Historisch Archief 1877-1940
No. 1676
DE AMSTERDAM M K U W K K K B f, A D VOOR N E D p] R L A N D.
cholera en chronischen hongersnood niet
totaal vernietigd dan zou op den gespannen
toestand reeds lang een verschrikkelijke
ontknooping gevolgd zijo.
Hun koloniaal g«nie, dat de Engelschen
nimmer verzuimen met het noodige aplomb
op te kammen, is er na allerlei wanhopige
pogingen nog steeds niet in geslaagd van
Ierland een bloeiend rijksland te maken.
De hooggeroemde hechte samenhang van
de verschillende deelen van het Britsche
rijk vertoont allerwege niettegenstaande
de trompettende loftuitingen der gele pers,
neiging tot scheuren. De Engelsehe Regee
ring voelt dit zelf ook en daarom heeft
men beproefd door een periodieke samen
komst der koloniale gouverneurs, verbetering
in de betrekkingen met het Moederland te
verkrijgen. Doch reeds de eerste conferentie
van dien aard is mislukt, en zij is dan ook
niet herhaald, omdat de koloniale regee
ringen ongeneigd z\jn de bestaande ver
houdingen te -wijzigen zoolang de belangen
der koloniën daartoe geen aanleiding geven.
Politici of Staatslieden?
"Wy, Nederlanders, zijn politiekers, geen
staatslieden." Het zij zoo. Maar nu zijn wij
gerechtigd op onze beurt te vragen, waarin
die hooggeroemde meerd«re voortreffelijkheid
der Britsche staatslieden bestaat. Welke
Staatsman wordt sedert den grand old
man" met eere genoemd ? De vermaardheid
van een van diens grootste opvolgers bestond
in diens spreekwoordelijke verstrooidheid
die hem op de meest ongewenschte
oogenblikken parten speelde: De schepper van
de imperialistische avonturierspolitiek
moordde het kleine Boerenvolk uit en liet
daarbütevens zijn geheele familie aan
legerleveranties schatten verdienen. Zaken
zijn zaken.
Doch hiermede heeft hu tevens want eer
althans het profetenwoord van Bismarck
bewaarheid wordt de spade in den grond
gestoken voor den kuil waarin Engeland's
grootheid zal begraven worden. Bedriegen
de teekenen der tijden niet, dan 'staat
Engeland nu reeds aan het begin van het
einde van zijn gouden tijdperk. Engeland's
overwegende positie in de wereldpolitiek
is sedert den Boerenoorlog naar achteren
gedrongen. De Vereenigde Staten,
Duitschland en Japan geven thans den toon aan,
terwijl Engeland zich, naast Frankrijk, met
een minder op den voorgrond tredende
plaats moet tevreden stellen.
Leger en vloot.
Deze vormen onze meest zwakke pun
ten. Ons volk is van nature niet
vechterig aangelegd. Maar dit neemt niet
weg, dat ook hier de laatdunkende op
merkingen van Fife met veel meer recht
naar de Engelsehe legertoestanden kunnen
worden teruggewezen. Ci e vallen van dron
kenschap komen bij Tommy Atkins even
goed zoo niet meer voor, en dit kan
ook niet anders, waar het Engelsehe leger
voor een groot deel uit het uitvaagsel der
Maatschappij bestaat. (Men herinnere zich,
dat kenners der Engelsehe legertoestanden
. den Boerenoorlog ia dubbelen zin misdadig
noemden, omdat zij voor Zuid Afrika een
groote syphilis-besmetting vreesden).
Dat Engeland in zijn weermacht te land niet
veel vertrouwen bezit, U in de afgeloopen we
ken op ondubbelzinnige wijze gebleken toen
de uelfs niet eens bewezen aanwezigheid van
een luchtschip boven de Engelsche kust,
den trotschen Brit met een krankzinnige
angst vervulde. Wat de landsverdediging
stjjfde hij van schrik. Want aan den voet der
Totêige heuvels in het zuiden van het dal,
kwam een lans; aangehouden schreeuw, die
door het hakhout heen trilde. Alle struik
bewoners waren plotseling bewegingloos en
stil. Alleen Wilde Kat kwam heel, heel
langzaam overeind tot zijn rug zoo rond was
als die van een zich voortbewegende rups.
Zyn oogen gloeiden als laaiende vlammen en
woest trok hij met zijn nagels stukjes bast
v«n de tak. Nog eens en nog eens klonk
die onheilspellende en jammerlijke kreet
en Damherl's rug dampte, alsof hy uren
achtervolgd was.
Bij de hooidtak van mijn gewei, ik ben
nog nooit eer bang geweest, nog nooit. Maar
in zoo'n gevaar heb ik ook nog nooit ver
keerd". Zijn neusvleugels trilden. De wind
droeg een zwakke lucht aan, die allen her
kenden als de lucht van den vreemdeling.
Urg knorde verlicht.
Hij gaat tegen den wind in, den kant op
van Vulps' leger en als bij voor dien tijd
niet begint met moorden, ko int hy by' de Vette
Landen". En daar woont de Mensch", besloot
hij veelbeteekenend.
Nog tweemaal werd de stem van den vreem
deling gehoord, maar telkens meer verwijderd.
Toen scheen een schaduw van de takken
neer te vallen; geluidloos, zooals 't vallen
der duisternis. Het was Syrn, de uil.
Vrede l" zei hij en zijn stem klonk als de
wind, die zacht-kreunend door een rotssp'eet
gaat. Een mttfiestrtal bescheen een koperen
ring, die hij om zijn gevederden poot droeg.
Weet jij, wie het i«, die daar in de verte
in de heuvels zoo huilt"? vroeg Wilde Kat.
De uil wachtte lang voor hij antwoordde.
Alle struik bewoners wisten dat Syrn in zijn
jeugd gevangen was en twee jaar in een kooi
geleefd had. Toen was hij ontsnapt. Hij sprak
nooit over die jaren van gevangenisschap,
maar de ring was er een onuitwischbaar
bewijsvan.Eindeljjk antwoordde hij droomerig:
Eens heb ik iemand gekend, die leek op
den veelbesproken?. Hij had zijn leger naast
mü" Syrn bedoelde een kooi naast hem
en hy werd Wolf genoemd. Hij komt uit
een vreemd land en is sterker dan n der
struikbewonere. Maar als Wilde Kat, Wilde
Hond, de Vossen, Scrofa, Urs en de kleine
vleescheters hem aanvielen, zou hij niets
kunnen uitrichten. Alleen zou hij kunnen ont
komen, maar dan moest Tinn, de valk hem
eerst met zijn vleugels blind slaan en dan
zou hij in een hinderlaag gedreven kunnen
worden. In elk geval moest hij dood. Anders
zullen er menschen naar de bosschen komen
om hem op te sporen en dan is het met
onze vrede uit".
Waar blijft Saetos, de gouden arend toch?
En Wilde Hond?" vroeg een haasje zenuw
achtig.
Da uil keek naar haar als een moe man.
Verlaag jy' naar Saetos en Wilde Hond? Dan
is je angst ook ni«t groot. Heeft Saetos jou of
je jongen ooit ontzien? Een avond, toen Wilde
Hond wegging, lichtte hij zijn kop op om
naar mij te kijken en toen zat zy'n snuit voi
hazenbloed, en toch vraag je, waar hij blijft I"
in werkelijkheid beteekent heeft de schrij
ver van An Englishman's Home" gemeend
zijn landgenoot en door middel van het
tooneel voor oogen te moeten stellen.
***
Na dit alles blijve ons evenwel
onverzwakt het verwijt treffen, dat wij een pijn
lijk gebrek van eigenwaarde aan den dag
leggen waar het geldt onze nationale zelf
standigheid tegenover het buitenland te
doen gelden. We zijn doodsbenauwd voor
onze groote broers. Niettegenstaande
duizenden Duitschers, die in ons land hun
bestaan vinden, hier volle vrijheid genieten
wordt onze landgenooten in de pruisische
grensdistricten het leven zoo zuur gemaakt
dat zij gedwongen worden naar Holland
terug te keeren of zich te laten
naturaliseeren. We houden ons bij die behandeling
onzen landgenooten aangedaan, muisstil
doch laat een simpel Duitschertje nu eens
n haar gekrenkt worden: dan weet de
Duitsche diplomatie haar plicht te doen.
En dan bezitten we de driewerf ver
maledijde hebbelijkheid alles wat uit het
buitenland komt alleen daarom reeds a
priori als superieur te erkennen. We moe
ten leeren zelfbewuster te worden. In
ons volk zijn alle elementen aanwezig
die het geschikt maken voor een sterk ont
wikkelde expansieve werkzaamheid dat
voelt men in het buitenland heel goed
doch we maken van onzen gunstigen aanleg
geen gebruik. We kunnen niettegen
staande het geringe oppervlak van ons
land, een veel belangrijker positie in
nemen dan thans het geval is. Daartoe
behoort onze intellectueele ontwikkeling
nog meer te worden opgevoerd, doch bovenal
moet onze exporthandel krachtiger leven
worden ingeblazen. De afdeeling handel
heeft in de laatste jaren reeds zeer veel
prijzenswaardigs verricht om verbetering
in den toestand te verkrijgen, doch het par
ticulier initiatief reageert op die aanmoe
digingen niet genoeg met daden. Waar
dit te weinig blijk geeft van ondernemings
geest behoort de Staat, in het welbegrepen
belang van ons volksbestaan practisch in te
grijpen. Daarbij zal de wenschelijkheid ver
rijzen ons corps consulaire ambtenaren losser
te maken van hunne diplomatieke bemoe
ngen en te vervormen tot een keurcorps van
pioniers die als wiggen vreemde afzet
gebieden binnen dringen. Is het particulier
initiatief ongeneigd tot volgen (want we
konden onze 5 procent eens niet maken!)
dan ware te overwegen of de Regeering
van haren invloed bij de Ned.
Handelmaatschappij geen gebruik kan maken deze
tot optreden uit te nosdigen. 1) Wanneer
de Hanielmaatsehappij langs de reeds
voorloopig door de consuls geëffende ?wegen, fac
torijen stichtte, monsterzalen oprichtte en
zich meer met den agentuur- of
commissiehandel ging bezighouden, zou de om
vang van ons afzetgebied aanzienlijk kunnen
worden uitgebreid. Het spreekt van zelf, dat
wanneer het consulaatwezen in de bedoelde
richting wordt l^rvormd onze vertegen
woordigers in den vreemde, landgenooten
moeten zijn. Thans bestaat het corps
consnlaire ambtenaren voor 23 uit vreemde
lingen. Van de 600 ambtenaren, die onze
handelsbelangen moeten voorstaan, zijn S50
1) Dit zou statutenwijziging noodig maken
daar de operatiën der Ned.
Handelmaatschappij thans beperkt blijven tot onze
koloniën doch met hoeveel
moeielijkheden ook gepaard gaande zy'n deze
formeele bezwaren niet onoplosbaar.
Dat is waar Syru", piepte Lepue, voor
alle hazen antwoordende. Maar wij kennen
de jachtlust van den arend en den wilden
hond en daar zijn wij op verdacht. Maar van
hem, dien wij daarnet hoorden huilen, weten
we niets, noch van zijn slimheid noch van
zijn bekwaamheid bij de jacht. Wij sijn juist
zoj bang voor hem omdat we hem niet
begrijpen".
Zoo is het l" bevestigden de trillende
knaagdieren.
Wilde kat rekte zijn dikke ronde kop uit
naar hun kant. Kinderen, sprak hij vleiend,
en elk woord deed pijn al» een slag van zijn
klauw, zijt niet bevreesd, wij zullen jullie
beschermen. We zullen niet dulden, dat deze
vreemdeling-Wol f met jullie doet, wat hij
wil. Al zijt gij ook met velen, wij willen
geen enkele van u missen."
Ja, Wilde Kat, dat weten wij", zei Lepus
heel nederig, terwijl hy terugkroop in de
schaduw.
Scrofa knorde. Hij haatte Wilde Kat om
zijn nooit bevredigde bloeddorstigheid en zei:
Onderhand is bij al bezig jacht te maken".
Wilde Kat blies. Ben ik soms of jij zelf
het Blauwe Lint", (200 noemen de
struikbewoners de bliksem) dat dooden kan, sneller
dan een gedachte gaat. Denk jij dat die
kleine valken den wolf in een hinderlaag
kunnen j igen? Heusch niet. Dat is een beter
werkje voor den arend en de duiven zijn
hem al aan 't zoek m in het Noorden.
Dan hebben we voor dezen avond alles
besproken. Laten Scrofa, Vulps en Urs zorgen,
bij 't opkomen van da volgende maan weer
in het Dal te zijn en de bruizerds en wezels
ook en Damhert, die we misschien ook noodig
hebben. En nu, weg met de hangen l"
Nauwelijks had Wilde Kat gesproken, of
al 't kleine struikenvolkje was verdwenen en
alleen 't uitstervende geluid van hun snelle
vlucht werd neg gehoord.
Het is heusch voor jou. Daarvoor heb
ik hem gedood, Uil,"zei Damhert met nalruk,
opkijkend naar de gier, die met gestreken
vleugels door de lucht dreef en nu plotseling
stopte. Hij bleef bewegingloos op dezelfde
plaats en staarde naar een dood konijntje,
dat voor het hert lag. Het was iets heel
nieuws, dat Damhert met n trap de schedel
van een van Uln's volkje verbrijzelde en den
Uil riep om er van te komen smullen. Dat
moest een valstrik zijn; dat kon niet anders.
Maar Uil had alles gezien: hoe het konijn
aan 't knagen was en niets merkte van 't
naderen van Damhert, de plotselinge bliksem.
snelle trap van Damhert, dia 't konijn dadelijk
doodde, en toen was Uil neergezakt tot een
meter boven Damhert's gewei. Het was zoo
iets ongewooris, dat het niets anders zijn
kon dan een nieuw soort van lokmiddel.
Dat zei Uil telkens en telkens weer tegen
zichzelf, terwy'l hij bleef kijken, behoedzaam
f B. nieuwsgierig.
Damhert keek op met een zachten blik in
zijn oogen. Ik zal je heusch geen kwaad
doen Uil. Ik heb dit konijn voor jou gedood,
hoewel ik er nooit eer een aangeraakt heb.
nota bene niet eens onze taal machtig. Dat
deze toestand voor een land dat zijn in
vloedssfeer naar buiten zooveel mogelijk
moet uitbreiden, hoogst onwenschelijk is,
behoeft niet in den breede te worden uiteen
gezet. De offisieele vertegenwoordigers van
ons land behooren de middelpunten te zijn
van vereenigingen van Hollanders in den
vreemde, opdat de banden tusschen hen en
het vaderland niet verslappen, doch versterkt
worden. De Regeering behoort de vorming
van dergelijke vereenigingen krachtig aan
te moedigen en zoo noodig finantieel te
steunen. Het is van het grootste gewicht
dat onze landgenooten zich overal hun
nationaliteit bewust zijn en in geregeld
contact met hunne stamverwanten blijven.
Het is duidelijk, dat vreemdelingen voor
het innemen van een zoo belangrijken post
als rageeringsvertegenwoordiger, minder ge
schikt moeten worden geacht. En dat we
niettemin den bestaanden ongewenschten
toestand jaar op jaar bestendigen, valt ons
ernstig te laken. Wanneer het buitenland
ons al ons plichtverzuim in dit opzicht voor
de voeten werpt, hebben we daartegen weinig
in te brengen, we hebben veeleer met die
critiek ons voordeel te doen. Doch
toeristende zedemeesters van het kaliber van
Hamilton Pife behooren de ooren te wor
den gewasschen en te worden verwezen
naar de kletstafel van hun club. Vooral
Brittanniëzij in dezen tijd het Bijbelwoord
indachtig: Wie meent te staan, zie toe, dat
hij niet valle."
Gron., 30 Juli '09. Tn. C. QEUDEKER.
Bekentenissen, door HANS MARTIN*. Rot
terdam, W. L. & J. Brusse. 1908.
Hij stond er, met zijn stil gezicht
starende in het schemerlicht
alsof hy daar wat zag:
't Was maar een oude herinnering
te midden van wat windgezmg
door fijn, dor takgerag.
Hier hebt gy, waarde lezer, de dichter
Hans Martin op zijn best. Bekentenissen"
noemt hij zy'n bundel en die titel is juist
gekozen, 't bewijst met hoeveel ernst en
goeden wil hij er naar streeft om waar te
zijn. Die ernst en die goede wil wordt men
telfcens gewaar en daarom is het zoo jammer
dat de illusie, muzikale liederen te hooren,
verbroken wordt door de vele foutachtige
regels, die stroef den gang versperren van
't zingende verg.
Nu weet ik wel, dat de stem die verzen
zegt, veel kan goed maken, maar dat inslik
ken van lettergrepen en dat leggen van
bizondere klemtoon wordt op den duur ver
moeiend.
Zoo staat bijvoorbeeld op pag. 15:
Maar eens, als in een welgewy'de stonde
al die droomen en klanken zijn gevonden,
de maat, de eenvoudige maat van dien t weeden
regel moet natuurlijk zijn:
Maar eens als in een welgewijde stonde
die dr oomen en die klanken zij n gevonden,
In Droomen" o? blz. 30 wordt de Melodie
Ik dacht dat jij altijd honger had," drong
hij aan.
Ik heb verstand van honger," antwoordde
de gier met zijn scherpen stem, maar waarom
doe je dat voor mij ? Het is een val."
Heusch niet Uil. Maar ik heb je noodig om
je oogen. Wil je eens voor uiij naar boven
vliegen T'
Ik ben in groote onrust over een indringer,
die volgens Syru, Wolf heet. Van uit de
hoogte, zou jij kunnen zien, waar hij z'ch
bevindt. Dat is alles en kijk dan meteen
eens of Saetos de adelaar er al aankomt. En
daarvoor geef ik je het konijn. Ik zal niet
naderbij komen."
Goed, blijft daar dan maar, dan zal ik
gaan kijken," zei de gier en steeg omhoog.
Damhert ging op een zonnig plekje liggen.
Hij was erg zenuwachtig en bang. Deze angst
was iets onbekends voor hem en het ver
nederde en kleineerde hem. Hij wachtte
geruimen tijd, terwijl een leger roode mieren
op het konijn afkwam.
Toen kwam uil nederdalen.
Wolf want de uil heeft gelijk gehad
ligt te slapen in de hei aan den rand van
't moeras by Vulps' leger. Hy moet gister
avond hevig aan 't mcorden geweest zijn,
want hij slaapt als Scrofa in het slijk. Den
arend heb is. niet gezien. Maar hij kan ieder
oogenblik komen." Uil wierp een bloedig
stukje vacht over zijn schouder want hij
komt snel als de wind." Het hert schudde
zijn kop.
Ik ga nog weg tot de maan opkomt. Maar
zou je nog n keer op willen vliegen, uil?
Het is een rustig gevoel, als ik weet, dat de
adelaar er is."
De gier klokte en stak nog eens zijn ge
bogen snavel diep in het warme vleesch van
't konijn.
Ik zal nog n keer gaan, omdat gij dit
voor mij gedood hebt." Maar hij was nog
geen vijftig meter gestegen, toen hij weer
daalde. Wilde Hond loopt bij de Kleine
Heuvels en hij ziet er sterker en woester uit
dan ooit en hy is zoo dik zy'n tong hangt
uit zijn bek."
Vertel hem even, wat er vanavond be
sproken is," zai Damhert, en de gier vloog
weg en verdween met sierlijke, zwevende
bewegingen over de dennen kruinen naar
de Kleine Heuvel?. Terwijl Damhert op zijn
terugkeer wachtte, keek bij op naar den
stand van de zon en plotseling sprong hij
op, want vlakby' de verblindende zag hij
Sae'.os, den grooten, trotgchen, gouden arend,
die met vasten, sterken vleugelslag naar het
dal, kwam gevlogen. Volle drie meter legde
hy' bij elke vleugelslag af en damhert keek
bewonderend naar zijn prachtige vlucht.
Ik heb het wilde hond verteld en Saetos
is in aantocht," riep nu de gier en damhert's
neusvleugels spalkten zich open. Ik weet
het. Goeieu dag!" antwoordde hij en snelde
weg z)o vlug hij kon.
Luid-gapend werd de ontsnapte wolf den
volgenden avond wakker. Hij krabde zyn
schouders en schudde zijn kop.
verbroken in het laatste complet. Het begin
luidt aldus :
Er klonk eens door de nacht een woord
dat ik vergat
en 'k wist niet wat
mijn leven had verstoord.
dit couplet is tenminste zuiver, maar in den
tweeden regel van het volgend
rhythusdansje is een voet te weinig:
Nu staar ik al heel lang zoo stil
door de nacht,
en wacht, en wacht
of het weer komen wil.
De melodie verlangt:
Nu staar ik al heel lang zoo. stil
stil door de nacht . , . enz.
Ik geef deze dingen niet aan om den heer
Marlin onaangenaam te zijn, integendeel ik
meen er hem een dienst mee te bewijzen.
Hém ontbreekt nog wat oefening in het
luisteren; door zijn gehoor, zijn muzikaal
gehoor te verfijnen zal hij er toe kunnen
komen liedjes te schrijven waaraan niets
ontbreekt. Hij moet leeren vermijden ge
dachten neer te echrij ven die beter in gewoon
proza gezegd kunnen worden. Niet alles wat
rijmt of wat op maat staat is poëde.
Al wat ik in mijn droomen droom
al wat ik in mijn wezen voel
als mooi en sterk en goed
dat kan geen mensch me ontrooven.
Daar zal ik altijd even vroom,
rechtgaande naar dat ene doel
waar dl voor wijken moet,
standvastig in gelooven.
In dit gedicht springt telkens de derde
regel te fel naar voren, 'c geheel geeft geen
40 cents per regel.
BOUWT te NUNSPEET.
Inlichtingen by het bouwbureau &.rti",
aldaar.
C. H. VAN DER VELÜEX, Fa. C. M. BOSCH, Hoflnw.
KALYERSTRA.AT 153-155, Amsterdam. Tel 2045.
Piano-, Orgel- en Koziekhandel
Meyroos <te alshoven,
ARNHEM, KONINGSPLEIN.
VLEUGELS en PIANO'S
in Koop en in Huur.
EEPAEEEREN STEMMEN BUILEN.
O
Verkrygbaar bij:
HIRSCH & Cie., Hofl., Leidscheplein.
ADRIAAN SCHAKEL, Hofl., Heiligenweg.
II. MEYER, Hofl., Koningsplein.
Mag. KEIZERSHOF, Nieuwendijk.
C. NIEUWENKAMP KOTTING & ZOON,
Galerij 29.
Kleeding-Mag. M. DE KONING, Batavis.
Winkel-Maatsehappij, EIGEN HULP, Batavia.
Verdere adressen onzer contractanten ver
strekken gaarne
VALTON & ZONEN, A'dam.
Stokpaardiesfr/;"*;.?:.,?'?? J ;?
_^BERGIVIANN & C 9 r^-?^_
_ - RADEBEUL-DRESDEN
^ - "?f maakt uw PUIO zu»,>er, en zacnt Tet isupfiig ins^t.e rose, ver^lindena^^^onne temt, "%- ^ '~^_
^~T^.?~__ C Verdrijft zomersptoeten, puisten enz en s. e veide-e hi.idonre.'nneden. Verkrijgbaar \ ._.-?_ '
.-^;.;..- -__^ a 50 cent per Stuk bij fipotiiekers, drtgisten, en ccifieurs. f-?^.... _?
Koopt UITSLUITEND BOTER ONDER RIJKSCONTROLE.
De STAAT GARANDEERT U een ONVERVAI,S?HT product.
Boterhaiidel Z UI D I, AREN", REGULIERSGRACHT 27, TELEFOON 8935.
Het is haast tijd om op jacht te gaan en
ik heb nog niet eens honger." Zijn warme
tocg ging heen en weer over z'jn zwarte
lippen. Hij keek eens naar den zon over een
dikke struik hei met oogen die nog zwaar en
suf van slaap waren. Uit het zuidwesten woei
een zacht koeltje over de hei en de wolf
gaa te nog eens heerlijk uit. Niets schijnt
nog te bewegen. Ik ga nog maar een uurtje
slapen," Hij snoof den wied nog eens open
ging toen voldaan weer liggen. Een week van
te voren liep deze gebrekkige verschoppeling
nog in een vuile kooi rusteloos heen en weer
en keek met treurige oogen nar de toeschou
wers, die voor de tralies stonden. Maar hij
was ontvlucht en voelde zich nn goed door
voed en door de ruime vangst van den
vorigen avond was hij lui en goed gestemd.
Het geheelde maar een haar of ik had het
hert gevangen, dat gr., ote hert. Als dat konijn
maar niet in den weg gekomen was." Het
magere, grauwe beest huilde even in zijn
slaap en bewoog zich onrustig.
Lang/.smerhand verbleekte het rood aan
de lucht en de staalkleur verinderde in diep
blauw. Een vlucht spreeuwen vloog over den
wolf heen, zoodat hij, door het geluid opge
schrikt, naar boven keek. Later hoorde hij
nog da stem van een eend, die door het half
duister naar het moeras terugkeerde.
De duisternis ging stil en geluidloos weg,
om plaats te maken voor de nacht en de
wolf sliep onder een heidestruik, den zwaren
slaap van Scrofa, het varken.
Heel zachtjes goot de nacht haar duisternis
uit in kleine golfjes over de sidderende hei
struiken en voor de struikbewoners kwam
met 't vallen der duisternis het bewustzijn,
dat zij zich nu spoedig zouden moeten klaar
maken voor hun aanval. Eén ster was al ver
schenen en leek daarna weer weg te gaan
om terug te keeren met vele makkers tot
eindelyk een heel leger van lichtjes aan den
fcemel stond. En ook de maan kwam maar
de wolf sliep den diepen slaap van den
gulzigaard en droomde van moorden en het zich
te goed doen aan vleescb.
Een bleeke, vormlooze verschijning vloog
door de lucht, stil en vaag als de miat, die
by 't aanbreken van den dag, vliedt. Dat
was Oolin, de witte uil. Hij draalde even en
keek neer op den vreemdeling. Laf, wreed
en gulaig, net als Saetos zei," sprak zij in
zichzelf; vuil en een leugenaar in woord en
daad." Geluidloos ging hij ?erder.
Langzamerhand kwam er in de bloedige
droomen van den wolf een voorgevoel van
dreigend gevaar, en de vage droomplannen
van slachtingen gingen ongemerkt over in
nare harde indrukken van ijzeren tralies en
mannen met zweepen, die telkens neer
kwamen.
De wolf huilde onrustig, kroop wat ach
teruit en was plotseling klaar wakker en
deinsde terug in de struiken, zooals hij het
vroeger in zijn kooi deed als de man met de
zweep kwam.
Toen hij zag waar hij was, stond hij op en
zei: Gelukkig maar een droom."
Hij lichtte zijn kop op en huilde. Vóór de
echo van zijn stem uitgestorven was, vloog
er iets langs de maan, donker, zwaar en
groot als de schaduw des doods. Het kwam
dichter bij en de wolf kromp ineen, met
een plotselinge angst in lijn oogen, want
zy'n hart was heel bang van een somber
voorgevoel.
Hy zag, dat het een arend was, een groote
roofvogel, maar niet geketend, als de aren i
in de menagerie, die terneergeslagen in zijn
kooi zat. Deze was sterk en vurig en om
zichtig en zijn gebogen snavel leek van staal
te zijn en zijn klauwen waren als ijzeren
haken. De tanden van den wolf blinkten
helwit en zijn borstelig haar stond overeind
op zijn schouders, 't Geluid van zijn dreigende
stem trilde door de nacht, maar de arend
kwam toch dichterbij. Plaats, maakt plaats!"
Zy'n tanden klapten samen een centimeter
van Saetos' keel, want deze had met zijn
vreeselijke snavel een lange wond in de
echedbl van den wolf gemaakt, zoodat het
bloed in zy'n oogen drupte. Woedend her
haalde hij den krijgeroep der wolven Plaats,
maakt plaats l" En nu werd hij gevaarlijk.
Maar de adelaar sloeg er geen acht op, en
schoot weer op hem neer. De wolf sprong
op om den aanvaller te weren, maar kreeg
nu een slag van den snavel tusschen zijn
oogen. Nu werd hij bang en kroop lang
zamerhand achteruit.
Vrede, vogel l Ik wil geen ruzie met je
maken", zei hij, met groote angst in zijn
stem, maar de arend deed of hij het niet
hoorde. De wolf dacht aan eennauwen
hergpas, waar hij de vorige nacht langs gekomen
was en hij besloot daarheen te trekken in
de hoop er een schuilplaats te vinden.
Onwillig en onophoudelijk zich verwerend,
trok hij erheen. Eindelijk zag hij de zwarte
opening van den pas en nog een beleediging
tegen den arend roepend, sprong hij erin.
Lijkenvreter", en meteen verdween hij in
de donkerte, maar terzelfden tijd had Wilde
Kat hem bij de keel. Ze rolden over den
gronl, verwoed worstelend en nu kwam ook
Wilde Hond erbij. Vulps, met een voet op
gelicht en zy'n tanden op elkaar stond klaar
om te helpen. En Urs met vlammende oogen
en Scrofa met den kop vlak bij den grond.
Damhert stond achteraf met een heel leger
kleine vleescheters, buizaards, hermelijnen
en wezels.
Zs hebben ons niet eens noodig, zei Urg,
terwy'l Wilde Kat en Wilde Hond opstonden.
De wolf lag doodstil op den omgewoelden
grond. Hy was in een hinderlaag gelokt en
nu was hy' dood.
Zoo is het goed", zei het bevende stem
metje van Lïpus, de haa?. Gisterennacht
heeft hij vijf hazen gewurgd en twee gedood.
Het is niets als gulzigheid".
En daarom Lepus", antwoordde Wilde
Kat, , daarom is hij nu naar den Langen
Slaap. Wacht jij maar, tot ik bij jou kom!"
Het eenige antwoord was het geiuisch van
de boomkruinen en het doffe geloei van den
wind, want de haas was meteen verdwenen
om zijn leven te redden.
En dit was het einde van den vreemdeling.
_J