De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 8 augustus pagina 6

8 augustus 1909 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

D-E AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1G76 1. Emerson'a hals, gelegen aan den weg naar Boston. 2 Emerson's studeerkamer. 3. Walden Pond, waarbij Thoreau's hut stond. Concord. Een bezoek aan Emerson"1 s huis. De trein stopt in Concord, Mass. Als ik langs het station gaand het dorp bin nenstap hier in Amerika zijn we in 't land waar yeiligheids- en maatschap pelijke afscheidingen sporadisch voor komen en de trein met landelijk klok gelui wegrijdt, kan ik me nauwelijks voor stellen in Amerika te zijn. De rommelige herrie van het Amerikaansche stadsleven, die ook ia Boston heerscht, het intellectueel middenpunt , dwarrelt nog voor mijn oogen en klinkt in mijn ooren. Doch hier in Concord is alles vrede en rust; breede dorpswegen, met boomen bezet; een traag over den weg gaande kar; een blootshoofds fietsende jongen dan even een voorbij snorrende auto met toerende Boston-menschen en alles is weer kalm. * Op het dorpsplein staan eenige witte puriteinsch-eenvoudige kerkjes tusschen de hooge fijn-nittakkénde iepen, bijeen. De Colonial Juu", het eenige hotel, is een oud laag huis met veranda, en denooitmankeerende schommelstoelen, waarvan Max Orell geestig opmerkte, dat de Amerikaan er zelfs uitrustend behoefte aan heeft, opdat hij toch maar vooral in actie zij. Bij den schouw gezeten, spreek ik met een oud Concord-man. Of hij Emerson gekend had P Eiken dag zag hij hem: fine old gentleman!" Eiken dag sprak hij met hem. "Waarover P Well, I said: _Nice morning, Mr. Emerson!" Yes, Mr. Grigg, a fine day". Eens had hij een boodschap voor Mr. Emerson mogen .doen, in Boston. Of dat geen eer was P Wacht hu zou me een boek laten zien, over Mr. Emerson.... De hotelhouder heeft ook een duit in 't zakje te doen, hij wijst me op de kaart de merkwaardige punten aan : het stand beeld van de Minnte Men", de Ooncordbridge", de huizen van de verschillende Nieuw-E ngeland-schrij vers. Want Concord is niet alleen een plaats van belang in de Amerikaansche literatuur, doch ook in de geschiedenis: hier vielen de eerste scho ten van den onafhankelijksheidsoorlog. En zoo komen er jaarlijks talrijke patriotische Yankees en talrijke andere be zoekers, aangetrokken door de herin nering aan die kleine groep NieuwEngeland-schrijvers en -dichters, die zulk een hoog moreel leven leidden : plain living and high thinking". Daar waren Emerson, "Wendell Holmes, Hawthorne, Thoreau, Louise Alcot, en dichtbij Whittier, Longfellow. Zelden was er. zulk een groep uitge lezen geesten bijeen. De Elisabethans, Samuel Johnson en zijn trawanten, vormen ontegenzeggelijk een echitterende constellatie in de Engelsche literatuurgeschiedenis, doch zij leefden niet dit schoone moreele leven; niet on-moreel waren zij, doch non-moreel. Welk een vrije, frissche geest woei er in Emerson's tijd in dit deel van Amerika! Het was de bloem van het Puritanisme, de reine innerlijke emancipatie, die de idealistische philosophie: het transcendentalisme predikte (of liever verkondigde" predikte" doet juist hier te veel aan den kansel denken.) * * Het is laat in den middag. Den weg volgend, die mij aange wezen is, zie ik weldra een groep hooge pijnboomen [bijeen, en daartusschen schemert het witte huis van Emerson (foto 4.) Ik heb een gevoel, als dat wat Thoreau de kluizenaar, die twee jaar in een zelfgemaakte hut bij den vijver Walden leefde uitdrukt, door te zeggen, dat hij in de natuur, om zijn eigen voetstappen niet te hopren, steeds in het gras of in het mos liep. Het hekje openmakend loop ik over het met witte marmersteenen belegd voetpad naar de voordeur en bel aan. Aan weerszijden staan twee perzik boompjes, die uitloopen, doch nog niet bloeien. Twee dames, vriendinnen van de dochter van Emerson, die eerst een paar maanden geleden stierf Dear Miss Ellen" werd ze in het dorp genoemd en zooveel in uiterlijk en innerlijk op haren vader geleek, bewonen het huis en laten het den bezoekers zien. Stel u Emerson's Study niet voor als een hoog vertrek met bestofte folianten en zware gordijnen. Het is een lichte, lage voorkamer (foto 2) met vroolijk gebloemd behangsel, twee ramen aan den weg, met een oude rustbank er tusschen, een raam op zij, terwijl men aan weerszijden van den lagen zwartmarmeren schoorsteenmantel, waar boven een Madonna van Rafaël hangt, door twee deuropeningen in deaangren4. Emerson's huis, van terzijde gezien. zende kamer ziet, Een ronde tafel staat in 't midden,daarvoor een ouderwetsche schommelstoel met hooge rugleuning van uitge bogen spijltjes, een inktkoker en blotter, een paar ganze-pennen, en een rekje met boeken op de tafel. Langs de eene zijwand boekenplanken tot aan de zoldering, door loopend door de deuropening in de aan grenzende kamer, vol oude boeken. Och, het zijn geen belangrijke dingen, 't is een kamer zooals er wel andere zijn, doch 't geeft, wie Emerson liefheeft, zoo'n ontroerende gewaarwording dit alles te zien: al die voorwerpen, die hem omring den, die hij in handen had, waar hij zijn blik op liet rusten, nadenkend bij het schrijven van zijn nobele essays, die zulk een bemoedigende,mannelij ke taal spreken Alles is sedert zijn dood onveran derd gelaten, nu reeds meer dan 20 jaar geleden; het kalendertje naast den schoorsteen toont het blaadje van de maand April 1883 hij stierf op den 27sten. Er boven hangt een por tret van Knox, dat Carlyle hem gaf en het eenige dat hij Carlyle dacht, dat goed was, zooals hij er zelf onder geschreven heeft. Herinne ringen aan Carlyle treft men overal, aan; men toont een dik boek: Dante, met eea inscriptie aan Emerson van Carlyle. In de parlor" hangt een schilderij, dat aan den achterkant een dedicatie van Carlyle aan Mrs. Emerson draagt. In de eetkamer is een klein portretje van Carlyle-zelf, als jonge man; een mooi fiink gezicht zoo geheel j verschillend van dat, waar hij met ihet verwilderde grijze hoofd, tegen den muur op een stoel zit, en dat men gewoonlijk ziet (het werk van Whistler). * * * 's Avonds. Een enkele ster in den nog blauwen hemel. Ik dwaal rond op het kerkhof Sleepy Hollow." Ik zag geen tweede kerkhof als dit. Geen Campo Santo" is het met grootsche monumenten en praalgraven met bazuinende engelen. Tusschen de met pijnboomen begroeide heuvels, waar van de toppen langzaam heen en weer wuiven, liggen de eenvoudige grafsteenen van de Pilgrim-fathers. Langs de zandwegen daartusschen-door wande lend, kom ik aan den top van een heuvel. Voor me ligt een kleine valei (foto 7); aan de andere zijde strekt zich een lange heuvelrug uit. Zwart staan de stammen tegen de bleeke avondlucht. Daar, op die hill-top hearsed with pines"! iggen de gra ven van Emerson, Thoreau, Hawthorne, Louiso Alcot e. a. Een koude wind waait tusschen de hooge pijnboomen. Simpel en zwaar staat het ruwe, ongehouwen rots blok van Emerson's graf. De bronzen plaat draagt het grafschrift: The passive Master lent his hand, To the vast Soul that o'er him planned." Men had geen betere regels uit zijn gedichten kunnen kiezen; zij stemmen zoo geheel met Emerson overeen! Zeker zijn ze beter dan die welke boven Shakespeare's graf ge schreven staan! Dicht bij is Aunt Mary Moody Emerson begraven, de begaafde vrouw, die zulk een invloed bij zijne op voeding had. She gave high Counsels"... Den volgenden morgen Zondag bij' Walden Pond in het bosch zittend, waar Emerson in zijn gedicht: Goodbye, proud world, I'm going home," van schreef: O, when I am safe in my «ylvan home, I tread on the piide of Greece and Rome; And when I am stretched beneath the pines, Wheie the eveningstar eo holy shines, I laugh at the lore and the pride of man, At tbe Bopbist schools, and the learned clan; For what are they all, in their high conceit, When man iu the bush with G A may meet?" Daar komt mij Mr.Ed ward W. Emerson in zijn brikje tegen en noodigt me uit op den bok te klimmen. Het is een grijzig, veerkrachtig oud heertje, over de zestig, hetgeen bij eerste ontmoeting, als men zich hem, door het idee zoon" misleid, een dertig jaar jonger heeft ge waand, een eenigszins verrassenden indruk maakt. HU toert met me rond, toont me bij den vijver Walden-pond, waarin Emerson 's zomers met zijn kinderen zwom en waarop hij 's winters schaatsenreed, de steenhoop waar Thoreau's hut stond. ledere bezoeker wordt verondersteld er n steen aan toe te voegen. Mr. Emerson laat me de mooie plekjes in de bosschen zien, waar zijns vaders eigenlijke Study" was: Mij book should smell of pines and resound with the hum of insects." Dan keeren we nog even naar het huis terug, waar ik eenige foto's neem. Mr. Emerson schuift met vlugge bewegingen den stoel op zij naast de tafel, naar den haard gekeerd; zoo zat zij n vader te werken met zijn voeten naar het vuur (?my father was very cold"), den blotter op zijne knieën. Hij laat me nog eenige boeken zien, o.a. de Essays van Montaigne met diens portret, waarvan Emerson schreef: It seemed to me, as if I had myself written the book, in same former life, so sincerely it spoke to my thought and experience." Dan stijgen we weer in het brikje en rijden langs de Boston Road naar de Colonial Jun" terug, terwijl Mr. Emerson me vertelt hoe goed de ligging van het huis was, aan den weg naar Boston, als zijn vader een lezing in Boston moest hou den kon hij just jump into the mailcoch." J. MEES. 6. Walden Pond. Da Bteenhoop daidt de plek aan, waar Thoreau's hut stond. Emerson'd graf. Het rotsblok is een ruw gehouwen blok van licht-roode kwarts. 7. Sleepy Hollow kerkhof, waar Emerson, Thoreau, Louise Alcott e. a. begraven liggen. mjiimmiiiiliiiiiumiim iiiiiiiinttiil Het benieiiwezen in RuM, In de vorige maand kon men in de N. E. Crt. de byna ongeloofelijke geschie denis lezen van een Twentschen houthan delaar, die, met nog een aantal anderen, in Russisch-Polen in handen was gevallen van een Russische rooversbende, die, zich schuil 'houdende in een groot bosch, de voorbij trekkenden eenvoudig uitplunderde, en zoo nood i g vermoordde. Inderdaad is het bendenwezen in het land van deu Ozaar, hetwelk thans weer in de moderne staatkunde zijn gewichtige en aanzienlijke rol gaat vervullen en zijn hoofd uitzendt om, wie weet, stemming te maken voor nieuwe leeningen, en in elk geval eenige nieuwe sympathie voor de Regeering in dat ongelukkige, reusachtige land te wekken, nog een der ergste schanden die er op het land rusten; vormt daardoor zelfs de verbindingsschakel met de barbaarsohe aziatische staten, en toont daar mee, welk een ongeloofelijke, en voor Europa toch eigenlijk onduldbare anarchie en nog altijd heerscht in het binnenlandsch bestuur. In een der Duitsche bladen vond ik toe vallig nog _de volgende mededeelingon en beschouwingen daaromtrent, die, voooral nu de Czaar zich opmaakt om zijn luister rijke rondreis te doen, wel waard zijo, ge publiceerd te worden. Het bandietenwezen ontwikkelt zich in den laatsten tijd tot een vreeselijke landpl'aag. Geen menscb. is meer zeker, op zeke ren dag niet op de openbare straat te worden aangevallen. In een der industrie steden bewegen zich b.v. voortdurend kleine groepen van roovers, die de meest brutale plunderingen bedrijven. Dat handwerk wordt in den regel aldus afgespeeld. Eenige gewapenden houden plotseling den voorbij ganger aan, van wien ze weten of vermoe den dat hij waarden draagt, en dan is het eerste parool: de revolvers voor den dag en geroep van: ruhi wer!" (?Handen om hoog!") Dan wordt met groote snelheid de aangehoudene doorzocht, alles wat hij aan waarde heeft, wordt hem ontnomen, eenige re vol verschot en knallen, en... te midden van het tumult, kruitdamp en stof verdwij nen dan de roovers. als booze geesten in een rookkolom. Op dezelfde wijze worden dagelijks bureau's, winkels enz. geplunderd. Zelfs de geld-transporten van de post, die steeds door zwaar gewapende, bereden manschappen begeleid worden, zien zich meermalen tegenover vermetele rooyers geplaatst, midden op straat by klaarlichten dag. De arm van de Russische gerechtigheid slaat flink toe, maar... is slechts kort. Een patrouille soldaten, die voorbijkomt, ziet een aanval door de roovers gebeuren, rukt snel nader, legt de karabijnen of geweren aan, en de wapens branden los. Een of twee salvo's. De menigte op straat stoot kreten uit van schrik, en vlucht als een troep kippen alle kanten heen. Wanneer de kruitdamp is opgetrokken, liggen ge woonlijk eanigen zieltogend her en der. Bandieten ? Wel neen, voorbijgangers, kin deren dikwijls, of vrouwen die niet snel genoeg konden vluchten. Van de bandieten was geen spoor te vinden," aldus kan men eiken dag weer in de bladen lezen, maar om nu toch niet geheel zonder buit te zijn, worden dan niet zelden eenige politiekveroordeelden tot bandieten" verklaard, berecht, en natuurlijk opgehangen. Men mag waarlijk al verheugd zijn, wanneer men, als politiek veroordeelde, dat lot ontsnapt. De rijke burgerij is wanhopend over dit bandietenwezen. De fabrikanten eener in dustriestad boden den gouverneur een half millioen aan om de politie grondig te her vormen en voldoende in te richten. En zoodra de gouverneur het geld ontvangen had, verklaarde hij, dat men thans zonder eenige angst zelfs een geldbundel midden op straat zo» kunnen leggen. Zelfs de ar beiders-organisaties werden verboden, onder voorgeven dat het ging tegen het bendenwezen Welnu de arbeiders-organisaties heeft de gouverneur kunnen onderdrukken; maar... het bendenwezen, de etraat-rooverij, aller minst. De oorzaak er van zit in den door en door rotten economischen en politieken toe stand van het land, op wier lichaam de roo ver bende a groeien als zweren op een lichaam dat aan een ziekte lijdt, en waarop het kunstmatig in 't leven gehouden abso lutisme welig tiert Het absolutisme uit zich zelf, uit eigen krachten, leeft niet meer; het is nog slechts op den troon vastge bonden, door hen die er belang bij hebben; de bureaukratie en het jonkerdom. De markt voor de Russische industrie is bijna uitsluitend Rusland zelf. De concur rentie met de industrieën in andere landen kan de Russische onmogelijk volhouden, door de houding der Regeering is haar alle energie ontnomen. De binnenlandsche markt is haar door hooge invoerrechten verzekerd, en de uitvoer interesseert haar slechts in zooverre, als er uitvoer-premiën te be halen zijn... Maar de Russische binnenlandsche markt is niet meer voor opname of uitbreiding in staat. De boerenbevolking, die immers ver reweg het grootste deel der bevolking uit maakt, lijdt chronisch honger, en zonder ingrijpende veranderingen in het beheer en de verhouding tot het buitenland, veranderingen echter waartoe het absolu tisme van thans eenvoudig niet meer in staat is, kan die toestand niet meer gezond worden. De industrie en de landbouw lijden daardoor onder een chrqnischen crisis. De werkeloosheid is verschrikkelijk, en uit deze is het wellicht te verklaren, dat hier en daar werklieden naar de wapens grijpen. En evenzoo vormen tot wanhoop gebrachte boeren hier en daar rooverbenden. Eenerzijds zjn het dus de volkomen rotte toestanden des lands, die het aan een groot deel der bevolking onmogelijk maken, zich een eerlijk stuk brood te verdienen, ander zijds is het roovershandwerk in Rusland nóg al licht en loonend. De bekende Tschinorniks" hebben er waarlijk geen reden voor, den Staat hun leven te offeren in den strijd met de roovers. Eenerzijds zijn hun salarissen zóó laag, dat zich daarvoor waarlijk niet de beste elementen uit de volksklasse aanbieden; anderzijds verschaf fen zich deze dienaren van de justitie en politie ook alle mogelijke, en ook op deze wijze bijverdiensten. Niet zelden maken ze liever gemeene zaak met een handigen dief, dan hen aan 't gerecht over te leveren. Door deze omstandigheden is voor de bandieten het gevaar, gearresteerd en aan 't gerecht overgeleverd te worden, betrek kelijk gering. En gelijk steeds in zulke avontuurlijke aangelegenheden het geval is: een aantal jonge lieden voelt zich, dóór het avon tuurlijke van dit bestaan, er toe aange trokken, voegen zich bij de benden als leerlingen, en groeien er in op. Alles te samen is het de onmacht der Regeering, het bankroet van het geheele rotte, bureaucratische systeem, hetwelk in het bandietenwezen zijn meest drastische uiting vindt. Zoolang déze blijft heerschen, zoolang ook zal ia Rusland het bandieten wezen voortduren, niet slechts tot schande van Rusland, maar tot schande ook van geheel Europa. S.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl