Historisch Archief 1877-1940
No. 1674
DE AMSTERDAM MER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
het mis of is deze meneer een beef Je een
laxe-mensch, een leeglooper, die nog niet veel
grooto en ontzettende onderbonden beeft in
zgn, dan ook «tellïg nog korte bestaan T
Doch kat ons eens nagaan eenige zqner
curiemae opatellen.
«Twee Beelden in een V^VBT ?. ?"
Wel, wat zou dat aardig zgn geweest
al» w|j ex niet veel te veel van verwacht
hadden! 0e schrijver heeft opgemerkt dat
een rusteloos denkend mensch (als by
zorder tw§fel ip) onophoudelijk verandert en
i|jn eigen zelf van eenige jaren geleden ge
woonlijk niet goed meer nit kan staan, ja
zich dikwjjls min of meer geneert, wanneer
h\j terugdenkt aan zeker e geestdriftige
uitin. gen uit dien verganen tijd (ijdel, als hij
stellig niet minder is, geluk wij allen trou
wens, en met minder recht dan hQ misschien !)
Nu heeft hjj een zeer treffende manier ge
vonden om deze gedactu» tnt te drukken.
H$ verbeeldt zich, plotseling in een ouden
tuin en b$ een stil klein vjjverije naast
zjjn oude ik" te zitten, vriendschap te slui
ten met deze, hem aanvankelijk sympathiek
lijkesde, verschijning, en eenigen tijd met
hem om te gaan.
Maar na de eerste oren, waarin wij onze
haiten voor elkaar uitgestort hadden, na de
eerste dagen, waarin aüe herinneringen weer
opgeroepen «aren, begon ik wani eer ik naar
mgn metgezel luisterde, een onuitsprekelijke
verveling te gevoelen. Een zekere naïviteit,
een zekere brutaliteit, enkele belachelijke ge
woonten, die bij voortdurend aan den dag
legdp, stonden mjj tegen. Buitendien be
merkte ik, terwijl ik langdurig met hem sprak,
dat hy vol onzinnige denkbeelden was, vol
burgerlijk enthousiasme voor dingen en
menechen.die ik me zelfs niet meer herinnerde
Hij stelde vertrouwen in zekere gezet den,
voelde zich ontroer! door zekere gedichten
wond zich venr zekere gezichtspunten op,
waar ik om moest glimlachen."
Uitstekend, niet waar? zeer precies opge
merkt en met scherpte weergegeven. Maar
nu niet bepaald verrassend diepzinnig of
ontstellend nit middelpunt ig...
Volgt: Een absoluut bespottelijke geschie
denis". De scoit van, soms wat opdringerige,
geestigheid, Papini eigen, komt in 't begin
van dit verhaal zuiver aan den dag: Het
U o»gevMf vier dagen geleden dat, terwijl ik
met een lichte ergenis bezig was enkele der
meest onware bladzijden uit mijn herinne
ringen op te schrijven (aardig t Inderdaad
bevatten de meeste mémoires", het schrijven
waarvan opzichzelf natuurlijk al een flinke
portie ijdelheid vereischt, niet juist de zuivere,
wreede waarheid omtrent bunne anteure! H.R.)
ik zacht aan my'n deur hoorde klopper; ik stond
echter niet op, en antwoordde ook niet. Het
geklop nas te zacht geweest en ik vil niets
met verlegen mentchen te maken hebben
(bravo l kort en pakkend gezegd l Verrassend
geestig! Vooral als slot van een periode, een
eerste periode, als vondst bewonderenswaar
dig! H, R.) Den dag daarna, op hetzelfde uur,
boorde ik opnieuw kloppen, maar nu was
bet geklop harder en vastberadener. Maar ook
dien dag wilde ik niet open doen, omdat
ik niet van menseben bond, die zich te gauw
verbeteren". . . Ziet ge, lezer, zoo is nu zoo'n
ijdeltuit van een schrijver! Nu heeft hij zelf
opgemerkt, dat hij geestig i», zich lekker voelen
worden met dat origineele gezegde over ver
legen menschen, en nu bederft hij ons zelf
terstond de herinnering aan dat aardige
denkbeeld door het te herhalen (inderdaad:
te halen!) in een combinatie waar het, zelfs
nieuw, lang niet zoo treffend geweest zou zijn,
hoeveel te minder nu wij het al kennen.
Omdat ik niet houd va9~menechen" (veel
slapper is dat al dan: niets te maken willen
hebben.'), . van menschen die zich te ganw
verbeteren"... Wat is dat nu, te gauw
verbeteren ?
Maar enfin glissez, mortel?, n'appuyez
pae! het verhaaltje is overigens weer
uitnemend van vernuftige vicding; met gloed
en ctanerie verteld, geestig en pal
op-deomac-af. De kloppende meneer is iemand die
een roman geschreven heeft en dezen voor
leest tot ontzetting' van zijn hoorder. En
wel was er een zeer grondige reden 1) voor
mijn ontzetting: De geschiedenis welke
die man gelezen had was een vol
maakte beschrijving van heel mijn
innerlijk en uiterlijk leven". Welnu,
de aldus besehrev«ne (in onbewustheid wel te
verstaan; d» auteur heeft nooit iets geweten
omtrent bet werkelijk bestaan van den held
zijner fantasie), gebruikmakend van het recht
hem daaitoe door den romanschrijver ge
geven, raadt dezen zich van kant te maken,
daar. zgn bo*k dom, vervelend, onsa
menhangend en afschuwelijk is", zooals
hu beweert, maar inderdaad, daar hij
1) Kan dit soms een fout in de vertaling
zijn? Een reden" voor ontzetting?
waarschijnlijk nog niet gehoord zult hebben.
Ik bedoel de organisatie."
Organisatie ?" zei Jeanne d'Arc nadenkend.
Dat is toch geen verkapte term voor
menscfcworden, die verband houdt met orga
nisme?"
In het minst niet," antwoordde ik
beleerend. Organisatie zegt niet anders dan
vereeniging. Gij, astralen, moet n vereenigen,
moet bonden vormen, die te zamen weer
vereenigd worden in n groote
heelal-organisatie. Ieder astraal moet daarvan lid worden
en te zamen krêet gij een bestuur dat de
zaken regelt en zorgt voor een goede ver
deeling der lichamen, om maar het meest
voor de hand liggende te nemen en dat voor
u protesteert, als ge op onrechtvaardige wijze
in of uit een lichaam gezet wordt."
't Idee is mooi," stemde Jeanne toe, dat
geef ik toe, maai 't zal wel op practische
bezwaren afstuiten, denk ik. Want als alle
astralen het daarover eens waren en allemaal
hetzelfde wilden, was de zaak natuurlijk ge
zond, maar er zijn nu eenmaal altijd van die
lieden, dia s'eeds zorgen het dichtst hij het
vuur te zitten en als hun tijd gekomen is,
dan hebben züzooals vanzelf spreekt de
beste lichamen. Hoe dikwijls is het mij zelf
immer* niet overkomen, dat een ander me
vlak voor me neus een fijn lichaampje w
gkaapte, terwijl ik me met een hinkend, bultig,
of aamborstig boddy mocht behelpen."
Volkomen zeker van mijn overwicht in
deze zaak liet ik haar kalm uitspreken.
Dat beteekent niets," zeide ik, want dat
zijn dan de onderkruipers en die worden ge
post. Een paar andere astralen hebben dan
skchts op zich te nemen om zich steeds in
de nabijheid van zoo'n besmet onderkruipers
lichaam te bevinden en zoodra de onsolidaire
astraal het verlaat, wat natuurlijk eens moet
gebeuren, wipt een ander er in en de
onderniet kin -dulden dat zijn leven bekend
zon worden in de wereld onder al zyn
onpersoonlijke vijanden". Sterk
egoïstisch zult ge roggen. Inderdaad, de
christelijke opoffering is hier verre! Haar
menschefijt-,rerrassend rnenschelijk, niet waar?
Wie onzer, by moge dan jjdel of eenvoudig
heeten, individualist of gemeenacbapsmenscb,
wie onzer zou zich niet verdedigen tot het
uiterste, wanneer bij bedreigd werd door de
schaamte en de vernedering der absolute
bekendheid, bet uitgekleed staan voor
Janen-alleman rn de naaktheid zijter meest
intieme handelingen, gevoelens, gedachten?
In het derde verhaal (?Wie zijt ge" heet
hef) daarentegen wordt ondersteld, dat iemand
plotseling zij het ook.slechts tijdelijk, in
een droom misschien absoluut onbekend
wordt, een vreemde, tot zelfs voor zijn beste
vrienden; een aanvankelijk onduldbare toe
stand ; maar die gevolgd wordt door een
geheel terugvinden" van zichzelf en het
beginnen van een nieuw leven, het leeren
kennen _van andere menschen en dat zonder
te sidderen ..."
In het vier d»... Doch ik kan niet door
gaan op deze wijze I De verhaaltje?, fantas
tische, absurde onderstellingen de meeste, z§n
alle maar kort; er zijn er dertien in 't geheel;
ik kan ze hier niet n voor n oververtellfn,
hoe sterk gecondenseerd dan ook l Laat ik
me er daa toe bepalen te constateeren, dat
er een mooie Climax in dezen bundel is; i!
boeiender, treffender worden deprozastukjes.
Misschien ook dat dit effect, geheel of gedeel
telijk, te danken is aan het feit dat men zich
al lezende verder verwijdert van die
wereldberoerende aankondiging die Inleiding" heette!
De dag die niet teruggegeven werd", een
fantasie berustend op de onderstelling, dat
men in z'n Jeugd een jaar zou kannen
uitleenen, om dit later, dat! voor dag, terug te
krijgen, dit en Een Stad voor een Lachlui",
vind ik de beide geestigste, Wij allen b ebben
beloofd" en Waarom wil je me lief hebben"
de meest menschelyke, gevoeligste opstellen
nit dezen merkwaardigen bundel.
In Wij allen hebben beloofd", raakt de
schrijver het dichtst, het innigst asn een
inderdaad zeer ernstige kwestie .-demogelijk
heid van een levensdoel. Redeneert hij
logisch, dan is niets onzinniger dan terneenen
dat er zoo ieta sou kunnen bestaan. Toch
vindt hij zelf, en vindt elk onzer, in zijn
diepste, inttinctiefcte denken, het vage be
wust zy n terug iemand iets beloofd te hebben."
Men weet maar alleen niet wat l'.. Misschien
let wel misschien heb niet
ik alleen een groote belofte ge
daan. Misschien, o broeders die ik lief heb,
heeft ieder menech in een of ander leven of
in een oogenblik van zijn leven, plechtig
z|jn gelofte gedaan. Wee hem die niet weet,
dat hij beloofd heeft l Wee hem die zijn
leven niet beschouwt als een werk waartoe
hu zich, toen hy geboren werd, verplicht
heeft I Wee hem, die niet ieder oogenblik
de wroeging voelt, dat hf het werk niet
volbrengt dat hij beloofd heeft te volbrengen".
h dit niet fijn, diep en precies gevoeld?
Is het niet sterk van expressie?
Aan bet slot troost zich de schrijver wel
'n beetje sentimenteelig, komt de aap van
zijn zelfingenomenheid weer eenigszins
griezelig nit de mouw kijken: Misschien
is het dit, wat ik aan iemand beloofde, dat
ik u uwe beloften zou herinneren l En indien
dit waar it>, dan mogen de tranen gezegend
zijn, die mijn eenzaamheid heeft zien vloeien".
Hierin heeft Verwey geen ongelijk: Pspini
lezen teteekent de aangename ontmoeting
van een zeer curieuee persoonlijkheid. Iemand
wiens levensomstandigheden bet hem
waarschijnlijk lot Bog toe te gemakkelijk maakten
het handelen haast onnoodig, het lijden, te
omgaan, het huiveren van angst en ont
zetting een soort zeldzame weeldel en die
dit alles nn zoekt, overal en diep in
zichzeli zoekf. Onder het voorwendsel zijn
medegezellen", zijn tijdgenooten, te wekken'1 en
? aan te vurer, tracht hij zichzelf aan een
intenser leven te helpen. Boe dikwijls" zoo
luidt het in zijn voorsroord hoedikwijls
hob ik mijne medegezellen, mijn vrienden,
mijn vijanden aangevuurd, geraden, geschud,
gewekt. Leeft het leven zeide ik tot hen
handelt ten koste van wat ook, doorzoekt
uw geest, daalt af tot in 'c diepst ?an uw
ziel, huivert van uw lot, schept n een betere
wereld, denkt u een meer dragelijk leven uit".
Het leven onderste-boven, de wereld op
z'n kop zetten, aan alles twijfelen en doen
twijfelen, om 't zoodoende nauwkeuriger te
leeren onderzoeken, doorschouwen, begrijpen
misschien.... Ziedaar het doel van dezen
schrijver op zijn best!
Zijn 'labbel-ik, als ik müniet zeer bedrieg,
is een brillante causeur, wat geblaseerd van
geestelijke genietingen, en enkel nog te
belinlIMIMlnlMIIIIMIMIIIIIIIIIIlllllMIlMUIIIIIIIlnlIlHIlnlIllllllllllllllMIIII
kruipende astraal wordt uitgesloten. Dat
gaat perfect."
Het middel jkt niet kwaad," zeide zij. Ik
zal er eens met Napoleon over praten, want
gij kunt dat natuurlijk zelf niet dcen. Uw be
doeling is goed, daar twijfel ik niet aan, maar
als gij er over gingt eprekeD,zou het gevolg zijn
dat men erin de eerste plaats u zelf ging posten
en dat zou u waarschijnlijk niet bevallen."
Maar weet gij wat," voer zij voort, plotseling
een inval krijgend, ik heb u een oorstel te
doer>. Wij zullen elkaar helpen. Ik stel u
in de gelegenheid om een onzer bijeen
komsten bij te wonen, wat er dan ook de
gevolgen van mogen wezen, doch gij moet
mij in de plaats daarvan een anderen dienst
bewijzen. Trouwene, om u dezen dienst te
vragen ben ik ook eigenlijk bij u gekomen,"
voegde zij er met een beminnelijk lachje bij.
Een dienst!" riep ik enthousiast. Met het
grootste genoegen! Ge hebt slechts tesprekenl"
In gespannen verwachting zag ik mijn be
zoekster nu aan, doch zij gaf mij niet dadelijk
antwoord, deed zelfs eenigszins verlegen en
ik kreeg beslist den indruk dat zij bloosde,
hoewel dat ook het licht der voorbijgaande
electrifche tram geweest kan zijn dat door
haar heen scheen.
Ziet u eens," zeide zij eindelijk, wij
moeten dat eens kalm en verstandig bepra
ten." Daarop zweeg zij echter weer en scheen
niet van plan te zijn om vooreerst den mond
weer te openen.
Zeer goed," antwoordde ik zoo kalm en
onbevangen mogelijk om haar niet van
streek te brengen. Wij hebben daartoe allen
tijd en kunnen het ons zoo gemakkelijk en
gezellig mogelijk maken. Laten wij dus even
gaan zitten als gühet goed vindt, u hier en
ik daar b.v., dan heeft u alleen maar het
behing achter u en dat is effen en hindert
me dus volstrekt niet als ik het door u heen
vredigen door het welslagen, in een perfect
beheerschten stijl, van zijn eigen paradoxale
geestigheid, het nog nooit vertoonde vuur
werk dat bg van zijn gedachten maken kan,
in voordrachten van enkel» minuten.
Menschen, die veel en diep liefgehad, veel
en smartelijk verlangd, veel gewerkt en ge
leden hebben, zullen zich bij de lectuur van
zijn geschriftjes nu en dan lichtelijk ergeren.
Maar daar deze menschen gewoonlijk ook de
humaanste, ruimste, welwillendste zijn, zal
hun ergernis wel nooit lang duren, maar
zullen ook zij zich ten slotte aangenaam
geprikkeld en wat opgefriecht gevoelen.
Papini op zijn slapst en slechtst is de flauwe,
ostentatief geblazeerde, mieecbien ook enkel
nog wat jongensachtig aanstellerige grappen
maker die b.v. schreef: (bl. 81) Ik kan niet goed
begrijpen waarom het noodig is onze gene
genheid te toonen door met onzen moed de
huid van een ander aan te raken. Ik heb den
indruk dat een kus iets dierlrjks en
onbeechaafds ie, en een gebrek aan oefening heeft
mij belet in dit opzicht van meening te
veranderen."
Maar Papini op zijn sterkst en best is de
rran die als difinitïe van de wereld uitvond:
een getprek, een lang, ontzaglijk, ingewikkeld,
duister, eeuwig gesürek, dat een antwoord
verwscht" een wonderbaarlijke dialoog
tuggehen den mensch en God"?, Papini op
zijn menschelijkst, ontroerendst, liefst, is hu
die schreef: (bl. 149) Is er werkelijk iemand
die beeft, wanreer zij zacht mijn voorhoofd
streelt, of wanneer z§baar kleine hand in
mifn haar verbergt? Is er werkelijk een ge
zicht dat blcost, wanneer mijn stem een
onvrijwillige teederheid verraadt? Is er mis
schien een borst, die zucht en ontroerd wordt
wanneer ik haar nader en met kracht aan
mijn borst druk, en lippen die warm en tee
der worden, wanneer ik ze met mijn lippen
aanraak ?"
Over de juistheid der vertaling kan ik
geen lUliaansch kennend niet oordeelen.
Maar als dit boek in't hollandsch gescbreren
was zou ik het zeer goed geschreven noemen.
HBBMAS ROBBBRS.
Literalaiir.
i.
De scherpzinnige criticus mr. Frans Coenen
heeft in dit weekblad (van 11 April j.l.) in
zijn beschouwing over Christelijke Litera
tuur", naar aanleiding van den, ook door de
bevoegde critici in bet literaire kamp der
orthodoxe jongeren scherp veroordeelden 1)
quasi-modernen roman van den heer S. Anema
In '«Levens Opgang", tevens de gelegenheid
benut zijn twijfel uit te spreken over het
welslagen van pogingen, te werk gesteld om
Kunst en Geloof vooral op Calvinistischen
grondslag" met elkaar te verzoenen.
Ik kan natuurlijk niet met beslistheid zeggen
welke de aanleiding is geweest die hem den
orthcdox-protestantschen jongeren het be
oogen eener zoodanige verzoening doet toe
schrijven ; ik vermoed evenwel dat het eeuwig
gescherm met 't woord Calvinistisch", in
de organen der rechterzijde, met name De
Standaard, in hem deze meening heeft doen
postvatten.
De redactie toch van Ons Tijdschrift heeft
nimmer een dergelijke intentie gehad.
Inderdaad echter heerscht in niet onder
scheidende geesten de wan-meening, dit een
verzoening op genoemde grondslag, niet alleen
mogelijk ii>, maar cok het ideaal mag worden
genoemd.
Dat 'sheeren Coenea's twijfel aan de moge
lijkheid eener verwerkelijking van dit ideaal
gerechtigd is, zalik hier, zoo beknopt mogelijk,
pogen uiteen te zetten, ten eerste: aangezien
het hier gaat om een quaestie welke vele
hoofden onvruchtbaar bezig houdt; ten tweede:
om wederzijds misverstand weg te nemen;
en ten derde: om te voldoen aan het bedekt
kenbaar gemaakt verlangen, in 's heeren
Coenen's kort naschrift onder het, de
algemeene verwarring nog meer vergrootend
artikeltje van den heer D. v. d. Zee ('.ie dit
blad van 30 Mei j.l.t, waar eerstgenoemde
n.l. in twijfel trekt of de confraters van dezen
polemicus, diens waarlijk nogal naïeve op
vatting" inzake de verhouding tusschen Kunst
en Geloof, wel zullen deelen.
Het was geen bloote vleierij, toen ik begon
den heer Coenen een scherpzinnig" criticus
te noemen, want hoewel hij mistast wanneer
door hem gemeend wordt dat de orthodoxe
jongeren voor den puur heidewchen levens
lust" (der tachtiger generatie) zoowaar iets
voelden,, anderzijds heeft hij goed gezien waar
door hem gesproken wordt van een plus aan
levenskracht bij menschen, voor wie de religie
niet is het zuiver formeele,
conventioneelbijkomstige."
zie. En gaat u dan liever niet zitten in dezen
feauteuil als u wilt, want in het trijp er van
zitten zulke wilde figuren, dat ge er uitziet
of ge getatouëerd zijt, maar neem liever
dezen met dat rustiger patroor, dat schemert
heel stemmingsvol door en ook de kleur
flatteert u beter."
Toen we zaten deed de jonkvrouw alle
mogelijke moeite om zoo onverschillig en
ongedwongen mogelijk te doen.
Kent ge Jean?" vroeg zij.
Jean?" zeide ik. Welken Jean ? Jean
Jauregui?"
Dien ken ik niet, antwoordde zij geraakt.
Ik bedoel natuurlijk Jean, die in mijn tijd
boschwachter was bij den hertog vaa Orleans."
Om mijn bezoekster niet weer te
beleedigen, trachtte ik zoo geïnteresseerd mogelijk
te doen.
Den boschwachter van den hertog van
Orleans uit uw tijd," zeide ik zeer diepzinnig,
neen, dat durf ik niet zeker te zeggen,
zonder mij in den persoon te vergissen."
Dat begrijp ik niet," antwoordde de maagd
van Orleans knorrig. Ge hebt toch immers
algerueene geschieden» geleerd en hebt ge
dan nooit van hem gehoord? Bedenk u eens
goed. Iedereen kende hem. Drie uur in den
omtrek was hij bekend als de bonte hond,
want hij kon lezen en schrijven en was alle
Zondagen etom en stomdronken. En zijn
oudste broer lag nogal als piekenier bij den
hertog en stond als hij kwaad was vier man."
Het kan heel dom van my Z^D," zeide ik
voorzichtig en bescheiden, maar ik ken dien
heer niet en heb ook nooit iets van hem
vernomen. Doch nu ik eenmaal zijn naam
weet, zal ik morgen met den dag..."
Neen, laat dat maar," viel mijn bezoekster
mij boos in de rede. Als ge hem niet kent,
geeft het niets of ge morgen wél weet wie
hij is, ofschoon ik me maar niet begrijpen
En hoe goed heeft hij die de midden
eeuwen als de bewijzen noenrt hoe innig en
waarachtig de aaidsche Schoonheid bloeien
kan in dienst van het Geloof, begrepen dat
in de sfeer van het religieuze alleen de kunst
door ons kan aangenomen worden." 2)
Inderdaad, waarde collega, en het is juist
de adem van den herlevenden religieuzen
geest, welke het Christendom in zün voor
naamste openbaringen: Katholicisme en
Protestantisme, ten huldigen dage wederom
uitdrijft ook naar het gebied der kunst.
In tijden van opbruisend, religieus leven,
heeft het Christendom steeds zijn kunstenaars
op architecturaal, picturaal en literair gebied
gehad. Ook in de dagen van het Réveil in
ons land, deed een Da Costa den van levend
geloof getuigenden zang weerklinken. 3)
Waar nu de historie ons de mogelijkheid
eener verzoening tnsschen Kunst en Religie
aanwijst, ja haar onafscheidelijk aan elkaar
verbonden houdt, rijst vanzelf de vraag, nu
men meent te mogen spreken van een alom
bloeiend, wereldlijke macht-bestrevend
neocalvinisme in ons laad, waar nu toch de
kunstenaars blgven, die, gezien het verleden,
als de bloem der menschheid, als het edelste
wat een krachtig geestelijke strooming om
hoog stuwt, als vanzelf te voorschijn moeten
komen.
Vandaar dat wanhopig- ondoordacht geschrijf
over Calvinistische Kunst," voor een onont
wikkeld publiek in de anti-revolutionaire
bladen, ten tijde der Rembrandt-feesten en
bij het Bilderdijk-oproer in 1906.
Want men zoekt antwoord te geven op
de benauwende vraag; waarom," zonder de
bevredigende oplossing te vinden.
Daarom wordt het meer dan tijd eens on
omwonden te zeggen waar het hier op staat,
waar het hier om gaat.
Was de N, Gids, gelijk de heer Coenen
terecht opmerkt, een reactie tegen ,een' ge
loof (niet.te verwarren met ,het' Geloof, de
Religie l A) zonder kracht of heerlijkheid, ook
de opwaking on>ier de jongeren in de ortho
doxe kringen van ons lacd, is niets anders
dan een retctie tegen de yereenzijdigiug (en
dus ontaarding) der religie, welke het
neocal vinisme i*.
Want de heer Verwey moge gelij k hebben
waar hij zegt dat dr. A. Kuyper de man is
in ons land, die door zijn woord Calvinisten
schiep, het stond aan dezen demagoog niet
zün schepselen den adem van den geest der
Religie in de neusgaten te blazen.
Een" geloof kan men wel stichten of
herstichten, een bepaalde leer wel zoo
allerrechtzinnigst mogelijk houder», doch de wind
des religieuzen geestes waait waarheen en
wanneer hij wil, men hoort zijn geluid, maar
men weet niet vanwaar h\j komt en waar hij
henen gaat.
Eu al moge het uec-cal vinisme, en ook het
ka'holiciame, uitwend g bloeien, d. w. z. op
alle terrein des levens" (ik vraag
verEchooning voor deze meer dan jammerlijk afgetrapte
gemeenplaats A) trachten iets te presteeren,
tt&cht te bestreven, toch treft den ernstigen
toeschouwer, die zich bezint op de verschijn
selen rondom hem, een bedroevende absentie
van waarachtige, warm-levende religie juist
onder hen, die den mond vol hebben over
geloof, en u precies weten te vertellen, waar
,de' zuivere leer wordt gevonden.
Dit verschijnsel waarmee bet nitblijven
van een beteekenende religieuze kunat ten
nauwste samenhangt te verklaren, moge
hier mijn pogen zyn.
*,*
Voorstelling, gevoel en wit z§» de dri*
functie*, waarmede die verhowdhig tuscchen
God en de mensehelrjke persoonlijkheid tot
1) Men zie het Utrechtsen stndeateHblad
Eltheto, orgaan der 17. C. 8. V. vaa 28 Maart
190», waarin de heer B. de Ligt en On»
Tijdichrift, j aar g. 1908, waarin de hee» Schrijver
dit boek ook duchtig onder banden neemt.
Het zal dan ook wel onbekendheid zijn
met de onderlinge verhoudingen in het ortho
doxe literaire kamp, welke den heer Coenen
doet schrijven, dat de heer Anema een
primua schijnt geacht te worden in die school"
of: dat men hem voor een zeer voornaam
man" onder ons aanziet.
Die onbekendheid maskeert hij trouwens
niet, waar later in zijn antwoord op 's heeren
v. d. Zee's bezwaren, eerlijk door hem wordt
bekend, met belangstelling te hebben verno
men dat On» Tijdschrift wel christelijk, maar
niet calvinistisch wil zijn.
De heer Coenen had overigens, door eens
kennis te nemen van ie indertijd op het kaft
van dat tijdschrift geplaatste lijst van mede
werkers, kunn*n opmerken, hoe weinig
excïujivisttEch de redactie te werk ging.
De naam van Job. Steketee welke dame
zelf wel 't meest verwonderd zal geweest zijn,
in een beschouwing over
orthodox-protestantsche schrijvers te worden genoemd! zon
hij dan tevens in de pen hebben gehouden.
2) De heer Coenen deed wél 's heeren v. d.
Zee's decreet Christelijke Literatuur is een
contradictio in terminis" niet au serienx te
nemen.
Zal toch de meinehelyke persoonlijkheid
geen mechanisch bijeengebrachte som (aggre
gaat) van geestelijke waarden zijn, dan moet
door de levende (dus organische) eenheid van
zijn ethisch, aesthetiscb, logisch en religieus
wezen, wdir het zich ook uit, de samenhang
tusschen zedelijk meid, kunst en wetenschap
met religie, openbaar worden.
3) Dat hij een tweede en b.v. Vondel een
eerste i angs dichter is, moet natuurlijk een
toevallige omstandigheid worden genoemd.
iiimiHiiiitHiiiimMiinitiiiHiiMmiiiiintiiiiimniiMiiimiiiimMitmiHK
40 cents per regeL
BOUWT te NUNSPEET.
Inlichtingen by het bouwbureau A.rti",
aldaar.
I-ISJBD
C. H. YAN DEE TELDEX, Fa. C. I. BOSCB, Hofjow.
K1LYERSTRAAT153-155, An»t«ia«. T«l 2«45.
Piano-, Orgel- en Muziekhandei
Meyrofls «fe lialshoven,
ARNHEM, KONINGSPLEIN.
VLEUGELS en PIANO'S
in Koop en in Huur.
REPAREEREN STEMMEN RUILEN.
afSiokpaardjes
lelienmelK-Zeep
'van BERGMAN* & a RADEBEUL-DRESDEN
1- maakt uw huid zuiver en zacht meijeugdig t^
fnucht rose.verblindendschoone teint, <
verdrijft zomersptoeten, puisten enz
en dlle verdere huidonremheden.
Verkrijgbar a 50 cent per Stuk
bij Apotbekers.drogisten, en coiffeurs.
UNITY
met r>UNLOP»-l»anden.
Het RIJWIEL voor U
A. DRUKKER & Co., Rokin 126.
Koopt UITSLUITEND BOTJEB OÜTDER RIJKSCONTROLE.
De STAAT «ARANDEERT U een ONVERVALSCHT product,
Roterhaudel ZUIDLAREN", REGULIERSGRACHT 27. TELEFOON 8935.
kan dat ge nooit van hem gehoord hebt, van
zoo'n knap man l"
Maar laten we daar nu maar van afstap
pen; wat ik u vragen wilde kan ik zonder
dat ook wel doen. Zoudt ge me niet den
dienst willen bewijzen, niet altijd en eeuwig
zoo laat E aar bed te gaan?'
Niet zoo laat naar bed te gaan?" her
haalde ik verbaasd.
Ja, en ook niet zoo altijd en eeuwig te
rocken ?"
Niet zooveel meer te rocken ?" herhaalde
ik steeds verbaasder.
Ja," antwoordde Jeanne d'Arc en ze
schudde van het lachen. Niet meer zoo laat
naar bed en niet meer zooveel rooken. Ten
minste als ge daar niet tegen hebt."
A-ls ik u daar een genoegen mee doe," zei
ik aarzelend en niets van dat alles begrijpend,
dan wil ik a dat wel beloven..."
Jeanne d'Arc aloe? plotseling de oogen
neer en deed erg vreemd en verlegen.
Jean ruikt 's avonds altijd zoo naar rook,"
zeide zij droevig, en ziet u, sedert ik op den
brandstapel heb gestaan kan ik daar niet zoo
meer tegen en bovendien, iaën wil toch wel
iets aan elkaar hebben, al is men aatraal,
niet waar?"
Ik richtte mij plotseling op en zag haar
met groote oogen aan.
Is Jean dan ..." begon ik.
Nu ja," zeide mijn bezoekster half on
willig, half lachend, dat begrijpt ge toch
immers wel l Ik ga nu al met Jean vanaf
het oogenblik dat hij. drie jaar nadat ik ver
brand ben door een dronken boer werd dood
geslagen en daar hij nu in uw lichaam huist..."
Ja, daar moogt ge met recht trotech op
zijn!" zeide zij een plotselinge beweging van
mij opmerkend en verkeerd uitleggend.
Ge hadt het heel wat slechter kunnen
treffen. Hii heeft, toen Schiller ge weet
wel, die man die dat stuk over mij geschre
ven heeft, terwijl ik op zijn schouder zat om
zijn astraal in te lichten enfin, toen die
Schiller zelf als astraal bij ons kwam, een
Engelsen boogschutter uit mijn tij i, die
Schiller uitjouwde, door een schoorsteen
naar beneden in een bakkersoren geworpen,
zoodat de kerel er witgloeiend nit kwam en
drie dagen in den wind moest staan om af
te koelen en nu zit hij al jaar in jaar uit daar
voor in allerlei lichamen en thans in het uwe."
En bet wachten ia nn alleen maar totdat
Jean'a diensttijd is afgeloopen," zei zij
lachend. Maar nu vooruit, want anders
wordt het te laat. Zijt ge gereed? Ga dan
maar mee, dan gaan wij dadelijk weg."
Ik had mijn antieke bezoekster nog gaarne
eenigen tijd beneden gehouden, om haar nog
enkele vragen te doen betreffende het in
wendige van het astralen-bestaan, het lot van
sommige groote helden, bekende personen
enz. Ik had haar ook nog willen vragen, of zij nu
na mijn dood met Jean zou trouwen en of mijn
eigen astraal dan daarbij getuige mocht zijn,
of ik op haar gunst en recommandatie mocht
rekenen bij mijn toekomstige propaganda
voor de organisatie in het hiernamaals en?.
enz., doch voor dat alles ontbrak mij de tijd,
266 drong Jeacne d'Arc mij tot spoed.
??Kom l" riep iy en trok mij naar de zolder
trap, kom dan toch l"
Wat kraken je botten," zeide zy een
cogenblik later. Het lijken wel on gesmeerd e
scharnieren! En wat stamp je geweldig! Je
lijkt wel een fabriek l"
Wij hebben geen beenderen," ging zij
welgevallig voort. Gelukkig niet, want anders
kraakte en knarste de heele hemel en deed
geen sterveling op aarde een oog dicht. En
kijk eens hoe zacht ik zweef-! Kijk eens hoe
licht of ik loop l" . ..
(Slot volgt.}