De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 1 augustus pagina 6

1 augustus 1909 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1675 De motor van het luchtscbip Monoplane, Eindekker, van Louis Blériot. Luchtschip zwevend boven de Fransche kust. Blérlot. Forever alive, forever forward, Stately, solemn. Bad, with drawn, baffled, mad, turbulent, feeble, dissatified, Desperate, proud, fond, aick, acceptei by men, rejectèd by men, They go l they go l I know thattheygo, bat I know not where they go, Bnt l know that they go toward the best-toward something great. WALT WHITMAN. Na Zeppelin Wright, en na Wright, Blériot. Het onmogelijke werd onwaarschijnlijk en het onwaarschijnlijke is gebeurd. Het ondenkbare is gedaan, het onaanneme lijke is volbracht. In minder dan een uur is de wereld die wij bewonen een andere geworden. In de uren ervoor, in de duizende uren is er gestreden door ee i man, de hardnekkigste, de moedigste; onverstoorbaar, onoverwinnelijk, terug geslagen, neergesmakt, opgestaan, weer opgestegen; een mensch vechtend voor zijn overtuiging, kampend tegen onbe kende machten, met zijn verstand, zijn wil, en zijn ervaring tot hij in den strijd zjjn tegenstander leerde overwinnen. En hem overwon. Blériot heeft verdiand wat hij bereikt heeft, maar ook wat in n dag de geheele beschaafde wereld hem toekende, dat heeft hij verdiend. Wanneer men het erop gezet had, in eene geweldige apotheose uit te drukken welke bij het begin dezer eeuw, onze uitrusting was, dan kon dit niet beter geslaagd zijn, dan dooi de mise en scène vaa het effectstuk van Zondag 25 Juli, waarbij zich een jonge Pranschman een wereldnaam verwierf. Eenzaam vliegt daar met snellen slag over het beruchte kanaal een vreemde vogel, die berichten brengt van nieuwe Louis Blériot, de eerste luchtschipper, die over het Engelsche Kanaal vloog en daarmede den prijs van ? 12.000 won, door de Daily Mail" uitgeloofd. verschieten. Onder het golvende water gaan stille sluipende booten, daikbooten, loerende om zich met n oog, niet ziende hun doodsvijand boven hen. Ergens op de kust van Engeland knettert in een kamertje het vonkenspal van een koperen toestel. De Greede vogel wordt ingehaald, Engeland wakker ge schud, de vonken rijen zich tot woorden: Blériot komt aangevlogen! De wachtera hebben niet voor niets gewaakt. Nieuwe stukken komen op, kinematographen, torpedojagers, automobielen, en eindelijk het slot, op een grasveld is de vogel neergestreken en erbij staat een man; de dag die aangebroken is, is zijn dag, en voor de geheele wereld, en voor de eeuwen die komen zullen. Hij schrijft zoo aandoenlijk eenvoudig: Me voici en route pour l'Angleterre. Je n'ai aucune crainte, pas du tout". C'est Ie moment suprème. Cependant je constate avec tonnement que je n'éprouve aucun sentiment detriomphe." En eindelijk: C'est ainsi que j'ai voléS, travers la Manche. Ce aerait facile a refaire." Zie, deze vlucht geeft niet het bewijs dat de laatste moeilijkheden der lucht vaart opgelost zijn, zij zegt niet dat dergelijke verrichtingen alleen door mónoplanes kunnen volbracht worden, zij bewijst alleen dat de paar jaren van oefenen in het vliegen niet onnut besteed zijn; zij rechtvaardigt het vertrouwen van hen die meenen dat de luchtvaart praotisch mogeïij'li i», en geeft een voor beeld van dé* duizende mogelijkheden die zij in zich Bergt. Ce serait facile a refaire." Inderdaad hel zal herhaald worden, dat voelen wij ftllen en hoe vaak en in welken vorm, dat zullen de eerste jaren ons leeren. Blériots toestel was van een type dat door hem, technisch gesproken, ausprobirt" is: de monoplane. In de werk plaatsen der aviatiek zijn vele vliegers ontstaan, dit is de eenvoudigste, en in vorm en inrichting wel de dichtste be nadering van de wijze waarop de natuur hare vliegers bouwt. In constructie is het een van de mooiste stukken die ooit Blériot bij zijn aankomst aan het Victoria station te Londen, door het publiek loagejuichd. Blériot's vliegmachine na de aankomst te Dover. een werkplaats verlieten. Da ranke lijnen, de hechte bouw, en vooral de kleine sterke machine die haar drijft, in elk onderdeel spreken zij voor de zorg en overtuiging waarmee het geheel uitge voerd is. Toch is het niet de vliegmaehine. Er valt minstens evenveel te zeggen voor het type dat de Wrights bestudeerd en uitgewerkt hebben, en van beide weten wij dat zij nog onvolkomen zijn. Twee dagen na Blériot vliegt Wright met een passagier aan boord, 80 K.m. ver in n uur en 12 minuten. De mono plane biedt minder [weerstand, en kan dus sneller vliegen, de meer compacte tweedekker is minder wankelbaar, maar heeft deelen die hem in zijn snelheid belemmeren. Blériot de snelste, Wright de meest zekere. En wanneer dan op hun beurt de mónoplanes, de biplanes, de schroefvliegers en de vleugel vliegers elk geperfectionneerd zijn en de wereld verrukt hebben met hunne evoluties, dan komt de tijd, te gaan zoeken naar die werk tuigen, welke eenigszins nabij komen aan wat de natuur aan het armste muschje gegeten heeft, want juist Blériot en Wright en Farman zullen de eerste zijn om te erkennen dat hun werk hiervan niet eens een grove nabootsing is. En toch vliegen zij het Kanaal over, en zweven over bosschen en steden en rivieren, en heeft de wereld zich verblijd over wat Blériot dien vroegen ochtend volbracht heeft. S. v. HOOGSTRATEN. Zeist, 28 Juli '09. Hnbert Latham en zijn aeroplane, Antoinette IV", toen hij het Engelsche kanaal wilde oversteken. Het vertrek van Latham van de Fransche kust in de richting naar Dover, op een hoogte van circa 200 M. Het beschadigde vliegtoestel van Latham hangt terzijde van de sleepboot Calaisien", na de opvissching. Het paviljoenen- of ringsytteem. De meeste musea zijn niet voor hun doel gebouw i, maar dit verbetert, gelukkigerwijs, in den laatsten tjjd. Er zijn echter nog andre zaken die niet opgelost zijn, zooals ze opgelost konden wor den, dunkt me. Een klein museum (iedereen weet het die veel musea bezoekt) heeft veel aangenaams.Onwillekeurig vervalt het haasten; al de zncht die men in groote musea gevoelt om zich van het groote geheel meester te maken, is door het kleiner geheel tot normale grootte teruggebracht. Ieder werk wordt in een klein museum zuiverder, inniger ge noten en praecieser gewaardeerd. Een klein muaeum is daardoor een aangenaam en een nuttig ? iets. De oplossing van het vraagstuk van den museum bonw moet dus in die rich ting gezocht worden. Een aantal van elkaar onafhankelijke kleine musea gebouwen, zou in seker opzicht ideaal zijn. Maar er zijn nog dingen tegen. Sommige steden zjjn gegroeid tot de intellectneele hoofdplaatsen van het land. Het intellect heeft zich daar gezet tot een voortdnrenden bloei en trekt in zijn bloeien en door zijn bloeien al de begaafden naar die plaats. Het is billijk dat daar mid delen zijn om alle intellectualiteit te bevre digen. De musea hooren van geesteswege thuis in die intellectneele centra, in die groote steden. De grond is daar duur. Het hebben van een aantal kleine mnsea in een groote stad zou daar by duur zijn b.v.doordat ieder museum een directie zou moeten hebben, een admi nistratie etc. Er moet dus, iets gevonden worden dat b.v. dit bezwaar gedeeltelijk ver mindert. Een groepeering van kleine musea op een terrein in de stad is dus gewenscht, ooi omdat een mogelijkheid van de verge lijking der schilderscholen niet uitgesloten kan worden. De oplossing van die moeielijkheden dunkt me, daarom, te vinden op de wijze zooaU de teekening aangeeft (ongeveer aan geeft) : door een aantal paviljoenen die door gangen telkens verbonden zijn, welke gangen echter zoo lang moet zijn dat zij het gevoel geven dat de paviljoenen afzonderlijke musea zijn. Daartoe behoeft de gang echter niet zoo lang te zijn als gemeend mocht worden. Ik heb mij den lattegrond van zoo'n museum complex voorgesteld op de volgende wijze: de paviljoenen zijn zes hoeken wier middel punten liggen in de hoekpunten van een grooten zeshoek. Daardoor zal aan i e binnenzijde van dien zeshoek, naar zijn middelpunt toe ge dacht, een tuin ontstaan waarin zes wegen in de richting naar het middelpunt roeren. In het midden, dusonmiddehjk om het middenpunt, kon weer een zeshoekig gebouw gebouwd worden (even groot als de paviljoenen) waarin de directie etc. gevestigd was. Deze directie ken langs overdekte gangen zich begeven naar de afzonderlijke pavi jognen etc. Ieder paviljoen had een ingang onmiddelijk naar buiten. Het paviljoenstelsel zooals k het hier beschrijf heeft tevens het niet genoeg te schatten voordeel van vermindering van brandgevaar voor het geheel. B. Allerlei quaestie van verhoudingen in de maten blijven natuurlijk op te lessen : verhouding van den grooten zesh ek en van de zijde van den kleinen zeshoek. Hoe decentrale verwarming het best te regelen is: van uit het middelpunt of van uit dea ring naar het kleine centrale gebouw. Dit laatste is mis schien het eenvoudigst. Een echoone oplos sing blijft het vinden van het uiterlijk aspect van dezen ring om derschoonheid wil gebouwd. Schets heekemng van een rinqmuseum met 6 paviljoenen(A.B C.D.E..F.) Een moeilijk vraagstuk is het aspect zeer monumentaal te krijgen maar dat alles zijn zaken die te vinden zijn en zich vanzelve uit den aard der zeshoeken zullen ontwikwikkelen, ala deze museum-bouw als juist erkend is. Voor zoover ik weet is deze op lossing nog nergens toegepast. PLASSCHAERT. Al reizende, i. Gaande door een land dat lieflijk zwelt, onder een lucht die bij iedre stad zomerscher wierd, door een streek vol popels, Canadeesche en spitsere; langs het zeer verheven loof van jonge boomen. Gaande over een kanaal net trage lange aken, lange weien verdeeld door meer knotwilgen dan in Holland, door een provincie met meer hout dan een beboschte buurt van Holland. En met dit mee, gaande mtêde verwachting van een lucht als violen kleurig boven Parijs; de hoop van een teeder drentelen, zorgeloos, in de tuinen der Tuilerieën; gaande mee met dit reizen de gedachte aan enkle beelden, en aan stads gezichten die de herinnering zelve, de fluis terende, niet vermoeien kon en kan ... II. Van zelve ben ik gekeerd naar het beminde werk der Gioconda. Het is een der groote" schilderijen. In mijn te gauw vergetende herinnering was ze eenvoudiger geworden van kleur, meer licht en meer bruin, maar ik vond ze nu weer terug: kleurvoller. Ze lijkt gemaakt van verbroosden edelsteen, en die zou verdampen tevens, tiommige 6mails die wat berookt wierden, konden zoo zijn, maar toch niet gansch. Want de Gioconda mist alle gestoltenheid. Het werk is zoo vast als ge wilt, maar tevens zoo omzweefd van gedachten als ge u verbeelden kunt. Er han gen in die Salon Carréwaar zrj ook leeft, andere portretten. Het statige van Raffaël vindt ge er en ge vondt er Bembrandt's duisterflonkende vrouw, maar zij is grooter en steekt uit dezen nevel haar hoofd omhoog, deze Monna Liga. Haar schoonheid is tweeërlei. Iedereen kent haar schoon. Maar telkens keerende naar haar, vindt ge telkens opnieuw den duistren Toover van deze, en zinnelijke, en koele vrouw, wier mond anders is dan haar oogen; wier mond lacht als een goddes uit Indiëvol lust en wier oogen niet aanzien wie haar begeert, maar wel uit zien in een zelfzucht die niet telt, niet ver zaad wordt en eigentlijk niet zocht. III. Vermeer's kantwerkster is al klaarte. Om het hoofd hangt het schoon gescheiden volle haar. Om het lijf is een geel jak diep en hel. Het zoete spel der handen is bij het kussen, waaraan zü, de kantwerkster, werkt. Er zijn roze en roode linten op het schil derijtje dat geaquarelleerd lijkt zoo diep en teeder transparant is het, en de achtergrond is een grijze kleur die veel licht ving tot een eenvoudige schijn. Het is van het beste in Vermeer. Het mist het soms meer metho dische dat sommig werk van den schilder heeft. Het is in geen enkele plaats kil het is een zuivere diepe vaste warmte. Het is er stil als een dag vol zonneschijn, maar niet zonder glorie. Er zou ver w eg juichen kunnen zijn dat gouden mee klonk met dit gulden licht. Het is vol leven maar een dat zich omhulde; het is vol schijn maar een die zich omhulde. Het is als een lichte gulden Californische appel op een tafel vol zon, en het is vol van een niet onf ctrsch, van een sterk, aanzien der dingen maar waarover wat toch, wat toch, wat toch iemand een glans zou laten zweven van een allergelukkigste herinnering. De Montna Lisa is grooter, supérieur van beschaving, van weten, van inzien, van uitzien van af hoogten maar deze Kantwerkster is daarom niet klein. Ze is in een ruime bouw neergezet op het kleine ruimte waarop ze straalt en van waaraf ze .straalt. Ze heeft inderdaad veel van een

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl