raam gierde
de wind, die fel was opgestoken, en striemde
de ruiten met koude regendruppels. Bij zulk
weer, plachten de Maauri che boeren te zeg
gen, komt een engel alles weghalen wat te
teer is om op de kou ie aard te blij ven leven,
al de te veege bloesems, alle geluk dat te
broos is om te duren.
Het was prinses Anna te moede, alsof zy
de vleugelslagen van dien engel vernam."
blz. 133.)
*) Hierover in een volgend, aansluitend
artikel.
uiMiiiiMniiiiHiiiiiiiMiHiiiMiiMnimiiiinuMMfiiiiimiiiiiimiiiiiimmii
stil maar" en ik was zoo wild dat ik weer
net zoo hard naar beneden rolde.
. Aan het ontbijt kon ik niets eten, ik keek
maar naar mijn baas, die er frisch en opgewekt
uitzag. Als hij alleen op jacht gaat ziet hij
er altijd zoo uit, maar zoo gauw er
j^chtlogés komen zit hij 's avonds tot n uur
wcisky met ze te drinken en zware sigaren
te rooken en dan is het den volgenden dag
mi?. Lieten ze mij dan maar naar mijn mand
voor de brandkast gaan, maar dan houden
ze de honden in de huiskamer. Dat geeft
relief aan het jachtgezelschap" zegt meneers
oudste neef, de bijziende student, die geen
koe raken kan; en als ik dan eens wat heen
en weer drentel en zoo eeas rond de stoelen
slof om ze een kieschen wenk te geven dat
het tijd wordt om op te stappen dan houdt
dat mispunt me een glas whisky onder den
neus, omdat hij wel weet dat ik daar niet
legen kan. Dan grinniken ze allemaal over
het bedenkelijke gericht da: ik trek, maar
den volgenden dag loop ik vroolijk over de
stoppels en zij met katteiige koppen achter
me aan.
.. .Woef I... wof!... Houw!... Houw I...
een hondekar. Wat doen die
proleten-voertnigen bg ons in de straat... ? Houw !...
Houw l... Oejoejoejoejoe ... de lummel, die
erop zat, gaf me een slag tegen mijn elleboog.
t Tintelt me tot in de nagels...
wednwnaarsprjn... goddank dat het tegen mijn
liukervoorpoot aankwam, anders kon ik nu
niet verder, schrijven ,, Vrij dag! Vrijdag!
Vrijdaaaag" Wat nou weer.... Ah! de
keukenmeid met een pan om uit te likken.
Mij dunkt dat dit citaat geheel het werkje
kenschetst, in 't voordeel en nadeel. De eerste
zin is waarlijk voortreffelijk, natuurlijk en
symbolisch ineen, en ook beeldend, door den
open klank van den aanhef by voorbeeld,
die een .zucht inhoudt. De tweede sluit zich
daaraan, het is natuurlijk dat zij het gelaat
a f weed t van het licht om daarna den kouden
eenzamen nacht te ervaren, die ooi voor de ziel
aanbreekt. Doch het beeld is niet tn zijn leven
doorvoeld. Deee koude regendroppelb" heb
ben voor ons geen plastische waarde. De
volgende wending is goei, en heeft aan het
einde een lichte elegische beweging. Doch de
laatste phrase is volkomen onwaar, volko
men levenloos. Wij weigeren aan deze asso
ciatie te gelooven: de t»gel die, ais poëtisch
beeld, zijne vleugelslagen hporen doet aan een
smartelijk geslagen verbeelding.
Het is een valsche doorvoering van een
metaphoor, die beter zijne werking had
kunnen doen. Het is de overdraging van de ge
voelens van een van buiten af beschou wenden
geeat, op de levende personen die het leven
ondergaan. Het kenteekent dezen stijl en de
gansche schrijfwijze van voor '80.
Dit stukje correspondeert door eenige
uiterlijkheden met de hierboven geschreven
versregels. Inderdaad, het werk van mevr.
Wallis zou men kunnen kenschetsen als :
veel starheid en kilte, waardoorhenen even
de ademtocht van een waarachtigen stillen
weemoed zwelt.
DIRK COSTKR.
In den laatsten t ij d duikt de klacht over
de uiterst geringe keunis van den bijbel bij
onze jonge menechen weer op.
Ondergeteekende heeft er jaren geleden al op gewezen
in de Ned. Spectator, en onlangs hield dr. Singels
er op 'n leerarenvergadering een referaat over.
Men zoekt naar middelen om dit te kort
aan te vullen. Tot goed begrip van de zaak
diene dat het doel niet is de jeugd te
verdogmatiseeren en er gedwee- kinipend
stemmateriaal van te maken, maar om hen door
vermeerderde kennis van den bijbel in staat
te stellen allerlei literaire, uitingen want
een groot deel van de letterkunde is vol van
den bijbel beter te leeren begrijpen. Ook
de bijbel zelf is vaak prachtlectunr, ik denk
aan Job, den Prediker, Jetaja, Het Hooglied,
om even bij het Oude Testament te blijven.
Nu meen ik een klein middel gevonden
te hebben om het jammerlijke gebrek
eenigermate te verhelpen en tot voortgezet onderzoek
en Ie jen te prikkelen.
Dit middel is een boekje, getiteld NAMEN
EN SPREEKWIJZEN aan den £ ij bel ontleend door
dr. J. H erdtrccheê. (Deventer. -E E. Klnwer.)
Er is een tweede druk, misschien wel een
derde, van. Telkens wanneer ik een nieuwe
klasse op 't gymnasium krjjg, Iaat ik de leer
lingen dat boekje zien en lees er enkele
dingen uit voor. De bedoeling van den schrij
ver is blijkens de voorrede te geven eene
verzameling van namen tn uitdrukkingen,
spreekwoorden en spreekwijzen, ontleend aan
of rustende op het bijbelsch spraakgebruik,
die in het dagelijksch leven gemeenlijk worden
gebruiit of nu en dan den menschen onder
de oogen komen en die eenige verklaring
behoeven."
Om te bewijzen dat dr. Herderscheêniet
maar alles voorkauwt, maar aanspoort tot
zelf opzoeken, diene bijv. de uiteenzetting
bij Hij het bijltje kwijt. Immers daar volgt :
Hu is in verlegenheid, weet zich niet te
redden." In de dagen van den profeet Eliza was
een der profeten leerlingen aan het houthakken,
toen de bijl van den steel in het water schoot.
En de bijl was nog wel geleend. Daar stond
hij nul Gelukkig wist de profeet hem te
helpen, zooals in "2 Kon. 6: 4 6 wordt ver
meld." Zoo lezen we bij Den eersten tteen
werpen: Beginnen iemand te beschuldigen.
Onder de Israëlieten moesten de aanklagers
beginnen met de uitvoering van het vonnis
der steeniging. Jezus verwijst met de bekende
uitspraak (Joh. 8 : 7) de schriftgeleerden naar
hun eigen geweten."
Overigens wordt by elke uitdrukking de
bijbelplaats meegedeeld, waaraan ze ontleend
is, zoodat iedereen de oorspronkelijke woor
den voor zichzelf kan nalezen.
Ziehier een keus van allerlei zegswijzen,
namen enz. die verklaard worden : Hij weet
waar Abraham de motterd haalt, In Abraham'»
schoot, Apocrief, Met de apostelpaarden, Als
het beest uit de Openbaring, Btlialskinderen,
Bethel, Van Dan tot Strteba, De deugd in het
midden, Als een dief in den nicht, De dood in
den pot, Dorkas, Kben-Haëzer, Enakskind,
Gallio, Gamaliel, Oeschoren zitten, Nitt van
gisteren, Geen haan zal er naar kraaien, Sla
Haman dood, Ik watch mijn handen in onschuld,
I.N.R.I., Jobivrienden, De rechte Jozef, Judas
kus, Vee van Laban, Laodiceër, Lappidoth,
Zijn lier aan de wilgen hangen, Malchus, Mam
mon, Nicodemut, Ooilam, Patmos, Poerim, Het
geknakte riet niet breken, Sjibbolet, Simonie,
Stem des roependen in de woettijn, Kuische
Susanna, Talitha kumi, Uria's brief, Verzmtn
mm miiMiimimmi
Wat zullen we nou eten? Wat is't? Groente
soms? Oooh ... soepvleesch ... had dat
dadelijk gezegd. Wat een prachtige brokken,
daar zal ik eens extra dankbaar voor kwis
pelen Allemachtig... daar komt de
kinderjuffrouw van den dokter met dat dikke
kind dat ze altijd op me wil laten rijden.
Ik poets 'm gauw met mijn schrijfgereedschap
naar de broeikas, hier wordt je geen oogen
blik met rust gelaten,
Op het plekje waar ik altijd lig krioelt
het van de mieren maar een eindje verder
ligt het ook goed. Er schijnt een nest onder
den mnar gekomen te zijn. Wat zijn deze
dieren vlijtig, het doet me aangenaam aan.
Vermoedelijk is er receptie onder de bloem
potten bij de conifeeren, ten minste daar
gaan ze allemaal langs het zelfde paadje
naar toe.
Ik ga nu weer geregeld door.
Om kwart voor zeven reden we naar het
jachtveld. Het was lekker frisch weer en
daarom mocht ik loopen, gelukkig l want ik
houd er niet van onder in een rijtnigbak
geduwd te worden en :ökan ik onderweg
nog eens naar eenden aan den slootkant
kijken en oppassen dat er geen straatjongens
achteraan den jachtwagen gaan hangen.
De jacbtopziener wachtte ons voor zijn
huis op met Presto aan een touwtje;
een flinke weitasch met een hoop
patrijzenstroppen bengelde op zijn rug. Presto was
nog dezelfde van verleden jaar en we waren
blüdat we elkaar weer eens zagen en be
snuffelen konden.
We namen eerst de akkers achter de op
zichters woning. Het aardappelenloof begon
tegen de prikkels slaan, Vijgen aan distels zoe
ken, Wind zaaien en storm oogtten, In zak en
asih. Boek met zeven zegelen, Zoutpilaar.
Dit is slechts een kleine greep uit de meer
dan 160 nummers. De stof is alphabetisch
gerangschikt, hetgeen 't opzoeken verge
makkelijkt.
Aangezien dit niet uitsluitend een
schoolbelang, maar m. i. van meer algen:eenen aard
is, meende ik het bovenstaande in een
algemeen-gelezen weekblad te moeten
meedeelen.
Den Haag, 28 Juni 1909. EDW. B. KOSTER.
Berichten
DE NATIONALE RHISBEURS VOOR LETTERKUNDE
IN FRANKRIJK. Hij werd de vorige week door
de commissie van 23 leden, waarin o.a.
zitting hebbtn M. Dounay, J. Claretie en
Barrès, bij derde stemming toegewezen
aan Edmond Pilon, die 18 stemmen op zie lx
vereenigde. Deze is den 9den November 1874
te Parijs geboren en was reeds op 19
jarigen leeftijd bekend door zyn gedichten
in vrüe verzen, die hy, natuurlijk, bij Vanier
uitgaf, mélancolieke, klagende verzen, die de
aandacht op hem vestigden in de kringen
der symbolisten. Zijn tweede bundel, la
Maison d'Exil, verschafte hem de eer door
Stéphane Mallarméia diens kring van jon
geren opgenomen te worden, tegelijk met
b.v. Camille Mauclair en Albert Mockel.
Na zijn medewerking aan de tijdschriften
der jongeren, l'Ermitage, Ie Beffroi, werd
hij bekend door zijn twee deelen Portrails
franfait (1904 en 1906). Het zijn bandels die
een reeks fijne, zacht getinte schetsen be
vatten van enigszins vreemde, verbleekte
figuren, dikwijls geïnspireerd door pas ver
schenen werken, soms op eigen onderzoe
kingen berustend, soms zuivere fantaieie.
Naast bekendere figuren, Madame Geoffrin,
Robespierre, vinden we licht ironisch ge
houden, de figuur van M. Paques, den
vroegeren kapper van Madame de Bécamier, M.
Sauce, den kruidenier bg' wien Lodewijk
XVI te Varennes verbleef, M. Pouze, een
botanicus uit de 18e eeuw. Opmerkelijk is
't, dat E. Pilon zulk een gelukkige keus voor
zijn types heeft en dikwijls hen uitkiest, die
later nog eens, grondiger, door anderen werden
behandeld, zoo Seneconr en Maurice de Gnérin,
Een zeer schoone schets is zijn La mort de
Rovget de Litle. Zijn portrettengalcrf zette
b.jj voort in de Mercure de France, waarvan
de voornaamste zijn herdrukt in zijn Muses
et bourgeoise» de jadis, o. a, een keurige Ma
dame Greute.. Bij al dit werk moeten we
nog in 't bijzonder de aandacht vestigen op
zijn talent van landschapsbeeehrijving, dat
veel overeenkomt met de keurige beschrij
vingskunst van AndréHallays of van
Marcelle Tinayre. Ook bühem men zie zijn
Aspects de 1'He-de-France vindt men terug
't heldere groen der omstreken van Parijs,
de in irnkwekkende parken van Le Nótre,
de lachende boorden der Seine en der Oise,
zuiver en essentieel Fransen schoon. Wan
neer men ziet welk een groeten vooruitgang
de schetsen uit den tweeden en derden bundel
aantoonen, dan is men gerechtigd veel van
hem te verwachten; zijn reisbeurs zal hem
in staat stellen, zonder hopelijk zijn talent
geweld aan te do?n, nieuwe onderwerpen
aan te vatten.
NIMBOD-EXPEDITIE. De uitgever Heinemann
te Londen maakt bekend dat de geschiedenis
van de jongste Britsche Pool-expeditie
1907-1909 door den leider dier expeditie
zal worden uitgegeven in twee deelen in
November a.s. Er zal tegelijkertijd met de
gewone editie verschijnen een autograph
edition de luxe" waarvan de oplage is beperkt
tot 350 exemplaren. Elk exemplaar van deze
uitgave, waarvan de prijs 10 guinea's netto is,
zal door luit. Shackleton en door elk lid van de
expeditie van zijne handteekening voorzien
worden, waardoor deze uitgave een bijzondere
waarde verkrijgt.
STANLEY. In den herfat zal by de uitgever
Sampow Low, Marston & Co. te Londen een
autc-bivgraphie van den ontdekkingsreiziger
Henry M. Stanley verschijnen, waarvan zijne
vrouw de uitgave heeft voorbereid.
yan Tiscliriflen.
De Nieuwe Gids, sfl. 7: A. W.Timmerman,
Leo en Gerda. Dr. H Rethy, Ostwald's
Natunrphilosophie. J. B. Schepere, Een
nieuwe Loot van de Nederlandsche stam in
bloei. L. Simons, Aanteekeningen o ver Volks
kracht. Corn. Veth, dr. Kuyper in de
Caricatuur. Hein Boeken, Aanteekeningen over
Kunst en Philosophie. Willem Kloos>,
Literaire Kroniek. Dr. A.,
Boekbeoordeeling. Chr. Nuys, Buitenlandscb Staatkundig
Overzicht. M, Staatkundige Kroniek.
Groot Nederland, Juli '09: Cyriel Buysse,
Stemmingen. Marie Metz-Koning, Van
droeve Liefde. C. Doorman?v. Nouhuys,
Schijn. Dr. J. L. Walcb, Van Gheestelikér
minnen. J. Steynen, Pijnlijke Geschiede
nissen.
Europa, afl. 7: Karel v/d. Woestijne, Zwarte
liederen. Anna van Gogh-Ksnlbaeh, Lief
dessproke. Helena Lapidoth-Swarth, Blijde
Verwachting. Blanche Verhaegen, Verzen.
G. Verga, Een lijdensweg. Gorn. Veth, De
snikken en grimlaebjes van Piet Paaltjens.
Nederlander, Militaire Schetsen. Ellen, Een
Vriendschap. Dorothee Buys, De L'.efde van
een slaaf-Redaclia.
De Vlaamsche Gids, No. 4: PaulFredericq,
De Toekomst. van Zuid- Afrika, in den strijd
tegen de Engelsche invloeden. J. M., De
Schoonheid. Andréde Ridder, Lente- brief.
Zomer-Delirium.l | Dr. Eugeen van Oy'e,
Balder's dood. Leon Frederic q , Gif tslan gen.
A van Werveke, Onderaardeche gevangenissen
en bnrgrerliezeo. Leo van Riel, George
Meredith. O. van Dooreselaer, Duitse Let
teren. M. Baese, Engelsche Letterknnie.
(Zie vervolg op pag. 9.)
Mlllimmillimifi
iiriiiiiiniiiiiiiiiiiimiiiiiMitiituiiiHiiittiiiiiitiiiMii
40 cents per regel.
BOUWT te KUNSPEET.
Inlichtingen bij het bouwbureau irti",
aldaar.
C. H. YAN DER TELDEN, Pa. G. I. B6SCH, Rtfjnw.
KALYERSTE1AT 153-155, Amsterdam. Tel 2045.
Piano-, Orgel- en Moziekhandel
Hf e j roos «fc Halslioven,
ARNHEM, KONINGSPLEIN.
VLEUGELS en PIANO'S
in Koop en in Huur.
BEPAEEEREN STEMMEN RUILEN.
Om te kussen
is een zacht, blank gelaal met rose jeugdigfrisd) uiterlyk, witte
. fluweelzachte huid en verblindend sdjoone teinl zonder
zomersproeten en buidonreinbeden, daarom gebruike men
Stokpaard jcs-CelicnmcIkzecp
t V-Beramann *eo?Radebeul. i 50 cent p. St., overal verkrijgbaar, l
UNITY
met DUNLOP-banden.
Het RIJWIEL voor U,
A. DRUKKER & Co., Rokin 126.
Koopt UITSLUITEND BOTER ONDER RIJKSCONTROLE.
De STAAT GARANDEERT U een ONVERTALSCHT product,
Roterhandel ZUIDLAREN", REGULIERSGRACHT 27. TELEFOON 8935.
al te welken en verspreidde een aangenaam
prikkelende rottingsgeur. Subiet kreeg ik
een opwekkende hazenlncht in den neus en
trok am; rrrritssss... daar ging er een... op
15 pas recht voor me uit; ik was hem
zielsgraag achterna gesprongen maar ik hield
me goed ofschoon mijn pooten jeukten.
Meneer mikte en wees hem met het geweer
na; ik hield mijn hart vast want de
hazenjacht ia nog gesloten... maar het was alleen
maar voor de aardigheid. Presto rukte aan
de lyn vanwege zijn slechte opvoeding en
blafte hartstochtelijk. HU misdraagt zich
altijd in het begin, eeret als hij ransel ge
kregen heeft wordt hij goed. Eiken nieuwen
jachtdag vergeet hij dat... la mémoiie est
une belle chose. Er lagen geen patrijzen
in de aardappels en tcch had het zaad al
losgelaten en lag dik tusschen de kluiten
en bovendien waa het tijd om op 't voer te
zijn. Eerst op de boekweitstoppels kreeg ik
ze te pakken. Ik stond meesterlijk, al zeg
ik het ze, f, niet alleen vanwege de felle
lucht, maar ook omdat ik ze op hun gemak
za* gullen tusschen een paar boek wei tscho ven
door. Ik keek ze recht in de kralen en
biologeerde den ouden haan, die op den uit
kijk stond en een mal figuur sloeg toen hij
een paar seconden later stijf op zijn rug lag.
Hij had beter op zijn vrouw en kinderen
moeten passen, die er nu slecht aan toe
waren. Meneer veegde wel is waar twee
maal zonder succes door den koppel heen
maar de opzichter schoot er met iederen
loop een uit en feliciteerde er meneer mee,
die werkelijk geloofde dat hij het gedaan had.
De klucht wae honderd pas verder in
eenIIIMIMIIMIMIIIIIIiniMII
jarig hakhout neergestreken. Presto en ik
gaven, in allen eenvoud zij het gezegd, uit
stekend werk te zien en in korten tyd ben
gelden er al tien patrijzen aan de stropjes,
toen Preato eensklaps achter een konijn
aanpprong. Het was een konyn van het vorige
jaar waarmee we nog een oude rekening te
vereffenen hadden. Ik lette niet op het
appelfluitje en baste er opgewonden mee achter
aan tot de jachtopziener de laagheid
beging en een patroon met snippenhagel op
de derrières van Presto en mij afvuurde. Een
strafschot. 't Was of ik een slag in mijn ge
zicht kreeg. Presto had twee hageltjes ge
kregen en jankte als een karrehond. Ik had
er acht in mijn staartwervels maar hield me
cordaat. Juist in mijn onaandoenlykheid
schuilt het ware kenmerk van mijn ras. Dat
heeft zich de eeuwen door bewaard.
Ik sprak met P/esto af na deze beleediging
ons aangedaan, te staken ... maar ocb, toen
we eikaars wonden eens gelikt hadden en
toen onze bazen ons weer eens aanhaalden
en op den rug klopten was alles weer ver
geten en vergeven. We jaagden nog vroolijk
verder tot den middag, ofcchoon ik telkens
om moest kijken vanwege den jeuk aan mijn
staart.
13 October. Floortje van den slager
is voorspoedig van een twaalfting bevallen.
Ik ben met de jongen geconfronteerd e u er
werden vergelijkingen gemaakt. Het was
tamelijk compromittant."