De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 8 augustus pagina 3

8 augustus 1909 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1676 DE AMSTERDAM M K U W K K K B f, A D VOOR N E D p] R L A N D. cholera en chronischen hongersnood niet totaal vernietigd dan zou op den gespannen toestand reeds lang een verschrikkelijke ontknooping gevolgd zijo. Hun koloniaal g«nie, dat de Engelschen nimmer verzuimen met het noodige aplomb op te kammen, is er na allerlei wanhopige pogingen nog steeds niet in geslaagd van Ierland een bloeiend rijksland te maken. De hooggeroemde hechte samenhang van de verschillende deelen van het Britsche rijk vertoont allerwege niettegenstaande de trompettende loftuitingen der gele pers, neiging tot scheuren. De Engelsehe Regee ring voelt dit zelf ook en daarom heeft men beproefd door een periodieke samen komst der koloniale gouverneurs, verbetering in de betrekkingen met het Moederland te verkrijgen. Doch reeds de eerste conferentie van dien aard is mislukt, en zij is dan ook niet herhaald, omdat de koloniale regee ringen ongeneigd z\jn de bestaande ver houdingen te -wijzigen zoolang de belangen der koloniën daartoe geen aanleiding geven. Politici of Staatslieden? "Wy, Nederlanders, zijn politiekers, geen staatslieden." Het zij zoo. Maar nu zijn wij gerechtigd op onze beurt te vragen, waarin die hooggeroemde meerd«re voortreffelijkheid der Britsche staatslieden bestaat. Welke Staatsman wordt sedert den grand old man" met eere genoemd ? De vermaardheid van een van diens grootste opvolgers bestond in diens spreekwoordelijke verstrooidheid die hem op de meest ongewenschte oogenblikken parten speelde: De schepper van de imperialistische avonturierspolitiek moordde het kleine Boerenvolk uit en liet daarbütevens zijn geheele familie aan legerleveranties schatten verdienen. Zaken zijn zaken. Doch hiermede heeft hu tevens want eer althans het profetenwoord van Bismarck bewaarheid wordt de spade in den grond gestoken voor den kuil waarin Engeland's grootheid zal begraven worden. Bedriegen de teekenen der tijden niet, dan 'staat Engeland nu reeds aan het begin van het einde van zijn gouden tijdperk. Engeland's overwegende positie in de wereldpolitiek is sedert den Boerenoorlog naar achteren gedrongen. De Vereenigde Staten, Duitschland en Japan geven thans den toon aan, terwijl Engeland zich, naast Frankrijk, met een minder op den voorgrond tredende plaats moet tevreden stellen. Leger en vloot. Deze vormen onze meest zwakke pun ten. Ons volk is van nature niet vechterig aangelegd. Maar dit neemt niet weg, dat ook hier de laatdunkende op merkingen van Fife met veel meer recht naar de Engelsehe legertoestanden kunnen worden teruggewezen. Ci e vallen van dron kenschap komen bij Tommy Atkins even goed zoo niet meer voor, en dit kan ook niet anders, waar het Engelsehe leger voor een groot deel uit het uitvaagsel der Maatschappij bestaat. (Men herinnere zich, dat kenners der Engelsehe legertoestanden . den Boerenoorlog ia dubbelen zin misdadig noemden, omdat zij voor Zuid Afrika een groote syphilis-besmetting vreesden). Dat Engeland in zijn weermacht te land niet veel vertrouwen bezit, U in de afgeloopen we ken op ondubbelzinnige wijze gebleken toen de uelfs niet eens bewezen aanwezigheid van een luchtschip boven de Engelsche kust, den trotschen Brit met een krankzinnige angst vervulde. Wat de landsverdediging stjjfde hij van schrik. Want aan den voet der Totêige heuvels in het zuiden van het dal, kwam een lans; aangehouden schreeuw, die door het hakhout heen trilde. Alle struik bewoners waren plotseling bewegingloos en stil. Alleen Wilde Kat kwam heel, heel langzaam overeind tot zijn rug zoo rond was als die van een zich voortbewegende rups. Zyn oogen gloeiden als laaiende vlammen en woest trok hij met zijn nagels stukjes bast v«n de tak. Nog eens en nog eens klonk die onheilspellende en jammerlijke kreet en Damherl's rug dampte, alsof hy uren achtervolgd was. Bij de hooidtak van mijn gewei, ik ben nog nooit eer bang geweest, nog nooit. Maar in zoo'n gevaar heb ik ook nog nooit ver keerd". Zijn neusvleugels trilden. De wind droeg een zwakke lucht aan, die allen her kenden als de lucht van den vreemdeling. Urg knorde verlicht. Hij gaat tegen den wind in, den kant op van Vulps' leger en als bij voor dien tijd niet begint met moorden, ko int hy by' de Vette Landen". En daar woont de Mensch", besloot hij veelbeteekenend. Nog tweemaal werd de stem van den vreem deling gehoord, maar telkens meer verwijderd. Toen scheen een schaduw van de takken neer te vallen; geluidloos, zooals 't vallen der duisternis. Het was Syrn, de uil. Vrede l" zei hij en zijn stem klonk als de wind, die zacht-kreunend door een rotssp'eet gaat. Een mttfiestrtal bescheen een koperen ring, die hij om zijn gevederden poot droeg. Weet jij, wie het i«, die daar in de verte in de heuvels zoo huilt"? vroeg Wilde Kat. De uil wachtte lang voor hij antwoordde. Alle struik bewoners wisten dat Syrn in zijn jeugd gevangen was en twee jaar in een kooi geleefd had. Toen was hij ontsnapt. Hij sprak nooit over die jaren van gevangenisschap, maar de ring was er een onuitwischbaar bewijsvan.Eindeljjk antwoordde hij droomerig: Eens heb ik iemand gekend, die leek op den veelbesproken?. Hij had zijn leger naast mü" Syrn bedoelde een kooi naast hem en hy werd Wolf genoemd. Hij komt uit een vreemd land en is sterker dan n der struikbewonere. Maar als Wilde Kat, Wilde Hond, de Vossen, Scrofa, Urs en de kleine vleescheters hem aanvielen, zou hij niets kunnen uitrichten. Alleen zou hij kunnen ont komen, maar dan moest Tinn, de valk hem eerst met zijn vleugels blind slaan en dan zou hij in een hinderlaag gedreven kunnen worden. In elk geval moest hij dood. Anders zullen er menschen naar de bosschen komen om hem op te sporen en dan is het met onze vrede uit". Waar blijft Saetos, de gouden arend toch? En Wilde Hond?" vroeg een haasje zenuw achtig. Da uil keek naar haar als een moe man. Verlaag jy' naar Saetos en Wilde Hond? Dan is je angst ook ni«t groot. Heeft Saetos jou of je jongen ooit ontzien? Een avond, toen Wilde Hond wegging, lichtte hij zijn kop op om naar mij te kijken en toen zat zy'n snuit voi hazenbloed, en toch vraag je, waar hij blijft I" in werkelijkheid beteekent heeft de schrij ver van An Englishman's Home" gemeend zijn landgenoot en door middel van het tooneel voor oogen te moeten stellen. *** Na dit alles blijve ons evenwel onverzwakt het verwijt treffen, dat wij een pijn lijk gebrek van eigenwaarde aan den dag leggen waar het geldt onze nationale zelf standigheid tegenover het buitenland te doen gelden. We zijn doodsbenauwd voor onze groote broers. Niettegenstaande duizenden Duitschers, die in ons land hun bestaan vinden, hier volle vrijheid genieten wordt onze landgenooten in de pruisische grensdistricten het leven zoo zuur gemaakt dat zij gedwongen worden naar Holland terug te keeren of zich te laten naturaliseeren. We houden ons bij die behandeling onzen landgenooten aangedaan, muisstil doch laat een simpel Duitschertje nu eens n haar gekrenkt worden: dan weet de Duitsche diplomatie haar plicht te doen. En dan bezitten we de driewerf ver maledijde hebbelijkheid alles wat uit het buitenland komt alleen daarom reeds a priori als superieur te erkennen. We moe ten leeren zelfbewuster te worden. In ons volk zijn alle elementen aanwezig die het geschikt maken voor een sterk ont wikkelde expansieve werkzaamheid dat voelt men in het buitenland heel goed doch we maken van onzen gunstigen aanleg geen gebruik. We kunnen niettegen staande het geringe oppervlak van ons land, een veel belangrijker positie in nemen dan thans het geval is. Daartoe behoort onze intellectueele ontwikkeling nog meer te worden opgevoerd, doch bovenal moet onze exporthandel krachtiger leven worden ingeblazen. De afdeeling handel heeft in de laatste jaren reeds zeer veel prijzenswaardigs verricht om verbetering in den toestand te verkrijgen, doch het par ticulier initiatief reageert op die aanmoe digingen niet genoeg met daden. Waar dit te weinig blijk geeft van ondernemings geest behoort de Staat, in het welbegrepen belang van ons volksbestaan practisch in te grijpen. Daarbij zal de wenschelijkheid ver rijzen ons corps consulaire ambtenaren losser te maken van hunne diplomatieke bemoe ngen en te vervormen tot een keurcorps van pioniers die als wiggen vreemde afzet gebieden binnen dringen. Is het particulier initiatief ongeneigd tot volgen (want we konden onze 5 procent eens niet maken!) dan ware te overwegen of de Regeering van haren invloed bij de Ned. Handelmaatschappij geen gebruik kan maken deze tot optreden uit te nosdigen. 1) Wanneer de Hanielmaatsehappij langs de reeds voorloopig door de consuls geëffende ?wegen, fac torijen stichtte, monsterzalen oprichtte en zich meer met den agentuur- of commissiehandel ging bezighouden, zou de om vang van ons afzetgebied aanzienlijk kunnen worden uitgebreid. Het spreekt van zelf, dat wanneer het consulaatwezen in de bedoelde richting wordt l^rvormd onze vertegen woordigers in den vreemde, landgenooten moeten zijn. Thans bestaat het corps consnlaire ambtenaren voor 23 uit vreemde lingen. Van de 600 ambtenaren, die onze handelsbelangen moeten voorstaan, zijn S50 1) Dit zou statutenwijziging noodig maken daar de operatiën der Ned. Handelmaatschappij thans beperkt blijven tot onze koloniën doch met hoeveel moeielijkheden ook gepaard gaande zy'n deze formeele bezwaren niet onoplosbaar. Dat is waar Syru", piepte Lepue, voor alle hazen antwoordende. Maar wij kennen de jachtlust van den arend en den wilden hond en daar zijn wij op verdacht. Maar van hem, dien wij daarnet hoorden huilen, weten we niets, noch van zijn slimheid noch van zijn bekwaamheid bij de jacht. Wij sijn juist zoj bang voor hem omdat we hem niet begrijpen". Zoo is het l" bevestigden de trillende knaagdieren. Wilde kat rekte zijn dikke ronde kop uit naar hun kant. Kinderen, sprak hij vleiend, en elk woord deed pijn al» een slag van zijn klauw, zijt niet bevreesd, wij zullen jullie beschermen. We zullen niet dulden, dat deze vreemdeling-Wol f met jullie doet, wat hij wil. Al zijt gij ook met velen, wij willen geen enkele van u missen." Ja, Wilde Kat, dat weten wij", zei Lepus heel nederig, terwijl hy terugkroop in de schaduw. Scrofa knorde. Hij haatte Wilde Kat om zijn nooit bevredigde bloeddorstigheid en zei: Onderhand is bij al bezig jacht te maken". Wilde Kat blies. Ben ik soms of jij zelf het Blauwe Lint", (200 noemen de struikbewoners de bliksem) dat dooden kan, sneller dan een gedachte gaat. Denk jij dat die kleine valken den wolf in een hinderlaag kunnen j igen? Heusch niet. Dat is een beter werkje voor den arend en de duiven zijn hem al aan 't zoek m in het Noorden. Dan hebben we voor dezen avond alles besproken. Laten Scrofa, Vulps en Urs zorgen, bij 't opkomen van da volgende maan weer in het Dal te zijn en de bruizerds en wezels ook en Damhert, die we misschien ook noodig hebben. En nu, weg met de hangen l" Nauwelijks had Wilde Kat gesproken, of al 't kleine struikenvolkje was verdwenen en alleen 't uitstervende geluid van hun snelle vlucht werd neg gehoord. Het is heusch voor jou. Daarvoor heb ik hem gedood, Uil,"zei Damhert met nalruk, opkijkend naar de gier, die met gestreken vleugels door de lucht dreef en nu plotseling stopte. Hij bleef bewegingloos op dezelfde plaats en staarde naar een dood konijntje, dat voor het hert lag. Het was iets heel nieuws, dat Damhert met n trap de schedel van een van Uln's volkje verbrijzelde en den Uil riep om er van te komen smullen. Dat moest een valstrik zijn; dat kon niet anders. Maar Uil had alles gezien: hoe het konijn aan 't knagen was en niets merkte van 't naderen van Damhert, de plotselinge bliksem. snelle trap van Damhert, dia 't konijn dadelijk doodde, en toen was Uil neergezakt tot een meter boven Damhert's gewei. Het was zoo iets ongewooris, dat het niets anders zijn kon dan een nieuw soort van lokmiddel. Dat zei Uil telkens en telkens weer tegen zichzelf, terwy'l hij bleef kijken, behoedzaam f B. nieuwsgierig. Damhert keek op met een zachten blik in zijn oogen. Ik zal je heusch geen kwaad doen Uil. Ik heb dit konijn voor jou gedood, hoewel ik er nooit eer een aangeraakt heb. nota bene niet eens onze taal machtig. Dat deze toestand voor een land dat zijn in vloedssfeer naar buiten zooveel mogelijk moet uitbreiden, hoogst onwenschelijk is, behoeft niet in den breede te worden uiteen gezet. De offisieele vertegenwoordigers van ons land behooren de middelpunten te zijn van vereenigingen van Hollanders in den vreemde, opdat de banden tusschen hen en het vaderland niet verslappen, doch versterkt worden. De Regeering behoort de vorming van dergelijke vereenigingen krachtig aan te moedigen en zoo noodig finantieel te steunen. Het is van het grootste gewicht dat onze landgenooten zich overal hun nationaliteit bewust zijn en in geregeld contact met hunne stamverwanten blijven. Het is duidelijk, dat vreemdelingen voor het innemen van een zoo belangrijken post als rageeringsvertegenwoordiger, minder ge schikt moeten worden geacht. En dat we niettemin den bestaanden ongewenschten toestand jaar op jaar bestendigen, valt ons ernstig te laken. Wanneer het buitenland ons al ons plichtverzuim in dit opzicht voor de voeten werpt, hebben we daartegen weinig in te brengen, we hebben veeleer met die critiek ons voordeel te doen. Doch toeristende zedemeesters van het kaliber van Hamilton Pife behooren de ooren te wor den gewasschen en te worden verwezen naar de kletstafel van hun club. Vooral Brittanniëzij in dezen tijd het Bijbelwoord indachtig: Wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle." Gron., 30 Juli '09. Tn. C. QEUDEKER. Bekentenissen, door HANS MARTIN*. Rot terdam, W. L. & J. Brusse. 1908. Hij stond er, met zijn stil gezicht starende in het schemerlicht alsof hy daar wat zag: 't Was maar een oude herinnering te midden van wat windgezmg door fijn, dor takgerag. Hier hebt gy, waarde lezer, de dichter Hans Martin op zijn best. Bekentenissen" noemt hij zy'n bundel en die titel is juist gekozen, 't bewijst met hoeveel ernst en goeden wil hij er naar streeft om waar te zijn. Die ernst en die goede wil wordt men telfcens gewaar en daarom is het zoo jammer dat de illusie, muzikale liederen te hooren, verbroken wordt door de vele foutachtige regels, die stroef den gang versperren van 't zingende verg. Nu weet ik wel, dat de stem die verzen zegt, veel kan goed maken, maar dat inslik ken van lettergrepen en dat leggen van bizondere klemtoon wordt op den duur ver moeiend. Zoo staat bijvoorbeeld op pag. 15: Maar eens, als in een welgewy'de stonde al die droomen en klanken zijn gevonden, de maat, de eenvoudige maat van dien t weeden regel moet natuurlijk zijn: Maar eens als in een welgewijde stonde die dr oomen en die klanken zij n gevonden, In Droomen" o? blz. 30 wordt de Melodie Ik dacht dat jij altijd honger had," drong hij aan. Ik heb verstand van honger," antwoordde de gier met zijn scherpen stem, maar waarom doe je dat voor mij ? Het is een val." Heusch niet Uil. Maar ik heb je noodig om je oogen. Wil je eens voor uiij naar boven vliegen T' Ik ben in groote onrust over een indringer, die volgens Syru, Wolf heet. Van uit de hoogte, zou jij kunnen zien, waar hij z'ch bevindt. Dat is alles en kijk dan meteen eens of Saetos de adelaar er al aankomt. En daarvoor geef ik je het konijn. Ik zal niet naderbij komen." Goed, blijft daar dan maar, dan zal ik gaan kijken," zei de gier en steeg omhoog. Damhert ging op een zonnig plekje liggen. Hij was erg zenuwachtig en bang. Deze angst was iets onbekends voor hem en het ver nederde en kleineerde hem. Hij wachtte geruimen tijd, terwijl een leger roode mieren op het konijn afkwam. Toen kwam uil nederdalen. Wolf want de uil heeft gelijk gehad ligt te slapen in de hei aan den rand van 't moeras by Vulps' leger. Hy moet gister avond hevig aan 't mcorden geweest zijn, want hij slaapt als Scrofa in het slijk. Den arend heb is. niet gezien. Maar hij kan ieder oogenblik komen." Uil wierp een bloedig stukje vacht over zijn schouder want hij komt snel als de wind." Het hert schudde zijn kop. Ik ga nog weg tot de maan opkomt. Maar zou je nog n keer op willen vliegen, uil? Het is een rustig gevoel, als ik weet, dat de adelaar er is." De gier klokte en stak nog eens zijn ge bogen snavel diep in het warme vleesch van 't konijn. Ik zal nog n keer gaan, omdat gij dit voor mij gedood hebt." Maar hij was nog geen vijftig meter gestegen, toen hij weer daalde. Wilde Hond loopt bij de Kleine Heuvels en hij ziet er sterker en woester uit dan ooit en hy is zoo dik zy'n tong hangt uit zijn bek." Vertel hem even, wat er vanavond be sproken is," zai Damhert, en de gier vloog weg en verdween met sierlijke, zwevende bewegingen over de dennen kruinen naar de Kleine Heuvel?. Terwijl Damhert op zijn terugkeer wachtte, keek bij op naar den stand van de zon en plotseling sprong hij op, want vlakby' de verblindende zag hij Sae'.os, den grooten, trotgchen, gouden arend, die met vasten, sterken vleugelslag naar het dal, kwam gevlogen. Volle drie meter legde hy' bij elke vleugelslag af en damhert keek bewonderend naar zijn prachtige vlucht. Ik heb het wilde hond verteld en Saetos is in aantocht," riep nu de gier en damhert's neusvleugels spalkten zich open. Ik weet het. Goeieu dag!" antwoordde hij en snelde weg z)o vlug hij kon. Luid-gapend werd de ontsnapte wolf den volgenden avond wakker. Hij krabde zyn schouders en schudde zijn kop. verbroken in het laatste complet. Het begin luidt aldus : Er klonk eens door de nacht een woord dat ik vergat en 'k wist niet wat mijn leven had verstoord. dit couplet is tenminste zuiver, maar in den tweeden regel van het volgend rhythusdansje is een voet te weinig: Nu staar ik al heel lang zoo stil door de nacht, en wacht, en wacht of het weer komen wil. De melodie verlangt: Nu staar ik al heel lang zoo. stil stil door de nacht . , . enz. Ik geef deze dingen niet aan om den heer Marlin onaangenaam te zijn, integendeel ik meen er hem een dienst mee te bewijzen. Hém ontbreekt nog wat oefening in het luisteren; door zijn gehoor, zijn muzikaal gehoor te verfijnen zal hij er toe kunnen komen liedjes te schrijven waaraan niets ontbreekt. Hij moet leeren vermijden ge dachten neer te echrij ven die beter in gewoon proza gezegd kunnen worden. Niet alles wat rijmt of wat op maat staat is poëde. Al wat ik in mijn droomen droom al wat ik in mijn wezen voel als mooi en sterk en goed dat kan geen mensch me ontrooven. Daar zal ik altijd even vroom, rechtgaande naar dat ene doel waar dl voor wijken moet, standvastig in gelooven. In dit gedicht springt telkens de derde regel te fel naar voren, 'c geheel geeft geen 40 cents per regel. BOUWT te NUNSPEET. Inlichtingen by het bouwbureau &.rti", aldaar. C. H. VAN DER VELÜEX, Fa. C. M. BOSCH, Hoflnw. KALYERSTRA.AT 153-155, Amsterdam. Tel 2045. Piano-, Orgel- en Koziekhandel Meyroos <te alshoven, ARNHEM, KONINGSPLEIN. VLEUGELS en PIANO'S in Koop en in Huur. EEPAEEEREN STEMMEN BUILEN. O Verkrygbaar bij: HIRSCH & Cie., Hofl., Leidscheplein. ADRIAAN SCHAKEL, Hofl., Heiligenweg. II. MEYER, Hofl., Koningsplein. Mag. KEIZERSHOF, Nieuwendijk. C. NIEUWENKAMP KOTTING & ZOON, Galerij 29. Kleeding-Mag. M. DE KONING, Batavis. Winkel-Maatsehappij, EIGEN HULP, Batavia. Verdere adressen onzer contractanten ver strekken gaarne VALTON & ZONEN, A'dam. Stokpaardiesfr/;"*;.?:.,?'?? J ;? _^BERGIVIANN & C 9 r^-?^_ _ - RADEBEUL-DRESDEN ^ - "?f maakt uw PUIO zu»,>er, en zacnt Tet isupfiig ins^t.e rose, ver^lindena^^^onne temt, "%- ^ '~^_ ^~T^.?~__ C Verdrijft zomersptoeten, puisten enz en s. e veide-e hi.idonre.'nneden. Verkrijgbaar \ ._.-?_ ' .-^;.;..- -__^ a 50 cent per Stuk bij fipotiiekers, drtgisten, en ccifieurs. f-?^.... _? Koopt UITSLUITEND BOTER ONDER RIJKSCONTROLE. De STAAT GARANDEERT U een ONVERVAI,S?HT product. Boterhaiidel Z UI D I, AREN", REGULIERSGRACHT 27, TELEFOON 8935. Het is haast tijd om op jacht te gaan en ik heb nog niet eens honger." Zijn warme tocg ging heen en weer over z'jn zwarte lippen. Hij keek eens naar den zon over een dikke struik hei met oogen die nog zwaar en suf van slaap waren. Uit het zuidwesten woei een zacht koeltje over de hei en de wolf gaa te nog eens heerlijk uit. Niets schijnt nog te bewegen. Ik ga nog maar een uurtje slapen," Hij snoof den wied nog eens open ging toen voldaan weer liggen. Een week van te voren liep deze gebrekkige verschoppeling nog in een vuile kooi rusteloos heen en weer en keek met treurige oogen nar de toeschou wers, die voor de tralies stonden. Maar hij was ontvlucht en voelde zich nn goed door voed en door de ruime vangst van den vorigen avond was hij lui en goed gestemd. Het geheelde maar een haar of ik had het hert gevangen, dat gr., ote hert. Als dat konijn maar niet in den weg gekomen was." Het magere, grauwe beest huilde even in zijn slaap en bewoog zich onrustig. Lang/.smerhand verbleekte het rood aan de lucht en de staalkleur verinderde in diep blauw. Een vlucht spreeuwen vloog over den wolf heen, zoodat hij, door het geluid opge schrikt, naar boven keek. Later hoorde hij nog da stem van een eend, die door het half duister naar het moeras terugkeerde. De duisternis ging stil en geluidloos weg, om plaats te maken voor de nacht en de wolf sliep onder een heidestruik, den zwaren slaap van Scrofa, het varken. Heel zachtjes goot de nacht haar duisternis uit in kleine golfjes over de sidderende hei struiken en voor de struikbewoners kwam met 't vallen der duisternis het bewustzijn, dat zij zich nu spoedig zouden moeten klaar maken voor hun aanval. Eén ster was al ver schenen en leek daarna weer weg te gaan om terug te keeren met vele makkers tot eindelyk een heel leger van lichtjes aan den fcemel stond. En ook de maan kwam maar de wolf sliep den diepen slaap van den gulzigaard en droomde van moorden en het zich te goed doen aan vleescb. Een bleeke, vormlooze verschijning vloog door de lucht, stil en vaag als de miat, die by 't aanbreken van den dag, vliedt. Dat was Oolin, de witte uil. Hij draalde even en keek neer op den vreemdeling. Laf, wreed en gulaig, net als Saetos zei," sprak zij in zichzelf; vuil en een leugenaar in woord en daad." Geluidloos ging hij ?erder. Langzamerhand kwam er in de bloedige droomen van den wolf een voorgevoel van dreigend gevaar, en de vage droomplannen van slachtingen gingen ongemerkt over in nare harde indrukken van ijzeren tralies en mannen met zweepen, die telkens neer kwamen. De wolf huilde onrustig, kroop wat ach teruit en was plotseling klaar wakker en deinsde terug in de struiken, zooals hij het vroeger in zijn kooi deed als de man met de zweep kwam. Toen hij zag waar hij was, stond hij op en zei: Gelukkig maar een droom." Hij lichtte zijn kop op en huilde. Vóór de echo van zijn stem uitgestorven was, vloog er iets langs de maan, donker, zwaar en groot als de schaduw des doods. Het kwam dichter bij en de wolf kromp ineen, met een plotselinge angst in lijn oogen, want zy'n hart was heel bang van een somber voorgevoel. Hy zag, dat het een arend was, een groote roofvogel, maar niet geketend, als de aren i in de menagerie, die terneergeslagen in zijn kooi zat. Deze was sterk en vurig en om zichtig en zijn gebogen snavel leek van staal te zijn en zijn klauwen waren als ijzeren haken. De tanden van den wolf blinkten helwit en zijn borstelig haar stond overeind op zijn schouders, 't Geluid van zijn dreigende stem trilde door de nacht, maar de arend kwam toch dichterbij. Plaats, maakt plaats!" Zy'n tanden klapten samen een centimeter van Saetos' keel, want deze had met zijn vreeselijke snavel een lange wond in de echedbl van den wolf gemaakt, zoodat het bloed in zy'n oogen drupte. Woedend her haalde hij den krijgeroep der wolven Plaats, maakt plaats l" En nu werd hij gevaarlijk. Maar de adelaar sloeg er geen acht op, en schoot weer op hem neer. De wolf sprong op om den aanvaller te weren, maar kreeg nu een slag van den snavel tusschen zijn oogen. Nu werd hij bang en kroop lang zamerhand achteruit. Vrede, vogel l Ik wil geen ruzie met je maken", zei hij, met groote angst in zijn stem, maar de arend deed of hij het niet hoorde. De wolf dacht aan eennauwen hergpas, waar hij de vorige nacht langs gekomen was en hij besloot daarheen te trekken in de hoop er een schuilplaats te vinden. Onwillig en onophoudelijk zich verwerend, trok hij erheen. Eindelijk zag hij de zwarte opening van den pas en nog een beleediging tegen den arend roepend, sprong hij erin. Lijkenvreter", en meteen verdween hij in de donkerte, maar terzelfden tijd had Wilde Kat hem bij de keel. Ze rolden over den gronl, verwoed worstelend en nu kwam ook Wilde Hond erbij. Vulps, met een voet op gelicht en zy'n tanden op elkaar stond klaar om te helpen. En Urs met vlammende oogen en Scrofa met den kop vlak bij den grond. Damhert stond achteraf met een heel leger kleine vleescheters, buizaards, hermelijnen en wezels. Zs hebben ons niet eens noodig, zei Urg, terwy'l Wilde Kat en Wilde Hond opstonden. De wolf lag doodstil op den omgewoelden grond. Hy was in een hinderlaag gelokt en nu was hy' dood. Zoo is het goed", zei het bevende stem metje van Lïpus, de haa?. Gisterennacht heeft hij vijf hazen gewurgd en twee gedood. Het is niets als gulzigheid". En daarom Lepus", antwoordde Wilde Kat, , daarom is hij nu naar den Langen Slaap. Wacht jij maar, tot ik bij jou kom!" Het eenige antwoord was het geiuisch van de boomkruinen en het doffe geloei van den wind, want de haas was meteen verdwenen om zijn leven te redden. En dit was het einde van den vreemdeling. _J

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl