De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 1 augustus pagina 5

1 augustus 1909 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Na 1675 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. iiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiini De idealen oer Mmn, Het Gentsche schoolkinderen van 7 16 jaar werd dezer dagen een interessante proef genomen. Men legde hun de vraag voor, aan welke persoonlijkheid, die ze op school of .in den dBgelykschen omgang hadden leeren kennen, ze het liefst gelijk zonden zijn. Het bleek dat het ze yen-jarige kind over 't alge meen in zyn vader of moeder zyn hoogste ideaal verwezenlijkt vindt. Maar reeds kort daarna komt hierin verandering: de gezichts kring der kinderen wordt ruimer, ze beginnen hun ouders kritisch te beschouwen, zoodat van alle 9-jarige kinderen slechts 2U procent in «ten hunner ouders hun ideaal zien; van de dertien-jarigen was er maar n, die aan het oude ideaal getrouw bleef. Behalve de ouders, worden personen nit de naaste omgeving der kinderen als iieaal gekozen: hun onderwijzers b <r.; enkele jongeren kiezen ook oudere kameraden. Helden nit geschiedenis of legende worden op dezen leeftijd nog niet genoemd. By oudere jongens echter worden de oude idealen weldra door gestalten nit de geschiedenis of door benoemde tijdgenoot en vervangen. Verrassend is Het feit, dat de meisjes van 7 tot 13 jaar met slechts weinige uitzonderingen haar ideaal in het andere geslacht bleken te zoeken, terwijl bij de jongens het aantal vereerders van het vrouwelijk geslacht alleen in het 8ste en 9de jaar nog 1G procent bedraagt, om in het 12de geheel te verdwijnen. Geestelijke of artistieke eigenschappen van hun helden be nvloeden de keus van meisjes en jongens ongeveer in gelijke mate ; daarentegen spelen lichamelijke eigenschappen vooral bij de meisjes een groote rol; terwijl deze door de jongens ge'heel niet genoemd worden. Karak tereigenschappen worden door de meisje* veel meer naar waarde geschat, dan door de jongens: ze roemen de goedheid, de vrien delijkheid of barmhartigheid van hun ideaal. Interessant is ook, dat de waardeering van bezit Of rijkdom by jongens in het 12de of 13de jaar bijna verdwijnt, terwijl die bij de meisjes sinds het 9de jaar voortdurend op dezelfde hoogte blijft. N. fiiiiiiiiiiiiiiHitiiiiiiiiiHiiiiiiiiijiii Turyenjew't kopje thee. Ondernemende grootmoeder!. Een Duüiche volksdichterei: Auguste May- Rump. Bcribe's g1 as water" en Jean Siganx' glas melk" worden in de literatuur, aangevuld door Turgenjew'i kopje thee". De anecdote van het fameuse kopje thee ver telde de Russische schrijver gaarne en goed. De iiiiiiiiiiiiiniiiiiiii iiiiiMiiiiimiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiimiiitiMMiiiiitiiHii UIT D B_NA T U U fi. CCCXXXII. Edelweisz. Ongelooflijk is de aantrekkingskracht, de bekoring, die van dit plantje uitging en nog uitgaat. Ongetwijfeld heeft het meer menschen het leven doen verliezen dan de gevaarlijkste gletschers en meer dan alle giftige planten samen. De psychologie van den mensen komt er by te pas, als men het zonderlinge verschijnsel verklaren wil ; en men moet in het Hooggebergte geweest zyn, om dealgemeene ed-)lweisz-rage in zyn sterksten vorm te ken nen en zelf voor de donkere rotskloof ge staan hebben, waarin de witte fl u weelen sterren blonken, om iets van dat nunkeren te begry pen. Stellig is de hpofdfactor van de begeerte naar Edelweisz de inspanning, die het plukken vordert, het meestal gevaarlijke, soms onbe reikbare van de groeiplaats; er zit iets in van de emotie, die het wekt, zich in levens gevaar te weten. Ook de buitengewone bloemvorm en even eens het mooie van die glanzige witwollen sterren, die zoo scherp afsteken tegen den grauwbrninen rotswand, zal er wel iets toe bijgedragen hebben, om het Edelweisz tot de beroemdste plant van de wereld te maken ; want er zyn heel wat andere Alpen planten, die nog gevaarlijker standplaats kiezen. Boven dien was het vroeger zoaiets als donx souvenir van de Alpenreis, een gedachtenis van den tocht in het Hooggebergte, die tot voor weinig jaren alleen voor enkele rijke en gelukkige menschen tot de mogelijkheden behoorde. Zeldzaam was toen het Edelweisz volstrekt niet en dat is het nu eigenlijk nog niet. Indertijd lag het gevaar en daarmee de bekoring ook meer in de reis en den klimtocht dan in het plukken van het plantje. Nu is de reis en zyn ook de meeste tochten tamelijk gevaarloos; het plukken niet. Het groeide overvloedig op vlakke plateaux en het werd zooals vermecellisoep, sagosoep, griesmeelsoep, groentensoep, rijstsoep, juliennesoep enz. bereidt men snel en goedkoop met MABBI'S BOUILLON-BLOKJES. Men lost de noodige blokjes in kokend water op en kookt de gewenschte toevoegingen daarin gaar. Men lette op den naam UIACiGI" en hét fabrieksmerk Kruisster". Bouillon-Soepen iiMiiiiiiiniiini IIMIIIIIMUMIIMimilllllllll itiMiiiiinniiiiiii YOOÏl «JJ. IM Het knoog-orakel ran de moderne Joiïer, Hu bemint my'... Hy bemint mij niet... Hij bemint mij... Hij bemint mij niet. iiimiiiiHiiiiHiii geheimzinnige fiuisterstemmen der bedienden, het verschijnen en verdwijnen der hopge gastvrouw werden kostelijk door den wereldbefaamdrn romanschrijver nagebootst. Na het verschijnen van zijn roman Kook", ontving bij van een Russische aristocrate een uitnoodiging ten haren huize een kopje thee te komen drinken. Op dag en uur door de gastvrouw aange geven, sta^t Turgenjew voor haar huis. Nadat de voordeur geopend was door een liverei-knecht, moest de schrijver nog aan twee andere gegalonneerde bedienden op hun vragen antwoorden dat hij genoodigd was een kopje thee te komen drinken. Eindelijk staat Turgenjew in een weelderig gemeubeld salon. Niemand om hem te verwelkomen. Na een powje hoort de romanschrijver het suggestief froufrou" van een zijden. damestoilet. Be gastvrouw treedt binnen. Tnrgenjesv buigt. Z vijgend, met plechtig hoofd- en hand gebaar noodigt de vrouw des huizes den be zoeker in een fauteuil plaats te nemen. Bladetilte. Weer een liverei-knecbt, die «en presen teerblad met twee miniatuurkopjei in de handen houdt. Mevrouw neemt n kopje van 't zilveren blad, noodigt met statig gebaar den zwijgenden gast uit, zich ook van een kopje thee te voorzien. De gastvrouw nipt met de lippen aan 't kopje. Turgenjew volgt haar voorbeeld, neemt uiterst behoedzaam een heel klein teugje uit 't heel e kleine kopje. U is meneer Turgenjew? Dat ben ik. iimMiiiimniiHimiliminili met het gras gemaaid. Van zulke begaanbare plekken is het, in de Zwitsersche Alpen althans, veriwenen, letterlijk uitgeroeid; en eerst nu is het Edelweiszplukken, voorden vlaklander ten minste, een werkelijke hachjestoer ge worden. Maar wie het alleen als cont a merk voor het besoeken van het groote wereld theater, dat Zwitserland voor de meeste toeristen is mee naar huis wil nemen, behoeft er heusch geen roekelooze klimparty voor te beginnen. Overal in het gebergte is het plantje te krijgen, oude «vrouwtjes, jonge kerels en schil-. derachtige kinderen bieden het voor een paar stuivers in hofjes te koop aan; en al vóór de dilettant-bergbestijgers den eersten pas op den weg naar omhoog hebben gezet, prijkt borst of hoedje in den regel al met de bergridderorde van witte sterren; boven groeit ze toch niet meer; of liever ze groeien er wel maar zoo hoog komen de meeste reizigers niet, en komen ze zoo hoog, dan vinden zij ze toch niet; de slimme edelweisz-verkoopers zorgen er wel voor, dat er geen plantje meer te zien is op plaatsen waar een gewoon toerist den voet durft zetten. En dit is de ware oorzaak van de beweerde zeldzaamheid van edelweisz. Dan maar een bosje koopen en meenemen naar het vlakke land. Al hebt ge het zelf niet geplukt, het is toch geplukt op den berg, dien ge bestegen hebt. Jammer, dat ge in het hotel dikwijls al ontnuchterd wordt, endoor een inboorling, een deskundige of een bota nicus met een schamper trekken van den mond te hooren krijgt: made in Oermany of modi in Holland. Want dat zien de lui die er verstand van hebben dadelijk aan de bloemen en de bladeren van uw plantjes. Inderdaad, een goed deel van het in Zwit serland gekochte en uit Zwitserland meege brachte Edelweisz is in Duitschland of Hol land gekweekt. Ik heb, terwijl ik dit schrijf, een bloempot vol met prachtig enrykbloeiDetails van een Edelweiszbloem. Links een bloemhoofdje en een blad; rechts een vrouwelijk en een tweeslachtig bloempje vergroot. Onderaan pluisharen met atnifmeelkorrels en n etuifmeelkorrel met stekels; sterk vergroot. Weer een slokje thee. U heeft den roman Rook" geschreven? Ja. Weer een slokje thee. Een zeer goede roman. Heel vleiend. Weer een slokje thee. De gastvrouw in 't ruischend zijden kleed buigt en verdwijnt. * * * In l'art d'être grand-père" heeft Victor Hugo ons onderwezen. Meer dan tijd wordt 't, vooral in onze dagen, de loftrompet te steken voor de tegenwoor dige grootmoeders. Wie zal uitzeggen" of bezingen den jeug digen moed, de vlotte werkkracht, den onder nemenden geest van grootmoeders & la Jeanne Duprès en Ella Huch, zuster van de bekende pen voerster Kicarda Huch? l In Amerika zouden de dames op wie ik doel, misschien onopgemerkt blijven, want, in Amerika kleeden de grootmama's zich in 't wit, nemen viool- en zanglessen, en maken een kranig figuur op 't tennis-veld. Doch, in Amerika is 't niet heeleraaal comme chez nous". Grootmama Jeanne Duprès, oud 65 jaar, heeft te Parijs met glans eind-examen gym nasium gedaan. Zy' gaat medicijnen studeer en, en, verheugt zich met jeugdige blijdschap eenmaal als gediplomeerde medica met haar schoonzoon bekwaam vronwenarts een kliniek te openen. ?> Jift' ,Mevrouw Duprès is weduwe van een professor aan de Sorbonne. Zij heeft de studie altijd lief gehad. Mathesis en Latijn leerde de schrandere professorsvrouw spelender wy's; zy volgde end Edelweiz voor mij staan, uit zaad ge kweekt, in... Abcoude. In myn portefeuille bewaar ik het plantje, het eerste dat ik eigen handig van de hoogen rots heb geplukt, zooals ik u verle ien jaar heb verteld; en al ging dat alleen met ingebeeld levensgevaar gepaard, dit Edelweiszje zou ik niet gaarne willen missen. Dat is echt, daarin schuilt een heel albu n vol heerlijke herinneringen, dat is een overblijvende tooverplant, die mij, wanneer ik mair wil, terugvoert naar die aangrijpend scboone, wilde, woeste, geweldige bergpartüen van de Surenenpas. Mijn plantje is nietig, een kwartje by' de rijksdaalders boven den bloempot daar, maar het draagt den stempel van zijn oorsprong, uiterlijk en innerlijk. Zyn wol is fijner, zyn kleur zilverachtiger, zijn bloei vaster, zyn bouw krachtiger; myn souvenir is het kind der verdrukk'ng, dat honderd eeuwen heeft ge streden, van ouder op ouder, tegen ijselijk lange winterf, tegen verpletterend z waren sneeuwdruk, legen brandende zonnehitte, tegen dagenlange rukwinden, tegen nevel en storm en ijzige nachtkoude; myn kleintje is robust, kort en stevig, zyn witte pels sluit om zyn leden ah de huid van den sneeuwhaas om zyn magere body; de zaailing van de vlakte is uit zyn kracht gegroeid; overal schijnt het groen door; zyn wolkleed werd te kort en zijn bloemenster is verwaaid, uitelkaar gerukt. Innerlyk lijken beide, de kweekeling en de autochthoon op het eerste gezicht nog veel op elkaar. Beide hebben een aantal bloemhoofdjes bijeen staan, omgeven door een aantal blaadjes, het omhulsel genoemd. Het zyn bloemkorfjes, die elk een honderd fijne bloempjes bergen, zoo klein, dat een loep noodig is om ze duidelyk te onderscheiden. Ieder die nog een beetje van zijn botanische schoolkennis heeft overgehouden, weet, dat deze bloeiwyze voorkomt bij een groot aan tal planten, ongeveer een tiende van alle soorten die de aarde draagt; ze zyn in de boeken samengebracht tot n groote familie; de composieten; waartoe ook onze made liefjes, paardebloemen en korenbloemen behooren. Veel van die composieten, zooals de paar debloem, (niet alle, denk maar aan ht t madeliefje), dragen vruchtpluU. Dat zijn fijne witte haren, die op het vruchtbeginsel staan en die in bijzondere gevallen later dat aardige kaarsje vormen, waarmee de kinderen waarzeggertje spelen; ge kent het wel, ook al van de paardebloem. Die pluisjes nu zijn bij het edelweisz zeer fijn, helder wit [en zeer talrijk; ze steken boven de bloemen uit en omsluiten de massa, zoodat het heele bloemkorfje een fijn wollig bolletje ly'kt. Daaruit steken alleen de slipjes van de middenbloempjes van het korfje nit, en later de stamper met het stuifmeel; zooals op het vergroot figuurtje hierbij is aangegeven. Maar meer nog dan de bloemen, dragen de bladeren van Edelweisz by tot het bij zondere voorkomen van de plant. Rondom de bloemkorfjes staan kleine gewone blaadjes als een ster in het rond; ook deze zijn dicht met pluis bezet; van een heel anderen bouw evenwel. Het zyn lange haren als kroeshaar dooreen gedraaid en geslingerd, ze zyn hol d.w.z. met lucht gevuld en dit veroorzaakt de lichtschittering en den zilvertint, die zoo Hy bemint my'. .. Hij bemint mij niet... iiiiniiiiMiimmiMiHiiiiiiiiiimiiiiui Hy' bemint my! MIMIIIIIIIIIIIlllllllllllllMIIIIIIIIIIMIIIIlll ook de studies van haar dochter, die nu reeds Jaag in 't bezit van den dokterstitel is, en van een dochtertje, dat ook gaat studeeren. Over 't Griekech ia de wakkere Frar<;aise 't minst te spreken, dat kost baar veel moeite. Ter wille van groot mama's voorbeeldige energie, hoop ik, dat zij de evenknie worde, van 't Rotterdameche wonder, over wie ik een paar weken geleden 't volgende hoorde vertellen: Een oude dame uit Rotterdam ging met eenige familieleden ,,op een dagje" naar Scheveningen. Ondanks het gure zomerweer reed men in een open tram naar Neerland's eerste badplaats. Aldaar aangekomen, stelden de reisgenooten der oude dame voor binnen" te gaan zitten omdat een flinke Noord fresterbries over 't strand gierde. Nee, nee!" zei het kordate oudje, ik houd wel van zoo'n frissche lucht. 's Avonds keerde zij opgewekt en onver moeid naar Rotterdam terug, zij leest zonder bril, stelt in alles belang, is gezond en fleurig en telt 101 jaar, zegge hondfrd-enén! Is zy' een wonder of niet? Moge Jeanne Duprès haar evenaren, even zeer Ella Huch, g-ootmoeder over een aantal kleinkinderen, die zich ook aan de studie gaat wijden. * * * Johanna imbrosius, de merkwaardige volks dichteres uit Oost-Prnifen, heeft in Auguste May?Rnmp een zuster gevonden, zoowel in de dichtkunst als in haar uiterst bescheiden geboorte en kommervol bestaan. Auguste May?Rump werd den Uden September van 't j aar 1856 geboren te Flemsdorf niet ver van Schwedt a/d Oder. Evenals Johanna Ambrosius moest Auguste May op aantrekkelijk werken en die »ok den kop van een ouden heer of dame zoo mooi kunnen maken. De beteekenis van die luchtvoerende zilverharen is velerlei. Allereerst omsluiten die ineengestrengelde haren een onbeweeglijke luchtlaag, die, als slechte warmtegeleider, de plant beschermt tegen scherpe afwisseling en overmaat van hitte en koude, wat in de hooggebergten zoo noodig is. Daarbij gaat die luchtlaag de verdamping tegen; de haren zelf immers verdampen niet, daar zy geen vocht maar lucht bevatten en als régulateurs werken. Ook de lichtwerking is gewijzigd door de herhaalde breking in het vlies en de lucht, die er door wordt ingesloten; ten laatste werkt de schitterend witte kleur van het Edelweisz waarschijnlijk als lokmiddel voor de insecten; het is zyn bloemkeur, die voor elk bloempje afzonderlijk niet werkzaam genoeg is; het geheel werkt krachtig genoeg. Althans naar onzen maatstaf van indrukken; toch is het insecteubezoek op Edelweisz gering. zér jeugdigen leeftijd werk verrichten, dat beven haar kinderkrachten ging. Vader Ambrosius abonneerde zich ter wille van zijn dochtertje Johanna, dat zoo gaarne las, op de Gartenlaube", en Zondags's mid dags, haar eenige, vrije uurtje, was de aan staande dichteres verdiept in de lectuur van dit Duiteche tijdschrift. Vader May las in den familiekring gedich ten voor. Auguste genoot, luisterde adem loos, vergat de taaie verveling van haar ganzenhoedsters-bedryf. Op achttienjarigen leeftijd verhuurde zy zich als kindermeid. Onder de kindertjes, aan haar hoede toe vertrouwd, waren misschien ook wel eens gansjes, doch, in anderen vorm en in gewij zigde omstandigheden. Dit schonk haar ten minste eenige afleiding. Het eeuwige hoe den" en bewaken schijnt haar te machtig te zyn geworden. Althans de 22-jarige Augnste vertrekt naar Berlijn, waar zy een armoedig bestaan voerde en met naaiwerk het dagelyksch brood verdiende. Op drie en dertig jarigen leeftijd huwde zy den werkman Rump. 's Levens beslommeringen en druk kende zorgen hebben in Augnste May, even min als in Johanna Ambrosius het dichtvnur vermogen te blusschen. Van de volksdichteres Auguste May-Rnmp is een bundel liedere* verschenen, die zeer gunstig beoordeeld worden. Even als haar peinzend, weemoedig gelaat, zyn ook haar verzen meestal ernstig en droefgeestig. In de serie Todtenlieder" wordt de al ver zoener Dood jubelend begroet als heilbezorger, verlosser van pijn en kwelling. CAPRICE. Illlllllllllll l Illlllllllllllllllllll IIMIIIII l IMIIIMIMIIIIHHIIIIKMIIIIIIIIIHMIII Het is verkeerd Edelweisz als een speciale alpenplan t te beschouwen zooals meestal gedaan wordt. Het komt niet in Scandinavi voor, maar wel in de Pyreneeën, de Kar pat hes en de Abruzzen. Dan springt het duizend uur gaans over; in den Oeral en de Kaukasus ontbreekt het; eerst in Turkestan duikt de plant weer op en stijgt in de Himalaya tot boven 5000 M. Ook aan den Altaïen in China komt het voor en is daar een bloem van de vlakte, een struikje, dat heele steppen wit kleurt. Van deze steppen-planten stammen de meeste van onze gezaaide edelweiszplanten af. Het is waarschijnlijk wel dezelfde soort, al is de verdeeling van de geslachten van de bloempjes in de korfjes eenigszins anders. Een echt alpen-edelweisz-plantje draagt óf mannelijke óf vrouwelijke óf tweeslachtige bloemen; de steppenplant laat in de hoofdjes van eenzelfde plant allerlei combinaties der geslachten zien; en dit is voor kenners al aan het uiterly'k merkbaar. E. HEIMAMS. Een dure foto uit Zwitserland, waarin toch zoo wat niets echt is.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl