De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 1 augustus pagina 3

1 augustus 1909 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Met DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. standigheden van den dader, zoodoende een onderzoek inleiden naar den graad van toe rekenbaarheid van den tehuldige en misschien hem als natuurlijk weten doen wy pleiten van schuld, indien niet andere overwegingen, onafhankelijk Tan de vorig*, in hem bleven bemerken den zondaar, die misschien uit zwakheid gezondigd, maar toch gezondigd beeft togen brt innerlijk gebiedend voor schrift van zijn wil. 3. sou kannen gezegd worden: de praktische rede bepaatt, wat de wil moet willen, zoodat praktische rede en wil niet behoeven samen te vallen. Maar deze scheiding tusBchen den wil aan den eesten kant en de rede, die dien wil noodzakelijk bepaalt en dan wet heet, is onrede lijk; zij laten zich zonder elkaar niet deuken. Met deae uitvlucht istrouwensitriJdig.watKant zelf zegt: Na opgemerkt te hebben, dat Praktigehes Oetelz = Kategoiischer Imperatif, xegt hij Also beziehen sich praktische Gesetze allein auf den Willen, unangisihen dessen, was urch die Causaliteit auig(richtitv>ird,undman toon von der letztern (als sur Sinn&twelt gehörig) abttrahirai, urn «ie rein zn haben." (R. & S. VIII, 128). Voor het laatst, dit citaat: Wenn aber die kritik nicht geirrt hat, da gt« dag Object in zweierlei Bedentnng nehraen leirt, uamlich als Erscheinung, «der als Ding «D «ieh seltwt,... «o wird eben dewelbe Wil!e ia der Ertcbeining (den siehtbaren Haodhtngen) als dem Natnrgesetze notkwe&dig gemass and so ferne nicht f r ei, and doch andererseit», als ein*m Dinge an eieh wlbst an gehörig, jenem nicht unterworfen, «aithin als frei gedtcht, obne dage kierbei «ia Widersprueh vorgeht". (Voorrede t. d. 2e ed. v. d. Kr. d. s. R) Verdere citaten voor een ander maal. Wanneer Mr. Levy uitroept, dat Kant aan da rede, wier oppermacht hij voorgoed vestigt, gr+naen stelt, -voor haar onoverkomelijk en voor hst xnéiapbyiieche ee« slagboom op werpt, door menschelyk erkennen niette over schrijden", dan betaamt het o r. s niet slechts even te glimlachen om die (eonstitutioneele?) oppermacht met voor haar onoverkomelijke grenzen, maar ook de opmerking te maken, dat mr. Levy zijn doel voorbij schiet, dqor te beweren, dat bij Kant de slagboom voor het metaphyBische door het erkennen niet is overschreden. Kant heeft over het intelligihele karakter, over de vrijheid echoone din gen geschreven .Hq heeft echter wel dit gezegd: dat waarneming, aeaktahouvting, en verslond, ja hetyeveel niets van of omtrent het Ding an sich te weten komen. Hoe staat het in dit opzicht met Sehopenhaner? Heeft Schopenhauer in het Ding an sich wet geapelevaren? Het v»lt niet te ontkennen, dat hij den wil herhaaldelijk ervaarbaar heeft verklaard, ech ter op geen andere w^jze dan zooals het 'zelfbewustzijn' wordt ervaren, d. w. z. even weinig tastbaar als bijv. het Hegelsche Be grip. In deze quaestie kan men Schopenbauer van enkele niet volkomen verdedigbare, maar gchoone en buitengemeen besliste uitdruk kingen beschuldigen, welke kunnen worden verklaard door vreugde over zijne 'ontdek king', die echter, gelijk men ziet, bij Kant al stevig voorbereid was (nog meer bij Fichte en Sehefling, van wn hij veel heeft geleer i). Bij zegt echter uitdrukkelijk: lo. n deel I van zijn hoofdwerk herhaal delijk, dat (niet de wil, maar) de 'Wille an' sich' moet worden opgevat alt het eeuwig en onvemudeilgk wezen, enz. Hetgeen dus wil «eggen, dat deze 'Wille an sich' moet worden onderscheiden van de 'Wille als Object' of Wille für uns. 2o. zegt Schopenhauer zeer beslist: Die innere Wahrnemung, welche wir von unserm eigenen Willen baben, liefert noch keineswege eine erschöpfende und adaquate Erkenntnisa des Dinges an sich." (II, 220.) Auch im Selbstbewusstsein ist das Ich nicht schlech'thin einfach, sondern besteht aus einen Erkennenden, Intellekt, und einem Erkannten, Wille." (ib). Dennoch ist diéWahrnehmung, in der wir die Regungen und Akte des eignen Willens erkennen ... der Punkt, wo das Ding an sich am unmittelbarsten in die Erecheinnng tritt." (II, 221) enz. enz. enz. Mr. Levy's tegenstelling tusechen de aan beden leer van Kant en den 'zotten inval'(t a.p.) van Schopenhauer hebben wij dus trachten te verzachten. Scbopenhaner blijkt minder zot, dan waarvoor de... publieke opinie hem verslijt, en of Kant even vereeringswaardig is gebleven, moet Mr. Levy eveneens met zich zelf uitmaken. Tilburg, Juli 1909. L. H. GHOKDIJS. De Hal?e Haan Xaar aanleiding van de uitzending van het prachti-cheepje de Halve Maen", dat de aanstaande feesten te New-York-zal opluis teren, is bet niet onaardig te herinneren aan een paar dichtregels van Potgieter, waar hangen en zit zoowat altijd in een mensch, en degene die hem in zich heeft, is mooi bezorgd. Als ge even in dat raam kijkt kunt ge juist zijn lijf zien en weet ge tegelij kertijd hoe hij en z'n lieve kameraads zich van hun taak kwijten." Ik keek het aangewezen venster binnen en zag in een zolderkamertje een man vooreen tafel zitten, met een blad papier voor zich en een pen in de hand. Hij zag er zeer bleek en slecht uit en zijne oogen keken verwilderd. Op het oogenblik dat ik naar binnen keek, kwam er juist een astraal brullend van het lachen uit zijn lichaam naar beneden rollen, terwijl een drietal anderen zich om hem heen verdrongen. Ik heb hem een loflied op rumgrog voorgezongen," riep de lachende astraal. Hy denkt geloof ik dat hij g«k wof dt." Nu ik l" riep een der andere geesten en drong de overigen op zij. Ben je mal, jij bent al geweest l" twistte een ander. Dat was gister," zei de eerste weer. Maak non geen heibel, maar geef me 'n zetje, dan kom jij vanavond ook nog aan de beurt." De twee andere astralen grepen nu den spreker, die mank bleek te zijn, onder de armen en met een een, twee, drie," wierpen zij hem met zooveel kracht in het bijna zielloos lijkende lichaam, dat hij er half doorheen vloog en tegen de tafel smakte. Zeg, maak het een beetje l" riep hij onder 's mans oksel door, doch zoodra hy' goed en wel op zijn plaats zat, verhelderde het gelaat van den man eensklaps en begon hij lawaaierig te lachen. Piet, laat 'm dansen!" riep er een. deze op de origineel* Halve Maen" en haar rol bij de opvaring der Hudson-rivier in 1609 zinspeelt. Bekend is 't, dat de dichter van onze zeven tiende eeuwsche voorvaderen geen kwaad kon hoeren, en verwonderen kan 't ons niet, dat hij zich eraan ergerde, dat Washington I r ving in diens Hietory of New-York (1809) en Sketchbook (Bip van Winkle) die voortreffelijke Hollanders bespottelijk maakte en geheel onhistorisch typeerde in de Knickerbockers". Waren die Knickerboekers" zoo vroeg Potgieter niet de gastvrije redders van New-York's Pnriteinsche stamvaders ge weest? 1) Wa» dat gespot niet ondankbaar? Was het niet een miskenning van de ver diensten der oude Hollanders en een zich zelf ophemelen ten kovte van hen ? In deze stemming werd in 1841 Aan NewYork geschreven, dat een waarschuwing is tot deze stad gericht, om toch het spotten na te laten, zich niet langer vr ooi ij k te maken ten koste van hen, aan wie ze zooveel te danken heeft en om zich niet langer op onrechtmatige wijze zelf te verheffen. De eerste strofe luidt: O ongelijkbre Stedemaagd! Wier trots een grootacher hulde vraagt, Dan de ofters door twee watergoden 2) Het paar, dat u zoo willig draagt Om strijd en knielende aangeboden! Gedenkt ge in zulk een uur 3) 't verleden, Het kleene jacht, de kleener jol, 4) Het eertt UMI engttn ingegleienf Schiet dan van dank uw boezem vol Voor wie u stichtten, Stad der Steden? Groningen. Dr. G. A, NAUTA. 1) Dit zjjn de zoogenaamde Pilgrim-fathers (uit Longfellow's Courtehip (f Miles Standish welbekend), wier SOOjarige gedenkdag van ban uittocht uit Delfchaven naar Amerika in Sept. 1906 plechtig gevierd is. 2) Bedoeld zjjn de Hndson en de East Bi ver. 3) Een uur namelijk, waarin de stad niet wordt afgeleid door de vele drukte in en rondom haar. 4) Dit is de Halve Maen". Christelijk Literatuur. IL Heb ik hierboven gepoogd aan te tooneu hoe de beperking der religie tot het intellec tueel gebied, noodwendig absentie van waarachtig geloofsleven met zich brengt, daar meen ik thans te kunnen volstaan met op te merken, hoe vereenzijdiging ook van de andere functies der religieuze persoonlijkheid gevoel" e a wil" een zelfde noodlottig gevolg na zich sleept. Men bedenke slechts hoe de vereenzijdig ing der religieuze gevoelsfunctie noodwendig tot subjectieve willekeur leiden meet, en de religie verkommert tot een moralisme als dat van Kant, wanneer de wil als religieuze functie te sterk op den voorgrond treedt. De predikanten van dezen tij d op den kan sel klagen en jeremieeren over de tegen woordige, afvallige jeugd", voor welks a f dolen zij allerlei van baiten-af werkende factoren (te samen aangeduid ali de wereld") de schald geven, terwijl (natuurlijk .... helaas) het geen oogenblik in hen opkomt allereerst eigen prediking eens een duchtige herziening te doen ondergaan. De jonge man toch, die zes dagen zwoegt voor zijn brood, wenscht, als hij hongerig naar geestelijk voedsel het Godshuis betreedt, niet getracteerd te worden op een dogmatisch, objectief passen en meten of de zaak nog altijd wel goed zit". Laat maar zitten," het zit" best. Maar laat het levende woord, het getuigende, directe, zielewoord, waar de harte-slag van eigen onverwoestbaar Ie ren hoorbaar in klopt, als het bronwater in een dorre geesteswoestenij, hem nooddruft zijn voor zijn verkommerende ziel. * * * Beziet nu het werk van dr. A. Kuypei's hofpoeet, de heer S. Anema, reeds als een mielukt pogen door mr. Frans Coenen ge kenschetst. Aanmerkt hoe gij bij het lezen van Milt on of Vondel of Guido Gezelle, hoe gij bij het zien der gothische kathedralen, het schilder werk der Primitiever, niet spontaan denkt alleree-st aan het Calholiek- of Protestantzijn" der scheppers van deze schoonheid, maar hoe gij, stil en sterk, aanstonds zijt over tuigd geworden Tan hun vroomheid", de waar achtigheid van hun diep-inmg christen- z ij n. By het lezen van een vroom vers van Guido Gezelle, als b.v. Gij badt op eenen berg alleen1', zegt gij niet tot u zelf: wat een catholiek man is deze dichter toch geweest, neen, ook na het lezen van zijn meest Roomsche" verzen, blijft uw indruk deze: geestelijk verkeer te hebben gehad met een waarachtig-vroom gemoed. Hoe ervaren wij Nee, kat 'm dazen!" r'ep een ander. Dat gaat eiken avond zoo," zeide Jeanne d'Arc meewarig, 't Is een dichter, de stakkerdl" Op dit oogenblik werden wij opgeschrikt door een hevig tumult, geschreeuw en gezang, dat van uit de verte tot ons kwam. W klommen boven op het dak en zagen een tiental huizen verder een dolle bende astralen recht op ons aankomen, zingende: Wühebben geen botten, wij hebben geen [vleescb, Wühebben geen bloed en geen spieren [of pees, Geen leed en geen zorgen Hebben wij hier, Maar wie kan mij bezorgen Een fijn potje bier! Wat een bende l" zei Jeanne d'Arc ver achtend. Ze hebben zeker weer iemand te pakken." Deze onderstelling bleek juist te zijn, want toen de razende troep naderby gekomen was, zagen w\j dat hu vooraf werd gegaan door een drietal deftig uitziende astralen, die het mikpunt waren van allerlei baldadigheden. Dat zijn drie bekende Grieken!" zei Jeanne. Alle drie even knappe koppen. En die bende lafaards achter hen is zeker zoo'n troep uit den tijd der Fransche revolutie, 't Is 'n schandaal! Een fatsoenlijk astraal kan tegenwoordig haast niet meer kalm langs de daken loopen, zonder door zulk schuim te worden gemolesteerd." Zal ik ze wegjagen ?" vroeg ik. Het antwoord op deze vraag is mij echter bij het lezen van Thomas & Kempis' Imitatio, wanneer Augustinns' BelydenisteB in ons naklinken, Vondei's verzen in ons zingen gaan, de waarachtigheid van hun geloof, van hun devoot-religieuze bewustzijn, ea hoe min, hoe armelijk, als een dorre boom tegen den bloeienden achtergrond van een weelderig landschap, steekt elke pretentie op een andere, een betere", een zuiverder" leer, hierbüaf. Hoe stom geslagen van trieste ontmoediging staat de oprechte geloovige (hy zij Catholiek of Protestant) over prof. Visscher's uitspraak, waar hij het een oordeel Gods durft noemen, wanneer een Protestant geloovig Catholiek wordt, of zelfs wanneer een ongeloovige" ter paapsche mis" wenscht op te gaan. Hoe noopt een vereenzydigde religie tot de wonderlyke geestes-grimassen, welke heel Nederland dezen Utrechtschen hoogleeraar in de jongste dagen heeft zien maken. De man staat een coalitie te verdedigen en is door zyn leer" genoodzaakt een der partijen daarvan op 't grie 'endst te beleediger, door het omhelzen van haar leer" welwil lend en du haut de son grandeur als een straf Gods te kwttlifieeeren. Zou VondeVt religieuze geest, zijn vroomheid, van mindersoortigt qttalileit zijn gewordtnende uiting daarvan dit» zwakker dan vóór zijn bekering". Hoe moet de verstandeman" prof. Visscher, met de ie vragen zitten". Ik beklaag hem. Opzettelijk stalde ik deze voorbeelden tegen over elkaar, om te doen uitkomen, dat een bepaald geloof aanhangen, nog allerminst waarborgen zijn of geeft voor het individu, dat het ook naar zijn diepste wezen, religieus, waarlyk vroom" zal zijn. En hoe poovertjee, hoe geestelijk straat arm, ondants zyn mooi-doenerige, gewild literaire, neo calvinistische, op effect-bere kende preekjes, staat het werk vandenneoen noetro-calvinist S. Anema, tegenover de ontzagwekkende geest eswerken der groote Religieuzen, die ik zooeven noemde. Dit boek is een bewust neo-calvinistiscbe prestatie, waarin de door Kuyper geïnterpre teerde leer van den Geneefschen theoloog zijn hoogty eens vieren zou. Maar inpiaats dat u hier de weldadige warmte van het religieuze gemoed des schep pers tegenkomt, treft u een dorheid, een kille eigengerechtigheid, die afseer wekt, afkeer, nog versterkt door het ontwaren van een wee sensualisme. Een zelfde sensualisme dat reeds Busken Huet aanleiding gaf Bilderdijk hoo nend een godvruchtige wellusteling" te noe men; een sensualisme dat, tnsschen twee haakjes, giftiger, ongezonder is dan het ruige realisme in sommige werken der Tach tigers, waarover men juist in neo-calvinistische kringen zoo ijverig pleegt te jeremieeren. De vraag is niet of er niet iets goeda" in dit boek zou zij D, en men moet, wanneer ik het slecht noem, niet allereerst aan onzedelijkheid, of ook maar aan gebrek aan stijl, aan belab berde structuur etc. dei ken, maar het gaat hier uitsluitend om DU, wat over ons eind oordeel alleen beslissen mag, of n.l. uit een werk een groote geest op ons toetreedt met het onmiskenbare koningsgebaar, dat ons aarzelloos deemoedig buigen doet, verzekerd als wy zyn dat hier een buigen voegt; of dat een fijne, stille geest, als een bloem zoo teer, zich in onze aandacht ontplooit, waarover wij be hoedzaam ons bukken, in vreeze ook maar iets te krenken of te beschadigen. Maar In 's levens opgang" is niet groot en absoluut niet fijn, het is gelijk aan de pres taties van een kind, dat thuisgekomen, na op de kermis met zware halters een sterk man te hebben zien werken, dat ook eens aan broertjes en zufjes ten beste geren zal en zich dan jatnmeilyk in allerlei bochten wringt, omtuimelt en zich verrekt, by' 't tillen van de veel te zware gewichten, die hij toch op de kermis met een vorstelijk gebaar van kracht, had zien dalen en henen in machtig gespierde armen. De broertjes en zusjes juichen, want zy heb ben nog niet den critischen blik om een innerlijke afwezigheid van kracht te raden, achter de houdingloosheid van hun zich afjakkerend booertje. En juist omdat een schijn wordt aangeno men waaraan alle wezen nog ten eenenmale vreemd is, omdat een critiEch-onmondig pu bliek, waar het in zijn literaire smaak nog moet worden opgevoed, door zoo'n product jaren wordt achteruitgezet, en dus geestelijk benadeeld, daarom meen ik het vols'e recht te hebben, In '0 Levens Opgang" een metter daad en in wezen slecht boek te noemen. Lait ik ten slotte, na deze karakteristiek van In 's Levens Opgang," ook dit boek zelf zich even den lezer in zijn ware gedaante doen openbaren: Bladz. 4: Kerk en kerkhof, dat een meter boven den rijweg ligt, zijn 1) ook hier het graf'', dat 't stof door de eeuwen saamgelezen", ten doem houdt bewaard en Friesland zal in den dag der dagen de eere zijn voor behouden, een proportioneel groote bijdrage nooit gegeven kunnen worden, want wat al dien tijd te vreezen was, geschiedde thans : wy' werden ontdekt. Bij mijn. theorema l" schreeuwde plotseling een woedende stem, zeker die van Pythagoras; Wie heeft Jeanne d'Arc daar by zich ? Een menech?" De herrie welke op deze woorden volgde is gewoon onbeschrijfelijk. In een oogwenk waren alle astralen die in de buurt waren uit hun goten opgevlogen en omringden ons onder een ontzettend misbaar, terwijl van alle kanten nieuwe drommen op het standje afkwamen. Spoedig was ik dan ook gescheiden van de maagd van Orleans en zag mij omgeven door de meest woeste en verwilderde astralengezichten,^die müuitscholden, mij aangaapten en beleedlgden, terwyl anderen tientallen malen door mij heen renden, op mijn schou ders klommen, aan myn armen hingen, op mijn hoofd gingen zitten, kortom mij op alle mogelyke manieren kwelden en sarden. Stopt 'm 'n idioot in z'n lijfl" gilde een furie, die met loshangende haren voor mij kwam staan. Levende jasl Wilikjou eens aan trekken?" hoonde een woeste kerel me. Heb ik je daar? Hier met de botten van me dochter l" krijschte een oude vrouw, die wel voorwereldlyk scheen te zyn, zoo ver weerd en gerimpeld zag zy er uil. Ik heb honderden jaren büd'r graf ge zeten," legde zij uit, half tegen mij, half tegen de horde om mij heen, honderden jaren, alleen om op d'r beenderen te passen. En toen ze opgeruimd werden en naar de fabriek gebracht, heb ik van al de knoopen die van te leveren tot die schare die niemand tellen kan." Prositl Wie volgt! Op bl. 280 wordt door twee broers gecon stateerd, dat in evenveel jonge meisjes, de heilige geest werkt". Laten we big zijn," femelt de een, dat ze beiden patientjes zy'n van den Dirinas Medicus." Daar ging weer de kamerdeur open... de patientjes." Deze blaaphemie, want dat is de naam voor dit Eoort geestigheid" (waarvan't boek wemelt) dient tevens ter kenschetsing van den artistieken" geest, die haar uiten durft, om van religieusiteit hier maar angstvallig te zwy'gen. Leg uu naast dit neo-calvinistisch werk, dat bewust als zoodanig is bedoeld, de geestesopenbaringen der groote religieuzen, en, zoo ge baar op voren genoemde gronden niet reeds bezat, zal de overtuiging rotsvast in u rijzen, dat het aeo-calvinisme, lamgeslagen en ontredderd in zyn jammerlijke vereenzijdiging als het in dit boek niet alleen maar ook in het helle, ryke licht van dezen ty'd staat, nooit inspireeren kan tot het scheppen van de groote geesteswerken, waar toe de bloeiende Keligie van vroeger eeuwen het christendom heeft uitgedreven, omdat het opgaat in vereenzijdiging, welke ontaar ding en steriliteit van het Geloof als ramp zalige gevolgen na zich sleept. Het neo-calvinisme is ten huldigen dage alleen nog in staat om, in verbond met een geestelyk-aequivalent catholicisme, een poli tiek overwicht in den staat te scheppen, maar zyn geestelyke waardij is overigens: nihil. Religie is leven. Kunst is afbeelding van het leven. Dat dan de Religie op wake in haar volko men kracht, dan zal haar heerlykheid ook op aestheüBch gebied glorieeren, als zy in vroe ger eenwen deed. ADEL ANCKERSMITH. 1) Men behoeft hier nog niet eens op 't jammerlijk sty'l-geknoei in dezen zin te lettenAttentie s. v. p. alleen voor den geest, die daaruit spreekt. Bericiten. PICKWICK-SAM WELLEÉ. Alle lezers van Dickens' werken zullen zich de figuur van Sam Weller uit de Piek wiek Papers herinneren. Onlangs is in Engeland, waar de nieuwe uitgaven van Dickens' werken elkander ge regeld opvolgen en nog nooit een editie daarvan een geldelijk verlies heeft opgeleverd, ontdekt dat iemand die n.b. Pickwick heet'e, nog nooit van Satn Weller gehoord had; zektr wel iets om verwondering te wekken daar de figuren van Dickens meer populair zyn by de Engelsche bevolking dan die van welken anderen schryver ook. 54?40 OE FIGHT. Het onlangs in Indianapolis in de Vereenigde Staten verschenen boek onder den titel Fifty-four forty or fight", heeft tot allerlei vermakelijke vergissingen en veronderstellingen aanleiding gegeven met betrekking tot de beteekenis van den titel. In New Orleans, waar toevallig de plaatselijke verordening op doorloopen als-je-blieft" nummer 5440 draagt, dacht de politie, toen bet werk in de etalage-kasten der boekhan delaren veischeen, dat men een loopje met haar wilde nemen. De titel geeft eenvoudig aan op hoeveel graden en minuten noorder breedte het verhaal plaats vindt. ROBEBT BUKS s. Den 31en Juli 17S6 verscheen de eerste editie van de gedichten van Robert Burns. Deze uitgave is thans hoogst zeldzaam geworder, een exemplaar bracht o. a. 1200 pond sterling op. Heden, op den dag van verschijning van ons nummer, zal bij dezelfde firma een volkomen herdruk van deze uitgave verschijnen, op papier speciaal daarvoor ge maakt naar het origineel en met dezelfde letter, zoodat de nieuwe uitgave woord voor ?woord en letter voor letter gelijk wordt aan de eerste uitgave. COHTEBSE DB Nojai-LES. In de Revue hebdomadaire ml binnenkort eea nieuw werk van Cbmtesse Noailleg worden opgenomen. Het is getiteld La garde sur Ie Rhrn" en speelt in den Elzas. ANATOLE FEANCB. Volgens «en Engelsen blad heeft deze schrijver voor zijn nieuwste werk gekozen De val der engelen." Hij ont leent daarvoor zyne stellingen aan Milton's Verlortn Paradijs. ENGELSCHB BOEKPRIJZKN. De Engelsche uit gevers trachten op alle mogelijke wijzen, door pry verlaging enz., het boeken- en vooral roman koopend publiek voor hunne uitgaven te win nen. Nu de six-shilling-novel heeft uitgediend, probeeren zij het met six- en seven-pence boeken, waaraan echter zoo goed als niets verdiend wordt. De bekende uitgever Heinemann zal nu een nieuwe serie fiction uit geven tegen prijzen naar den omvang der deelen, waardoor de boeken veelal minder, maar somtijds ook meer zullen kosten dan de stereotype zes-shülings, BERKABO SHAW'S nieuwste tooneelwerk Press-cuttings is niettegenstaande het verbod van de censuur toch opgevoerd, nl. vooreen besloten gezelschap in Coort Theatre. De auteur betitelt zijn werk als een actueele schets, uit berichten en artikelen van ver schillende dagbladen samengesteld." Over den inhoud van het stuk iets te vertellen is moeielyk, omdat alle vraagstukken van den dag er im 'behandeld worden, waarby' na tuurlijk de suffragettes-beweging niet is ver geten. Hij is soms humoristisch dan weer bizar of grotesk. Over 't algemeen zijn de recensenten het er over eens dat het in grijpen van den censor ditmaal geheel onge motiveerd is geweest. iiiMiimMiimiiiiiMiiuimiiliiifllMiiiiMMHiiMinimiiiiilliiiimiiiiiHiim 40 cents per regel. BOUWT te NUNSPEET. Inlichtingen by' bet bouwbureau Arti", aldaar. en ZilvenuDÉrij C. H. VAN DEE TELDEN, Fa. 6. M. BOSCH, Hofjnw. KALVERSTRAAT153-155, Amsterdam. Tel 2045. Nünnaal-OnutrkWi van Prof.OrG Lenige Fabrikanten W.BengerSöhne Stuttgart Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstr. 157 E. F. DEUSCHLE-BENGEE. NITY met Het RIJWIEL voor U, A. DRUKKER & Co., Rokin 126. Koopt UITSLUITEND BOTER ONDER RIJKSCONTROLE. De STAAT GARANDEERT U een ONVERVALSCHT product, Roterhandel ZUID L AREN", REGÜLIEBSfiRACHT 27. TELEFQON 8935. haar gemaakt zijn nagegaan waar ze zijn ge bleven en hy hier heeft er ook vier van aan zyn borstrok. Want ik ken je wel! Ik heb je al lang nagegaan! Ik heb zelf op een arm van de gaslamp gezeten toen de naaister de knoopen in den winkel kocht en met me eigen oogen heb ik gezien dat je er zelf een die los zat met ijzergaren hebt vastgenaaid." Het was my onmogelyk om onder deze omstandigheden nog langer stand te houden en een kort besluit nemend, rende ik dwars door de om my heen dringende astralen weg en sprong mijn dak veneter binnen. Vreemd waa dat! Zoodra ik binnen was zag of hoorde ik nieta meer. Er scheen een betoovering van mij geweken te zijn, die allee wat ik zooeven aanschouwd en gehoord had, meegenomen had. Ik stak het hoofd uit het raam naar buiten, doch bemerkte nieta meer, noch Eembrandt, noch Pythagoraa, noch Jeanne d'Arc, niemand meer. Alleen het diehters-lichaam van Jan Steen zag ik met idioterige onnoozelheid tegen de eterren glimlachen. Met het hoofd vol zonderlinge gedachten ging ik naar beneden, naar mijn werkkamer. De stop van het echoorsteengat lag daarnaast, in de slaapkamer, nog op den grond en ik liet hem liggen, voor het geval dat de krijgs haftige maagd nog terug zou komen. Ver scheidene uren heb ik toen gewacht, af en toe door den schoorateen roepend: Jeanne, Jeanne d'Ar... r... r... e... e... eccc I" maar niemand kwam meer, toen niet, en later niet. En alleen jaren later had ik nog eens een vreemde ontmoeting. Ik was toen te Parijs, het was winter en het was laat in den avond. Ik spoedde mij door de straten naar mijn hotel, toen plotseling mijn oor getroffen werd door een uitroep, een klank, my weliswaar geheel vreemd waf, maar die toch iets bekends in my wakker maakte. Marrons! Marrons!" hoorde ik. Ik keek op en zag dicht bij mij, in een donker portiek, een fjofele vrouw, die ge piepte kastanjes verkocht. Een oogenblik keek ik haar recht in de oogen en plotseling kreeg ik eenzelfde gewaarwording als vele jaren geleden, toen de vreemde, ijle, gry'ze oogen van de jonkvrouw van Orleana, waar de koperen spijkertjes my'ner sofa doorheen schemerden, mühadden aangestaard. Plotseling nam de vrouw een doek, die vlak onder haar bereik gereed lag en veegde daarmee de oogen af. Weent gy ?" vroeg ik. Neen," antwoordde zümy op droeven toon, maar de rook van het vuur ateekt my zoo in de oogen en dat kan ik niet hebben, want dat maakt my alty'd zoo somber." Een ongekend smartelijk gevoel overmees terde mij by deze woorden ; alles wat Jeanne d'Arc my indertijd had verteld, schoot mij weer te binnen. Arme Jeac, arme Jeanne d'Arc!" daeht ik. Kom, ik zal vanavond geen bier drin ken, maar lekkeren bisschop. Dan ruikt de boschwachter van den hertog van Orleans heerlyk naar kruiden en sinaasappelen, als hy zyn krijgshaftige astrale nadert."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl