De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 1 augustus pagina 7

1 augustus 1909 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1675 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Detler ron Lilièncron. Geb.-1844. Gest. 22- Jnli 1909. Duitsch lyrisch dichter, die in het Duitseh gedicht een nieuw geluid bracht en het bevrijdde vajj sleur en dwang. Voor het eerat optredende in de slappe dichterperiode van 1870?1880, verwierf hjj den eer naam van Nennöter." Het portret stelt hem voor in de kracht van zijn leven. UIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIHIIIIIIIIIIItHIIIIMIIIIHMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIinillllll gnlden Californische appel op een tafel by' een witte muur maar ze is meer. Het leven van een vrouw is in haar. Het willig en fijn arbeiden van een vrouw is in haar. Er is meer in dit werkje. Het lijkt niet wel gedaan de Gioconda te noemen en dan de kleine Kantwerkster. Het lykt niet welge daan -het schoonst romantisch portret te pry'sen en daarna dit eenvoudig doen te prijzen. Maar het is toch juist. Want in dit stilleven van Vermeer waarin ge even maar den mensen merkt in de kantwerkster, is de menschelykbeid zoo allerschoonst van rast, dat ge ze nooit vergeten kunt. Het is een menech verhemeld, en daarmee het stil le'en verhemeld. Het z$n geen brooze om nevelde edelsteenen, er is geen zwoelte hierin maar hierin is het eindlooa lieve van een zonlicht, stilliggend in een huis op een cenyande tafel, en van een ziel die e yen oneindig stil is als dat zonnelicht. IV. Honderd Portretten. 18e Keu w. Engelsche en Fransche (Salie dn Jeu de Paume). Er zijn ondtr deze honderd afbeeldingen van men sehen niet vele die merkwaardig zyn. Het Fransche portret hier is in 't algemeen ge kenmerkt door de tegenstelling van het pompeuse der kleedren en van het fijne of guitige of zinnelijke gezicht, daarenboven in »ijn door alles heenbrekende natuurlijkheid. En over monden was naar aanleiding van dit tentoongestelde alleen een artikel te schrij ven ... Van de Franiche portretten zjjn er drie te noemen: twee van Jean Baptiste Peronneau, en een van Alexandre Böslin ^711?Ijm Set portoet van Beslui is dat Vian'?eenëMirtfmiBe, dié; van Pérronneau ?tellen voor do Dacnéue d'Ayen «n Mine de Sorqnainviile. Het gezicht is wat vermoeid van uitdrukking, maar vast besloten tot zwijgen. De kleur is weemoedig-gouden als een ayend. De hand is wat geznanieëerd misschien met de te lange, te gerekte, vingers maar het geheel is, niet zonder eenvond, zeer innerlijk. Het portret van mevrouw de Sorquainville (in beige gekleed) is niet van dezelfde gelaten en toch niet willoozen wee moed als dat van de Gravin. De mond met «ren een zuren trek, lacht toch even. Dat der Markiezin door Roslin is fier, geestig en guitig, van gezicht. De jurk, wit, ligt in weeïge plooien om het lichaam. Hier en daar is een blauw lintje. Ze heeft een boek in de hand «n ge ziet de klare volle Romein op het blad. Deze portretten zijn deftig, maar natuurlijk. Ze hebben innerlijks dat tot schoonheid wierd. En hierin treft hoeveel grooter het kannen was bij de schilders in dien tijd, hoe ze kant schilderen konden, en allerlei stof, zonder tastbare moeite. De dalende lijn in kunst weer eeng bevestigd. En toch, er zijn nog zeer schoone vrouwe-oogen, of gees tige, of geestvolle oogen ge ziet ze nu te Parys in velerlei gezichten. Ook van de En gelsche zijn er enkle te vermelden: van W. Hogarth naast het begonnen schilderij Miss Ricb, dat van Sarah Malcolm, een sobere meening volle sierlijkheid bezittend. Van J. Northcote dat van twee dames Bulwer, dat als kleur uitmunt; de eene is gekleed in het rood en donker, de andre in het rose-bruin met zwart bruin. De kleuren zijn in groote gelijke partijen geschilderd. Van J. Reynolds dat van Nelly O'Brien (met iets in het ge concentreerde licht van een met zoo vol psychologische woelingen zijnden Rembrandt; ten slotte dat van Lady Milnea door Romney, met er in den geest van een macht-loozer Van Dyck... En het verschil in de twee soorten der vrouwen blijft by: de elegante behaagzucht der Franache, vol kinderlijkheid, en de wat ontmoedigde en moedelooze trots der Engelsche... PLASSCHAKRT. Het hnwelöfc m prinses Cloülde, Den 30n Januari 1909 gedacht de Italiaansche prinses Clotilde, zuster van den vorigen koning Humbert, den dag, dat zij vóór vijftig jaren door den wil der staatkunde in het huwelyk moest treden met een baar geheel onbekenden, veel ouderen man, voor wien zij nimmer eenige liefde of achting heef t kunnen koesteren. Op een leeftijd, waarop anderen zich nog aan kinderlijke genoegens mogen wyden, was voor haar de zirgelooze jeugi reeds voorbij; de vijftienjarige koningsdoch ter bracht in het belang van het vaderland het zwaarste offer, dat van eene vrouw kan worden geëischt en kwam al vroeg tot de ervaring dat huwelijken van prinsessen enkel schakels zijn in een keten van politieke be rekeningen. De eerste levensjaren van prinses Clotilde vallen in een f el bewogen ty d; in vollen gang was de merkwaardige opstand in de landen ten Zuiden van de Alpen, bekend als il riaorgimento"; Italiëwilde weder zichzelf worden, n als natie en vrij van vreemde overb.eer8cb.ing. In 1848 had de ridderlijke koning van Sardinië, Karel Albert, zich ge roepen geacht de Oostenrijkers uit NoordItaliëte verdrijven, maar zijne pogingen leden jammerlijk schipbreuk. De oude Radetzky overwon bij Custozza en dwong het Sardinische leger Lombardye te ontruimen; toen Karel Albert in het vol gende jaar tegen den raad der mogendheden den oorlog hervatte, maakte de beslissende slag by Novara een einde aan zijne eens zoo grootsche verwachtingen. De monarch, wiens optreden aanvankelijk door de bevolking van Italiëmet geestdrift was begroet, van wien het fiere woord bekend is: Italiafara dase", deed afstand van den troon, ten behoeve van zyn zoon Victor Emannel en verliet, door den tegenspoed gebroken, zyn land om na eenige maanden te Oporto in Portugal te overlijden. Maar de gisting in de verschillende Italiaansche staten duurde voort ook na den vrede en in 1858 scheen voor het huis van Savoye andermaal de taak weggelegd zich aan de spits van de beweging te plaatsen; weder richtten zich de blikken van liberalen en nationalisten naar het koninkrijk Sardinië. Evenwel was het duidelijk dat Oostenrijk voor Sardiniëalleen eene te zware party bleef. Daarom was er den minister van Victor Emannel, graaf Camillo Benso di Cavour, alles aan gelegen zyn koning een machtigen bondgenoot .te verschaffen en volgens de overtuiging van Cavour zou de keizer der Franschen de eenige man zijn, die de gewenschte hulp kon brengen. De politiek van het kleine Sardinische koninkrijk moeit dus op nadere aansluiting by den machtigen nabuur berekend zijn. Napoleon III bad reeds meermalen blijk gegeven van eene welwillende belangstelling in de Italiaansche aangelegenheden; den dag na den coup d'état, toen de Sardinisehe gezant hem complimenteerde, luidden zijne gedenkwaardige woorden: Nu ik kan doen wat.ik wil, zal ik ook iets in het belang van Italiëdoen; dat kunt ge aan nwe regeering mededeelen." Voor een man als Cavour was deze belofte als een vingerwijzing voor de toekomst en van dit oogenblik af begreep de groote Italiaansche staatsman dat zyn ideaal, de eenheid van het geheele schier eiland onder de souvereiniteit yan het huis van Savoye, voor verwezenlijking vatbaar Was. Tijdens het vredescongres te Parijs in 1856 verzuimde Cavour dan ook niet de belangen van zyn vaderland ter sprake te brengen, maar het bleef by Napoleon-voorloopig nog by woorden. Eerst toen den 14en Januari 1858 de bekende aanslag van Orsini had plaats gegrepen, waarbij de keizer en zijne gemalin als door een wonder ongedeerd bleven, kwam er eenige voortgang in de zaak. De aanslag gold als eene wraakneming van eenige Itali aansche vryheidsmannen op den keizer, dien zy een afvallige van hunne zaak noemden; de plegers van het misdrijf werden gevat en ter do ad gebracht, nadat Orsini nog uit de gevangenis een brief aan Napoleon had ge richt, waarin hy hem in roerende bewoor dingen bezwoer Ita'iëtoch te bevrijden, dat reikhalzend naar zyn hulp uitzag. Onder den diepen indruk van het gebeurde opende de Fransche keizer heimelijk de onderhandelin gen met Cavour. Te Plombières werd de samenkomst ge houden, die voor Europa zoo belangrijke ge volgen zon hebben. De geslepen staatsman slaagde er volkomen in Napoleon voor zijne plannen te winnen; er kwam eene offensieve alliantie tusschen Frankrijk en Sardiniëtot stand, waarby de keizer zich verbond de Oostenrijkers uit Italiëte verdrijven en als belooning voor de verleende hulp den afstand van Savoye en Nizza bedong. Met sympathie had Napoleon den weispre kenden Cavour aangehoord en ten slotte bracht hij een huwelijksplan ter sprake, dat sinds eenigen tijd een lievelingsdenkbeeld van hem was. De parvenu-keizer, die zelf geene vrouw va n vorstelijk en bloede naast zich op den troon had mogen verheffen, wilde, evenals voorheen zyn groote oom, de leden van het geslacht Bonaparte aan de oude dynastieën van Europa vermaagschapt zien; prins Jeróme Napoleon, de naaste bloedverwant des keizers, de zoon van den ex-koning van Westfalen, moest de dochter van Victor Emanuel trouwen. Toen Cavour dezen uitdrukkelyken wensch van Napoleon III eenmaal kende, liet hij geen middel ongebruikt om daaraan te voldoen, al wist hy dat Vic'or Emanuel dit huwelijk voor zijne dochter niet begeerde. In Juli 1858 schreef de minister een uiterst diplomatieken brief aan zijnen koning om hem de toestemming af te dwingen; hij herinnerde den vorst aan de groote belan gen, die op het spel stonden en wees op de vele naar den schijn meer schitterende echtverbintenissen der prinsessen uit het huis van Savoye, die bijna zonder uitzondering ongelukkig geweest^ waren. Aan het slot van dit merkwaardige schrijven waarschuwde Cavour den koning dat door de politieke gedragslijn van Sardiniëin den laatsten ty'd op geen huwelyk met een der voorname katholieke huizen als Habsburg en Bourbon te rekenen viel; de keuze zou beperkt blij ven tot Portugal of een weinig aanzienlijk Duitseh voratengeslacht. Ook nadat Cavour te Turijn was teruggekeerd, liet hy zijn souverein niet met rust, totdat Victor Emanuel eindelijk tot de overtuiging geraakte dat het heil van zijn land dit offer eischte en dat zijne oudste dochter Clotilde de gemalin van prins Napoleon moest wordon. Deze oudste dochter was toen een meisje van even vijftien jaren, maar niettegenstaande dien jeugdigen leeftijd lag er iets ernstigs over haar persoonlijkheid en gewoonlijk was zy stil en gereserveerd. Clotilde's jeugd was arm aan vreugde geweest, voor korten tijd had zy hare moeder verloren, de zachtzinnige koningin Adelaïde, van geboorte eene Ooatenrijksche aartshertogin, die zoo weinig paste by den ietwat ruwen, al te soldatesken Victor Emanuel. Het karakter van den re galant uomo" toonde eene zonderlinge vermenging van goedhartigheid en grof materialisme; de koning, wiens nagedachtenis thans in ge heel Italiëeene bijna afgodische vereering geniet, was eigenlijk niet veel meer dan een ongemanierde soldaat, slaaf van zijne grove zinnelijkheid, die aan den leiband liep van zijne maltresse Rosa Vercellana, gewoonlijk Rosine geheeten, de dochter van een tamboer majoor. Hoewel deze Rosine eene zeer onbe schaafde persoonlijkheid was, oefende zij een grooten invloed uit op den koning, die haar verhief tot gravin Mirafiori en later een morganatisch huwelijk met haar sloot. Ondanks zijne losbandige leefwijze was de koning toch zeer gehecht aan zyne wettige kinderen en vooral voor prinses Clotilde koesterde hij eene aan teederheid grenzende genegenheid. Daarom was het hem niet mogelyk zyne dochter over het huwelijksplan te spreken, waarvan hy gevoelde dat zij even afkeerig moest zijn als haar vader, en hij liet het aan minister Cavour over om de prinses het voorstel van den Franschen keizer mede te deelen. Cavonr kweet zich met handige staatsmanskunst van deze taak en legde bij het onder houd vooral nadruk op de omstandigheid, dat het groote vaderland Italiëaan prinses Clotilde zyne bevryding zou te danken hebben. Met veel ernst luisterde het jonge meisje en in haar antwoord verklaarde zij den wil des konings te zullen gehoorzamen, overtuigd dat een huwelijk, hetwelk haar vader haar voorstelde, voor haar toekomst niet ongeluk kig kon zyn. Toen Clotilde tranen bespeurde in de oogen van den koning, die. inmiddels het vertrek was binnengetreden, omhelsde zy hem en vroeg ontsteld of zij dan toch haar ongeluk tegemoet ging. De koning en Cavour haasten zich de prinses gerust te stellen, maar Victor Emanuel achtte het toch noodig zyne dochter reeds aanstonds mede te deelen, dat de aanstaande echtgenoot niet op groote schoonheid mocht bogen, welke opmerking Clotilde met volmaakte kalmte aanhoorde. II. De vader van prins Napoleon deei het offlcieele huwelijksaanzoek. De oude Jeró me had een korten, waardigen brief doen op stellen door graaf Walewski, den natuurlijken zoon van Napoleon I, destijds minister van buitenlandsche zaken. In dit schrijven werd er aan herinnerd, dat het geslacht Bonaparte zoowel in dagen van geluk als in ty den van rampspoed de vriend van Piemont geweest was; op aandringen van Walewski onderteekende de ex-koning, van Westfalen den brief als uw goede broeder", waarmede men wilde te kennen geven dat iemand, die eenmaal souyerein geweest is, nimmer ophield de gelijke te zyn van andere sonvereinen. Elke gedachte, dat de Sardinische prinses eene mésalliance zou doen, moest vermeden worden. Kort daarna kwam prins Napoleon te Turijn en als een donderslag uit onbewolkten hemel trof de bevolking het plotselinge be richt van het voorgenomen huwelyk; eerst werd er geen geloof aan geslagen, maar toen aan de waarhei i niet meer viel te twijfelen, was de verontwaardiging algemeen. Vele dames uit de hoogste aristocratie bleven by wyze van protest afwezig, toen de minister Cavour een bal gaf ter eere .van prins Napo leon. Het volk, zoo gehecht aan de aloude dynastie van Savoye, sprak luide zijne afkeu ring uit over deze verbintenis en beklaagde het arme prinsesje, dat door de onbarmhar tige staatkunde verkocht werd. De prins van Carignan, bloedverwant des konings, smeekte Victor Emanuel de voltrekking van dit onzalige huwelijk nog te verhinderen, maar het was te laat. Reeds bad de koning zyn woord aan den Franschen keizer gegeven; door de zaak zoolang mogelyk geheim te houden, was het Cavour gelukt zijn wil te doen zegevieren. Eerst werd besloten met de trouwplechtigheid tot Maart 1899 te wachten, daar prinses Clotilde baar zestienden geboortedag dan zon gevierd hebben, maar Napoleon III had inmiddels van den, tegenzin gehoord, die te Turijn tegen dit huwelijk bestond en be vreesd dat de verwezenlijking van zyn plan nog kon tegengegaan worden, drong hy' aan op den grootst mogel§ken spoed. Algemeen was men verbaasd over de kalmte en buitengewone mate Van zelfbeheersching, die de jeugdige prinses aan den dag legde, en sommige verweten haar gebrek aan ge voel, doch ten onrechte. De fiere natuur van Clotilde .kon nu eenmaal niet duluen, dat hare omgeving iets van hare gewaar wordingen bemerkte; eene oude hofdame, die haar na de verloving complimenteerde en eenige vleiende opmerkingen over prins Napoleon wilde maken, legde zij snel het stilzwijgen op met de'woorden dat zij zeer tevreden was met de keuze, die haar konink lijke vader voor haar gedaan bad. Jegens haar aanstaanden gemaal gedroeg de prinses zich uiterst vriendelijk en voorkomend; steeds wanneer zij met hem in het openbaar ver scheen, zag men een glimlach op haar gelaat. De veel oudere bruidegom daarentegen ge droeg zich verre van beminnelijk, nu en dan kostte het hem blijkbaar moeite zijne onver schilligheid of gemelijkheid te verbergen, zoodat Clotilde zijn figuur moest redden. Zij deed dit met tact en by de heffeesten nam zij zelfs een toon van gezag aan om den prins tot een andere houding te dwingen. De glimlach verliet haar nooit, maar haar bleek gelaat verried de innerlijke gewaar wordingen en den stry'd, dien de jonge prinses streed. Den 30n Januari werd het huwelijk te Turijn voltrokken; toen men de capella regia" binnentrad, wilde de prinses zich ont doen van haar pelskraag, maar werd door den sluier in haar bewegingen belemmerd, wat den verstrooiden bruidegom ten eenenmale ontging. Clotilde wendde zich daarop tot den prins en duidelijk hoorde men haar met veel nadruk zeggen: hoe nu, helpt ge me niet?" De prins haastte zich toen aan het bevel te gehoorzamen. Het beslissende woord ja" werd op een flinken toon door de prinses uitgesproken, doch het ontging aan de om standers niet dat haar bleeke lippen beefden. De jonggehuwden vertrokken dadelijk na de plechtigheid naar Genui, van waar dereis den In Februari over zee naar Frankrij k zou gedaan worden. De koning en de prins van Carignan vergezelden hen tot buiten de haven, waar Victor' Emanuel afscheid nam van zyn dochter, die ook toen, beter dan haarvader, hare aandoeningen vermocht te verbergen. De jeugdige leeftijd van Clotilde gaf aan hare verwanten wel eenige reden tot bezorgdheid en de hofarts Riberi had de uiterst kiesche opdracht prins Napoleon daaromtrent in te lichten. Gedurende de twee eerste maanden van het huwelijk moesten de echtgenooten in afzonderlijke kamers overnachten en mevrouw de Villamarina, die de gouvernante van prinses Clotilde geweest was, sliep in het vertrek van hare voormalige pupil om er voor te waken dat die voor waarde geëerbie digd werd. De prins scheen trouwens ten opzichte van zyne jonge echtgenoote met de beste voornemens bezield, meermalen ver zocht hy aan de dames van hare omgeving toch nooit met de prinses over zijn berucht verleden te spreken en gaf hij de verzekering dat zijn leven voortaan geheel anders zou zyn. Het is te bejammeren dat deze belofte door prins Napoleon zoo slecht is nagekomen! De ontvangst, die het echtpaar bij den in tocht te Parys ten deel viel, was vrij koel; algemeen werd er onder het volk gemompeld dat prinses Clotilde den oorlog medebracht. Aan het keizerlijk hof werd de dochter van Victor Emanuel natuurlijk met groote har telijkheid welkom geheeten. Napoleon III zag een lang gekoesterden wensch vervuld en de aanwezigheid der koningsdochter verleende nieuwen luister aan de dynastie. Door hare plichtsbetrachting en haar vele andere deug den heeft prinses Clotilde allengs de gene genheid van hare nieuwe landgenooten ver worven; hare ernstige natuur stak volgens bet oordeel der Parysche burgers gunstig af by de frivoliteit, welke het hof der Tuilerieën kenmerkte. Haar houding bleef gereserveerd, maar haar leven was zoo correct en onberis pelijk, dat men in dezen waardigen eenvoud de echte koningsdochter erkende, min of meer verdoold te midden van het klatergoud eener parvenu-vorstelijkheid. Enkele maanden na Clotilde's komst in Frankry'k was de oorlog tusschen Oostenrijk en Sardiniëeen feit geworden en moest de Fransche regeering zich gereed houden om den bondgenoot bij te staan. De Italiaansche oorlog zou de namen Magenta en Sdferino voegen bij de lange reeks van Fransche over winningen, maar voor het keizerrijk zelf zijn de gevolgen van dezen krijg in de toekomst noodlottig geworden. Frankrijk stelde zijn geld en bloed in dienst van belangen, die geene Fransche belangen waren. Door zich in te laten met de Italiaansche quaestie, is Napoleon III in moeilijkheden geraakt, waar uit hy zich niet meer heeft kunnen redden; de verwikkelingen, uit die quaestie voortge sproten, vooral het Romeinsche vraagstuk, noopten den keizer tet eene weifelende staat kunde. Terwijl hij nu eens de keizerlijke party in Frankrijk, dan weder de liberalen voor zich wilde winnen, geraakte hy met beiden in botsing en zoo verspeelde Napoleon de erfenis van zyn zoon. De pry's, voor prinses Clotilde betaald, is veel te duur gebleken. Een elftal jaren heeft Clotilde als prinses Napoleon in het Palais-Royal te Parijs ge resideerd; toen de geweldige gebeurtenissen van 1870 den troon der Bonapartes deden ineenstorten, begaf zy zich naar haar geboorte land, by het vertrek uit de oproerige hoofd stad enkel met eerbied en bewijzen van sym pathie bejegend. Het is niet waarschijnlijk dat de prinses met veel leedge voel uit Frank rijk is heengegaan, want het is een feit dat haar huwelijk met Jeróme Napoleon verre van gelukkig was. Prins Plon-Plon, zooals zyn bijnaam luidde, paste in geen enkel opzicht bij zijne vrome, zachtzinnige gemalin en na 1870 zijn beiden, hoewel niet officieel gescheiden, toch geheel afzonderlijk door het leven gegaan. Nadat de rust in Frankrijk was teruggekeerd, vestigde prins Napoleon zich weder metterwoon te Parijs, maar Clotilde is in haar geliefd Piemont gebleven, in het landely'k schoone Moncalieri by Tury'n. Eerst in het jaar 1891, toen de prins, andermaal uit Frankrijk verbannen, te Rome op het uiterste lag, spoedde zijn gemalin zich naar zyn ziekbed en tot het laatst verpleegde zij met groote toewijding den man, die haar tijdens zyn leven zoo schromelijk veronacht zaamd had. Ook Clotilde's kinderen zyn weldra hun eigen weg gegaan; haar oudste zoon, prins Victor, de officieele pretendent naar den keizerstroon, dien de Bonapartisten Napoleon V noemen, woont reeds vele jaren te Brussel, terwy'l de tweede, Louis, eveneens ongehuwd, geruimen tijd hooge militaire betrekkingen in Ruaaischen staatsdienst bekleedde. Alleen de dochter is in de nabijheid der moeder gebleven, de om oare schoonheid beroemde Letitia, die getrouwd is geweest met haren oom Amadeus, hertog van Aosta, ex-koning van Spanje. Dr. K. E. W. STROOTMAN. Bjj de menscheneters in Oeganda. In een rapport van den gouverneur van Oeganda aan de Engelsche regeering vertelt deze interessante bijzonderheden over de volken van midden-Afrika. Op een reis dwr de Oostelijke provincies van zyn gebied kwam hij ook in het land Boekedi, het Land der Onbekleeden," en vond daar een beschaving en een orde, die hij bij deze wilden allerminst verwacht had. Ook het land zelf is heel vruchtbaar, en dicht bevolkt door verscheidene oorlogs zuchtige stammen, die allen geheel onbe kleed rondloopan. My'n reis door het land der Bagisjoe'a," zoo schrijft de gouverneur, vervulde my met verwondering en verrassing. Vier dagen aaneen reisden we door een heerlijk land, zóó mooi, als men het zeker nergens anders in Afrika vindt. O veral in de lieflijke dalen en langs de glooiende heuvel ruggen zag men aanplantiigen van bananen en gierst velden. Ik overdrijf niet, wanneer ik begeer, dat hier 80 percent van den bodem bebouwd wordt. Deze mijlen ver zich uitstrekkende tuin" ia zorgvuldig afgedeeld in vierkante stukken, door hooge distelheggen van elkaar gescheiden. En daartugschen ziet men overal de bevallige koepelvormige hutten der Bagiejee'e. Alles ziet er hier zoo regel matig, zoo goed verzorgd en zoo netjes uit, dat een blik over het landschap bijna de illusie wekt, dat men zich tusichen de wijnbergen van Zuid-Frankrij k bevindt; overal een atmosfeer van veiligheid, rust en vrede, en we konden bijna niet gelooven dat we ons hier in het hartje van het donkere ifrika" bevonden. Want deze zelfde Bagisjoe's zyn nog tegenwoordig verstokte aanhangers van het kanibalisme. Ze zullen nooit op een mensch jacht maken of hem dooden om den wille van zyn vleesch, maar ze doen iets, wat volgens onze begrippen niet minder afschuwwekkend is: ze eten lijken en zien in elke begrafenis een vroolijk feestmaal. Het land wordt bewoond door ongeveer 400.000 menschen. In het noorden hebben de bewoners, zoo vertelde de gouverneur verder, een heel amusant middel uitgedacht om verliefde jonge mannen binnen de perken der eerbaarheid te honden. Alle jongelingen en ongetrouwde mannen worden eenvoudig 's nachts opgesloten in hutten, die, als duiventillen, zich op hooge palen in de lucht verheffen. Ze kunnen alleen door middel van een ladder in hun slaapkamers komen, en als ze 's avonds allen veilig binnen zyn, dan wordt deze eenvoudig weggenomen en bij enkele stammen bestrooit men de geheele omgeving zorgvuldig met asch, waarin de voetstappen van ieder, die toch nog op nachtelijke avonturen zou willen uitgaan, zich duidelijk zouden afdrnkken. N. De nieuwe M m Perziê, llflIllillllimillMHIIMmtllllUIIIIMIIIItlMIIIllJIIItHlllllIJllllllllIllIIIIMIIt C. S. ADAMA v. SCHELTEMA, Eenzame Liedje». Rotterdam, W. L. en J. Brusse. Dr. J. PRINSEN J.LzN., Multatuli en de Romantiek. Rotterdam, W. L. en J. Brusse. Dr. J. D. BIERBNS DE ^HAAN, De Weg tot het inzicht. Een inleiding m de wijsbegeerte. Amsterdam, 8. L. van Looy. De Blauwe Bibliotheek, No. 21, graaf LBO TOLSTOT, De Jonge Landheer. De Blauwe JSMiotheek, No. 22, ERNST ZAHN, Onderstroom. Amsterdam, Mjj. voor Goede en Goedk. Lectuur. Dr. J. TB WINKEL, De Ontwikkeling der Nederlandsche Letterkunde. Haarlem, de Erven F. Bohn. HALL GAINE, De Witte Profeet, afl. 1?3. M. v. RAVEBTEIN, Bij On». JEAKNE REIJNEKB VAN STUWE, De Arme Vrouw. Alles te Amsterdam by L. J. Veen. M. J. BRUSSB, Landlooperij. Rotterdam, W. L. en J. Brusse. Geïll. Catalogus vjd. Iiographieën Systeem W. VAN MEURB. Amsterdam, Mij. voor Goede en Goedk. Lectuur. LÉONCE BÉNÉDITB, De Schilderkunst in de 19e Eeuw, afl. I. Amsterdam, Mij. Elsevier. De Rijks-Academie van Beeldende Kunsten, Amsterdam. Het Legaat, JOHANNES HUBERTUS LEONARDUS DB HAAS. Haarlem, Job. En schedé& Zonen. C. H. VAN FENEMA, Het Academie-gebouw te Groningen 1614?1909. Groningen, Scholtena & Zo. SOPHIB FISCHER, Fröbelbewaarscholen. Dr. J. TH. MOÜTON, Zelfwerkzaamheid vjd. leerlingen in de school. Amsterdam, 8. L. van Looy voor de Mij. tot Nut van 't Algemeen. De Jiijbel voor Kinderen, door dr. J. H. GUNNISG J.HzN. Tweede omgewerkte en Ver meerderde Druk. Met 24 illustraties, waarvan 8 in kleurendruk en 2 kaarten. Leiden, A. W. SijthofFs Uitgeversmaatschappij. Prof. Dr. H. KERN, Het Nederlandich in Nederl-Indië. Leiden, S. C. van Doesburgh. De Man «n de Vrouw, afl. 37/38. Amsterdam, H. Meulenhoff. Prof. W. J. V. OSTERHOUT, Proeven met planten. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink & Zn. BRÜSSE'S Reisgidsen, No. 3: VAN DB ROTTB TOT DE SCHELDE. Rotterdam, W. L. en J. B rnsse. Serie Prentbriefkaarten, uitgave van de Ver. v/d. Nederl. Tentoonstelling van Huisindustrie. Veilingcatalogus van de firma H. G. Bom. Tuberculose. Jaarg. 5, No. 3. VAN GOOR'S Miniatuur Woordentoeken. Gouda. G. B. v. Goor en Zonen. E. RIJPMA, Gids bij de studie der Nederl. Letterkunde, deel l?2. G. C. WEEREN, Liederkeur (Bloemlezing). D. BOSWIJK, Repetitieboek IV. C. GROUSTRA, Terweij's korte spraakkunst. C. GROUSTRA, Terweij's beginselen der spraak kunst. C. GROUSTRA, Terweij's Nederlandsche spraak kunst in vragen en opgaren. J. P. J. WIBRTS, Jong Nederland. Alles te Groningen bij J. B. Wolters. Koningin Wühelmina-Cantate voor Kinder koor. Muziek van M. H. VAN 'T KRUIS, tekst van G. LEENHEER. Groningen, P. Noordhofi. DINA APPELDOORN, Frissche Bloemen. Des Haag, G. H. v. Eek. H. W. HEUVEL, Volksgeloof en Volksleven. Zutf=n, W. J. Thieme & Co. PH. ZILCKEN, Drie maanden in Algerië. 's Gravenhage, N. V. Luctor et Emergo." J. D. J. AENGENKNT, Leerboek der Sociologie. Leiden, Venn. Futura." Prof. Dr. H. KERN, Wereldgeschiedenis, afl. 14_lg_16. Amsterdam, My. Vivat." Uit onven Bloeitijd, No. 6: Dr. A. W. BRONSVELD, De Evangelieprediking. Groote Denkers, No. l: Dr. JULIOS DE BOEH, Heraclitus. LUCY D'AUDRETSCH, Pa)sie-£loemen. Zeist, Meindert Boogaerdt Jr. F. W. BAIN, Een schoone Vrouw. Woerden, K. Steenstra. J. HBNDRIK VAN BALEN, Donkere Dagen. Zeist, M. Boogaerdt Jr. Mrs. DE HORNE VAIZY, Oom Sernard's keuze. Almelo, W. Hüarius Wzn. B. VAN ASINGA, Een gelukkig jaar. Woerden, K. Steenstra. JAMERON, De Pendletons. Almelo, W. Hilarius Wzn HENTY, Van strijd en overwinning, Een jeugdige held. Almelo, W. Hilarius Wzn. Een Hoek. Rotterdam, W- L- en J. Brusse. No. 11, mr. M. G. L. VAN LOQHEM, Proefkonijnljes. No. 13, J. H. SPEENHOFF, Filiphina's Won derliefde of de smart van koning £Mioen. No. 14, iNABouDiEB-BAKKER, Een dorre plant. DESIDERIUS ERASMUS, De Lof der Zotneid. L. SIMONS, Over boeken, schrijvers, lezers. Een lezing overgedrnkt uit de Ploeg-Amster dam. Mij. v. Goede en Goedkoope Lectuur. J. KOOPMANS, en Dr. C. G. N. DE VOOYS, De nieuwe Taalgids&,afl. 4. Groningen,J. C. Wolters. 8. ERBNS-BOUVY, De Heilige Catharina van Siëna. Leven en brieven (uit het Italiaanscby Roermond, J. J. Romen & Zn. LÉONCE BÉNÉDITE, De Schilderkunst in de 10de eeuw. Afl. II. Amsterdam, Uitg. Mij. Elsevier". ALB. PLASSCHAERT, XIXde Eeuwsche Hollandsche Schilderkunst. J. T. E. CELLIBRS, Liefde en Plig, Afrikaans tooneelspel. Amsterdam, Wereldbibliotheek. WOUTER HUTSCHENRUYTBB, Mozart. Rotter dam, W. L. en J. Brusse. F. SCHOEPP, Economische crises. Groningen, P. Noordhoff. J. BRUIKWOLD RIEDEL, De Nutsspaarbanken in Nederland 1817?1908. Amsterdam, My. tot Nut van 't Algemeen. A. MORBSCO, Journalistüke manoeuvres met den tedentpiegel. Rotterdam, W. L. en J. Brusse.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl