De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 8 augustus pagina 7

8 augustus 1909 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1-676 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. De heer Lefèbvre mat zy°n vliegmachine op het t er rei a bij den Haag. Een Vliegtocht van . LEFÈBVRE, Voor een week zoowat zag ik in Le Matin gelijk wellicht meerdere lezers van dit blad «en photó van zeker een der mooiste tafereelen nit de geschiedenis der aviatiek, van liet oogenbij k, toen Blériot van Calais te Dovres aankwam. Tot de kin gehuld in een wollen reiskap ziet hu lachend terug naar den afgelegden weg over het Kanaal. Achter hem ligt zijn aeroplane ala een trouw, gehoorzaam dier. En, naast hem bevindt zich Fontaine, redac teur van genoemde courant, die deFraneche Vlag omklemt, waarmee hy zoo pas dien ver over aar van de luchtzee had toegezwaaid om in zijn nabijheid, die van een landgenoot neer te dalen, 't Was een aanblik als uit het «lot van een roman van Jules Verne: een held, die door een wonder van natuurwetenschap en techniek, door moed en koelbloedigheid het doel van zjjn tocht bereikt. La victoirel Ik had al zooveel aeroplanes en luchtschepen afgebeeld gezien op illustraties, zelfa door den cinematograaf den aanvang van . Santos-Dumonts eersten tocht om den Ei Hel leren, dat ik er sterk naar verlangde er toch eens een persoonlijken indruk van op te ?doen. B|j heldere lucht maar bedekt met .witte wolken, wier buiken grauw waren van jwaterdamp, en met de beste hoop, dat, het goed weer zou blijven, gleed ik pp de tram naar. het Centraal Station. Kaartje genomen, ingestapt, een blik langs het perron, tamelijk druk, wanühet was Zondagmiddag. Met een langen, vollen trein stoomden de reizigers het IJ langs, den weibekenden weg op van .Amsterdam naar den Haag. De velden achter ?de vaart naar Haarlem zwaaiden voorbij nog altijd ónder de zonnige, blauwe lucht, die in de richting naar het Zuidwesten hetzelfde bleef. .Dan volgden de geeatgronden achter 4e du'inen met reclame-borden van bloem bollen-kweekers vlak by- de lijn, Leiden met -de uitspanning: De Vink aan den Ry'n met feq'n kalkovens en molens aan den oever en de statige partijen van bosch en wei : donkergroen en gondgroen der landgoe deren op het laatste deel van dit traject; «indelrjk kwam het Haagache Bosch in het richt met de huizen van de nieuwe wijk daarvóór in aanbouw, de laan van Nieuw Oosteinde, de lyn van de stoomtram, die onder den spoorweg door naar Voorburg kromt, de electrische baan, die met een bocht bij de rails van de Hollandsche aan sluit, de viaduct over de Staatspoor, bij den K'jswykachen weg, die langzamerhand . door twee reeksen huizen begrensd wordt, de gas fabriek... de stationtkap welft al over de waggons: Haag l Uitstappen. Dan op een drafje naar de stoomtrein voor Wassenaar. In 't voorbijgaan kon ik nog de prachtige waggons bewonderen van de electrische lijn iljtterdam?Scheveningen, de onderhelft geel, de bövendeelen groen geschilderd. Weer de zelfde bocht langs, die de vorige trein pas seerde. Nu begon het een pleiziertocht te worden, want een muzikant, wiens vrouw geld ophaalde, speelde op een guitaar vrooly'ke wjjsjes op den maat van de wiel slagen. Voor bij een brug over den Leidschen weg werd gestopt. Een houten trap af, een pad langs volg ik, onder een witten boog door, de groepen nieuwsgierigen, die ietwat ongemakkelijk langs de greppels van den weg moeten manoeu vreeren om telkens fietsen, auto's en rijtuigen te ontwijken. Tegenover een steenen, rooden koepel staat aan een boom een reclame-bord, waarop: Aeroplane Wright. De rest lees ik niet eens. Om een hoek tusschen de stammen is een loket. Weer verder langs eenamallen weg, langs een paar boerderijen. Over een staldeur keek een paard. Het beest leek door de vliegmachine opeens werkeloos geworden «n het was of het wou vragen: Hebben jullie me nou voor goed hier opgeborgen? Nog «en hoek om en daar liggen ver uit de velden met een buffet en een tribune en in de loods onder die laatste zie ik voor het eerst twee witte dfy'fvlakken met witgeschilderde staken, die ze tot een biplane verbinden en daar achter twee paar schoepen, zoowat l'j- cM. breed, de uiteinden wit, by' de assen oranje kleurig .'. i de vliegmachine. Men kijkt naar den eigenaar, dea ingenieur Lefèbvre, die op het terrein heen en weer loopt onder een hoed met neergeslagen rand, in een grijs pak, «n gele chauffeurs-laarzen. In het Zuiden achter de lijn naar Scheveningen spitsen de torens van den Haag op, in het Oosten wordt de kim begrensd door den Hollandachen spoorweg en door bosschen, in het Westen ligt de Leidsche weg, waaraan een wit land huis hoog opgaat, in het Noorden een boerderij en bosch en wei. Voor die hoeve zit een heele familie met onverstoorbaar geduld nit te kijken gelijk de paar honderd toeschouwers, die het ruime terrein op verre na niet vulden; waarschijnlijk was de entree ? 2,50 en ? l veel te hoog. Als het ? 0,50 en ?0,25 was geweest, zon heter wel aniers hebben uitgezien. Een jongen verkocht er ansichten van de vliegmachine en een aller aardigst gelegenheids-blaadje met portretten van Inchtachippers en modellen van luchtschepen enz. Het heette: De Aeroplane. Als modern mensch zou ik mij geschaamd hebben dit niet te lezen. Maar toen begon het waehten van drie uur tot 's avonds half acht l Eerst was het wel aarüg, want de muziek van een c'viel corps en de militaire van de Jagers maakte stem ming. Men vloog al vaat vooruit op de marschmaten op de ouderwetsche maaier, namelijk in de verbeelding, zij het dan niet meer op vleugels of op een bezemsteel, maar per aeroplane. 'Daarbij kwam, dat ik toevallig kennis maakte met een paar heeren, die zelf werkten aan een. vliegtoestel. Er moeten er in den Haag alleen 80 a 40 zich op de aviatiek hebben toegelegd. Het kwam tot een interessant gesprek, maar soms kon geen van ons er meer wijs uit worden of wij op de idiootste manier fantaseerden, of dat we het nog ernstig hadden over vlieg-mogelijk heden van anno 1920 of 1930 Later wan delde ik met een van hen, een Duitscher, het terrein op.Het was een socialist; toen kwam het op de beweging van de party' hier en in Duitschland. Tot zoover bleef het een middag, die snel omging. Maar, o hemel boven de atmosfeer... de lucht begon uit dien leelyken hoek in ons land, nit het ZuidWesten te betrekken. Een fijne motregen deed geniepig zijn tegenwoordigheid voelen en de lucht helderde soms wel wat op, maar telkens kwamen er nieuwe vlagen. Nu was voor kort de Lambert, toen hy op de heide te Leur opsteeg by regen, bevreesd voor kortsluiting, wat het gevaar veroorzaakt in de lucht met toestel en al in brand te.... vliegen l Het zag er dus al treurig uit, maar wat er gebeurt, gebeurt: ik blijf, dacht ik. Gelukkig kon ik het nog al uithouden, want ik voelde weinig van honger of vermoeidheid. Maar men werd nu gekweld door een treite rende angst by de gedachte doornat naar huis te moeten gaan, niet in een warme verheven atmosferische, maar in een zeer kille, aanden-grond-kleverige, by droaferische stemming, dank zij een mogelijke teleurstelling en een terugtocht met soppen door den modder in het half donker; -,f Waarachtig... neen, heusch... daar kwam beweging in de loods.. .ja ... de valschermen schoven vooruit, vooruit... de witte vlakken van het verticale roer sloegen om... de vliegmachine fchoof naar buiten. Nu kon iedereen haar goed zien, vooral met een kijker. De menschen drongen vooruit. Aan een sloot brak daardoor een hek, een heer gleed er in met n been. Vlug haalde men hem op het droge en onder groot gelach. Statig als een draak in een chineesche optocht, omstuwd door de menigte, wordt het monster naaf den rail gedragen, waarover het als een reusach tige schaats zal worden voortgedreven om gang te maken. Lefèbvre heeft zich in een blauwe werkkiel gestoken en stapt in. Een paar : helpera zwaaien een paar keer de scheepen om. Ze willen zien of ze glad draaien om de trekriemen, die naar den motor loppen. Opeens begint de machine te snorren. De schoepen bewegen 1700 maal per minuut. Men ziet niets meer dan een geel geflits en een grys geschemer in t wee cirkels Ineens houdt het op. Stil staan de schoepen zooals ze het al uren hadden gedaan. Bah l Zou hij nu opgaan? Tien mi nuten pauze Weer gesnor, weer geschemer van grijze kringen en weer... halt I Duivels l De spanning neemt elke minuut toe. Daar begint hy weer en toch nog onverwacht duwen twee man de machine over den rail vooruit, vooruit. Daar gaat-ie Nu, ein delijk, eindelijk... jnu gaat het gebeuren I... Of?... Maar ze loopen door, de schoepen zwaaien, de motor snort. Hoera l Hoera l... De witte vlakken drijven vry, vry', spottend met den eeuwenonden, onzichtbaren keten, die ons geboeid hield aan de Aarde, drie meter hoog vooruit, vooruit over de wei naar het noorden. Een paard, koeien vluch ten weg. De toeschouwers vliegen de machine na, die met de snelheid van een «lectrische tram ze reeds allen vooruit stygt vijf, acht meter en laveert lang) een groepje boomen midden in de velden. Het geluid van den motor wordt al wat zachter, wild flitst het geel van de schoepen in de grijze schemerkringen; de bestuurder zit gebogen over zyn handle, het werktuig, breed en statig de dryfvlakken ge spreid, worstelt zich op tegen den grijzen hemel en blijft voort ijlen naar het groen aan de kim. Hoera I Hoera l Maar daar neemt de ingenieur een keer. De aeroplane zwaait langzaam om en giert in de rondte mei. een hoek van twintig, dertig graden schuin staande op de lucht. Ala zy eens kantelde l... Opeens is die verdwenen achter het bosch in het Ooaten. Zon hy over de Hollandsche Iq'u gaan? Nog hoort men het snorren van de vliegmachine. Dan wordt het opeens stil. Het gevaarte moet ergens gevallen zijn. Als de bestuurder maar heelhuids beneden is gekomen? Woest dringt het publiek om en overeen hek ondanks de kennisgeving van een veld wachter, dat het op verboden terrein ia. Het heeft in dit oogenblik van spanning maling aaa dat verbod. Iets verder ziet men tusschen het geboomte in den schemer zyn witte vlakken liggen aan een sloot. Het gerucht gaat, dat Lefèbvre ongedeerd is. Dan zal de rest wel in orde komen. En men marcheert af, weer om en over het vuile, gladde hek. In een lange reeks gaan de groepjes gebogen in den regen tusschen fietsen, auto's en rijtuigen terug. Het wordt al donker pp den Leidschen weg. Met moeite kom ik in een waggon naar den Haag. Weer de muziek van de guitaar, die vertroosting brengt in de nattigheid, 't Wordt half tien, eer een trein vóór is naar Amsterdam. Om -kwart over elven was ik in het American Hotel en moest mijn diner in een souper veranderen. Maar... ik had myn zin gekregen; ik htb de geweldige emotie ondergaan, een twintig-eeuwsch gevoel gehad van machtsbesef en vrijheid, wat ik ieder gaarne te genieten gun. Werkelijk: voor ons gealacht, dat de overgang beleeft van spoortrein en stoomboot naar luchtschip en aerop ane, is dat een zeldzaam heerlijke gewaarwording. En toch ben ik er wel wat o-^er verbaasd, dat het voor my' hoofdzakelijk de bekoring had van het nieuwe, hoezeer ik ook in elke vordering op dit gebied belang stel. Ik. ga niet licht weer zoo'n opstyging zien. Nu het zweven geen ideaal meer ie, de particuliere liefhebberij van dichters, ver andert er iets in den geestelijken toestand van het Menschdom. Want nu die droom werkelijkheid begint te worden, schy'nt de werkelijkheid zelf een droom. En ondanks alle bezwaren, ondanks storm, regen en on weer staat de mensehely'ke geest hier voor niets meer en geldt ook van de aeroplane het gezegde van Galileï: Eppure si muove. (En toch beweegt zy zich ) J. K. EENSBURG. Al rnle,.. n. A. Er is een meening by' een aantal land schapschilders in Holland dat het landschap alleen het belangrijke is. Het is nat uur ly k onjuiat. De font van deze opinie ontstaat door het gebrek aan 't inzicht, dat wie maakt centrum en middenpnnt is, en dat de voor werpen rondom maar spiegels zijn die rellecteeren. Het stadschap, (het woord zy' mij vergund evenals als het zee schap) het stads gezicht in Pary's ia deze avenden van een komenden zomer nog echooner dan ik het me herinnerde. Er is nu iu den roerloozen rijkdom en gratie van het water der Seine nog iets innigers dan waarvan de gedachten mij bybleven en de teere geel-roze steenen der statige bruggen met hun juiste boog vormen en de deinende vormen der sieraden op ze en aan ze (wierden nu een' avend, de gouden dieren der Pont, Alexandre niet bleek zilvren met enkle verguldsels 1) vinden slechts een ge lijke inde lucht van Pary'?, een fijne atmospheer met den weemoed van Watteau in haar wolkenstrepen. De tuin der Tnilerieën is des avonds zeer statig, miar ook de statigheid van dezen tuin kan de lietljjkhid der boomen langs de rivier niet doen vergeten, die met hun luchtige blaêren vluchtig beven op bijna geen wind. En de lieflijkheid van dit boomeloof versiert de groutechheid (in myn ge dachten I) van dévormen der bo renste ramen van het Louvre, die, alleen, een leven lij ken te leven, van half gesloten trots, weer niet zonder weemoed. Want het is my' het ken merkende, het eigenaardige, van rozen waarop geliefde oogen staarden «n van steden waarin geliefde dichters schrevejfc, e» geliefde schil ders hun werk deden, daï; zë«door-zoet wor den door al die levens, die-i'daar het lot meden of het bestreden, ^pjjbt een fijne lief lijkheid die niet zonder verre tranen is... En tegenover die in den beginne genoemde aanbidders van wilgen en opvlnchtende vogels, is het stadschag rüij niet minder dierbaar gebleken in de gezichten die ik zag van Pary's, dan hun yl'. landschap of hun avend met tragisch haastend water. En deze meening is immers zuiver... B. Soms ziet ge ineens wat wij aan fijnheid van gebaar musen. Jeanae d'Arc heeft hier een klein, gouden, standbeeld, Het standbeeld is niet wonderbaar, maar op een dag dat Jeanne la Franyaise ge-eerd wierd (wel laat!) in Rome, wierpen hier de dames en de kindren, en de heeren, bloemen op het standbeeldje. Dit geschiedde zonder Duitsche optochten of Hollandsche deeglykheid, ze zouden, de Franschen, zoo ook bloemen brengen naar een hen ontroerende actrice, maar dit kleine gebaar van liefde -dacht mij toch niet mooglyk bij ons, en ik kon niet zonder teeder held dit mee aan zien, het vallen van al die kleine witte bouquetten, of bossen viooltjes, of rozenstruiken op en om het kleine, gulden, standbeeld van wie eens Frankry'k redde en hielp; want de bloemen zyn de dankbaarheid om Frankry'k. C. Een tentoonstelling van de teekeningen in de Rire bracht nog niet wat ik wachtte. Hier en daar een fijnheid, hier en daar een dartelheid, soms een teederheid, dan een scherpte maar ik had het schriller scher per, zweepender, verwacht. De satire kan zijn of toch vol teederheid (Steinlen) of ze kan zyn eigenlijk vol vroolykheid (Léandre) of wat minder boersch en wat meer steedsch, met hier en daar wat melancholie erin (Willette) of ze kan zyn zooals Toulouse Lautrec ze allerschrilst maakte, of zooala Degaa ze soms voor oogen brengt. De invloed van Steinlen, van Léandre ia d!\wyla duidelijk op de teekenaars die na hen komen. Lautrec'a kleurcomplex was te verfijnd en zyn kunst van lithographeeren was met zulke luchte handen den steen aanraken dat het weinige na hem zoo meer gelukken zal. Lantrec was een exces, een grens van zekere richting in sommige van zijn teekeningen wacht ge angstig of er niet ieta knapt, en schril in stukken springt. Ik hou van dit haast kantien van het menschelyk vermogen. Het wijst me zijn grenzen. Ik hou van dit allerylst aanvoelen van menechelyke ellendes en mensehely'ke fouten. Ik hou van deze toppunten van misères of van leed waarin hat zoo kond en hoog il dat ge denkt: nu springen ala glazen bollen met plotse, dwarse, scheuren alle intellect en alle vermogenguit malkaar en is het leven niets meer dan koude, dunne scherven. Ik hou van deze kunst even zeer als ik van de Vincis zwellende roman tiek houd of van Vermeer's kantwerkster in baar gele jak, een schoone Californische gele appel in den zon van zijn innige aandacht. Waarvan ik houd, vooral als het een satire tegen de zeden is, vond ik hier niet in die mate als ik verwachtte en hoopte. De cyni sche koelheid van den Simplicissimus had ik hier meer gratieua, minder barbaarscb, ver wacht. Ik had ook hier gehoopt op wat van de sierlykheid, die de Franschen in alles hebben, zelfs als ze de paarse bloemen in de groote witte papieren omhulsels steken, c f als de slager het vleesch etaleert met wat groensel er tusschen, of als ze een salade n maken op een dandy-achtige manier, zoodat ge zelf fijntjes begint te eten om de fijne blaêren, om het coquet gespeel der kleurtjes tegen het groen. De groote satires had ik niet verwacht, ze zyn er, van de tegenwoordigen ook niet. Het is alles wel naar het geraffi neerde, maar met te weinig macht en heerly'kheid. Soms is de kleur niet fijn, en mist ge in de figuren de beweeglijkheid bijv. van Boudin.., Enkele namen zijn te noemen; naaat de bekendere a s Willette en Léandre: zooals L. Morin fantastische scènes, uit de 1001 nacht lyken ze (zie b.v. 1189); Patquet (1144) Conaeil de Revision met het werkljjk komische van een aantal slechtbaikige uitgekleede heeren voor een raad van onderzoek van militairen; Devambez met kleine fijne, teedre teekeningen; Delaw met werk in een klaar grys groen; Roubilk integendeel niet fijn van kleur, maar met een juist geobser veerde mond van een circusrijdster die een gevaarlijke sprong gaat doen en met de piqueur midden in de arena die ze, hondsch, voortdrijft; Ciran d'Ache, met zyn teekenin gen van paarden, van kozakken, en van standaarden even met hun zware stof bewe gend op den wind... En nog enkle... Een paar Daunier's maar niet de felste, niet de zwaarste, noch van Gavarni. D. In het museum Cluny is een wandtapijt van de dame met den Eenhoorn. De kleuren zyn rijk flets rood, groen, diep blauw, en de kleur van dien Eenhoorn. Op het eene houdt de Dame den spiegel op en ge ziet hat hoofd van het wondre dier gereflecteerd; op het tweede s'.aat ze rechtop en houdt den Een hoorn bij den eenen hoorn; op dit gedeelte ziet ge een aapje vast aan een blok dat in het klein lijkt op een toestel waarmee ze de steenen van de straten vast rollen; in het derde staat ze in een tent, de eenhoorn ataat rechtop, in de hoogte zijn vogels. Op het vierde speelt ze op een orgel en de eenhoorn wendt het hoofd om, naar haar. Een krans van bloemen vlecht ze op het Vde, en, hoe teeder-dartel, een aapje ruikt aan een bloem. Op het Vilde voedt ze een vogel, een aapje eet. Dit is alles, en dit ia niets. Het oog van den Eenhoorn op deze wandtapijten is het bekorendste, en de kleur van dat wondre Dier. Niet de Dame ly'kt me soms de voor naamste in haar hooge en eenzame staatsie. maar de teederheid van den Eenhoorn dunkt me dikwyls ontroerender. Er is iets vaneen maannacht in zyn kleur, van een maannacht vol verholen diepzinnig leven. En in het beest leeft het oog. Het oog is wellicht het merkwaardigste. Het is bizonder. Het is won derlijk eerbiedig en eindeloos teeder. Er is in dit oog wat in de gevoederde musschen is] die om den Charmeur in den tuin der Tuilerieën zitten. Het oog van den Eenhoorn wie deze serie tapijten maakte, hem kan een verheven deemoed om een beminde niet onbekend geweest zyn. Hy kon anders deze Dame met deze Licorne' niet zoo innig heb ben uitgevonden. E. Monet. Waterlelies (by Durand Ruel). Deze tentoonstelling gaf een serie waterlelies te zien, in een vijver, waar rondom boomen stonden, gereflecteerd. De kleur was hier en daar verfijnd, hier en daar parelmoeren maar het geheel was in sommige opzichten zoo zeer onvoldoende en zoo onverwacht on voldoende, dit gedacht naar den aard van het werk, dat het in zeker opzicht, moedeloos maakte. Er waren sommige werken deier serie die bepaald mislukt waren als schil derij, en zoo zeer onvoldoende, dat ze in plaats van een genoegen te zyn om ze te bezien, eerder verschrikten. Er was totaal geen orde in. Het werk was een luk-raak, maar het was hier altyd mis. De fout die het meest hinderde was, dat het verband tusschen de voorste waterlelies en die daarna kwamen totaal niet bestond. Een schilderij gaf daardoor het gevoel aleof de waterlelies, met tusschen ruimten, boven malkander lagen op iets dat op water leek, en soms wel water was. Het was me een nu nog niet vergeten verwondering, hoe een schilder als Monet of zich zoo blind kon zien op zyn eigen werk, of uit een hardnekkig hier tot in het dwaze, volgehouden beginsel, zoozeer het schoon kon verzaken; zoozeer het begrip kunst, schilderkunst, schilderij, ontkennen. Het ergst was dit in doeken die daarbij nog den hinderenden cirkelvorm hadden. En deze werken van een dele obser vatie hingen in de stad waar ook de Monna Lisa hangt, die ry'k is als donkere edelateenen. Dit werk dat een begaafdheid ver toonde, maar een armoe aan inzicht tevens duidelijk maakte, was te zien daar waar da Vinci meer dan een werk heeft, waarin hy een vrouw, of figuren, laat zien, die niet on kundig meer zyn van 't leven en van de lust. De tegenstelling, het verschil, waa te groot, da Vinci bezit alles wat we zochten en wat we nu zoeken (muzikaliteit, wolkachtigheid. vloeyen der vormen); hy bezit een geest die, telkens, ge dieper vindt, dan ge hooptet te vinden; de bouw ia groot, de vaatheid ia er vol uit in. Er is eein wonder melancholisch verzweemen in van kleuren, die allerlei ge dachten uiten. Daarnaast was al dit onjuist doen van Monet zeer schamel. Het is natuurly'k geen verwy't tegen de meer bloem achtige kleuren die den modernen soma eigen zijn, maar het is een altijd dieper en vaster wordend begrip dat ze wat te eeren is, niet eeren: een rijk, doordroomd, evenwicht. PLASSOHAERT. Inbond van Tijdschriften, De Beweging. Aug.: Alfred Messel, door H. P. Berlage Nz. Victor Hugo's Jeugdlyriek, door Maurits Uyldert. Daar is een Woudlied, enz., Nine v. d. Schaaf. Dich terschap en Werkelijkheid, Albert Verwey. Aan verre vrienden, Jan Prins. Verzen, Alex. Gutteling. Daniël Heinains, J. Koopmans. Verschillende Vertalingen, Albert Verweij. Orpheua, door Karl Wolfskehl (vertaald)., Alex. Gutteling. Boekbeoor deelingen: Eena schoone vrouw. Een Hindoe-liefdesgeschiedenis. Albert Ver wey. Errata. Groot Nederland, Aug.: Cyriel Bnysse. Stemmingen (31ot). Helene LapidothS warth.?Mara. Frans My'nssen,De Tweede Vrouw. A. Roland Holst, Verzen. Dr. W. P. C. Knuttel, De Utrechtache Univeraiteitabibliotheek. Literatuur. De Katholiek. Aug.?Sept.: Tennyaon's eeuw feest 1809?1909, Mr. Paul J. Rey'mer. Een nieuwe poëtiek 11. B. H. Molkerjbper O. P. Het vraagstuk der mensehe ly'ke zekerheid, Dr. J. van Beurden. Princes Wilhelmina, de Betovergrootmoeder onzer Koningin, M. S. In hooger sferen M. T. Aan de godslamp, B. Vondelrhythme. Popelglorie, L. R. Over Bijbel en Bijbelkunde VI. Letterkundige Kroniek XIV. Sociologisch overzicht V. Voor het Geestelijk leven III. Nieuwe Uitgaven. Blëriot, De welkomst-kus van mevrouw Blériot, aan haar man op Engelschen bodem gegeven. De weg, dien de heer Blériot volgde om mevrouw dien kus te geven. Fragen van den Dag. Aug.: K., Aanteekeningen over onze Mynpolitiek, Duitschland van landbouwland tot ny'verheidsland. J. J Bekaar. Nederlandsch-Indische Sta tistiek (Slot). Azolla als muggenverdryver. V. J. Daalder Dz., de Noord- en Zuidhollandsche Redding Maatschappij. W. H. Dalmeyer, Uit het Vogelparady's. Dr. T. W. Hinrichaen, Uit de Caoutchouc-Induatrie. Dr. H. Blink, De koude voorzomer van 1909 in verband met de ijstoestanden van den NoordelJjken Atlantischen Oceaan. Bibliographie. Van maand tot maand: Mee of mede, een godendrank en een oud nationale drank. Aan de kusten van Labrador. De naam Amerika. Lotusknoppen. Juli: Goethe'e Fauat(vervolg), door Phaeton. Schetsen, door B. A. R. Kort overzicht der Theosophische Leerling (vervolg), door W. Q Judge. Katherine Tingley en Point Lorna. Het u ar der kinderen. Krishna, de helper van het Oude Indië. De Dichter en de Waterlelie, door Lotus Song Book. Voor onze Broederachap-Clnbs. Hanoe de Egyptenaar (ver vol?) W. B. Europa. Aug.: Geerten Goasaert, Kleine gedichten. Gerrit Timmermans, Java. John Ruys Jr., Een zomernacht. Jan van Nijlen, Joris?Karl Huysmans. Jeannette Nijhuis, Jong geluk. Albert van Waasdijk, Het zedelyk bewustzijn. Helene Vacaresco, Roemeeneche sprookjes. Jean Aicard, Meyfrette. Ellen, Een vriendschap. Jean Rameau, Het krekeltjs. Frits van Raalte, Van het kind en de geest van den vader. Daan v. d. Zee, Luiende klokken. Over nieuwe boeken. De Nieuwe Tijd. Juli?Aug.: Een nieuwe wereld-godsdienst, Babisme en Behaïsme, door Joh. Visacher. Een actueel vraagstuk, door S. de Wolff. Werkloozenzorg, ant woord aan Oudegeest, door F. M. Wibaut.' Internationale verhoudingen, de Kretenzerkwestie, door W. van Raveatey'n Jr. Het Rapport der vrye liberalen over de Onge vallenwet, door H. Spiekman. De Franache Revolutie als klassenstrijd, door W. van Raresteyn Jr. Revisionisme en Reformisme, de Brochure Bernatein?Vliegen, I, door J. Saks. Ome Eeuw. Aug.: Guillepon Frêres II, door Gerard van Eckeren. De ondergang van het Djambiache ry'k en de gevolgen daarvan, door Dr. E. B. Kielstra. De vertelling van de priores (Uit Chancer's Canterbury Tales), door A.J. Barnouw.?De geschiedbeschpnwing van Herodotus, door Prof. Dr. K. Kuiper. Liederen, door Geeeten Goasaett. Verzen, door Renéde Clercq. Buitenland. Econo mische Kroniek, door H. 3. Onze Leestafel. Tijdschrift voor Onderwijl en Handenarbeid. Juli: Staat SIöjd vijandig tegenover huisvlijt? Fantasie en werkelijkheid. Een tooverei" met acht hoekpunten en twaalf ribben. Kartonarbeid in 't tweede jaar. Reeks van 50 kartonmodellen, in gebruik bjj de Arnhemsche Schoolvereeniging. Uit de practyk der school. Letters. Mededeeling (Verslag van de Commissievan Examen, Paschen'09. Aaa inzenders van modellen. Wie dit noodig? Kartonarbeid. De Nienwe RüManselier, Hier, Michel, is je nieuwe gouverneur, mynheer von Bethmann-Holweg. Geef eens

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl