Historisch Archief 1877-1940
Met
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
standigheden van den dader, zoodoende een
onderzoek inleiden naar den graad van toe
rekenbaarheid van den tehuldige en misschien
hem als natuurlijk weten doen wy pleiten van
schuld, indien niet andere overwegingen,
onafhankelijk Tan de vorig*, in hem bleven
bemerken den zondaar, die misschien uit
zwakheid gezondigd, maar toch gezondigd
beeft togen brt innerlijk gebiedend voor
schrift van zijn wil.
3. sou kannen gezegd worden: de praktische
rede bepaatt, wat de wil moet willen, zoodat
praktische rede en wil niet behoeven samen te
vallen. Maar deze scheiding tusBchen den wil
aan den eesten kant en de rede, die dien wil
noodzakelijk bepaalt en dan wet heet, is onrede
lijk; zij laten zich zonder elkaar niet deuken.
Met deae uitvlucht istrouwensitriJdig.watKant
zelf zegt: Na opgemerkt te hebben, dat
Praktigehes Oetelz = Kategoiischer Imperatif,
xegt hij Also beziehen sich praktische Gesetze
allein auf den Willen, unangisihen dessen, was
urch die Causaliteit auig(richtitv>ird,undman
toon von der letztern (als sur Sinn&twelt gehörig)
abttrahirai, urn «ie rein zn haben." (R. & S.
VIII, 128).
Voor het laatst, dit citaat:
Wenn aber die kritik nicht geirrt hat, da
gt« dag Object in zweierlei Bedentnng nehraen
leirt, uamlich als Erscheinung, «der als Ding
«D «ieh seltwt,... «o wird eben dewelbe
Wil!e ia der Ertcbeining (den siehtbaren
Haodhtngen) als dem Natnrgesetze
notkwe&dig gemass and so ferne nicht f r ei, and
doch andererseit», als ein*m Dinge an eieh
wlbst an gehörig, jenem nicht unterworfen,
«aithin als frei gedtcht, obne dage kierbei
«ia Widersprueh vorgeht". (Voorrede t. d.
2e ed. v. d. Kr. d. s. R)
Verdere citaten voor een ander maal.
Wanneer Mr. Levy uitroept, dat Kant aan
da rede, wier oppermacht hij voorgoed vestigt,
gr+naen stelt, -voor haar onoverkomelijk en
voor hst xnéiapbyiieche ee« slagboom op
werpt, door menschelyk erkennen niette over
schrijden", dan betaamt het o r. s niet slechts
even te glimlachen om die (eonstitutioneele?)
oppermacht met voor haar onoverkomelijke
grenzen, maar ook de opmerking te maken,
dat mr. Levy zijn doel voorbij schiet, dqor te
beweren, dat bij Kant de slagboom voor het
metaphyBische door het erkennen niet is
overschreden. Kant heeft over het
intelligihele karakter, over de vrijheid echoone din
gen geschreven .Hq heeft echter wel dit gezegd:
dat waarneming, aeaktahouvting, en verslond, ja
hetyeveel niets van of omtrent het Ding an
sich te weten komen.
Hoe staat het in dit opzicht met
Sehopenhaner? Heeft Schopenhauer in het Ding an
sich wet geapelevaren?
Het v»lt niet te ontkennen, dat hij den wil
herhaaldelijk ervaarbaar heeft verklaard, ech
ter op geen andere w^jze dan zooals het
'zelfbewustzijn' wordt ervaren, d. w. z. even
weinig tastbaar als bijv. het Hegelsche Be
grip. In deze quaestie kan men Schopenbauer
van enkele niet volkomen verdedigbare, maar
gchoone en buitengemeen besliste uitdruk
kingen beschuldigen, welke kunnen worden
verklaard door vreugde over zijne 'ontdek
king', die echter, gelijk men ziet, bij Kant
al stevig voorbereid was (nog meer bij Fichte
en Sehefling, van wn hij veel heeft geleer i).
Bij zegt echter uitdrukkelijk:
lo. n deel I van zijn hoofdwerk herhaal
delijk, dat (niet de wil, maar) de 'Wille an'
sich' moet worden opgevat alt het eeuwig en
onvemudeilgk wezen, enz. Hetgeen dus wil
«eggen, dat deze 'Wille an sich' moet worden
onderscheiden van de 'Wille als Object' of
Wille für uns.
2o. zegt Schopenhauer zeer beslist:
Die innere Wahrnemung, welche wir von
unserm eigenen Willen baben, liefert noch
keineswege eine erschöpfende und adaquate
Erkenntnisa des Dinges an sich." (II, 220.)
Auch im Selbstbewusstsein ist das Ich
nicht schlech'thin einfach, sondern besteht
aus einen Erkennenden, Intellekt, und einem
Erkannten, Wille." (ib).
Dennoch ist diéWahrnehmung, in der wir
die Regungen und Akte des eignen Willens
erkennen ... der Punkt, wo das Ding an sich
am unmittelbarsten in die Erecheinnng tritt."
(II, 221) enz. enz. enz.
Mr. Levy's tegenstelling tusechen de aan
beden leer van Kant en den 'zotten inval'(t a.p.)
van Schopenhauer hebben wij dus trachten te
verzachten. Scbopenhaner blijkt minder zot,
dan waarvoor de... publieke opinie hem
verslijt, en of Kant even vereeringswaardig
is gebleven, moet Mr. Levy eveneens met
zich zelf uitmaken.
Tilburg, Juli 1909. L. H. GHOKDIJS.
De Hal?e Haan
Xaar aanleiding van de uitzending van
het prachti-cheepje de Halve Maen", dat de
aanstaande feesten te New-York-zal opluis
teren, is bet niet onaardig te herinneren
aan een paar dichtregels van Potgieter, waar
hangen en zit zoowat altijd in een mensch,
en degene die hem in zich heeft, is mooi
bezorgd. Als ge even in dat raam kijkt
kunt ge juist zijn lijf zien en weet ge tegelij
kertijd hoe hij en z'n lieve kameraads zich
van hun taak kwijten."
Ik keek het aangewezen venster binnen en
zag in een zolderkamertje een man vooreen
tafel zitten, met een blad papier voor zich
en een pen in de hand. Hij zag er zeer bleek
en slecht uit en zijne oogen keken verwilderd.
Op het oogenblik dat ik naar binnen keek,
kwam er juist een astraal brullend van het
lachen uit zijn lichaam naar beneden rollen,
terwijl een drietal anderen zich om hem heen
verdrongen.
Ik heb hem een loflied op rumgrog
voorgezongen," riep de lachende astraal. Hy
denkt geloof ik dat hij g«k wof dt."
Nu ik l" riep een der andere geesten en
drong de overigen op zij.
Ben je mal, jij bent al geweest l" twistte
een ander.
Dat was gister," zei de eerste weer. Maak
non geen heibel, maar geef me 'n zetje, dan
kom jij vanavond ook nog aan de beurt."
De twee andere astralen grepen nu den
spreker, die mank bleek te zijn, onder de
armen en met een een, twee, drie," wierpen
zij hem met zooveel kracht in het bijna zielloos
lijkende lichaam, dat hij er half doorheen
vloog en tegen de tafel smakte.
Zeg, maak het een beetje l" riep hij onder
's mans oksel door, doch zoodra hy' goed en
wel op zijn plaats zat, verhelderde het gelaat
van den man eensklaps en begon hij lawaaierig
te lachen.
Piet, laat 'm dansen!" riep er een.
deze op de origineel* Halve Maen" en haar
rol bij de opvaring der Hudson-rivier in 1609
zinspeelt.
Bekend is 't, dat de dichter van onze zeven
tiende eeuwsche voorvaderen geen kwaad kon
hoeren, en verwonderen kan 't ons niet, dat
hij zich eraan ergerde, dat Washington I r ving
in diens Hietory of New-York (1809) en
Sketchbook (Bip van Winkle) die voortreffelijke
Hollanders bespottelijk maakte en geheel
onhistorisch typeerde in de Knickerbockers".
Waren die Knickerboekers" zoo vroeg
Potgieter niet de gastvrije redders van
New-York's Pnriteinsche stamvaders ge
weest? 1) Wa» dat gespot niet ondankbaar?
Was het niet een miskenning van de ver
diensten der oude Hollanders en een zich
zelf ophemelen ten kovte van hen ?
In deze stemming werd in 1841 Aan
NewYork geschreven, dat een waarschuwing is
tot deze stad gericht, om toch het spotten
na te laten, zich niet langer vr ooi ij k te maken
ten koste van hen, aan wie ze zooveel te
danken heeft en om zich niet langer op
onrechtmatige wijze zelf te verheffen.
De eerste strofe luidt:
O ongelijkbre Stedemaagd!
Wier trots een grootacher hulde vraagt,
Dan de ofters door twee watergoden 2)
Het paar, dat u zoo willig draagt
Om strijd en knielende aangeboden!
Gedenkt ge in zulk een uur 3) 't verleden,
Het kleene jacht, de kleener jol, 4)
Het eertt UMI engttn ingegleienf
Schiet dan van dank uw boezem vol
Voor wie u stichtten, Stad der Steden?
Groningen. Dr. G. A, NAUTA.
1) Dit zjjn de zoogenaamde Pilgrim-fathers
(uit Longfellow's Courtehip (f Miles Standish
welbekend), wier SOOjarige gedenkdag van
ban uittocht uit Delfchaven naar Amerika
in Sept. 1906 plechtig gevierd is.
2) Bedoeld zjjn de Hndson en de East Bi ver.
3) Een uur namelijk, waarin de stad niet
wordt afgeleid door de vele drukte in en
rondom haar.
4) Dit is de Halve Maen".
Christelijk Literatuur.
IL
Heb ik hierboven gepoogd aan te tooneu
hoe de beperking der religie tot het intellec
tueel gebied, noodwendig absentie van
waarachtig geloofsleven met zich brengt, daar
meen ik thans te kunnen volstaan met op te
merken, hoe vereenzijdiging ook van de andere
functies der religieuze persoonlijkheid gevoel"
e a wil" een zelfde noodlottig gevolg na zich
sleept.
Men bedenke slechts hoe de vereenzijdig ing
der religieuze gevoelsfunctie noodwendig tot
subjectieve willekeur leiden meet, en de religie
verkommert tot een moralisme als dat van
Kant, wanneer de wil als religieuze functie
te sterk op den voorgrond treedt.
De predikanten van dezen tij d op den kan
sel klagen en jeremieeren over de tegen
woordige, afvallige jeugd", voor welks a f dolen
zij allerlei van baiten-af werkende factoren
(te samen aangeduid ali de wereld") de schald
geven, terwijl (natuurlijk .... helaas) het geen
oogenblik in hen opkomt allereerst eigen
prediking eens een duchtige herziening te
doen ondergaan.
De jonge man toch, die zes dagen zwoegt
voor zijn brood, wenscht, als hij hongerig naar
geestelijk voedsel het Godshuis betreedt, niet
getracteerd te worden op een dogmatisch,
objectief passen en meten of de zaak nog altijd
wel goed zit".
Laat maar zitten," het zit" best. Maar
laat het levende woord, het getuigende,
directe, zielewoord, waar de harte-slag van
eigen onverwoestbaar Ie ren hoorbaar in klopt,
als het bronwater in een dorre
geesteswoestenij, hem nooddruft zijn voor zijn
verkommerende ziel.
* *
*
Beziet nu het werk van dr. A. Kuypei's
hofpoeet, de heer S. Anema, reeds als een
mielukt pogen door mr. Frans Coenen ge
kenschetst.
Aanmerkt hoe gij bij het lezen van Milt on
of Vondel of Guido Gezelle, hoe gij bij het
zien der gothische kathedralen, het schilder
werk der Primitiever, niet spontaan denkt
alleree-st aan het Calholiek- of
Protestantzijn" der scheppers van deze schoonheid,
maar hoe gij, stil en sterk, aanstonds zijt over
tuigd geworden Tan hun vroomheid", de waar
achtigheid van hun diep-inmg christen- z ij n.
By het lezen van een vroom vers van
Guido Gezelle, als b.v. Gij badt op eenen
berg alleen1', zegt gij niet tot u zelf: wat
een catholiek man is deze dichter toch geweest,
neen, ook na het lezen van zijn meest
Roomsche" verzen, blijft uw indruk deze:
geestelijk verkeer te hebben gehad met een
waarachtig-vroom gemoed. Hoe ervaren wij
Nee, kat 'm dazen!" r'ep een ander.
Dat gaat eiken avond zoo," zeide Jeanne
d'Arc meewarig, 't Is een dichter, de
stakkerdl"
Op dit oogenblik werden wij opgeschrikt
door een hevig tumult, geschreeuw en gezang,
dat van uit de verte tot ons kwam. W
klommen boven op het dak en zagen een
tiental huizen verder een dolle bende astralen
recht op ons aankomen, zingende:
Wühebben geen botten, wij hebben geen
[vleescb,
Wühebben geen bloed en geen spieren
[of pees,
Geen leed en geen zorgen
Hebben wij hier,
Maar wie kan mij bezorgen
Een fijn potje bier!
Wat een bende l" zei Jeanne d'Arc ver
achtend. Ze hebben zeker weer iemand te
pakken."
Deze onderstelling bleek juist te zijn, want
toen de razende troep naderby gekomen was,
zagen w\j dat hu vooraf werd gegaan door
een drietal deftig uitziende astralen, die het
mikpunt waren van allerlei baldadigheden.
Dat zijn drie bekende Grieken!" zei Jeanne.
Alle drie even knappe koppen. En die
bende lafaards achter hen is zeker zoo'n troep
uit den tijd der Fransche revolutie, 't Is
'n schandaal! Een fatsoenlijk astraal kan
tegenwoordig haast niet meer kalm langs de
daken loopen, zonder door zulk schuim te
worden gemolesteerd."
Zal ik ze wegjagen ?" vroeg ik.
Het antwoord op deze vraag is mij echter
bij het lezen van Thomas & Kempis'
Imitatio, wanneer Augustinns' BelydenisteB
in ons naklinken, Vondei's verzen in ons
zingen gaan, de waarachtigheid van hun
geloof, van hun devoot-religieuze bewustzijn,
ea hoe min, hoe armelijk, als een dorre boom
tegen den bloeienden achtergrond van een
weelderig landschap, steekt elke pretentie
op een andere, een betere", een zuiverder"
leer, hierbüaf.
Hoe stom geslagen van trieste ontmoediging
staat de oprechte geloovige (hy zij Catholiek
of Protestant) over prof. Visscher's uitspraak,
waar hij het een oordeel Gods durft noemen,
wanneer een Protestant geloovig Catholiek
wordt, of zelfs wanneer een ongeloovige"
ter paapsche mis" wenscht op te gaan.
Hoe noopt een vereenzydigde religie tot
de wonderlyke geestes-grimassen, welke heel
Nederland dezen Utrechtschen hoogleeraar in
de jongste dagen heeft zien maken.
De man staat een coalitie te verdedigen
en is door zyn leer" genoodzaakt een der
partijen daarvan op 't grie 'endst te beleediger,
door het omhelzen van haar leer" welwil
lend en du haut de son grandeur als een
straf Gods te kwttlifieeeren.
Zou VondeVt religieuze geest, zijn vroomheid,
van mindersoortigt qttalileit zijn gewordtnende
uiting daarvan dit» zwakker dan vóór zijn
bekering".
Hoe moet de verstandeman" prof. Visscher,
met de ie vragen zitten". Ik beklaag hem.
Opzettelijk stalde ik deze voorbeelden tegen
over elkaar, om te doen uitkomen, dat een
bepaald geloof aanhangen, nog allerminst
waarborgen zijn of geeft voor het individu,
dat het ook naar zijn diepste wezen, religieus,
waarlyk vroom" zal zijn.
En hoe poovertjee, hoe geestelijk straat
arm, ondants zyn mooi-doenerige, gewild
literaire, neo calvinistische, op effect-bere
kende preekjes, staat het werk
vandenneoen noetro-calvinist S. Anema, tegenover de
ontzagwekkende geest eswerken der groote
Religieuzen, die ik zooeven noemde.
Dit boek is een bewust neo-calvinistiscbe
prestatie, waarin de door Kuyper geïnterpre
teerde leer van den Geneefschen theoloog zijn
hoogty eens vieren zou.
Maar inpiaats dat u hier de weldadige
warmte van het religieuze gemoed des schep
pers tegenkomt, treft u een dorheid, een kille
eigengerechtigheid, die afseer wekt, afkeer,
nog versterkt door het ontwaren van een wee
sensualisme. Een zelfde sensualisme dat reeds
Busken Huet aanleiding gaf Bilderdijk hoo
nend een godvruchtige wellusteling" te noe
men; een sensualisme dat, tnsschen twee
haakjes, giftiger, ongezonder is dan het
ruige realisme in sommige werken der Tach
tigers, waarover men juist in neo-calvinistische
kringen zoo ijverig pleegt te jeremieeren.
De vraag is niet of er niet iets goeda" in
dit boek zou zij D, en men moet, wanneer ik het
slecht noem, niet allereerst aan onzedelijkheid,
of ook maar aan gebrek aan stijl, aan belab
berde structuur etc. dei ken, maar het gaat
hier uitsluitend om DU, wat over ons eind
oordeel alleen beslissen mag, of n.l. uit een
werk een groote geest op ons toetreedt met het
onmiskenbare koningsgebaar, dat ons
aarzelloos deemoedig buigen doet, verzekerd als
wy zyn dat hier een buigen voegt; of dat een
fijne, stille geest, als een bloem zoo teer, zich
in onze aandacht ontplooit, waarover wij be
hoedzaam ons bukken, in vreeze ook maar
iets te krenken of te beschadigen.
Maar In 's levens opgang" is niet groot en
absoluut niet fijn, het is gelijk aan de pres
taties van een kind, dat thuisgekomen, na
op de kermis met zware halters een sterk
man te hebben zien werken, dat ook eens
aan broertjes en zufjes ten beste geren zal
en zich dan jatnmeilyk in allerlei bochten
wringt, omtuimelt en zich verrekt, by' 't
tillen van de veel te zware gewichten, die
hij toch op de kermis met een vorstelijk
gebaar van kracht, had zien dalen en henen
in machtig gespierde armen.
De broertjes en zusjes juichen, want zy heb
ben nog niet den critischen blik om een
innerlijke afwezigheid van kracht te raden,
achter de houdingloosheid van hun zich
afjakkerend booertje.
En juist omdat een schijn wordt aangeno
men waaraan alle wezen nog ten eenenmale
vreemd is, omdat een critiEch-onmondig pu
bliek, waar het in zijn literaire smaak nog
moet worden opgevoed, door zoo'n product
jaren wordt achteruitgezet, en dus geestelijk
benadeeld, daarom meen ik het vols'e recht
te hebben, In '0 Levens Opgang" een metter
daad en in wezen slecht boek te noemen.
Lait ik ten slotte, na deze karakteristiek
van In 's Levens Opgang," ook dit boek zelf
zich even den lezer in zijn ware gedaante
doen openbaren:
Bladz. 4: Kerk en kerkhof, dat een meter
boven den rijweg ligt, zijn 1) ook hier het
graf'', dat 't stof door de eeuwen
saamgelezen", ten doem houdt bewaard en Friesland
zal in den dag der dagen de eere zijn voor
behouden, een proportioneel groote bijdrage
nooit gegeven kunnen worden, want wat al
dien tijd te vreezen was, geschiedde thans :
wy' werden ontdekt.
Bij mijn. theorema l" schreeuwde plotseling
een woedende stem, zeker die van Pythagoras;
Wie heeft Jeanne d'Arc daar by zich ? Een
menech?"
De herrie welke op deze woorden volgde
is gewoon onbeschrijfelijk. In een oogwenk
waren alle astralen die in de buurt waren
uit hun goten opgevlogen en omringden ons
onder een ontzettend misbaar, terwijl van alle
kanten nieuwe drommen op het standje
afkwamen.
Spoedig was ik dan ook gescheiden van de
maagd van Orleans en zag mij omgeven door
de meest woeste en verwilderde
astralengezichten,^die müuitscholden, mij aangaapten
en beleedlgden, terwyl anderen tientallen
malen door mij heen renden, op mijn schou
ders klommen, aan myn armen hingen, op
mijn hoofd gingen zitten, kortom mij op alle
mogelyke manieren kwelden en sarden.
Stopt 'm 'n idioot in z'n lijfl" gilde een
furie, die met loshangende haren voor mij
kwam staan.
Levende jasl Wilikjou eens aan trekken?"
hoonde een woeste kerel me.
Heb ik je daar? Hier met de botten van
me dochter l" krijschte een oude vrouw, die
wel voorwereldlyk scheen te zyn, zoo ver
weerd en gerimpeld zag zy er uil.
Ik heb honderden jaren büd'r graf ge
zeten," legde zij uit, half tegen mij, half tegen
de horde om mij heen, honderden jaren,
alleen om op d'r beenderen te passen. En
toen ze opgeruimd werden en naar de fabriek
gebracht, heb ik van al de knoopen die van
te leveren tot die schare die niemand tellen
kan."
Prositl Wie volgt!
Op bl. 280 wordt door twee broers gecon
stateerd, dat in evenveel jonge meisjes, de
heilige geest werkt".
Laten we big zijn," femelt de een, dat
ze beiden patientjes zy'n van den Dirinas
Medicus."
Daar ging weer de kamerdeur open...
de patientjes."
Deze blaaphemie, want dat is de naam
voor dit Eoort geestigheid" (waarvan't boek
wemelt) dient tevens ter kenschetsing van
den artistieken" geest, die haar uiten durft,
om van religieusiteit hier maar angstvallig
te zwy'gen.
Leg uu naast dit neo-calvinistisch werk,
dat bewust als zoodanig is bedoeld, de
geestesopenbaringen der groote religieuzen, en,
zoo ge baar op voren genoemde gronden
niet reeds bezat, zal de overtuiging rotsvast
in u rijzen, dat het aeo-calvinisme,
lamgeslagen en ontredderd in zyn jammerlijke
vereenzijdiging als het in dit boek niet alleen
maar ook in het helle, ryke licht van dezen
ty'd staat, nooit inspireeren kan tot het
scheppen van de groote geesteswerken, waar
toe de bloeiende Keligie van vroeger eeuwen
het christendom heeft uitgedreven, omdat
het opgaat in vereenzijdiging, welke ontaar
ding en steriliteit van het Geloof als ramp
zalige gevolgen na zich sleept.
Het neo-calvinisme is ten huldigen dage
alleen nog in staat om, in verbond met een
geestelyk-aequivalent catholicisme, een poli
tiek overwicht in den staat te scheppen,
maar zyn geestelyke waardij is overigens: nihil.
Religie is leven. Kunst is afbeelding van
het leven.
Dat dan de Religie op wake in haar volko
men kracht, dan zal haar heerlykheid ook op
aestheüBch gebied glorieeren, als zy in vroe
ger eenwen deed.
ADEL ANCKERSMITH.
1) Men behoeft hier nog niet eens op 't
jammerlijk sty'l-geknoei in dezen zin te
lettenAttentie s. v. p. alleen voor den geest, die
daaruit spreekt.
Bericiten.
PICKWICK-SAM WELLEÉ. Alle lezers van
Dickens' werken zullen zich de figuur van
Sam Weller uit de Piek wiek Papers herinneren.
Onlangs is in Engeland, waar de nieuwe
uitgaven van Dickens' werken elkander ge
regeld opvolgen en nog nooit een editie
daarvan een geldelijk verlies heeft opgeleverd,
ontdekt dat iemand die n.b. Pickwick heet'e,
nog nooit van Satn Weller gehoord had;
zektr wel iets om verwondering te wekken
daar de figuren van Dickens meer populair
zyn by de Engelsche bevolking dan die van
welken anderen schryver ook.
54?40 OE FIGHT. Het onlangs in Indianapolis
in de Vereenigde Staten verschenen boek
onder den titel Fifty-four forty or fight",
heeft tot allerlei vermakelijke vergissingen en
veronderstellingen aanleiding gegeven met
betrekking tot de beteekenis van den titel.
In New Orleans, waar toevallig de plaatselijke
verordening op doorloopen als-je-blieft"
nummer 5440 draagt, dacht de politie, toen
bet werk in de etalage-kasten der boekhan
delaren veischeen, dat men een loopje met
haar wilde nemen. De titel geeft eenvoudig
aan op hoeveel graden en minuten noorder
breedte het verhaal plaats vindt.
ROBEBT BUKS s. Den 31en Juli 17S6 verscheen
de eerste editie van de gedichten van Robert
Burns. Deze uitgave is thans hoogst zeldzaam
geworder, een exemplaar bracht o. a. 1200
pond sterling op. Heden, op den dag van
verschijning van ons nummer, zal bij dezelfde
firma een volkomen herdruk van deze uitgave
verschijnen, op papier speciaal daarvoor ge
maakt naar het origineel en met dezelfde
letter, zoodat de nieuwe uitgave woord voor
?woord en letter voor letter gelijk wordt aan
de eerste uitgave.
COHTEBSE DB Nojai-LES. In de Revue
hebdomadaire ml binnenkort eea nieuw werk van
Cbmtesse Noailleg worden opgenomen. Het
is getiteld La garde sur Ie Rhrn" en speelt
in den Elzas.
ANATOLE FEANCB. Volgens «en Engelsen
blad heeft deze schrijver voor zijn nieuwste
werk gekozen De val der engelen." Hij ont
leent daarvoor zyne stellingen aan Milton's
Verlortn Paradijs.
ENGELSCHB BOEKPRIJZKN. De Engelsche uit
gevers trachten op alle mogelijke wijzen, door
pry verlaging enz., het boeken- en vooral roman
koopend publiek voor hunne uitgaven te win
nen. Nu de six-shilling-novel heeft uitgediend,
probeeren zij het met six- en seven-pence
boeken, waaraan echter zoo goed als niets
verdiend wordt. De bekende uitgever
Heinemann zal nu een nieuwe serie fiction uit
geven tegen prijzen naar den omvang der
deelen, waardoor de boeken veelal minder,
maar somtijds ook meer zullen kosten dan
de stereotype zes-shülings,
BERKABO SHAW'S nieuwste tooneelwerk
Press-cuttings is niettegenstaande het verbod
van de censuur toch opgevoerd, nl. vooreen
besloten gezelschap in Coort Theatre. De
auteur betitelt zijn werk als een actueele
schets, uit berichten en artikelen van ver
schillende dagbladen samengesteld." Over den
inhoud van het stuk iets te vertellen is
moeielyk, omdat alle vraagstukken van den
dag er im 'behandeld worden, waarby' na
tuurlijk de suffragettes-beweging niet is ver
geten. Hij is soms humoristisch dan weer
bizar of grotesk. Over 't algemeen zijn de
recensenten het er over eens dat het in
grijpen van den censor ditmaal geheel onge
motiveerd is geweest.
iiiMiimMiimiiiiiMiiuimiiliiifllMiiiiMMHiiMinimiiiiilliiiimiiiiiHiim
40 cents per regel.
BOUWT te NUNSPEET.
Inlichtingen by' bet bouwbureau Arti",
aldaar.
en ZilvenuDÉrij
C. H. VAN DEE TELDEN, Fa. 6. M. BOSCH, Hofjnw.
KALVERSTRAAT153-155, Amsterdam. Tel 2045.
Nünnaal-OnutrkWi
van
Prof.OrG
Lenige
Fabrikanten
W.BengerSöhne
Stuttgart
Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstr. 157
E. F. DEUSCHLE-BENGEE.
NITY
met
Het RIJWIEL voor U,
A. DRUKKER & Co., Rokin 126.
Koopt UITSLUITEND BOTER ONDER RIJKSCONTROLE.
De STAAT GARANDEERT U een ONVERVALSCHT product,
Roterhandel ZUID L AREN", REGÜLIEBSfiRACHT 27. TELEFQON 8935.
haar gemaakt zijn nagegaan waar ze zijn ge
bleven en hy hier heeft er ook vier van aan
zyn borstrok. Want ik ken je wel! Ik heb
je al lang nagegaan! Ik heb zelf op een arm
van de gaslamp gezeten toen de naaister de
knoopen in den winkel kocht en met me
eigen oogen heb ik gezien dat je er zelf een
die los zat met ijzergaren hebt vastgenaaid."
Het was my onmogelyk om onder deze
omstandigheden nog langer stand te houden
en een kort besluit nemend, rende ik dwars
door de om my heen dringende astralen weg
en sprong mijn dak veneter binnen.
Vreemd waa dat! Zoodra ik binnen was
zag of hoorde ik nieta meer. Er scheen een
betoovering van mij geweken te zijn, die
allee wat ik zooeven aanschouwd en gehoord
had, meegenomen had. Ik stak het hoofd uit
het raam naar buiten, doch bemerkte nieta
meer, noch Eembrandt, noch Pythagoraa,
noch Jeanne d'Arc, niemand meer. Alleen
het diehters-lichaam van Jan Steen zag ik
met idioterige onnoozelheid tegen de eterren
glimlachen.
Met het hoofd vol zonderlinge gedachten
ging ik naar beneden, naar mijn werkkamer.
De stop van het echoorsteengat lag daarnaast,
in de slaapkamer, nog op den grond en ik
liet hem liggen, voor het geval dat de krijgs
haftige maagd nog terug zou komen. Ver
scheidene uren heb ik toen gewacht, af en
toe door den schoorateen roepend: Jeanne,
Jeanne d'Ar... r... r... e... e... eccc I"
maar niemand kwam meer, toen niet, en
later niet.
En alleen jaren later had ik nog eens een
vreemde ontmoeting. Ik was toen te Parijs,
het was winter en het was laat in den avond.
Ik spoedde mij door de straten naar mijn
hotel, toen plotseling mijn oor getroffen werd
door een uitroep, een klank, my weliswaar
geheel vreemd waf, maar die toch iets bekends
in my wakker maakte.
Marrons! Marrons!" hoorde ik.
Ik keek op en zag dicht bij mij, in een
donker portiek, een fjofele vrouw, die ge
piepte kastanjes verkocht. Een oogenblik
keek ik haar recht in de oogen en plotseling
kreeg ik eenzelfde gewaarwording als vele
jaren geleden, toen de vreemde, ijle, gry'ze
oogen van de jonkvrouw van Orleana, waar
de koperen spijkertjes my'ner sofa doorheen
schemerden, mühadden aangestaard.
Plotseling nam de vrouw een doek, die
vlak onder haar bereik gereed lag en veegde
daarmee de oogen af.
Weent gy ?" vroeg ik.
Neen," antwoordde zümy op droeven
toon, maar de rook van het vuur ateekt my
zoo in de oogen en dat kan ik niet hebben,
want dat maakt my alty'd zoo somber."
Een ongekend smartelijk gevoel overmees
terde mij by deze woorden ; alles wat Jeanne
d'Arc my indertijd had verteld, schoot mij
weer te binnen.
Arme Jeac, arme Jeanne d'Arc!" daeht
ik. Kom, ik zal vanavond geen bier drin
ken, maar lekkeren bisschop. Dan ruikt de
boschwachter van den hertog van Orleans
heerlyk naar kruiden en sinaasappelen, als
hy zyn krijgshaftige astrale nadert."