Historisch Archief 1877-1940
No. 1675
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Detler ron Lilièncron.
Geb.-1844. Gest. 22- Jnli 1909.
Duitsch lyrisch dichter, die in het Duitseh
gedicht een nieuw geluid bracht en het
bevrijdde vajj sleur en dwang. Voor het
eerat optredende in de slappe dichterperiode
van 1870?1880, verwierf hjj den eer naam
van Nennöter." Het portret stelt hem voor
in de kracht van zijn leven.
UIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIHIIIIIIIIIIItHIIIIMIIIIHMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIinillllll
gnlden Californische appel op een tafel by'
een witte muur maar ze is meer. Het
leven van een vrouw is in haar. Het willig
en fijn arbeiden van een vrouw is in haar.
Er is meer in dit werkje. Het lijkt niet wel
gedaan de Gioconda te noemen en dan de
kleine Kantwerkster. Het lykt niet welge
daan -het schoonst romantisch portret te
pry'sen en daarna dit eenvoudig doen te
prijzen. Maar het is toch juist. Want in
dit stilleven van Vermeer waarin ge even
maar den mensen merkt in de kantwerkster,
is de menschelykbeid zoo allerschoonst van
rast, dat ge ze nooit vergeten kunt. Het is
een menech verhemeld, en daarmee het stil
le'en verhemeld. Het z$n geen brooze om
nevelde edelsteenen, er is geen zwoelte hierin
maar hierin is het eindlooa lieve van een
zonlicht, stilliggend in een huis op een
cenyande tafel, en van een ziel die e yen
oneindig stil is als dat zonnelicht.
IV.
Honderd Portretten. 18e Keu w. Engelsche
en Fransche (Salie dn Jeu de Paume). Er zijn
ondtr deze honderd afbeeldingen van men
sehen niet vele die merkwaardig zyn. Het
Fransche portret hier is in 't algemeen ge
kenmerkt door de tegenstelling van het
pompeuse der kleedren en van het fijne of
guitige of zinnelijke gezicht, daarenboven in
»ijn door alles heenbrekende natuurlijkheid.
En over monden was naar aanleiding van dit
tentoongestelde alleen een artikel te schrij
ven ... Van de Franiche portretten zjjn er
drie te noemen: twee van Jean Baptiste
Peronneau, en een van Alexandre Böslin
^711?Ijm Set portoet van Beslui is dat
Vian'?eenëMirtfmiBe, dié; van Pérronneau
?tellen voor do Dacnéue d'Ayen «n Mine de
Sorqnainviile. Het gezicht is wat vermoeid
van uitdrukking, maar vast besloten tot
zwijgen. De kleur is weemoedig-gouden als
een ayend. De hand is wat geznanieëerd
misschien met de te lange, te gerekte, vingers
maar het geheel is, niet zonder eenvond,
zeer innerlijk. Het portret van mevrouw de
Sorquainville (in beige gekleed) is niet van
dezelfde gelaten en toch niet willoozen wee
moed als dat van de Gravin. De mond met
«ren een zuren trek, lacht toch even. Dat
der Markiezin door Roslin is fier, geestig en
guitig, van gezicht. De jurk, wit, ligt in weeïge
plooien om het lichaam. Hier en daar is een
blauw lintje. Ze heeft een boek in de hand
«n ge ziet de klare volle Romein op het blad.
Deze portretten zijn deftig, maar natuurlijk.
Ze hebben innerlijks dat tot schoonheid
wierd. En hierin treft hoeveel grooter het
kannen was bij de schilders in dien tijd, hoe
ze kant schilderen konden, en allerlei stof,
zonder tastbare moeite. De dalende lijn
in kunst weer eeng bevestigd. En toch, er
zijn nog zeer schoone vrouwe-oogen, of gees
tige, of geestvolle oogen ge ziet ze nu te
Parys in velerlei gezichten. Ook van de En
gelsche zijn er enkle te vermelden: van W.
Hogarth naast het begonnen schilderij Miss
Ricb, dat van Sarah Malcolm, een sobere
meening volle sierlijkheid bezittend. Van J.
Northcote dat van twee dames Bulwer, dat
als kleur uitmunt; de eene is gekleed in het
rood en donker, de andre in het rose-bruin
met zwart bruin. De kleuren zijn in groote
gelijke partijen geschilderd. Van J. Reynolds
dat van Nelly O'Brien (met iets in het ge
concentreerde licht van een met zoo vol
psychologische woelingen zijnden Rembrandt;
ten slotte dat van Lady Milnea door Romney,
met er in den geest van een macht-loozer
Van Dyck... En het verschil in de twee
soorten der vrouwen blijft by: de elegante
behaagzucht der Franache, vol kinderlijkheid,
en de wat ontmoedigde en moedelooze trots
der Engelsche...
PLASSCHAKRT.
Het hnwelöfc m prinses Cloülde,
Den 30n Januari 1909 gedacht de
Italiaansche prinses Clotilde, zuster van den vorigen
koning Humbert, den dag, dat zij vóór vijftig
jaren door den wil der staatkunde in het
huwelyk moest treden met een baar geheel
onbekenden, veel ouderen man, voor wien zij
nimmer eenige liefde of achting heef t kunnen
koesteren. Op een leeftijd, waarop anderen
zich nog aan kinderlijke genoegens mogen
wyden, was voor haar de zirgelooze jeugi
reeds voorbij; de vijftienjarige koningsdoch
ter bracht in het belang van het vaderland
het zwaarste offer, dat van eene vrouw kan
worden geëischt en kwam al vroeg tot de
ervaring dat huwelijken van prinsessen enkel
schakels zijn in een keten van politieke be
rekeningen.
De eerste levensjaren van prinses Clotilde
vallen in een f el bewogen ty d; in vollen gang
was de merkwaardige opstand in de landen
ten Zuiden van de Alpen, bekend als il
riaorgimento"; Italiëwilde weder zichzelf
worden, n als natie en vrij van vreemde
overb.eer8cb.ing. In 1848 had de ridderlijke
koning van Sardinië, Karel Albert, zich ge
roepen geacht de Oostenrijkers uit
NoordItaliëte verdrijven, maar zijne pogingen
leden jammerlijk schipbreuk.
De oude Radetzky overwon bij Custozza en
dwong het Sardinische leger Lombardye te
ontruimen; toen Karel Albert in het vol
gende jaar tegen den raad der mogendheden
den oorlog hervatte, maakte de beslissende
slag by Novara een einde aan zijne eens zoo
grootsche verwachtingen. De monarch, wiens
optreden aanvankelijk door de bevolking van
Italiëmet geestdrift was begroet, van wien
het fiere woord bekend is: Italiafara dase",
deed afstand van den troon, ten behoeve van
zyn zoon Victor Emannel en verliet, door den
tegenspoed gebroken, zyn land om na eenige
maanden te Oporto in Portugal te overlijden.
Maar de gisting in de verschillende
Italiaansche staten duurde voort ook na den vrede
en in 1858 scheen voor het huis van Savoye
andermaal de taak weggelegd zich aan de
spits van de beweging te plaatsen; weder
richtten zich de blikken van liberalen en
nationalisten naar het koninkrijk Sardinië.
Evenwel was het duidelijk dat Oostenrijk
voor Sardiniëalleen eene te zware party
bleef. Daarom was er den minister van Victor
Emannel, graaf Camillo Benso di Cavour,
alles aan gelegen zyn koning een machtigen
bondgenoot .te verschaffen en volgens de
overtuiging van Cavour zou de keizer der
Franschen de eenige man zijn, die de
gewenschte hulp kon brengen. De politiek van
het kleine Sardinische koninkrijk moeit dus
op nadere aansluiting by den machtigen
nabuur berekend zijn.
Napoleon III bad reeds meermalen blijk
gegeven van eene welwillende belangstelling
in de Italiaansche aangelegenheden; den dag
na den coup d'état, toen de Sardinisehe
gezant hem complimenteerde, luidden zijne
gedenkwaardige woorden: Nu ik kan doen
wat.ik wil, zal ik ook iets in het belang van
Italiëdoen; dat kunt ge aan nwe regeering
mededeelen." Voor een man als Cavour was
deze belofte als een vingerwijzing voor de
toekomst en van dit oogenblik af begreep
de groote Italiaansche staatsman dat zyn
ideaal, de eenheid van het geheele schier
eiland onder de souvereiniteit yan het huis
van Savoye, voor verwezenlijking vatbaar Was.
Tijdens het vredescongres te Parijs in 1856
verzuimde Cavour dan ook niet de belangen
van zyn vaderland ter sprake te brengen,
maar het bleef by Napoleon-voorloopig nog
by woorden. Eerst toen den 14en Januari 1858
de bekende aanslag van Orsini had plaats
gegrepen, waarbij de keizer en zijne gemalin
als door een wonder ongedeerd bleven, kwam
er eenige voortgang in de zaak. De aanslag
gold als eene wraakneming van eenige Itali
aansche vryheidsmannen op den keizer, dien
zy een afvallige van hunne zaak noemden;
de plegers van het misdrijf werden gevat en
ter do ad gebracht, nadat Orsini nog uit de
gevangenis een brief aan Napoleon had ge
richt, waarin hy hem in roerende bewoor
dingen bezwoer Ita'iëtoch te bevrijden, dat
reikhalzend naar zyn hulp uitzag. Onder den
diepen indruk van het gebeurde opende de
Fransche keizer heimelijk de onderhandelin
gen met Cavour.
Te Plombières werd de samenkomst ge
houden, die voor Europa zoo belangrijke ge
volgen zon hebben. De geslepen staatsman
slaagde er volkomen in Napoleon voor zijne
plannen te winnen; er kwam eene offensieve
alliantie tusschen Frankrijk en Sardiniëtot
stand, waarby de keizer zich verbond de
Oostenrijkers uit Italiëte verdrijven en als
belooning voor de verleende hulp den afstand
van Savoye en Nizza bedong.
Met sympathie had Napoleon den weispre
kenden Cavour aangehoord en ten slotte bracht
hij een huwelijksplan ter sprake, dat sinds
eenigen tijd een lievelingsdenkbeeld van hem
was. De parvenu-keizer, die zelf geene vrouw
va n vorstelijk en bloede naast zich op den troon
had mogen verheffen, wilde, evenals voorheen
zyn groote oom, de leden van het geslacht
Bonaparte aan de oude dynastieën van Europa
vermaagschapt zien; prins Jeróme Napoleon,
de naaste bloedverwant des keizers, de zoon
van den ex-koning van Westfalen, moest de
dochter van Victor Emanuel trouwen. Toen
Cavour dezen uitdrukkelyken wensch van
Napoleon III eenmaal kende, liet hij geen
middel ongebruikt om daaraan te voldoen,
al wist hy dat Vic'or Emanuel dit huwelijk
voor zijne dochter niet begeerde.
In Juli 1858 schreef de minister een uiterst
diplomatieken brief aan zijnen koning om
hem de toestemming af te dwingen; hij
herinnerde den vorst aan de groote belan
gen, die op het spel stonden en wees op de
vele naar den schijn meer schitterende
echtverbintenissen der prinsessen uit het huis
van Savoye, die bijna zonder uitzondering
ongelukkig geweest^ waren. Aan het slot van
dit merkwaardige schrijven waarschuwde
Cavour den koning dat door de politieke
gedragslijn van Sardiniëin den laatsten ty'd
op geen huwelyk met een der voorname
katholieke huizen als Habsburg en Bourbon
te rekenen viel; de keuze zou beperkt blij
ven tot Portugal of een weinig aanzienlijk
Duitseh voratengeslacht. Ook nadat Cavour
te Turijn was teruggekeerd, liet hy zijn
souverein niet met rust, totdat Victor Emanuel
eindelijk tot de overtuiging geraakte dat het
heil van zijn land dit offer eischte en dat zijne
oudste dochter Clotilde de gemalin van prins
Napoleon moest wordon.
Deze oudste dochter was toen een meisje
van even vijftien jaren, maar niettegenstaande
dien jeugdigen leeftijd lag er iets ernstigs
over haar persoonlijkheid en gewoonlijk was
zy stil en gereserveerd. Clotilde's jeugd was
arm aan vreugde geweest, voor korten tijd
had zy hare moeder verloren, de zachtzinnige
koningin Adelaïde, van geboorte eene
Ooatenrijksche aartshertogin, die zoo weinig paste
by den ietwat ruwen, al te soldatesken
Victor Emanuel.
Het karakter van den re galant uomo"
toonde eene zonderlinge vermenging van
goedhartigheid en grof materialisme; de
koning, wiens nagedachtenis thans in ge
heel Italiëeene bijna afgodische vereering
geniet, was eigenlijk niet veel meer dan een
ongemanierde soldaat, slaaf van zijne grove
zinnelijkheid, die aan den leiband liep van
zijne maltresse Rosa Vercellana, gewoonlijk
Rosine geheeten, de dochter van een tamboer
majoor. Hoewel deze Rosine eene zeer onbe
schaafde persoonlijkheid was, oefende zij een
grooten invloed uit op den koning, die haar
verhief tot gravin Mirafiori en later een
morganatisch huwelijk met haar sloot.
Ondanks zijne losbandige leefwijze was de
koning toch zeer gehecht aan zyne wettige
kinderen en vooral voor prinses Clotilde
koesterde hij eene aan teederheid grenzende
genegenheid. Daarom was het hem niet
mogelyk zyne dochter over het huwelijksplan
te spreken, waarvan hy gevoelde dat zij even
afkeerig moest zijn als haar vader, en hij
liet het aan minister Cavour over om de
prinses het voorstel van den Franschen keizer
mede te deelen.
Cavonr kweet zich met handige
staatsmanskunst van deze taak en legde bij het onder
houd vooral nadruk op de omstandigheid,
dat het groote vaderland Italiëaan prinses
Clotilde zyne bevryding zou te danken hebben.
Met veel ernst luisterde het jonge meisje
en in haar antwoord verklaarde zij den wil
des konings te zullen gehoorzamen, overtuigd
dat een huwelijk, hetwelk haar vader haar
voorstelde, voor haar toekomst niet ongeluk
kig kon zyn. Toen Clotilde tranen bespeurde
in de oogen van den koning, die. inmiddels
het vertrek was binnengetreden, omhelsde
zy hem en vroeg ontsteld of zij dan toch
haar ongeluk tegemoet ging. De koning en
Cavour haasten zich de prinses gerust te
stellen, maar Victor Emanuel achtte het toch
noodig zyne dochter reeds aanstonds mede
te deelen, dat de aanstaande echtgenoot niet
op groote schoonheid mocht bogen, welke
opmerking Clotilde met volmaakte kalmte
aanhoorde.
II.
De vader van prins Napoleon deei het
offlcieele huwelijksaanzoek. De oude Jeró me
had een korten, waardigen brief doen op
stellen door graaf Walewski, den natuurlijken
zoon van Napoleon I, destijds minister van
buitenlandsche zaken. In dit schrijven werd
er aan herinnerd, dat het geslacht Bonaparte
zoowel in dagen van geluk als in ty den van
rampspoed de vriend van Piemont geweest
was; op aandringen van Walewski
onderteekende de ex-koning, van Westfalen den brief
als uw goede broeder", waarmede men wilde
te kennen geven dat iemand, die eenmaal
souyerein geweest is, nimmer ophield de
gelijke te zyn van andere sonvereinen. Elke
gedachte, dat de Sardinische prinses eene
mésalliance zou doen, moest vermeden worden.
Kort daarna kwam prins Napoleon te
Turijn en als een donderslag uit onbewolkten
hemel trof de bevolking het plotselinge be
richt van het voorgenomen huwelyk; eerst
werd er geen geloof aan geslagen, maar toen
aan de waarhei i niet meer viel te twijfelen,
was de verontwaardiging algemeen. Vele
dames uit de hoogste aristocratie bleven by
wyze van protest afwezig, toen de minister
Cavour een bal gaf ter eere .van prins Napo
leon. Het volk, zoo gehecht aan de aloude
dynastie van Savoye, sprak luide zijne afkeu
ring uit over deze verbintenis en beklaagde
het arme prinsesje, dat door de onbarmhar
tige staatkunde verkocht werd. De prins van
Carignan, bloedverwant des konings, smeekte
Victor Emanuel de voltrekking van dit
onzalige huwelijk nog te verhinderen, maar
het was te laat. Reeds bad de koning zyn
woord aan den Franschen keizer gegeven;
door de zaak zoolang mogelyk geheim te
houden, was het Cavour gelukt zijn wil te
doen zegevieren.
Eerst werd besloten met de
trouwplechtigheid tot Maart 1899 te wachten, daar
prinses Clotilde baar zestienden geboortedag
dan zon gevierd hebben, maar Napoleon III
had inmiddels van den, tegenzin gehoord, die
te Turijn tegen dit huwelijk bestond en be
vreesd dat de verwezenlijking van zyn plan
nog kon tegengegaan worden, drong hy' aan
op den grootst mogel§ken spoed.
Algemeen was men verbaasd over de kalmte
en buitengewone mate Van zelfbeheersching,
die de jeugdige prinses aan den dag legde,
en sommige verweten haar gebrek aan ge
voel, doch ten onrechte. De fiere natuur
van Clotilde .kon nu eenmaal niet duluen,
dat hare omgeving iets van hare gewaar
wordingen bemerkte; eene oude hofdame,
die haar na de verloving complimenteerde
en eenige vleiende opmerkingen over prins
Napoleon wilde maken, legde zij snel het
stilzwijgen op met de'woorden dat zij zeer
tevreden was met de keuze, die haar konink
lijke vader voor haar gedaan bad. Jegens
haar aanstaanden gemaal gedroeg de prinses
zich uiterst vriendelijk en voorkomend; steeds
wanneer zij met hem in het openbaar ver
scheen, zag men een glimlach op haar gelaat.
De veel oudere bruidegom daarentegen ge
droeg zich verre van beminnelijk, nu en dan
kostte het hem blijkbaar moeite zijne onver
schilligheid of gemelijkheid te verbergen,
zoodat Clotilde zijn figuur moest redden. Zij
deed dit met tact en by de heffeesten nam
zij zelfs een toon van gezag aan om den
prins tot een andere houding te dwingen.
De glimlach verliet haar nooit, maar haar
bleek gelaat verried de innerlijke gewaar
wordingen en den stry'd, dien de jonge prinses
streed.
Den 30n Januari werd het huwelijk te
Turijn voltrokken; toen men de capella
regia" binnentrad, wilde de prinses zich ont
doen van haar pelskraag, maar werd door den
sluier in haar bewegingen belemmerd, wat
den verstrooiden bruidegom ten eenenmale
ontging. Clotilde wendde zich daarop tot den
prins en duidelijk hoorde men haar met veel
nadruk zeggen: hoe nu, helpt ge me niet?"
De prins haastte zich toen aan het bevel te
gehoorzamen. Het beslissende woord ja"
werd op een flinken toon door de prinses
uitgesproken, doch het ontging aan de om
standers niet dat haar bleeke lippen beefden.
De jonggehuwden vertrokken dadelijk na
de plechtigheid naar Genui, van waar dereis
den In Februari over zee naar Frankrij k zou
gedaan worden. De koning en de prins van
Carignan vergezelden hen tot buiten de haven,
waar Victor' Emanuel afscheid nam van zyn
dochter, die ook toen, beter dan haarvader,
hare aandoeningen vermocht te verbergen.
De jeugdige leeftijd van Clotilde gaf aan hare
verwanten wel eenige reden tot bezorgdheid
en de hofarts Riberi had de uiterst kiesche
opdracht prins Napoleon daaromtrent in te
lichten. Gedurende de twee eerste maanden
van het huwelijk moesten de echtgenooten in
afzonderlijke kamers overnachten en mevrouw
de Villamarina, die de gouvernante van
prinses Clotilde geweest was, sliep in het
vertrek van hare voormalige pupil om er
voor te waken dat die voor waarde geëerbie
digd werd. De prins scheen trouwens ten
opzichte van zyne jonge echtgenoote met de
beste voornemens bezield, meermalen ver
zocht hy aan de dames van hare omgeving
toch nooit met de prinses over zijn berucht
verleden te spreken en gaf hij de verzekering
dat zijn leven voortaan geheel anders zou
zyn. Het is te bejammeren dat deze belofte
door prins Napoleon zoo slecht is nagekomen!
De ontvangst, die het echtpaar bij den in
tocht te Parys ten deel viel, was vrij koel;
algemeen werd er onder het volk gemompeld
dat prinses Clotilde den oorlog medebracht.
Aan het keizerlijk hof werd de dochter van
Victor Emanuel natuurlijk met groote har
telijkheid welkom geheeten. Napoleon III
zag een lang gekoesterden wensch vervuld en
de aanwezigheid der koningsdochter verleende
nieuwen luister aan de dynastie. Door hare
plichtsbetrachting en haar vele andere deug
den heeft prinses Clotilde allengs de gene
genheid van hare nieuwe landgenooten ver
worven; hare ernstige natuur stak volgens
bet oordeel der Parysche burgers gunstig af
by de frivoliteit, welke het hof der Tuilerieën
kenmerkte. Haar houding bleef gereserveerd,
maar haar leven was zoo correct en onberis
pelijk, dat men in dezen waardigen eenvoud
de echte koningsdochter erkende, min of meer
verdoold te midden van het klatergoud eener
parvenu-vorstelijkheid.
Enkele maanden na Clotilde's komst in
Frankry'k was de oorlog tusschen Oostenrijk
en Sardiniëeen feit geworden en moest de
Fransche regeering zich gereed houden om
den bondgenoot bij te staan. De Italiaansche
oorlog zou de namen Magenta en Sdferino
voegen bij de lange reeks van Fransche over
winningen, maar voor het keizerrijk zelf zijn
de gevolgen van dezen krijg in de toekomst
noodlottig geworden. Frankrijk stelde zijn
geld en bloed in dienst van belangen, die
geene Fransche belangen waren. Door zich
in te laten met de Italiaansche quaestie, is
Napoleon III in moeilijkheden geraakt, waar
uit hy zich niet meer heeft kunnen redden;
de verwikkelingen, uit die quaestie voortge
sproten, vooral het Romeinsche vraagstuk,
noopten den keizer tet eene weifelende staat
kunde. Terwijl hij nu eens de keizerlijke party
in Frankrijk, dan weder de liberalen voor
zich wilde winnen, geraakte hy met beiden
in botsing en zoo verspeelde Napoleon de
erfenis van zyn zoon. De pry's, voor prinses
Clotilde betaald, is veel te duur gebleken.
Een elftal jaren heeft Clotilde als prinses
Napoleon in het Palais-Royal te Parijs ge
resideerd; toen de geweldige gebeurtenissen
van 1870 den troon der Bonapartes deden
ineenstorten, begaf zy zich naar haar geboorte
land, by het vertrek uit de oproerige hoofd
stad enkel met eerbied en bewijzen van sym
pathie bejegend. Het is niet waarschijnlijk
dat de prinses met veel leedge voel uit Frank
rijk is heengegaan, want het is een feit dat
haar huwelijk met Jeróme Napoleon verre
van gelukkig was. Prins Plon-Plon, zooals
zyn bijnaam luidde, paste in geen enkel
opzicht bij zijne vrome, zachtzinnige gemalin
en na 1870 zijn beiden, hoewel niet officieel
gescheiden, toch geheel afzonderlijk door het
leven gegaan. Nadat de rust in Frankrijk
was teruggekeerd, vestigde prins Napoleon
zich weder metterwoon te Parijs, maar Clotilde
is in haar geliefd Piemont gebleven, in het
landely'k schoone Moncalieri by Tury'n. Eerst
in het jaar 1891, toen de prins, andermaal
uit Frankrijk verbannen, te Rome op het
uiterste lag, spoedde zijn gemalin zich naar
zyn ziekbed en tot het laatst verpleegde zij
met groote toewijding den man, die haar
tijdens zyn leven zoo schromelijk veronacht
zaamd had.
Ook Clotilde's kinderen zyn weldra hun
eigen weg gegaan; haar oudste zoon, prins
Victor, de officieele pretendent naar den
keizerstroon, dien de Bonapartisten Napoleon
V noemen, woont reeds vele jaren te Brussel,
terwy'l de tweede, Louis, eveneens ongehuwd,
geruimen tijd hooge militaire betrekkingen
in Ruaaischen staatsdienst bekleedde. Alleen
de dochter is in de nabijheid der moeder
gebleven, de om oare schoonheid beroemde
Letitia, die getrouwd is geweest met haren
oom Amadeus, hertog van Aosta, ex-koning
van Spanje.
Dr. K. E. W. STROOTMAN.
Bjj de menscheneters in Oeganda.
In een rapport van den gouverneur van
Oeganda aan de Engelsche regeering vertelt
deze interessante bijzonderheden over de
volken van midden-Afrika. Op een reis
dwr de Oostelijke provincies van zyn gebied
kwam hij ook in het land Boekedi, het
Land der Onbekleeden," en vond daar een
beschaving en een orde, die hij bij deze
wilden allerminst verwacht had.
Ook het land zelf is heel vruchtbaar, en
dicht bevolkt door verscheidene oorlogs
zuchtige stammen, die allen geheel onbe
kleed rondloopan. My'n reis door het land
der Bagisjoe'a," zoo schrijft de gouverneur,
vervulde my met verwondering en verrassing.
Vier dagen aaneen reisden we door een
heerlijk land, zóó mooi, als men het zeker
nergens anders in Afrika vindt. O veral in de
lieflijke dalen en langs de glooiende heuvel
ruggen zag men aanplantiigen van bananen
en gierst velden. Ik overdrijf niet, wanneer
ik begeer, dat hier 80 percent van den
bodem bebouwd wordt. Deze mijlen ver zich
uitstrekkende tuin" ia zorgvuldig afgedeeld
in vierkante stukken, door hooge distelheggen
van elkaar gescheiden. En daartugschen ziet
men overal de bevallige koepelvormige hutten
der Bagiejee'e. Alles ziet er hier zoo regel
matig, zoo goed verzorgd en zoo netjes uit,
dat een blik over het landschap bijna de
illusie wekt, dat men zich tusichen de
wijnbergen van Zuid-Frankrij k bevindt; overal
een atmosfeer van veiligheid, rust en vrede,
en we konden bijna niet gelooven dat we
ons hier in het hartje van het donkere ifrika"
bevonden. Want deze zelfde Bagisjoe's
zyn nog tegenwoordig verstokte aanhangers
van het kanibalisme. Ze zullen nooit op een
mensch jacht maken of hem dooden om
den wille van zyn vleesch, maar ze doen
iets, wat volgens onze begrippen niet minder
afschuwwekkend is: ze eten lijken en zien
in elke begrafenis een vroolijk feestmaal.
Het land wordt bewoond door ongeveer
400.000 menschen. In het noorden hebben de
bewoners, zoo vertelde de gouverneur verder,
een heel amusant middel uitgedacht om
verliefde jonge mannen binnen de perken
der eerbaarheid te honden. Alle jongelingen
en ongetrouwde mannen worden eenvoudig
's nachts opgesloten in hutten, die, als
duiventillen, zich op hooge palen in de lucht
verheffen. Ze kunnen alleen door middel
van een ladder in hun slaapkamers komen,
en als ze 's avonds allen veilig binnen zyn,
dan wordt deze eenvoudig weggenomen en
bij enkele stammen bestrooit men de
geheele omgeving zorgvuldig met asch, waarin
de voetstappen van ieder, die toch nog op
nachtelijke avonturen zou willen uitgaan,
zich duidelijk zouden afdrnkken. N.
De nieuwe M m Perziê,
llflIllillllimillMHIIMmtllllUIIIIMIIIItlMIIIllJIIItHlllllIJllllllllIllIIIIMIIt
C. S. ADAMA v. SCHELTEMA, Eenzame Liedje».
Rotterdam, W. L. en J. Brusse.
Dr. J. PRINSEN J.LzN., Multatuli en de
Romantiek. Rotterdam, W. L. en J. Brusse.
Dr. J. D. BIERBNS DE ^HAAN, De Weg tot
het inzicht. Een inleiding m de wijsbegeerte.
Amsterdam, 8. L. van Looy.
De Blauwe Bibliotheek, No. 21, graaf LBO
TOLSTOT, De Jonge Landheer.
De Blauwe JSMiotheek, No. 22, ERNST ZAHN,
Onderstroom. Amsterdam, Mjj. voor Goede en
Goedk. Lectuur.
Dr. J. TB WINKEL, De Ontwikkeling der
Nederlandsche Letterkunde. Haarlem, de Erven
F. Bohn.
HALL GAINE, De Witte Profeet, afl. 1?3.
M. v. RAVEBTEIN, Bij On».
JEAKNE REIJNEKB VAN STUWE, De Arme
Vrouw. Alles te Amsterdam by L. J. Veen.
M. J. BRUSSB, Landlooperij. Rotterdam,
W. L. en J. Brusse.
Geïll. Catalogus vjd. Iiographieën Systeem
W. VAN MEURB. Amsterdam, Mij. voor Goede
en Goedk. Lectuur.
LÉONCE BÉNÉDITB, De Schilderkunst in de
19e Eeuw, afl. I. Amsterdam, Mij. Elsevier.
De Rijks-Academie van Beeldende Kunsten,
Amsterdam. Het Legaat, JOHANNES HUBERTUS
LEONARDUS DB HAAS. Haarlem, Job. En
schedé& Zonen.
C. H. VAN FENEMA, Het Academie-gebouw
te Groningen 1614?1909. Groningen,
Scholtena & Zo.
SOPHIB FISCHER, Fröbelbewaarscholen.
Dr. J. TH. MOÜTON, Zelfwerkzaamheid vjd.
leerlingen in de school. Amsterdam, 8. L. van
Looy voor de Mij. tot Nut van 't Algemeen.
De Jiijbel voor Kinderen, door dr. J. H.
GUNNISG J.HzN. Tweede omgewerkte en Ver
meerderde Druk. Met 24 illustraties, waarvan
8 in kleurendruk en 2 kaarten. Leiden, A.
W. SijthofFs Uitgeversmaatschappij.
Prof. Dr. H. KERN, Het Nederlandich in
Nederl-Indië. Leiden, S. C. van Doesburgh.
De Man «n de Vrouw, afl. 37/38. Amsterdam,
H. Meulenhoff.
Prof. W. J. V. OSTERHOUT, Proeven met
planten. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink & Zn.
BRÜSSE'S Reisgidsen, No. 3: VAN DB ROTTB
TOT DE SCHELDE. Rotterdam, W. L. en J. B rnsse.
Serie Prentbriefkaarten, uitgave van de Ver.
v/d. Nederl. Tentoonstelling van Huisindustrie.
Veilingcatalogus van de firma H. G. Bom.
Tuberculose. Jaarg. 5, No. 3.
VAN GOOR'S Miniatuur Woordentoeken.
Gouda. G. B. v. Goor en Zonen.
E. RIJPMA, Gids bij de studie der Nederl.
Letterkunde, deel l?2.
G. C. WEEREN, Liederkeur (Bloemlezing).
D. BOSWIJK, Repetitieboek IV.
C. GROUSTRA, Terweij's korte spraakkunst.
C. GROUSTRA, Terweij's beginselen der spraak
kunst.
C. GROUSTRA, Terweij's Nederlandsche spraak
kunst in vragen en opgaren.
J. P. J. WIBRTS, Jong Nederland. Alles te
Groningen bij J. B. Wolters.
Koningin Wühelmina-Cantate voor Kinder
koor. Muziek van M. H. VAN 'T KRUIS, tekst
van G. LEENHEER. Groningen, P. Noordhofi.
DINA APPELDOORN, Frissche Bloemen. Des
Haag, G. H. v. Eek.
H. W. HEUVEL, Volksgeloof en Volksleven.
Zutf=n, W. J. Thieme & Co.
PH. ZILCKEN, Drie maanden in Algerië.
's Gravenhage, N. V. Luctor et Emergo."
J. D. J. AENGENKNT, Leerboek der Sociologie.
Leiden, Venn. Futura."
Prof. Dr. H. KERN, Wereldgeschiedenis, afl.
14_lg_16. Amsterdam, My. Vivat."
Uit onven Bloeitijd, No. 6: Dr. A. W.
BRONSVELD, De Evangelieprediking.
Groote Denkers, No. l: Dr. JULIOS DE BOEH,
Heraclitus.
LUCY D'AUDRETSCH, Pa)sie-£loemen. Zeist,
Meindert Boogaerdt Jr.
F. W. BAIN, Een schoone Vrouw. Woerden,
K. Steenstra.
J. HBNDRIK VAN BALEN, Donkere Dagen.
Zeist, M. Boogaerdt Jr.
Mrs. DE HORNE VAIZY, Oom Sernard's keuze.
Almelo, W. Hüarius Wzn.
B. VAN ASINGA, Een gelukkig jaar. Woerden,
K. Steenstra.
JAMERON, De Pendletons. Almelo, W.
Hilarius Wzn
HENTY, Van strijd en overwinning, Een
jeugdige held. Almelo, W. Hilarius Wzn.
Een Hoek. Rotterdam, W- L- en J. Brusse.
No. 11, mr. M. G. L. VAN LOQHEM,
Proefkonijnljes.
No. 13, J. H. SPEENHOFF, Filiphina's Won
derliefde of de smart van koning £Mioen.
No. 14, iNABouDiEB-BAKKER, Een dorre plant.
DESIDERIUS ERASMUS, De Lof der Zotneid.
L. SIMONS, Over boeken, schrijvers, lezers.
Een lezing overgedrnkt uit de Ploeg-Amster
dam. Mij. v. Goede en Goedkoope Lectuur.
J. KOOPMANS, en Dr. C. G. N. DE VOOYS, De
nieuwe Taalgids&,afl. 4. Groningen,J. C. Wolters.
8. ERBNS-BOUVY, De Heilige Catharina van
Siëna. Leven en brieven (uit het Italiaanscby
Roermond, J. J. Romen & Zn.
LÉONCE BÉNÉDITE, De Schilderkunst in de
10de eeuw. Afl. II. Amsterdam, Uitg. Mij.
Elsevier".
ALB. PLASSCHAERT, XIXde Eeuwsche
Hollandsche Schilderkunst.
J. T. E. CELLIBRS, Liefde en Plig, Afrikaans
tooneelspel. Amsterdam, Wereldbibliotheek.
WOUTER HUTSCHENRUYTBB, Mozart. Rotter
dam, W. L. en J. Brusse.
F. SCHOEPP, Economische crises. Groningen,
P. Noordhoff.
J. BRUIKWOLD RIEDEL, De Nutsspaarbanken
in Nederland 1817?1908. Amsterdam, My.
tot Nut van 't Algemeen.
A. MORBSCO, Journalistüke manoeuvres met
den tedentpiegel. Rotterdam, W. L. en J. Brusse.