Historisch Archief 1877-1940
DE AM STERDAM M E il WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1672
Japansch gelakt houten beeld uit de Xle Eeuw.
Uit de kunsthandel Komter.
Japansch gepolychromeerd bronzgn beeldje, zestiende eeuw. Afkomstig uit de
kunsthandel Van Veen. Eigendom van Mr. H. K. Westendorp.
Modern Japansch beeldje. Biscuit.
CMneesclie en Japansclie Knnsl.
De belangstelling in kunst heeft altijd
neiging zich naar een bepaalden kant te
richten en daar te ver blijven. Een wel. begrij
pelijk Ver schijnsel en waarbij zelfs op een deugd
zon «ijn te wijzen die van bestendigheid in
waardeeren en liefhebben. Zooveel kunst
soorten er zon, zooveel wijzen van
aanschon. wen en vereeren; de bekorende werking gaat
uit van velerlei en zeer verschillende
beweegkrachten. De kunst echter is niet een genot.
middel, dat in onderscheidenheid van vormen
, aan elk wat wils heeft te bieden, al naar ieders
aesthetischen aanleg, of naar believe van
een door omgeving en modegeest gearran
geerden kunstgeest. Daarom ook ia de bekende
vertroetelzucht bij deze eenzijdige belang
stelling geen kenmerk van innige liefde;
integendeel valt er in tegenovergestelden zin
een gevolgtrekking te maken. Want het komt
er toch maar op aan het schoone te vinden,
onverschillig waar of hoe, doch de herkenning
daarvan in uitsluitenden vorm, is niet alleen
een onredelijke negatie, maar beteekent ook
een derven van wat er tot hoogste
levensgenieting verspreid ligt over de uitgestrekte
domeinen der kunst. De platte geest van
burgerlijke kunstminnaars kan zich verge
noegen met het grasduinen op een afgeperkt
terreintje; ze kennen niet de onverzadigbaar
heid van de waarachtig kunstzinnigen. Ze
zijn als de badgasten, voor wie het
natuurschoon" alleen te vinden is by een rustige
zee, liefelijk weerkaatsend de blauwende
lichtschijnsels uit een heldere lucht; ze
noemen schoon wat hun weeke gemoed zoe
telijk streelt, want bij guur weer boeit hun
niet het schouwspel van de onstuimige zee
en de wolkenvlucht langs den eeuwigen hemel,
maar zoeken zij afleiding in concert of
speelzalen van hun hotel. De bekrompenheid in
kunstwaardeering moge tegenwoordig minder
z\jn of schijnen, dan vroeger, toen bijv. de
werken der Primitieven meer als curio
siteiten dan als volwassen kunstwerken
werden aangezien, en volgens een offlcieele
«esthetische leering de Japansche teekenaar
geen begrip had van perspectief! Toch is
vooral in Holland, het exclusivisme in den
vorm van afgodische vereering der moderne
kuust,geidentificeerdmet de namen van enkele
grootmeesters, nog een zeer waarneembaar
verschijnsel. (Hadden we niet dezer weken
een treffend voorbeeld van dien engen ge
zichtskring, bij de afwijzing van een door
Toorop aangeboden werk voor het Stedelijk
Museum). De onzinnige opdrij «ing der prijzen
is het gevolg van de matelooze exploitatie
van sommige reputatie's. Kunst is geworden
tot een uitnemend handelsartikel; demees'te
kabinetten van kunstverzamelaars zijn de maga
zijnen van handelaars.Ze hebben veneratie voor
sommige beroemde namen,omdat deze een zeer
gezocht merk onder de verhandelbare kunst
waar representeeren. . Schilderijen zijn vooral
in trek, maar de moderne kunstliefde" heeft
ook andere grillige voorkeuren, bijv. de
zoetelijke en dikwijls wee-pornographiache
Fransche en Engelsche prenten uit de 18e
eeuw.
Deze bedenkingen achtte ik wenschelyk
vooraf te doen gaan aan een korte bespreking
van Chineesche en Japansche kunstvoor
werpen naar aanleiding van eenige bezoeken
aan de kunstzalen van de firma's Van Veen pp
hetDamrak en Komter op het Rokin. Het zijn
slechts persoonlijke indrukken die ik er bij
tracht weer te geven, gevolgd van eenige
algemeene meeningen,
doelende bij anderen de
aandacht te trekken,
voor wat my zelf zoo
zeer geboeid heeft. Geen
beschouwingen dus ge
vestigd op eenige kunst
historische stuiie van
het onderwerp; eenvou
dig wat losse aanwijzin
gen voor hen, die in
deze richting van schoon
heidsopenbaring, van
zooveel schats tot dus
verre al te onkundig ble
ven. Trouwens, in geen
kunstgeschiedenis zijnde
lijnen zoo moeielijk te
trekken, die den gang
der ontwikkeling afba
kenen, of om het over
zicht machtig te worden
van de uitgebreidheid
der vertakkingen waar
in eene kunstgebloeid
heeft. Een gewichtige
eigenaardigheid is, dat
een bloeitijdperk bij de se volken eeuwen
lang bestendigd lijkt, dat daar, zelfs het
conventionneele steeds door, nieuw-leven wek
kend schijnt te werken. De onderscheiding
van Chineeech en Japansch is voor den leek
reeds het eerste probleem.
In China (in Korea) ligt de oorsprong;
sommig vroeg-Chineesche plastiek heeft sterk
het starre karakter van Egyptische kunst.
Dan weer wijzen strak gestylaerde vormen
van dieren, leeuwen of tijgers, op een nakome
lingschap van het Assyrisch. In 't algemeen,
meen ik, valt te resumeeren, dat het
Chineesch tegenover het Japansch staat als het
sobere, stroeve Romaansch tegenover de
siervoller, van lyrienstel meer pompeuse en
geëlanceerde Gothiek. Er zy'n echter, hoogst
merk waardig,Chineesche teekeningen of schet
sen van een zeren of acht eeuwen hér, die
van een losse uitvoeringswij ze zijn en een
picturale expressie, als wy' eerst bij Rembrandt
ontmoeten. Hoe het echter ook zij, deze
Oostersche kunst heeft een overoudén stam
boom; zoo men wil dezelfde als waaruit de
Westersche zün oorsprong heeft genomen,
maar ginds is door alle tijden heen, de kunst
zich nog direkter van de wortelen blijven
voeden. Zij heeft meer de oerkrachten nog
in zich van het Archaïsme. Dat doet ons
Westerlingen er wat vreemd aan blijven.
Chineesche en Japansche kunstvoorwerpen
zijn veelal nog aangezien als rariteiten; slechts
zeer enkelen on ier zoo vele kunstverzamelaars,
anders zoo vlot, zelfs verkwistend met hunne
uitgaven, schijnen het aan te durven inplaats
van duizenden voor een schilderij met
klinkenden naam, nu eens honderden, of nog wel
minder, te besteden voor een stuk plastiek,
een schilderwerk, of eenig product van die
veel verscheiden sier- en gebruikskunst uit
het Oosten. De verklaring is alweer te vinden
in de omstandigheid, dat er hier meer risico
aan het handelsartikel is! En toch heerscht
er al een algemeene meening o ver Chineesch
of Japansch, die een zekere kunstwaardee
ring inhoudt; maar men weet nog niet veel
meer dan dat Chineesch porcelein en Japansch
lakwerk, ook prenten wel bij de kenners
in hoog aanzien staan. Alleen menig westersch
schilder, en dan vooral onder de sier
kunstenaars, heeft voor eigen ontwikkeling
direkt voordeel weten te behalen, door zich
Japansche lakwerken, goud- en zilverlak, XVIIIe eeuw.
die Oostersche decoratieve kunst tot voorbeeld
te stellen. Want de Chineesche en Japansche
kunst is bij uitstek decoratief.
Dit maakt de eigenlijkheid van haar karakter
uit en het inzicht daarvan doet begrijpen
haar hooge hoedanigheden, in onderscheiding
met de Westersche kunst. Van vrije kunsten
kan daar misschien- minder sprake zün dan bij
ons, waar de kunstbeoefening gedreven tot
specialisatie";»' afzonderlijke rakken zich als
een bloot woelde artikel van de gemeen
schap vervreemd houdt. Handwerk en kunst
staan daar gemeenzamer tegenoverelkaar.
De geest van de kunst is er gezond en krachtig
door de perfectie van het handwerk, of liever
de beoefening opzieh zelf, ongeacht in welken
technischen vorm, is zoo zuiver en lijnrecht
gericht naar de volkomenheid van het werk
stuk, en de schrandere geest daarbij onverpoosd
gespannen door een assthetische gezindheid,
dat als resultaat, het schoone natuurlijker
wijze onder hun vaardige handen uitkwam.
Zoo was de voortbrenger van dingen, die
utiliteitsvoorwerpen zijn in de praktijk van het
leven, niet minder een artiest dan de maker
van schilderijen en beeldwerk. De verfijnde
keur van het schoone en de eergierigheid op
de bekwaamheid der handen in een toonbeeld
van technische volkomenheid, vindt bij alle
voorwerpen ten dienste van het dagelyksch
gebruik,middelzich terealiseeren.Degeestkracht
scheen wel onuitputtelijk bij een arbeid van de
meest ingewikkelde en bewerkelijke
uitvoeringswijze. Geweven en geborduurde
kleedingstukken,(dieby elke dynastie en eiken nieuwen
keizer veranderingen in den stijl der patronen
ondergingen) zijn versierd met bloemen of
wel dieren een visch met de flikkering
van zijn schubbenhuid, planten waarop de
dauw flonkert?zoo levendig van uitdrukking,
dat zij met het penseel geschilderd lijken.
De gewaden van tooneelspelers, de kunst
der mimiek was daar tot een zeldzame hoogte
opgevoerd, zijn anders opgevat in de uit
voering, wijselijk berekend naar het effect
dat zij op een afstand hebben te maken.
Zonsondergangen en heele veldslagen moeten
verbijsterend werken op de verbeelding der
toeschouwers.
Het beroemde Cloisonné-werk der Japan
ners wordt bewonderd om zijn diepe en
sonore kleurwerking en de geestige speling
ir.
Klimt. Deze Oostenryksche schilder heeft
hier vier werken: die Drei Alter,
Wasserschlangen, Sonnenblnmen en Rosen. De twee
laatste hebben veel minder van een kunst
werk dan de eerste en de eerste hebben
er weinig van. Klimt is in deze schilderijen
een talent op hol. Er zijn tegenwoordig
vele talenten die meenen dat het
bizondere in het overdrevene is, in het buitenmate
exagereeren van een klein ietwat in de ele
menten van hun gave. Het bizondere, wan
neer het toch eigen is, kenmerkt zich altijd
door eenvoud in zijn uitingen. Het voldoet
natuurlijkerwijze aan de wetten van het
kunstwerk. Het is gemakkelijk te over den,
zy het niet te doorzien. Het heeft desnoods
de meest subtiele kleursamenstellingen, het
laat desnoods de meest fletse nuances
zachtkens tegen, malkaar sterven het eind blijft
te overzien, het is iets dat zich natuurlijk
voordoet; ge vindt er gemakkelijke rvimte
in. Er zijn aangename regelmatige herhalin
gen. Er is een mathematische ondergrond.
Klimt mist van alles in deze werken. Hij is
een talent en iemand die wat kan. Maar
er is pose in het werk en ongezondheid. Het
is geen krachtige felheid, of yle scherpte. Er is
onnatuur in dit werk. Deze schilderijen missen
de natuurlijkheid van het kunstvolle. Die na
tuurlijkheid is een andere dan die der natura
listen; zy is ten eerste gebaseerd op het even
wicht, op het ornamentale, op het decoratieve
in den besten zin. Die Sonnenblume en die
Kose zijn verwarringen. Er is geen orde in.
Het is wanorde die eenvoudig en zuiver
bewijst dat kunst met haar niet bestaat.
Klimt heeft iets van dat wat Toorop even
eens heeft. Beiden hebben talent maar en
Toorop en Klimt geven met dit talent een
aantal werken die ze nooit verantwoorden
kunnen. Van Toorop herinner ik me altijd
de visschers met de hooge hoeden aan den
horizont en van Klimt herinner ik me altijd
die Drei Alter. Maar terwijl Toorop tusschen
deze niet te verantwoorden, beïnvloede,
werken portretten teekent en eenvoudige
notities geeft die wél zijn talent laten zien,
is er bij Klimt in deze vier werken niets, wat
het kunstvolle nadert. Het is ongezond. Ge
voelt alleen wat kunnen en een neiging tot
verfijning.
Het Rijke der schilderkunst vertoont zich
in eenvoudige en toch diepe uitingen. Het
wordt geopenbaard in harmonie en rust. Het
vertoont zich niet in deze nervense schok
ken die niet, als bij Van Gogh, het ethische
hebben als hulpmiddel tegenover het gebrek
kige.
II. Hodler heeft hier een groot werk: zes
vrouwen in het blauw gekleed, als in blauwe
badcostnmes. Het werk zou een sterk decora
tieve eigenschap moeten vertoonen. Het is
wat grappig. Het groote in het Bhythme
dat juist in dit werk zou moeten worden
geconstateerd, de schoone buigingen der
lij.nen, het verstolen zich herhalen van een
voudige grondvormen het is hier niet te
der soma grillige
versierings-motieven; maar
de onafwijsbare techni
sche meesterschap over
de langdurige subtiele
bewerking, die aan het
schitterend resultaat
vooraf moesten gaan,
geven eerst het recht
getuigenis voor den be
zielden ijver, het scherp
zinnig instinct en den
grondigen
schoonheidszin van de makers. Ook
het lakwerk is niet alleen
aesthetisch van bijzon
dere waarde, maar ook
technisch schier onna
volgbaar; de materie is
zoo verwerkt dat zy te
gen de schadelijkste in
vloeden van buiten be
stand is gebleken. En,
waar pottenbakkers,
wevers, lakwerkers, me
taalbewerkers enz., even
goed kunstenaar zijn als
schilders en beeldsnijders, waren deze laatsten
eren bekwame en grondig onderlegde hand
werkslieden als de eersten.
De vaardigheid van den japansshen teeke
rjaar wordt tegenwoordig algemeen als onver
gelijkelijk geroemd. Hy trekt zijn lijnen rap
en met een onfeilbare raakheid als een ge
routineerde caligraaf zijn gave en sierlijke
letters neerschrijft. Het is bekend van
Hokoasaï, dat hu op zijn zeventigste jaar
zich noemend een grijsaard verzot op tee
kenen" getuigde ondanks een jaren en
jarenlange onafgebroken studieuse oefening,
nog maar over een zeer ontoereikend teeken
vermogen te beschikken en dat hij berekende,
met gelijkelijk volhardend streven, eerst een
volkomen meester te zullen zijn, als hy 110
jaar oud mocht worden. Die bekentenis
lijkt wat aanstellerig, maar men heeft hierbij
in aanmerking te nemen, welke eiechen de
Japansche meeeters hun kunst stelden. De
wufte verliefdheid in onzen tijd, op den
mooien schijn der dingen, den schemerschijn
van kleuren en vormen, lag niet in hun aar J.
Waar (hier in ongunstigen) zin yoorverleden
weet van Hollandsche observatie-kunst weid
gewaagd (door R. Holst), ook het teeken- en
schilderwerk der Japanners kan als zoodanig
aangeduid worden. Maar wat bij de eerste
op het tekort wijst beteekent van de kunst
der laatsten juist een volheid. Hun waar
neming trok niet de overijlde gevolgtrek
kingen van het tegenwoordig
impressionnisme; zij observeerden met spiedend open
oog, om te geraken tot de kennis van het
organisme der d i n gen en h et begrip van de
drijfkrachten der beweging. Hun teekenwyze werd
du 3 synthetiseerend, zij determineeren in
enkele lijnen den stortgang van een waterval,
de zwembeweging van een viscb, de vlucht van
een vogel, de uitdrukking van een gelaat.
En lettend op hun streven om bij het afbeelden
van wat het oog aanschouwt, als 't ware de
ademhaling van het leven zelf uit te drukken,
verklaart zich nader den zin van Hokousaï's
gezegde dezelfde zin als in Socrates' be
kentenis na een levenslange inspanning vau
vorschend denken: dit weet ik allesn, dat
ik nog niets weet".
De Chineesche en Japansche kunst is bij
uitstek decoratief, maar decoratief in den ver
heven zin van die benaming, stijlvol en ruim
vinden, en er is geen kleur. Er zy'n wel vor
men die storen. Er is een gebrek aan ver
deeling, dat hindert.
III. Het barbaareche in de Duitsche plas
tische kunsten (soms kunstenmakerjjen) is
een der dingen die me het meest tastbaar
geworden zy'n op deze reis. De versierende
kunsten zijn grof. De schilderijen missen gratie,
de verfijnde hanteering der kleuren, die het
werk der Franschen doet respecteeren al gaat
het tegenwoordig of nerveus of overmoedig
tegen allerlei noodzakelijks in. Ze missen, de
Duitschers, in de beeldhouwkunst de fijne
maten.Ze vatten alles aan met boersche handen.
De heele richting in de Secessione is naar
kleur. Dit is een noodwendige reactie. Toch
dunkt me, van uit hun aard als Buitschers,
de kleur een nooit hun te verkrijgen be
zit. Ze kunnen vaag-romantisch zy'n, bur
ger l ijs dikwyls, romantisch sems, soms
constri; eerend, maar in het algemeen bezitten
ze de gemakkelijkheid van het schoone niet.
Ze voelen de vormen noch edel noch statig.
Ze missen tegenover de Hollanders, bij gelijke
boerscheid het teederder klenrgevoel dat ons
kenmerkt. Ze zijn hard of zwaar.
Door hun zucht tot kleur zijn de Duitschers
onder den invloed der laatste Franschen. De
Duitschers zy'n wanordely'ker. Ze gaan grif
door, als de Franschman oph«udt. Alleen
bespeurt ge in al hun feilen een ding dat ze
boven ons bezitten: de kimmen zijn wijder,
ze zijn grooter ruimte gewoon. Ze zijn zalen
gewend, wügewoon aan kamers. Zalen ken
nen is iets.
IV. In de Spanjaarden treft de overtuiging.
* *
*
J3. De schoonheid is nooit zaad geweest
dat gul opgroeide. Maar in elke periode
bloeien toch eenige van haar weinige
heesters. Die te laten zien is plicht. Kleine
tentoonstellingen zy'n daarvoor voldoende. Ze
zijn een hulp ter bevordering van de aan
dacht, ter opademing voor de begeerigen,
voor hen, die in de wetenschap dat alles op
een wijd rhythme ademt, erkenden dat ieder
schoon rhythme met duizend andere rhythmen
is verbonden, een getal met getallen, een
schakel van een eindelooze ketting. Een
tentoonstelling is soms noodig. Maar alleen dan
wanneer ze wekt tot nieuwe psychologieëa,
tot nieuwe problemen, tot nieuwe syntheseis.
Ze heeft alleen dan nut als in de galerijen
van den geest een nieuw veelstarrig mozaiek
tot nieuwe sier kan worden gelegd.
PLASSCHAERT.
Schilder!) en lus!,
Naar aanleiding van een critiek van myn
werk Over 'Evenwicht" door den heer H.
P. BerJage in het nummer 1664 van dit blad,
verscheen in het nummer 16TO een stukje
van den heer Plasschaert.. Ik verzocht den
heer Berlage of ik op dat stukje mocht ant
woorden met eenige toelichtingen.
Twee of meer dingen, die voor den be
schouwer samenstellend een geheel zullen
van geest in de uitvoering en met die natuur
lijke beheerschin^ als de groote kunstwerken
der primaire beschaving eigen waren. Ook in
klein bestek uitgevoerd, en by voortbreng
selen van de grilligste werking der verbeel
ding, blijft die karakteriseering van het
zichtbare leven in grootsche samenvatting
van vormen gehandhaafd.- Ik denk.na aan
een merkwaardige rubriek van gebruiksvoor
werpen, de Netsuké's, die in de 17e eeuw
ontstaande, dienst deden als draagknoopen.
't Zy'n kleine in hout of ivoor gesneden
beeldjes, waardoor een koord werd gestoken,
dat bevestigd aan den gordel, tot
draagmiddel diende van die verschillende dagely'ksche
benoodigdheden, welke wy in den zak zou
den steken. Deze beeldjes stellen afwisselend
voor menschen, dieren en planten; de fan
tasie van de Jaoanners, hun humoristische
vindingrijkheid, blinkt er vaak in uit.
Het caricaturale element in hun kunst is
er ruimely'k en schitterend aanwezig. Doch
zoo nietig van omvang die dingen zy'n, kun
nen zij, als voortbrengselen van beeldhouw
kunst, kleine grootheden genoemd worden.
Zy zijn grooter dan zoovele reusachtige stand
beelden in onze steden, hebben als bibelot's
meer dan deze, in hun grootschheid van
lynenstel een monumentaal karakter. Ik zou met
deze, de voor alle plastiek wel
wengchengwaardige proef . willen nemen, om ze in
verschillende profielen op een wand te laten
silhouetteeren; de gedaantevorming zou de
geordendheid van haar bouw overtuigender
toonen. De goede Netsuké's heeteo tegen
woordig vry zeldzaam voorkomend; in de
zalen van Van Veen en Komter zijn er echter
nog verscheidene te bewonderen.
Wat meer belangstelling in Chineesche en
Japansche kunst die ik met het schrijven
van dit artikel beoog te verwekken, kan gun
stig werken bij de studie van onze
tegenwoordige aspiranten voor het kunstenaars
schap. De kunstontwikkeling eene richting
te geven uit de kracht van ethische inzichten
of geestelijke tendenzen zal altijd een pcmr
en onvruchtbaar drijven blijven van
menschelijke willekeur. Niet uit de nukken van ver
standelijke bevinding, maar uit den arbeid
zelf zal een jonge kunstwijze richting moeten
nemen, uit een arbeid van onverpoosde inspan
ning, om den lust van het werk zelf, en
liefdevolle belangstelling voor alle natuur
verschijnsel, maar gevrijwaard van geknutsel
of artistieke doenery, door een steeds
klaarder bewustwording van de wetten achter
het in oneindige wisselingen zich bewegende
leven en de onverbroken samengang tusechen
de uitvoerende hand en den immer
gretigvorschenden geest. Want de bekwaamheid
van doen, de onverflauwde inspanning, en
de besturing van den arbeid door een koel
hoofd, vormden wel de vruchtbare bodem voor
de kiemen van die oogtersche veelzijdige kunst.
Voor een nadere beschrijving der
hierbijgaande afbeeldingen is er nu geen ruimte
meer. Alleen zy' opgemerkt, om misverstand te
voorkomen, dat het gracieuse vrouwebeeldje,.
(dat in afgietsels by' Van Veen op het
Damrak voorhanden i*) meer
curiositeitshalve er is bijgevoegd. Want het is moderne
productie, doch wel eigenaardig is het in
dit werk, dat zoo duidelijk toch het Japansche
karakter heeft, den invloed van Westersche
kunst op te merken.
W. STEENHOEF.
uitmaken, moeten invloed op elkaar uit
oefenen ; ze zijn min of meer van elkaar
afhankelijk.
Zoo een schilderij en zy'n omlijsting. De
lijst heeft een aanial fnnctiën te vervullen,
waaronder bijv. afsluiting van de schilderij.
Een der voorwaarden waarop valt te letten
is het oppervlak van de schilderij in verge
lijking van de ly'st. Een veelal gunstige norm
voor die oppervlakken is het geval, dat er
evenwicht" ontstaat voor het oog. Voor ons
gevoel dus.
Een licht oppervlak schijnt grooter dan
een zelfde gelijk oppervlak van donkerder
tint. Sommigen nemen zelfs een bepaalde
verhouding daarvoor aan.
Zou men nu de oppervlakken by v. van een
donkere lijst om een lichtere schilderij gelijk
nemen, dan is er alle kans, dat het evenwicht
voor ons gevoel niet bestaat. Daarmee is
reeds een geval gegeven, dat volkomen gelijk
heid van oppervlakken geen evenwicht geeft
voor het oog altijd.
Ik zou het niet wagen om in cijfers de
waarden uit te drukken van een licht en
donker oppervlak, om daarnaar de grootte
der oppervlakken te bepalen.
Het gevoel inmiddels vergelijkt die opper
vlakken; maar niet steeds vertolkt ons gevoel
de oorzaak van mishagen by niet-gelukkige
verhouding.
Het is goed te weten, dat het gevoel ver
gelijkt, en dat het rekening houdt met
gelijkheid of ongelijkheid der oppervlakken.
Ongelijkheid kan goed zy'n, óók gelijkheid