De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 25 juli pagina 3

25 juli 1909 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1674 DE AMSTERDAM MER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. het mis of is deze meneer een beef Je een laxe-mensch, een leeglooper, die nog niet veel grooto en ontzettende onderbonden beeft in zgn, dan ook «tellïg nog korte bestaan T Doch kat ons eens nagaan eenige zqner curiemae opatellen. «Twee Beelden in een V^VBT ?. ?" Wel, wat zou dat aardig zgn geweest al» w|j ex niet veel te veel van verwacht hadden! 0e schrijver heeft opgemerkt dat een rusteloos denkend mensch (als by zorder tw§fel ip) onophoudelijk verandert en i|jn eigen zelf van eenige jaren geleden ge woonlijk niet goed meer nit kan staan, ja zich dikwjjls min of meer geneert, wanneer h\j terugdenkt aan zeker e geestdriftige uitin. gen uit dien verganen tijd (ijdel, als hij stellig niet minder is, geluk wij allen trou wens, en met minder recht dan hQ misschien !) Nu heeft hjj een zeer treffende manier ge vonden om deze gedactu» tnt te drukken. H$ verbeeldt zich, plotseling in een ouden tuin en b$ een stil klein vjjverije naast zjjn oude ik" te zitten, vriendschap te slui ten met deze, hem aanvankelijk sympathiek lijkesde, verschijning, en eenigen tijd met hem om te gaan. Maar na de eerste oren, waarin wij onze haiten voor elkaar uitgestort hadden, na de eerste dagen, waarin aüe herinneringen weer opgeroepen «aren, begon ik wani eer ik naar mgn metgezel luisterde, een onuitsprekelijke verveling te gevoelen. Een zekere naïviteit, een zekere brutaliteit, enkele belachelijke ge woonten, die bij voortdurend aan den dag legdp, stonden mjj tegen. Buitendien be merkte ik, terwijl ik langdurig met hem sprak, dat hy vol onzinnige denkbeelden was, vol burgerlijk enthousiasme voor dingen en menechen.die ik me zelfs niet meer herinnerde Hij stelde vertrouwen in zekere gezet den, voelde zich ontroer! door zekere gedichten wond zich venr zekere gezichtspunten op, waar ik om moest glimlachen." Uitstekend, niet waar? zeer precies opge merkt en met scherpte weergegeven. Maar nu niet bepaald verrassend diepzinnig of ontstellend nit middelpunt ig... Volgt: Een absoluut bespottelijke geschie denis". De scoit van, soms wat opdringerige, geestigheid, Papini eigen, komt in 't begin van dit verhaal zuiver aan den dag: Het U o»gevMf vier dagen geleden dat, terwijl ik met een lichte ergenis bezig was enkele der meest onware bladzijden uit mijn herinne ringen op te schrijven (aardig t Inderdaad bevatten de meeste mémoires", het schrijven waarvan opzichzelf natuurlijk al een flinke portie ijdelheid vereischt, niet juist de zuivere, wreede waarheid omtrent bunne anteure! H.R.) ik zacht aan my'n deur hoorde klopper; ik stond echter niet op, en antwoordde ook niet. Het geklop nas te zacht geweest en ik vil niets met verlegen mentchen te maken hebben (bravo l kort en pakkend gezegd l Verrassend geestig! Vooral als slot van een periode, een eerste periode, als vondst bewonderenswaar dig! H, R.) Den dag daarna, op hetzelfde uur, boorde ik opnieuw kloppen, maar nu was bet geklop harder en vastberadener. Maar ook dien dag wilde ik niet open doen, omdat ik niet van menseben bond, die zich te gauw verbeteren". . . Ziet ge, lezer, zoo is nu zoo'n ijdeltuit van een schrijver! Nu heeft hij zelf opgemerkt, dat hij geestig i», zich lekker voelen worden met dat origineele gezegde over ver legen menschen, en nu bederft hij ons zelf terstond de herinnering aan dat aardige denkbeeld door het te herhalen (inderdaad: te halen!) in een combinatie waar het, zelfs nieuw, lang niet zoo treffend geweest zou zijn, hoeveel te minder nu wij het al kennen. Omdat ik niet houd va9~menechen" (veel slapper is dat al dan: niets te maken willen hebben.'), . van menschen die zich te ganw verbeteren"... Wat is dat nu, te gauw verbeteren ? Maar enfin glissez, mortel?, n'appuyez pae! het verhaaltje is overigens weer uitnemend van vernuftige vicding; met gloed en ctanerie verteld, geestig en pal op-deomac-af. De kloppende meneer is iemand die een roman geschreven heeft en dezen voor leest tot ontzetting' van zijn hoorder. En wel was er een zeer grondige reden 1) voor mijn ontzetting: De geschiedenis welke die man gelezen had was een vol maakte beschrijving van heel mijn innerlijk en uiterlijk leven". Welnu, de aldus besehrev«ne (in onbewustheid wel te verstaan; d» auteur heeft nooit iets geweten omtrent bet werkelijk bestaan van den held zijner fantasie), gebruikmakend van het recht hem daaitoe door den romanschrijver ge geven, raadt dezen zich van kant te maken, daar. zgn bo*k dom, vervelend, onsa menhangend en afschuwelijk is", zooals hu beweert, maar inderdaad, daar hij 1) Kan dit soms een fout in de vertaling zijn? Een reden" voor ontzetting? waarschijnlijk nog niet gehoord zult hebben. Ik bedoel de organisatie." Organisatie ?" zei Jeanne d'Arc nadenkend. Dat is toch geen verkapte term voor menscfcworden, die verband houdt met orga nisme?" In het minst niet," antwoordde ik beleerend. Organisatie zegt niet anders dan vereeniging. Gij, astralen, moet n vereenigen, moet bonden vormen, die te zamen weer vereenigd worden in n groote heelal-organisatie. Ieder astraal moet daarvan lid worden en te zamen krêet gij een bestuur dat de zaken regelt en zorgt voor een goede ver deeling der lichamen, om maar het meest voor de hand liggende te nemen en dat voor u protesteert, als ge op onrechtvaardige wijze in of uit een lichaam gezet wordt." 't Idee is mooi," stemde Jeanne toe, dat geef ik toe, maai 't zal wel op practische bezwaren afstuiten, denk ik. Want als alle astralen het daarover eens waren en allemaal hetzelfde wilden, was de zaak natuurlijk ge zond, maar er zijn nu eenmaal altijd van die lieden, dia s'eeds zorgen het dichtst hij het vuur te zitten en als hun tijd gekomen is, dan hebben züzooals vanzelf spreekt de beste lichamen. Hoe dikwijls is het mij zelf immer* niet overkomen, dat een ander me vlak voor me neus een fijn lichaampje w gkaapte, terwijl ik me met een hinkend, bultig, of aamborstig boddy mocht behelpen." Volkomen zeker van mijn overwicht in deze zaak liet ik haar kalm uitspreken. Dat beteekent niets," zeide ik, want dat zijn dan de onderkruipers en die worden ge post. Een paar andere astralen hebben dan skchts op zich te nemen om zich steeds in de nabijheid van zoo'n besmet onderkruipers lichaam te bevinden en zoodra de onsolidaire astraal het verlaat, wat natuurlijk eens moet gebeuren, wipt een ander er in en de onderniet kin -dulden dat zijn leven bekend zon worden in de wereld onder al zyn onpersoonlijke vijanden". Sterk egoïstisch zult ge roggen. Inderdaad, de christelijke opoffering is hier verre! Haar menschefijt-,rerrassend rnenschelijk, niet waar? Wie onzer, by moge dan jjdel of eenvoudig heeten, individualist of gemeenacbapsmenscb, wie onzer zou zich niet verdedigen tot het uiterste, wanneer bij bedreigd werd door de schaamte en de vernedering der absolute bekendheid, bet uitgekleed staan voor Janen-alleman rn de naaktheid zijter meest intieme handelingen, gevoelens, gedachten? In het derde verhaal (?Wie zijt ge" heet hef) daarentegen wordt ondersteld, dat iemand plotseling zij het ook.slechts tijdelijk, in een droom misschien absoluut onbekend wordt, een vreemde, tot zelfs voor zijn beste vrienden; een aanvankelijk onduldbare toe stand ; maar die gevolgd wordt door een geheel terugvinden" van zichzelf en het beginnen van een nieuw leven, het leeren kennen _van andere menschen en dat zonder te sidderen ..." In het vier d»... Doch ik kan niet door gaan op deze wijze I De verhaaltje?, fantas tische, absurde onderstellingen de meeste, z§n alle maar kort; er zijn er dertien in 't geheel; ik kan ze hier niet n voor n oververtellfn, hoe sterk gecondenseerd dan ook l Laat ik me er daa toe bepalen te constateeren, dat er een mooie Climax in dezen bundel is; i! boeiender, treffender worden deprozastukjes. Misschien ook dat dit effect, geheel of gedeel telijk, te danken is aan het feit dat men zich al lezende verder verwijdert van die wereldberoerende aankondiging die Inleiding" heette! De dag die niet teruggegeven werd", een fantasie berustend op de onderstelling, dat men in z'n Jeugd een jaar zou kannen uitleenen, om dit later, dat! voor dag, terug te krijgen, dit en Een Stad voor een Lachlui", vind ik de beide geestigste, Wij allen b ebben beloofd" en Waarom wil je me lief hebben" de meest menschelyke, gevoeligste opstellen nit dezen merkwaardigen bundel. In Wij allen hebben beloofd", raakt de schrijver het dichtst, het innigst asn een inderdaad zeer ernstige kwestie .-demogelijk heid van een levensdoel. Redeneert hij logisch, dan is niets onzinniger dan terneenen dat er zoo ieta sou kunnen bestaan. Toch vindt hij zelf, en vindt elk onzer, in zijn diepste, inttinctiefcte denken, het vage be wust zy n terug iemand iets beloofd te hebben." Men weet maar alleen niet wat l'.. Misschien let wel misschien heb niet ik alleen een groote belofte ge daan. Misschien, o broeders die ik lief heb, heeft ieder menech in een of ander leven of in een oogenblik van zijn leven, plechtig z|jn gelofte gedaan. Wee hem die niet weet, dat hij beloofd heeft l Wee hem die zijn leven niet beschouwt als een werk waartoe hu zich, toen hy geboren werd, verplicht heeft I Wee hem, die niet ieder oogenblik de wroeging voelt, dat hf het werk niet volbrengt dat hij beloofd heeft te volbrengen". h dit niet fijn, diep en precies gevoeld? Is het niet sterk van expressie? Aan bet slot troost zich de schrijver wel 'n beetje sentimenteelig, komt de aap van zijn zelfingenomenheid weer eenigszins griezelig nit de mouw kijken: Misschien is het dit, wat ik aan iemand beloofde, dat ik u uwe beloften zou herinneren l En indien dit waar it>, dan mogen de tranen gezegend zijn, die mijn eenzaamheid heeft zien vloeien". Hierin heeft Verwey geen ongelijk: Pspini lezen teteekent de aangename ontmoeting van een zeer curieuee persoonlijkheid. Iemand wiens levensomstandigheden bet hem waarschijnlijk lot Bog toe te gemakkelijk maakten het handelen haast onnoodig, het lijden, te omgaan, het huiveren van angst en ont zetting een soort zeldzame weeldel en die dit alles nn zoekt, overal en diep in zichzeli zoekf. Onder het voorwendsel zijn medegezellen", zijn tijdgenooten, te wekken'1 en ? aan te vurer, tracht hij zichzelf aan een intenser leven te helpen. Boe dikwijls" zoo luidt het in zijn voorsroord hoedikwijls hob ik mijne medegezellen, mijn vrienden, mijn vijanden aangevuurd, geraden, geschud, gewekt. Leeft het leven zeide ik tot hen handelt ten koste van wat ook, doorzoekt uw geest, daalt af tot in 'c diepst ?an uw ziel, huivert van uw lot, schept n een betere wereld, denkt u een meer dragelijk leven uit". Het leven onderste-boven, de wereld op z'n kop zetten, aan alles twijfelen en doen twijfelen, om 't zoodoende nauwkeuriger te leeren onderzoeken, doorschouwen, begrijpen misschien.... Ziedaar het doel van dezen schrijver op zijn best! Zijn 'labbel-ik, als ik müniet zeer bedrieg, is een brillante causeur, wat geblaseerd van geestelijke genietingen, en enkel nog te belinlIMIMlnlMIIIIMIMIIIIIIIIIIlllllMIlMUIIIIIIIlnlIlHIlnlIllllllllllllllMIIII kruipende astraal wordt uitgesloten. Dat gaat perfect." Het middel jkt niet kwaad," zeide zij. Ik zal er eens met Napoleon over praten, want gij kunt dat natuurlijk zelf niet dcen. Uw be doeling is goed, daar twijfel ik niet aan, maar als gij er over gingt eprekeD,zou het gevolg zijn dat men erin de eerste plaats u zelf ging posten en dat zou u waarschijnlijk niet bevallen." Maar weet gij wat," voer zij voort, plotseling een inval krijgend, ik heb u een oorstel te doer>. Wij zullen elkaar helpen. Ik stel u in de gelegenheid om een onzer bijeen komsten bij te wonen, wat er dan ook de gevolgen van mogen wezen, doch gij moet mij in de plaats daarvan een anderen dienst bewijzen. Trouwene, om u dezen dienst te vragen ben ik ook eigenlijk bij u gekomen," voegde zij er met een beminnelijk lachje bij. Een dienst!" riep ik enthousiast. Met het grootste genoegen! Ge hebt slechts tesprekenl" In gespannen verwachting zag ik mijn be zoekster nu aan, doch zij gaf mij niet dadelijk antwoord, deed zelfs eenigszins verlegen en ik kreeg beslist den indruk dat zij bloosde, hoewel dat ook het licht der voorbijgaande electrifche tram geweest kan zijn dat door haar heen scheen. Ziet u eens," zeide zij eindelijk, wij moeten dat eens kalm en verstandig bepra ten." Daarop zweeg zij echter weer en scheen niet van plan te zijn om vooreerst den mond weer te openen. Zeer goed," antwoordde ik zoo kalm en onbevangen mogelijk om haar niet van streek te brengen. Wij hebben daartoe allen tijd en kunnen het ons zoo gemakkelijk en gezellig mogelijk maken. Laten wij dus even gaan zitten als gühet goed vindt, u hier en ik daar b.v., dan heeft u alleen maar het behing achter u en dat is effen en hindert me dus volstrekt niet als ik het door u heen vredigen door het welslagen, in een perfect beheerschten stijl, van zijn eigen paradoxale geestigheid, het nog nooit vertoonde vuur werk dat bg van zijn gedachten maken kan, in voordrachten van enkel» minuten. Menschen, die veel en diep liefgehad, veel en smartelijk verlangd, veel gewerkt en ge leden hebben, zullen zich bij de lectuur van zijn geschriftjes nu en dan lichtelijk ergeren. Maar daar deze menschen gewoonlijk ook de humaanste, ruimste, welwillendste zijn, zal hun ergernis wel nooit lang duren, maar zullen ook zij zich ten slotte aangenaam geprikkeld en wat opgefriecht gevoelen. Papini op zijn slapst en slechtst is de flauwe, ostentatief geblazeerde, mieecbien ook enkel nog wat jongensachtig aanstellerige grappen maker die b.v. schreef: (bl. 81) Ik kan niet goed begrijpen waarom het noodig is onze gene genheid te toonen door met onzen moed de huid van een ander aan te raken. Ik heb den indruk dat een kus iets dierlrjks en onbeechaafds ie, en een gebrek aan oefening heeft mij belet in dit opzicht van meening te veranderen." Maar Papini op zijn sterkst en best is de rran die als difinitïe van de wereld uitvond: een getprek, een lang, ontzaglijk, ingewikkeld, duister, eeuwig gesürek, dat een antwoord verwscht" een wonderbaarlijke dialoog tuggehen den mensch en God"?, Papini op zijn menschelijkst, ontroerendst, liefst, is hu die schreef: (bl. 149) Is er werkelijk iemand die beeft, wanreer zij zacht mijn voorhoofd streelt, of wanneer z§baar kleine hand in mifn haar verbergt? Is er werkelijk een ge zicht dat blcost, wanneer mijn stem een onvrijwillige teederheid verraadt? Is er mis schien een borst, die zucht en ontroerd wordt wanneer ik haar nader en met kracht aan mijn borst druk, en lippen die warm en tee der worden, wanneer ik ze met mijn lippen aanraak ?" Over de juistheid der vertaling kan ik geen lUliaansch kennend niet oordeelen. Maar als dit boek in't hollandsch gescbreren was zou ik het zeer goed geschreven noemen. HBBMAS ROBBBRS. Literalaiir. i. De scherpzinnige criticus mr. Frans Coenen heeft in dit weekblad (van 11 April j.l.) in zijn beschouwing over Christelijke Litera tuur", naar aanleiding van den, ook door de bevoegde critici in bet literaire kamp der orthodoxe jongeren scherp veroordeelden 1) quasi-modernen roman van den heer S. Anema In '«Levens Opgang", tevens de gelegenheid benut zijn twijfel uit te spreken over het welslagen van pogingen, te werk gesteld om Kunst en Geloof vooral op Calvinistischen grondslag" met elkaar te verzoenen. Ik kan natuurlijk niet met beslistheid zeggen welke de aanleiding is geweest die hem den orthcdox-protestantschen jongeren het be oogen eener zoodanige verzoening doet toe schrijven ; ik vermoed evenwel dat het eeuwig gescherm met 't woord Calvinistisch", in de organen der rechterzijde, met name De Standaard, in hem deze meening heeft doen postvatten. De redactie toch van Ons Tijdschrift heeft nimmer een dergelijke intentie gehad. Inderdaad echter heerscht in niet onder scheidende geesten de wan-meening, dit een verzoening op genoemde grondslag, niet alleen mogelijk ii>, maar cok het ideaal mag worden genoemd. Dat 'sheeren Coenea's twijfel aan de moge lijkheid eener verwerkelijking van dit ideaal gerechtigd is, zalik hier, zoo beknopt mogelijk, pogen uiteen te zetten, ten eerste: aangezien het hier gaat om een quaestie welke vele hoofden onvruchtbaar bezig houdt; ten tweede: om wederzijds misverstand weg te nemen; en ten derde: om te voldoen aan het bedekt kenbaar gemaakt verlangen, in 's heeren Coenen's kort naschrift onder het, de algemeene verwarring nog meer vergrootend artikeltje van den heer D. v. d. Zee ('.ie dit blad van 30 Mei j.l.t, waar eerstgenoemde n.l. in twijfel trekt of de confraters van dezen polemicus, diens waarlijk nogal naïeve op vatting" inzake de verhouding tusschen Kunst en Geloof, wel zullen deelen. Het was geen bloote vleierij, toen ik begon den heer Coenen een scherpzinnig" criticus te noemen, want hoewel hij mistast wanneer door hem gemeend wordt dat de orthodoxe jongeren voor den puur heidewchen levens lust" (der tachtiger generatie) zoowaar iets voelden,, anderzijds heeft hij goed gezien waar door hem gesproken wordt van een plus aan levenskracht bij menschen, voor wie de religie niet is het zuiver formeele, conventioneelbijkomstige." zie. En gaat u dan liever niet zitten in dezen feauteuil als u wilt, want in het trijp er van zitten zulke wilde figuren, dat ge er uitziet of ge getatouëerd zijt, maar neem liever dezen met dat rustiger patroor, dat schemert heel stemmingsvol door en ook de kleur flatteert u beter." Toen we zaten deed de jonkvrouw alle mogelijke moeite om zoo onverschillig en ongedwongen mogelijk te doen. Kent ge Jean?" vroeg zij. Jean?" zeide ik. Welken Jean ? Jean Jauregui?" Dien ken ik niet, antwoordde zij geraakt. Ik bedoel natuurlijk Jean, die in mijn tijd boschwachter was bij den hertog vaa Orleans." Om mijn bezoekster niet weer te beleedigen, trachtte ik zoo geïnteresseerd mogelijk te doen. Den boschwachter van den hertog van Orleans uit uw tijd," zeide ik zeer diepzinnig, neen, dat durf ik niet zeker te zeggen, zonder mij in den persoon te vergissen." Dat begrijp ik niet," antwoordde de maagd van Orleans knorrig. Ge hebt toch immers algerueene geschieden» geleerd en hebt ge dan nooit van hem gehoord? Bedenk u eens goed. Iedereen kende hem. Drie uur in den omtrek was hij bekend als de bonte hond, want hij kon lezen en schrijven en was alle Zondagen etom en stomdronken. En zijn oudste broer lag nogal als piekenier bij den hertog en stond als hij kwaad was vier man." Het kan heel dom van my Z^D," zeide ik voorzichtig en bescheiden, maar ik ken dien heer niet en heb ook nooit iets van hem vernomen. Doch nu ik eenmaal zijn naam weet, zal ik morgen met den dag..." Neen, laat dat maar," viel mijn bezoekster mij boos in de rede. Als ge hem niet kent, geeft het niets of ge morgen wél weet wie hij is, ofschoon ik me maar niet begrijpen En hoe goed heeft hij die de midden eeuwen als de bewijzen noenrt hoe innig en waarachtig de aaidsche Schoonheid bloeien kan in dienst van het Geloof, begrepen dat in de sfeer van het religieuze alleen de kunst door ons kan aangenomen worden." 2) Inderdaad, waarde collega, en het is juist de adem van den herlevenden religieuzen geest, welke het Christendom in zün voor naamste openbaringen: Katholicisme en Protestantisme, ten huldigen dage wederom uitdrijft ook naar het gebied der kunst. In tijden van opbruisend, religieus leven, heeft het Christendom steeds zijn kunstenaars op architecturaal, picturaal en literair gebied gehad. Ook in de dagen van het Réveil in ons land, deed een Da Costa den van levend geloof getuigenden zang weerklinken. 3) Waar nu de historie ons de mogelijkheid eener verzoening tnsschen Kunst en Religie aanwijst, ja haar onafscheidelijk aan elkaar verbonden houdt, rijst vanzelf de vraag, nu men meent te mogen spreken van een alom bloeiend, wereldlijke macht-bestrevend neocalvinisme in ons laad, waar nu toch de kunstenaars blgven, die, gezien het verleden, als de bloem der menschheid, als het edelste wat een krachtig geestelijke strooming om hoog stuwt, als vanzelf te voorschijn moeten komen. Vandaar dat wanhopig- ondoordacht geschrijf over Calvinistische Kunst," voor een onont wikkeld publiek in de anti-revolutionaire bladen, ten tijde der Rembrandt-feesten en bij het Bilderdijk-oproer in 1906. Want men zoekt antwoord te geven op de benauwende vraag; waarom," zonder de bevredigende oplossing te vinden. Daarom wordt het meer dan tijd eens on omwonden te zeggen waar het hier op staat, waar het hier om gaat. Was de N, Gids, gelijk de heer Coenen terecht opmerkt, een reactie tegen ,een' ge loof (niet.te verwarren met ,het' Geloof, de Religie l A) zonder kracht of heerlijkheid, ook de opwaking on>ier de jongeren in de ortho doxe kringen van ons lacd, is niets anders dan een retctie tegen de yereenzijdigiug (en dus ontaarding) der religie, welke het neocal vinisme i*. Want de heer Verwey moge gelij k hebben waar hij zegt dat dr. A. Kuyper de man is in ons land, die door zijn woord Calvinisten schiep, het stond aan dezen demagoog niet zün schepselen den adem van den geest der Religie in de neusgaten te blazen. Een" geloof kan men wel stichten of herstichten, een bepaalde leer wel zoo allerrechtzinnigst mogelijk houder», doch de wind des religieuzen geestes waait waarheen en wanneer hij wil, men hoort zijn geluid, maar men weet niet vanwaar h\j komt en waar hij henen gaat. Eu al moge het uec-cal vinisme, en ook het ka'holiciame, uitwend g bloeien, d. w. z. op alle terrein des levens" (ik vraag verEchooning voor deze meer dan jammerlijk afgetrapte gemeenplaats A) trachten iets te presteeren, tt&cht te bestreven, toch treft den ernstigen toeschouwer, die zich bezint op de verschijn selen rondom hem, een bedroevende absentie van waarachtige, warm-levende religie juist onder hen, die den mond vol hebben over geloof, en u precies weten te vertellen, waar ,de' zuivere leer wordt gevonden. Dit verschijnsel waarmee bet nitblijven van een beteekenende religieuze kunat ten nauwste samenhangt te verklaren, moge hier mijn pogen zyn. *,* Voorstelling, gevoel en wit z§» de dri* functie*, waarmede die verhowdhig tuscchen God en de mensehelrjke persoonlijkheid tot 1) Men zie het Utrechtsen stndeateHblad Eltheto, orgaan der 17. C. 8. V. vaa 28 Maart 190», waarin de heer B. de Ligt en On» Tijdichrift, j aar g. 1908, waarin de hee» Schrijver dit boek ook duchtig onder banden neemt. Het zal dan ook wel onbekendheid zijn met de onderlinge verhoudingen in het ortho doxe literaire kamp, welke den heer Coenen doet schrijven, dat de heer Anema een primua schijnt geacht te worden in die school" of: dat men hem voor een zeer voornaam man" onder ons aanziet. Die onbekendheid maskeert hij trouwens niet, waar later in zijn antwoord op 's heeren v. d. Zee's bezwaren, eerlijk door hem wordt bekend, met belangstelling te hebben verno men dat On» Tijdschrift wel christelijk, maar niet calvinistisch wil zijn. De heer Coenen had overigens, door eens kennis te nemen van ie indertijd op het kaft van dat tijdschrift geplaatste lijst van mede werkers, kunn*n opmerken, hoe weinig excïujivisttEch de redactie te werk ging. De naam van Job. Steketee welke dame zelf wel 't meest verwonderd zal geweest zijn, in een beschouwing over orthodox-protestantsche schrijvers te worden genoemd! zon hij dan tevens in de pen hebben gehouden. 2) De heer Coenen deed wél 's heeren v. d. Zee's decreet Christelijke Literatuur is een contradictio in terminis" niet au serienx te nemen. Zal toch de meinehelyke persoonlijkheid geen mechanisch bijeengebrachte som (aggre gaat) van geestelijke waarden zijn, dan moet door de levende (dus organische) eenheid van zijn ethisch, aesthetiscb, logisch en religieus wezen, wdir het zich ook uit, de samenhang tusschen zedelijk meid, kunst en wetenschap met religie, openbaar worden. 3) Dat hij een tweede en b.v. Vondel een eerste i angs dichter is, moet natuurlijk een toevallige omstandigheid worden genoemd. iiimiHiiiitHiiiimMiinitiiiHiiMmiiiiintiiiiimniiMiiimiiiimMitmiHK 40 cents per regeL BOUWT te NUNSPEET. Inlichtingen by het bouwbureau A.rti", aldaar. I-ISJBD C. H. YAN DEE TELDEX, Fa. C. I. BOSCB, Hofjow. K1LYERSTRAAT153-155, An»t«ia«. T«l 2«45. Piano-, Orgel- en Muziekhandei Meyrofls «fe lialshoven, ARNHEM, KONINGSPLEIN. VLEUGELS en PIANO'S in Koop en in Huur. REPAREEREN STEMMEN RUILEN. afSiokpaardjes lelienmelK-Zeep 'van BERGMAN* & a RADEBEUL-DRESDEN 1- maakt uw huid zuiver en zacht meijeugdig t^ fnucht rose.verblindendschoone teint, < verdrijft zomersptoeten, puisten enz en dlle verdere huidonremheden. Verkrijgbar a 50 cent per Stuk bij Apotbekers.drogisten, en coiffeurs. UNITY met r>UNLOP»-l»anden. Het RIJWIEL voor U A. DRUKKER & Co., Rokin 126. Koopt UITSLUITEND BOTJEB OÜTDER RIJKSCONTROLE. De STAAT «ARANDEERT U een ONVERVALSCHT product, Roterhaudel ZUIDLAREN", REGULIERSGRACHT 27. TELEFOON 8935. kan dat ge nooit van hem gehoord hebt, van zoo'n knap man l" Maar laten we daar nu maar van afstap pen; wat ik u vragen wilde kan ik zonder dat ook wel doen. Zoudt ge me niet den dienst willen bewijzen, niet altijd en eeuwig zoo laat E aar bed te gaan?' Niet zoo laat naar bed te gaan?" her haalde ik verbaasd. Ja, en ook niet zoo altijd en eeuwig te rocken ?" Niet zooveel meer te rocken ?" herhaalde ik steeds verbaasder. Ja," antwoordde Jeanne d'Arc en ze schudde van het lachen. Niet meer zoo laat naar bed en niet meer zooveel rooken. Ten minste als ge daar niet tegen hebt." A-ls ik u daar een genoegen mee doe," zei ik aarzelend en niets van dat alles begrijpend, dan wil ik a dat wel beloven..." Jeanne d'Arc aloe? plotseling de oogen neer en deed erg vreemd en verlegen. Jean ruikt 's avonds altijd zoo naar rook," zeide zij droevig, en ziet u, sedert ik op den brandstapel heb gestaan kan ik daar niet zoo meer tegen en bovendien, iaën wil toch wel iets aan elkaar hebben, al is men aatraal, niet waar?" Ik richtte mij plotseling op en zag haar met groote oogen aan. Is Jean dan ..." begon ik. Nu ja," zeide mijn bezoekster half on willig, half lachend, dat begrijpt ge toch immers wel l Ik ga nu al met Jean vanaf het oogenblik dat hij. drie jaar nadat ik ver brand ben door een dronken boer werd dood geslagen en daar hij nu in uw lichaam huist..." Ja, daar moogt ge met recht trotech op zijn!" zeide zij een plotselinge beweging van mij opmerkend en verkeerd uitleggend. Ge hadt het heel wat slechter kunnen treffen. Hii heeft, toen Schiller ge weet wel, die man die dat stuk over mij geschre ven heeft, terwijl ik op zijn schouder zat om zijn astraal in te lichten enfin, toen die Schiller zelf als astraal bij ons kwam, een Engelsen boogschutter uit mijn tij i, die Schiller uitjouwde, door een schoorsteen naar beneden in een bakkersoren geworpen, zoodat de kerel er witgloeiend nit kwam en drie dagen in den wind moest staan om af te koelen en nu zit hij al jaar in jaar uit daar voor in allerlei lichamen en thans in het uwe." En bet wachten ia nn alleen maar totdat Jean'a diensttijd is afgeloopen," zei zij lachend. Maar nu vooruit, want anders wordt het te laat. Zijt ge gereed? Ga dan maar mee, dan gaan wij dadelijk weg." Ik had mijn antieke bezoekster nog gaarne eenigen tijd beneden gehouden, om haar nog enkele vragen te doen betreffende het in wendige van het astralen-bestaan, het lot van sommige groote helden, bekende personen enz. Ik had haar ook nog willen vragen, of zij nu na mijn dood met Jean zou trouwen en of mijn eigen astraal dan daarbij getuige mocht zijn, of ik op haar gunst en recommandatie mocht rekenen bij mijn toekomstige propaganda voor de organisatie in het hiernamaals en?. enz., doch voor dat alles ontbrak mij de tijd, 266 drong Jeacne d'Arc mij tot spoed. ??Kom l" riep iy en trok mij naar de zolder trap, kom dan toch l" Wat kraken je botten," zeide zy een cogenblik later. Het lijken wel on gesmeerd e scharnieren! En wat stamp je geweldig! Je lijkt wel een fabriek l" Wij hebben geen beenderen," ging zij welgevallig voort. Gelukkig niet, want anders kraakte en knarste de heele hemel en deed geen sterveling op aarde een oog dicht. En kijk eens hoe zacht ik zweef-! Kijk eens hoe licht of ik loop l" . .. (Slot volgt.}

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl