Historisch Archief 1877-1940
5fo, 1C7.3
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
hem
teek«nde
hadden getroffen en
onder
De h«er Levy heeft fijn requisitoir tegen
Schopenhawer zoo scherp mogelijk gesteld.
De inleidende helft is samengesteld uit ver
zwarende getuigenissen, en denigreerende
bijzonderheden, die wel «ven weinig tot de
saak toedoe», maar toch- om den beklaagde
de broeiende atmoepbeer kannen vormen,
waarin «en onweer tich makkelijker samen
trekt.
Teneinde het mmetle bewustzijn van zfine
medeburgers te verontrn&ten heeft mr. L.
eeltige belangwekkende en karakteristieke
trekjes uit bet leven van den beschuldigde
weten voor te etellen als . onaedelijkheden,
en wel door de handige eristiEcbe kunstgreep :
ze te plaatsen in conflict (N.B.) met diens
intichten in het wezen der hoogste moraal.
Verder heeft de aanklager de courante
meeningen van hes oogenblik tegen den
wijsgeer opgehitst. Schopenhaners meenicg
over de vrouwelijke sekse, over de joden,
zijne politieke overtuigingen, worden zonder
kritiek aangehaald. Of deze meeningen in
overeenstemming zijn met zijn hoofdwerk,
daarnaar wordt niet gevraagd, laat staan
dan dat er een onderzoek wordt ingesteld
naar den graad van juistheid dier uitlatingen.
Een nitroepteeken inplaats van kritiek, een
.glimlach vol meerderheidsgevoel voor een
argument, ziedaar eene pose die binnen de
gerecbtszaal moet blijven, en niet mag komen
in de gfeer van de wetenEchappeljjke ver
handeling 1
Door Schopenbauer is de gelijkheid van
de vrouw met den man ontkend, het
OudtestamenÜche monotheïsme aangevallen, de
demdkratie nrt de hoogte bejegend; zie
daar drie onvergeeflijke zonden tegen min
of meer ernstige modeovertuigingen van
d*n huldigen dag böde breedste groep
der ontwikkelde" Nederlander?. Het is nog
maar verwonderlijk, dat er geen staaltjes zijn
aangehaald van Schopenhauers diepe waar
deering van de katholieke moraal, de sacra
menten, enz. Bekendheid daarmede en waar
deering daarvan zijn al geruimen tijd in die
kringen uit de mode.
Mr. Levy heeft tijdens de voorlezing van
z|jn requisitoir menigmaal naar de galerij
gegluurd om wat succes. Naar de dames-"
heeft hij zelfs wat geknipoogd. Met een paar
phrases over feminisme maakt men zich ge
makkelijk sympathiek, met een paar meerlin
gen daartegen. . . . Maar laat men nu toch
eerlijk aijn «n eens verklaren, wat er op
Schopenbauere opstel over de vrouwen anders
is aan te merken, dan dat het eene besliste
overdrijving is van inzichten, die «iet onjuist
zijn, maar eenzijdig. Het is ontbloot van alle
galanterie", dat is de fout. Neem bij r.
Nietssche cf v. Hartmann ; die laten zich
met wat vergoelijkende omkleedingen best
in damesgezelschap voorlezen. Schopeuhauer
beeft ook over het huwelijk stellingen ver
dedigd, die enkel rekening houden met den
mensen als natuurlijk" wezen ; hij ie daarin
de consequente erfgenaam van Kan t 's h n
weIpsleer (zie iritg. Koe. & Schob. IX p. 90
en volg.) waarin het huwelijk toch eigenlijk
wordt gedefinieerd als bet wettelijk geregeld
en door opzettelijk contract gestipuleerde
recht om een persoon van het andere ge
slacht als eene zaak tot voldoening van lust
te gebruiken. Wanneer Kunt sympathieke
uitlatingen over de vrouw heelt enz. enz.,
dan z\jn dit roucoulements ad libitum, die
kunnen worden vergeleken met obligaat- solo
partjjen, welke wel pleiten kunnen voor de
kuDBtvaardigheid van den virtuoos, maar in
het stuk niet thuis behooren. Eerst bjj Hegel
vindt men aan het huwelijk eene eervolle
en waardige plaats in de sfeer der moraliteit
aangewezen. En mocht het brutale stuk
' ber die Weiber" eene door de
dafnes"beweging als protest uitgelokte sympathie
overmatig wekken bij wat al te mannelijke
mannetjes, dan hebben deze op hunne beurt
wat nederïgieid te leeren in de niet minder
besliste en treffende zineneden over de waarde
van dit zinnelijk, op menechen slechts gelij
kend, geslacht".
Nog een opmerking over Schopenhauers
passages tegen de joden. Deze zijn niet ge
richt tegen het ras, maar tegen denjcodschen
godsdienst. Maar dan niet zooals men dien
bij de joden alleen, doch ook en vooral
zooals men dien aantref; in geheel dit Chris
telijk werelddeel. En dan bijna tout pur in
boersche en klein-burgerlijke protestantsche
kringen De ontwikkelde «tand, o. a. die der
theologen zal heel licht ea niet ongeschikt
iimiiMiiMUnini
en vriendelijk, hoewel toch flink en zelfs fier.
Doch het merkwaardigste van het geval was,
dat haar strakke, schitterende blik me in dat
laatste geral toch bleef aanzien, alleen niet
uit haar oogen, dcch daarnaast, of liever ge
zegd schuin daarboven, ongeveer door haar
wenkbrauwen heen.
Maar dat z'gn de koperen spijkertjes van
de sofa, die ik door haar oogen heen zie
schemeren!" riep ik eindelijk uit.
Ik was door deze ontdekking zoo onthutst,
dat ik verder geen woord kon uitbrengen,
doch haar sprakeloos aan bleef staren. Mijn
uitroep was echter door mijn bezoekster wel
opgemerkt, hoewel niet verstaan, want plot
seling hief zij het hoofd op en de aandacht
waarmee ik haar aanstaarde geheel verkeerd
uitleggend, zeide zij guitig: nu, ge moogt
uw schoorsteen waarlijk wel eens laten vegen,
want anders -?en hier lachte zij schalks
kórüik nooit meêterup. Of ontvangt ge
arjdere dames ook door dat vuile gat?"
Schoorsteen... dames!" stamelde ik
Werktuigelijk.
Het rookachtige wezen hield plotseling op
met poetsen en vegen, zag mij een oogenblik
even verbluft aan als ik haar en begon toen
te schateren van het lachen.
Oie is goed l" riep zij gillend, nee maar,
die is goed!" En zij sloeg zich herhaaldelijk
hoewel volmaakt geluidloos van plezier op
de knieën.
Voor wat houdt ge mij eigenlijk?" riip
zij eindelijk. Voor een menech soms? Een
mensch van vieesch en bloed?"
Ik moet er op dit oogenblik wel zeer
ODnoozel uitgezien hebben, want aan haar
lachen kwam geen einde.
Kijk dan eens," riep zij, bijna dansend
van vroolijkheid. Kijk eens of dat
menschenwerk is? Of dit? Of dit? Of dit?"
Bij elk dezer uitroepen deed zij iets, waarvan
ik gewoon ondersteboven viel van verbazing.
Eerst sprong zij boven op de tafel, verzonk
letterlijk door het blad heen naar beneden
en dook van onder het tafelkleed weer op.
Toen iiep zy rechtuit tegen de tafel aan en
liet zich door het blad in tweeën snijden,
spreken over anthropumorplmmtn in den
godsdienst. Maar in de kerken, voor
al in protestantsehe preeken wordt niet alleen
de allegorisch-vaderlijke god van het Nieuwe,
maar ook ten gerieve van het goede
Christenvolk God de Heer in het Oude Testament
dóór zijne dienaren verheerlijkt. Dat dit alles
sensn proprio door de menigte wordt opgevat,
bewijst de uitbundigheid en nadrukkelijkheid,
waarmede psalmen en enkel psalmen worden
gezongen (men leze bjjy. eens na p?. 18, 44,
59 etc. etc.) waarin de immoreele en onjuiste
leer ' verkondigd wordt, dat het den recht
vaardige op «arde goed gaat en den
'goideloeze' slecht, n.l. door dat hij door dien
rechtvaardige met horens wordt gestooten,
of in kuilen valt enz. En wat is er nu op
Schopenhauers kritiek der joodeche mytho
logie aan te merken? En de toon? Nu juist,
niets dan de toon l
Indien ik mij geroepen voelde, .om de acte
van beschuldiging met een uitvoerig pleidooi
te weerleggen, zou ik eene verdediging kunnen
geven van Schopenhauer's aristccratisme,
z|jne bonding jegens een anti-wijegeerig streven
in de natuurwetenschap van zijn tijd enz.
Het gaat hier echter niet om eene verdediging,
namelijk van datgene wat niet aangevallen
had mogen worden, althans niet op mr. L.'e
wijze. Het gaat om kenschetsing en kritiek
van de door dezen heer tegen Bchopenhauer
aangenomen attitude.
De Heer Levy schrijft:
Spernere mundum, spernere semet ipsnm,
epernere aperni, luidt de spreuk, waarin
Schopenhauer zijne levensopvatting be
lichaamd heeft. Haar inhoud doet denken
aan een grimmigen grijnzaard, die van het
bestaan niets meer te hopen of te duchten
derhalve daarmede afgesloten heeft", en:.
Het is onjuist, dat deze zinspreuk aan
een 'grimmigen grijnzaard' moet doen denken.
Zij is, gelijk den heer Levy waarschijnlijk
niet bekend was, door Schopeahauer over
genomen van den H. PhiJippus Neri 3) (na
lectuur van Goethe's ItalianiEche Keise?).
Deze heilige had haar ontleend 'aan den
H. Bernhardns. 4)
Nu kenmerken zich de levens dezer heiligen
door niets minder dan grimmigheid. San
Filippo Neri is een laat-renaissance man
geweest, een onstuimige en meesleepende
natuur zooals Cellini, maar heilige gelijk
deze kunstenaar is geweest. Het is de humo
ristische heilige" der kerk, een mensch van
ontzaggelijke gestrengheid, vol uitgezochte
gei ade, een man levende in extasen, maar
ook een man die de kleine vreugden en de
kleine rillingen van het leven ondervond.
Er is een schrijven bewaard gebleven van
San Filippo aan Paus Clemens VIII, grootscb,
streng, bijna grof. Het antwoord is even
merkwaardig. Goethe deelt beide mede. Er
is bij dezen mensch geen schroom geweest,
om in de oogen der medemenschen dwaas
te schijnen, integendeel: de
verwaarloozing van maatschappelijke gebruiken en
een soms wat opvallend gedrag schenen
symbolische de minachting uit te drukken,
?welke den asceet moet bezielen jegens de
aardsuhe dingen. Het volgende voorval is
kenmeikend: Een bedelmonnik die evenals
S. JFilij po in den reuk der heiligheid stond,
ontmoet dezen in de hoofdstraat van Eome,
en bieit hem een slok aan uit de wijcfleEch,
die hy uit voorzorg met zich meedraagt.
Philippus Neri bedenkt zich niet, maar zet
de langhalzige flesch, terwijl hij zi:n hoofd
achteroverbuigt, aan den mond, terwijl
ondertusechen het volk luid lacht en den spot
drijft met de twee vrome mannen, die elkaar
op zulk een wijze toediinken. Philippns Neri
is niettegenstaande zijne vroomheid en zijne
berusting eeiiigszins ontstemd, en zegt dan:
Eerst hebt gij mij verzocht, thans is de
beurt aan mij," en drukt daarop zijn vier
hoekige baret op den kaalkop, die nu
eveneens wordt uitgelachen, maar rustig
verderloopt zeggende: wie hem mij van het
hoofd neemt, mag hem hebben". Neri baalde
hem in, nam hem de baret af, en zij gingen
uiteen. 5)
De H. Bernhardns, abt van Clairvaux,
door M. Luther in zijne tafelgesprekken 'de
grootste der kerkleeraren' genoemd en van
wien Calvijn ([nat. XI, 10) schreef, dat hij
over de consideratio zoo goed gesproken
heeft, dat men meecen zou dat de waarheid
door zijn mond tprak, deze reus, die als
geen ander streng was voor zichzelf en voor
anderen, is tegelijk de zachtste, meest
meedoogende, lieflijkste van alle menechen ge
weest. Hij is de groote prediker geweest van
zoodat haar bovenlijf op en haar beenen
onder de tafel voortmarcheerien en bij het
teruggaan deed zij hetzelfde nog eens, maar
toen op haar hurken, zoodat nu alleen haar
hoof J over het tafelkleed wandelde.
Is dit genoeg om u te bewijzen dat ik geen
mensch ben maar een echte geest ?", riep zij,
toen zij eindelijk ophield, of moet ik nog
meer doen? Wil ik eens door u heen loopen?
Wil ik me door den vloer lateu zakken? Of
wat wilt ge?'
Ik had me nu in zooverre hersteld, dat ik
tenminste spreken kon; bovendien dreven
eerbied, vrees en dergelyke gevoelens mij ook
daartoe, nu ik eenmaal wist wat voor soort
wezen ik voorhad. Ik schudde dus met het
hoofd van neen en het eenige zeggend dat
mij gedurende hare geesten-oefeningen was
ingevallen als iets dat haar wellicht aange
naam kon weien, zeide ik:
Waart gij het ook diéop de kachel zat?''
Zoo gezegd zitten ja, doch eigenlijk
zweefJe ik."
En uitte gij ook werkelijk een kreet toen
ik de kachel opstookte? Ge begrijpt, het zou
mij leed doen als ik u pij a veroorzaakt had
en later hoorde ik snikken . ..?"
Ik scheen hier een puntaangeroerd te hebben,
dat mijn bezoekster eenigszins onaangenaam
was, althans haar gezicht werd zeer (reuri;'.
Dat deed gij inderdaad," zeide zij op
zachtdroeven tooi). Ge dee! me werkelijk peni ge
pijn, hoewel natuurlijk buiten uw schuk'."
Doch de reden waarom ik schreide waa
toch in ied«r geval een andere," ging zij voort.
t>e zaak is, dat gij door die kaebei plotse
ling zoo heet te stoken, zulke droeve herin
neringen bij mij hebt opgewekt. Ik houd niet
erg van hitte. Ik houd er heelemaal niet var.
Ik ben Jeanne d'Aro, moet ge weten."
Deze woorden, op somberen en diep ont
roerden toon gezegd, deden mij plotseling
een licht opgaan.
O nu weet ik het!" liet ik mij ontvallen.
Wat weet ge ?" vroeg de maagd van Orleanc.
We), waarom ge KOO ruikt naar GeMersche
worst! Ge zijt toch immers verbrand, dus
met andere woorden aerookti'
de wereldontvluchfing en de verachtelijk hei d
van alle aardeche genoegens, de man van de
tweede groote hervorming in het West
Etrropeesche kloosterleven, onder wiens strenge
regels de kloosterlingen vaak bijna opstandig
werden, «oodat hij een weinig terug moest
naar de gewone maat; maar zijne werken en
zijne daden zijn gevuld met een innige liefde
voor de medemenschen, voor vogels en bloe
men en in zijn epistels en zijne predi
king brandt een zoo punr-witte vlam, dat
men in zijne eeuw niets anders ziet dan
deze alleen. Hij is de man van het inedia
carnis, ccrdis refectio' in schrikkelijke wer
kelijkheid, maar ook dit andere woord is van
hem: een somber uiterlijk, een voorhoofd
dat beladen is met de duistere wolken der
droefheid, zijn een teeken hiervan, dat onze
ziel niet van innigheid is vervuld". (Serm.
41 de Div. n 6.) Evenzoo zou de H.
Franciecus van Sales later zeggen: de heiligen die
treurig zijn, zijn maar treurige heiligen'.
Zou ik hiermede willen gezegd hebben, dat
er zcoveel overeenkomst bestaat tusEchen de
levens van deze middeleenwccbe heiligen en
en den wijsgeer die hen begrepen heeft?
Immers neen, maar men merke op, dat de
Ie ver B dezer godsdiensthernieuwers die geen
van beiden groote philocophen zijn geweest,
de practijk waren van deze zinspreuk:
'sperne mundum, sperne neminem, sperne te
ipsum, tperne sperni' 6), en tegelijkertijd het
tegendeel van grimmigheid en gemelijkheid,
maar de ontplooiing eener geest- en levens
kracht van de hoogste intensiteit.
Er zijn menecben, voor wie de staat van
heiligheid nooit inderdaad een probleem is
geweest. 'De fout van mr. Levy en an
deren is deze, dat zij uit een inzicht wil
len afleiden, hetgeen niet andera is te ver
klaren dan uit het karakter en den gemoeds
aard. De zinspreuk, waarop ik doelde, drukt
een inzicht uit en betreft de waarde, welke
men in oogenblikken van heldere bezinning
aan de wereld en de menfchheid toekent.
Het leven, nl. de levenshouding en de levens
handelingen, vloeit voort uit den aangeboren
aard, wordt bepaald door de aanleidingen en
omstandigheden van buiten af; en niet dan
zelden kan het gehoorzamen aan de kracht
van zijn diepste inzichten en zich storten uit
de beiding, waarin zijn aandrang wordt be
lemmerd en zün weg geleid.
Er wordt dan gevraagd, of een wijsgeer
vertrouwen verdient, wiens leven zoover is
gebleven beneden zijn moreele idealen. Men
vrage zich liever af, of niet de genialiteit
bewonderenswaardig most worden genoemd
van een man, bij wien de
levensoverechouwing zoo hoog is gerezen boven het natuur
lijke temperament en den zoo scherp
geteekenden karakteraanleg?
Er is nergens voortreffelijker kenschetsing
en verklaring van het ascetisch ideaal te
vinden dan bij Schopenhauer. Zelfs niet in
de werken der mystieke asceten. Want de
genialiteit van den asceet ligt in zijn leven
zelf; zij blijkt ons eerstens anekdotisch: uit
treffende en ongewone voorvallen, en verder
symptomatisch uit de geschriften. Zij blijkt
ons in die geschriften (o. a. die van S.
Bernhard) inzooverre daarin het ascetische leven
is weergegeven. Men leest bij die mystieken
voortreffelijke voorschriften, schitterende
beelden, en het meest inteise zedelijke
pathos, maar men vindt daar niet het zui
vere begrip en niet de verklaring.
De genialiteit van den wijsgeer bestaat
hierin, dat hij zich van dit pathos weet te
doen doordringen, en op het oogenblik van
de meeet volkomen vereenzelviging met den
moralist en van het meest gerijpte enthousias
me zich eensklaps stelt buiten zijn gevoel, en
het afbeeldt en ordent in voors tellingen en
begrippen. De genialiteit van den wijsgeer
is samengesteld uit gevoeligheid voor het
hem niet- eigene, en strakheid en onafhanke
lijkheid van redelijk doorzicht.
(Slot volgt).
L. H. GKONDIJS.
1) Hegel W. W. IX, 40. Tusschen haak
jes: Schopenhauer verklaart het misverstand
van den kamerdienaar door de tekortkomin
gen van den held, en excuseert zoodoende
het ras der lakeien. Foutief: de lakei heeft
altijd ongelijk inzooverre hy ie, wat hy is:
een lakei.
2) Goethe verhaalt b. v., dat hij een tijdje
te voren eene brochure had gelezen, waarin
onderwerpen uit de leer der kleuren werden
behandeld; de schrijver scheen geheel door
drongen te zijn van Goethe'g leer, en had
alle verschijnselen tot diens beginselen terug
gebracht. De lectuur vervulde hem met
IIIIMI iimiiiiiiummiiiiiimii!
Ditmaal zag ik de oogen mijner bezoekster
toch inderdaad schitteren en wel van woede.
Meneer," zoo beet zij rnij toe, met u is
niet te praten, u weet letterlijk niets van
goede manieren." Daarop keerde zy mij den
rug toe en schreed met trotsche houding
naar het veister.
En laat ik u dit nog zeggen," zeide zij,
zich reeds met n been buiten het raam
omkeerend: als je een astraal was geweest,
dan kon je er op rekenen dat ik den eersten
den besten keer dat je als mensch op aarde
aan den gacg moest gaan, al rny'n best zou
doen om ja zoo'n groot lichaam te bezorgen,
dat je er in rammelde en dat je een
menscherileeftijd lang bont en blauw werd ge
schud, zoodat je rnet een harnas van eelt op
je lijf in de aatralen-wereld terugkeerde. Dat
zou ik,"
F* moet erkennen dat het me een lief ding
waard zou zijn geweest, als ik op dit oogenbik
iets had geweten om de boosheid van mijn
beroemde bezoekster te doen bedaren. Want
had het feit, zulk een buitengewone gast to
krijgen, nio al danig van de wij-i gebracht,
het vooruit/Acht, me eene eeuwenoude heldin,
die door schoorsteenen kroop en door
muren en zolders heen naar binnen fil
treerde, tot vijandin te maken, deed mij
gewoon rillen. Ik ~ag den ook in doodsangst
aan hoe Jeanne d'Arc een stoel beklom en
door het gesloten raam naar Vnitm stapte
on pprst tot;n nog slecht? een eiip van haar
kleed en eeii voet aan deztu kant van het
gordijn zichtbaar waren kreep ik een inval.
Xeerct u mij tocti niet. kwalijk wat ik zei!1'
ril p ik hp.ar na.
Ik meende het toch immers goed!"
De krijgshaftige jonkvrouw keerde zich op
het raamkozijn om en stak tor hoogte van
het plafond haar hoofd weer naar binnen,
Zoo, bedoelde u het zoo goed!" hoonde
het grijze hoofd.
In mijn angst beging ik nu een groote on
handigheid, die gelukkig echter goede gevol
gen had.
,,Ja zeker," stamelde ik. Ik bedoelde heele
maal niet u te beleedigen. Geldersche worst
vreugde; lot zgne verwondering bemerkte
hij, dat de schrijver G. niet eens had genoemd.
Het raadsel werd later opgelost. Een
gemeenseaappelyke vriend bezocht hem, en deelde
hem mede, dat de jonge schrijver gehoopt
had, door dat geschrift zgn naam te vestigen
en gevreesd had, zichzelf nadeel te berokke
nen door zjyne inzichten te ondersteunen
met G.'s reputatie. De jonge schrijver heeft
zich later persoonlijk aan G. voorgesteld en
zich verontschuldigd.
M. i. kan dit verhaal niet op Schopenhauer
slaan, gelijk o. a. door Moldenhauer wordt
ondersteld. Want vóór de uitgave van diens
ber das Sebn und die Farben" had S. al
kennis gemaakt met het manuscript. Boven
dien zou G. niet eerst na de lezing van de
brochure" met den schrijver hebben be
hoeven kennis te maken, aangezien hij als
regelmatig bezoeker van Jobanna Schopen
hauers salons reeds langen tijd tevoren zyn
omgang met den jongen Schopenhauer was
begonnen.
Waarschijnlijk staat Goethe's uitlating op
Pwrkinje, die in 1816 zijn boekje over: Das
Sehen in subjektiver Hinsicht" had open
baar gemaakt.
In zijn Zur Naturwissenschaft im
Allgemeinen" doet Goethe de groote overeen
stemming tusechen Purkinje'g en zijn eigen
leer opmerken. In 1825 heeft Purkinje daarop
bet vervolgwerk Neue beitiage zur
Kenntniss des Sehens in subjektiver Hinsicht",
verschijnende als dl. II van zijne
Beobachtungen und Versuche zur Physiologie der
Sinne", aan Goethe met een van diepe ver
eering getuigend voorwoord opgedragen. Uit
een schrijven gevoegd bij het presentexem
plaar aan Goethe, blijken de zwarigheden
die P. bij de uitgevers ondervond alvorens
zijn boek gedrukt te kur.nen krijgen, hetgeen
.eene aanwijzing voor mijne meeuing is.
Goethe's antwoord (18 Maart 1826) is hoffelijk
en hoogst prijzend.
3) Zie o.a. 'Ricordi e Detti di san Filippo
Neri', dato 27 Juli, voort s geciteerd in alle
biographieën.
Petrarca reeds vermeldt de spreuk in zijn
36e Dial. de contemptu.
4) In de werken van S. Bernh. is op elke
bladzijde de zin der zinspreuk te lezen; in
baar geheel heb ik haar niet bij hem kunnen
vinden. De biographen Bacci, A. Bayle, de
Acta ^anctorum schrijven eeestemmig haar
aan S. Beinb. toe.
5) Mgr. Guérin in 'Les petits Bollandistes';
Nous avons sous les yeux une ancienne
gravure allemande, qui nous rappelle la
rencontre de S. Philippe Neri et de S. Félix
de Cantalice dans les rues de Bome. Le
fondatevr de l'Oratoire boit sans fa?on dans la
gourde du frère quèteur: d'oül'on peut
conclure que c'est la la caractéristique la plus
populaire du Saint."
6) Men zie, dat de twee gecursiveerde
woorden ontbreken in de door mr. L. geci
teerde zinspreuk van Schopenhauer. Dat is
teefcenendl
Prof. "BicHAHD MTJTHBB. Eenige weken vóór
zjjn dood heeft Muther nog voltooid eene
omvangrijke- Gfeschichte der getamtm Malerei
i-om Entttehen des Chrisientwns bi» zur
Gegenwart welke, volgens bericht van den uitgever
Konrad Grethlein te Leipzig, nog vóór Kerst
mis a.s, in drie deelea met ongeveer 25CO
afbeeldingen zal verschijnen.
M.AS: NOEDAÜ. Den 29en van deze maand
zal dr. Max Nordau zijn zestigsten verjaardag
herdenken. Zijn vrienden en bewonderaars
doen pogingen om dien das; te vieren door
de stichting van een Nordau-prijs voor
hebreeuwsche letterkunde. Een bedrag van
120.000 gulden zal daartoe worden bijeen
gebracht, waarvoor een uitgebreid comit
werkzaam is.
40 cents per regel.
BOUWT te XUNSPEET.
Inlichtingen bij het bouwbureau A.rti",
aldaar. ^
-l <É?l pn 7ilvpp?mpdppii
. I_±LI Gil lllrjlüllluuullj
C. H. YAN DER TELDEN, Fa. fl. I. BOSCB, H«fjnw.
KALYERSTRAAT153-155, Amsterdam. Tel 2045.
Eenige
Fabrikante
W.BengerSöhne
Stuttga
Hoofddepót te AMSTERDAAI: Kalverstr, 157
K. F. DEOSCHLE-BENGER.
SPOEDIG GEVRAAGD
prijsopgaaf van 2 Kamers te
Amsterdam, geschikt voor
Kantoorlokaal
enSlaapkamer met en zonder kost.
Brieven onder lett. A B, aan A.
HUISMAN, boekhandel, Meppel.
iet
f 3.SO.
Eikenhout kleur, Solide,
Eenig Adres:
27 {Jlreehtsehestfaai 27,
AMSTERDAM.
Lang 0.60 M.; breed 0.48 M.)
hoog 0.85 X.
UNITY
met
Het RIJWIEL voor U
A. DRUKKER & Co., Rokln 126.
Koopt IITS1.1 ITKKD BOTER ONDER RIJKSCONTROLE.
De STAAT GARANDEERT U een ON VER VAL.SCIIT product,
Boterhandel z UI D I. A REIS", REGÜLIERSGRACHT 27. TELEFOON 8935.
ruikt volstrekt niet leeüjk en u óók niet. En
tüs alle rookvleeseh rook zooals gij en ook
alle ham..."
Een schaterend gelach belette mij verder
te spreken en de maagd van Orleans, die
zich aan de gordijnen moest vasthouden om
niet te vallen, kwam als een wervelwind
naar beneden roller, om in de kamer nog
eens hartelijk uit te lachen.
Schei nu maar uit!;?, riep zij, het is goed.
Ge zijt in staat om Johannes Hug, Michael
Servet en alle anderen die bij hun leven
verbrand zijn te vergelijken bij gerookte bok
kingen en gedroogde scharren, als ge meent
mij daarmee een genoegen te zullen doen. Maar
ik begrijp u nu wel, ge hebt dat niet met
opzet geaegd, want ge zijt nu eenmaal een
mensch en weet dus niets vaa ons, astralen,
af. Ik werd dus ten onrechte boos op u, doch
dat moet ge me maar niet kwalijk nemen.
Ge moet weten, ik ben een beetje kort aan
gebonden geworden sedert ik op den brand
stapel heb er-staan heet gebakerd zooals
vader C at s altijd zegt en ik meende het
dua zoo k'vaad niet. Morden ral ik de mop
eens aan Johannes Hus vertellen, dat zal
hem weer eens goed doen en doen lachen.
Hij is altijd zoo stil, de arme kerel. Maar
zij hebben ook tegelijk met hem zelf al zijne
boeken verbrand en nu tracht hij, door xco
weinig mogelijk te spreken en zich met niets
te br.iuoeiüii, den inhoud ervan te onthouden
tot lilj weer in een menachelijk lichaam sit
en alles v.'aer op kan schrijven; altijd, als hij
een lichaam krijgt dat schrijven kan en geen
analp).abü.t, zooals (ie laatste drie keeren.
Maar dit a.il lis m tnchuog ve\ eensopfrisschfn."
Ik sprong haast op van vreugde, nu het
geschil op zoo onverwachte wijze weer was
bijgelegd en gebruikmakend van de gelegen
heid die haar woorden mij boden, om mij
eens recht goed voor te dotn, zeide ik zoo
beleefd en belangstellend mogelijk:
..ïlé, dat is aardig! Kent u Cats? Vader
Cats?"
Ik ken Catg heel goed," zeide Jeanne
d'Arc met kenneiijken trots en nufli;» ging
zij vooit : ik ben heel chaud met hem, bij
komt mij dikwijls halen om ergens heen te
gaan en dan brengt hij soms wel eens wat
vrienden mee, 'n zekeren Brederode b.v., ook
een landsman van u en een heel aardige jon
gen; alleen heeft hij zoo'n nare lucht van
verzuurden wijn bij zicb, En ook brengt hij
nog wel eens een ander mee, eenen Brinio,
een oud Germaan geloof ik, die nog vóór mij
geleefd moet hebben, doch wat hij in dien
man ziet begrijp ik niet, want zelden zag ik
zulk een onontwikkeld en onbeschaafd astraal.
Hij is heel flink en een man van eer, dat zal
ik niet ontkennen, maar hij is zoo ruw en
zoo veehtlustig! En dobbelen dat hij doetl
Daar krijg je gewoon geen begrip van! Hij
heeft van zijn twaalf eerstkomende ierens
reeds alle kansen op een goed lichaam ver
speeld en toch wil hij nog maar steeds weer
dobbelen."
Zoo zoo, wel, dat is heel interessant wat
u me daar mededeelt," zeide ik. En het doet
me genoegen, te bemerken dat ik het voor
recht heb, kennis te maken met een zoo be
schaafd en wellevend afgestorvene als gij zijt.
Maar als ik u zou mogen vragen, ge spreekt
daar van ergens heengaan: bedoelt ge daar
mede de spiritistische séances op welke ge
door de menschen geroepen wordt?"
Geroepen! Door de menschen op spiritis
tische séances geroepen! Wat. verbeeldt
gylieden u toch wel!' riep Jeanae d'Arc ver
ontwaardigd uit.
O, dus u pr.at er vrijwillig heen en wordt
niet geroepen," verbeterde ik. N~u, dat wist
ik niet.''
Vrijwillig ook nie!' De zaak is heel anders."
Maar ge komt er dan toch in ieder gevai
en spreekt dan met de menschen," zoo hield
ik aan.
Jeanne d'Arc berstte in een honend gelach
uit.
Om met de menschen te spreken l Dat zou
ons juist kunnen invallen, om bij zulk soort
lui on::e conversatie te gaan zoeken.' Bij die
domooren' Die kuikens!''
( Wordt reri'olgd.)