Historisch Archief 1877-1940
No. 1677
DE AMSTERDAMMER W E E K B L A D VOOR NEDERLAND.
Ontzettend eenvoudig
is de bereiding van versch vleeschnat, wanneer men
MAGGI' BOUILLON-BLOKJES
met de Kruigster
gebruikt. Het daar uit bereide vleeschnat dient zoowel om
te koken (bij de bereiding van soepen, sausen, ragouts,
peulvruchten, groenten etc.) als om te drinken
(bouillon puur of met ei).
Men lette op den naam MAGGI" en het fabrieksmerk Kruisster". p» Blokje 2}k et
Wenteling in Sparta" en over de sociale
ongelijkheid als bron van het verderf in
eiken staat."
De jonge Patriotten, zooals ze door het
volk werden genoemd, gingen nu van de
theorie tot de daad over. In l'62 klaagden
Lavater -en Füssli den landvoogd Grebel
van Grüningen aan wegens tirannie en
bedrog. In 176ébewerkten Lavater en Schinz
de bestraffing van den predikant Hottinger
te Dartlikou, wegens misdaden tegen de
zeden. In 1767 werd een vlugschrift ver
spreid in den vorm van een
boerengesprek" waarin de patriotten krachtig op
kwamen voor het recht der burgers van
Genève, om hun bestuur naar hun eigen wil
in te richten. De schrijver van dit vliegend
blad, Muller, zag zich genoodzaakt te vluch
ten, en hij werd uit het Eedgenootschap ver
bannen. Pestalozzi, die onder verdenking
stond Müller's vlucht begunstigd te hebben,
kreeg 4 dagen arrest en een scherpe be
risping. Het orgaan der patriotten", de
Erinnerer", werd onderdrukt. En zoo werd
Pestalozzi nu gestempeld tot een vijand
van den staat, en er uitgestooten.
Pestalozzi heeft aan de wieg van ons
courantenwezen gestaan. Hij werd mede
werker aan| den Erinnerr, en schreef sociale,
politieke, paedagogische en moreele artikelen.
Later wendde hij zich geheel naar het socia
lisme, en stichtte in 1782 in Baden het
wekelijksch tijdschrift Das Schweizerblatt.
Prachtige artikelen over politiek en op
voeding wisselen hier elkaar af. Hij schrijft
over de zedelijkheid van de boerenbevolking;
hu toont aan, hoe misdadigers slechts zwakke
menschen in ongelukkige omstandigheden
zijn, terwijl de zwakke menschen in ge
lukkige omstandigheden in raadszalen en
kerken troonen. Hij schrijft nu eens over
de beteekenis van den handenarbeid, en
dan weer over de vrijheid, die eea volks
zegen is.
In 1789 werden de feodale maatschappij
en het despotisme in Frankrijk weggevaagd.
Evenals Goethe en Kloppstock, begroet ook
Pestallozzi deze gebeurtenis met blijdschap
en, evenals Eant, verdedigt ook hij in een
vlammend geschrift: Ja of neen?'' de
revolutie. Hij schrijft: De absolute regee
ringen hebben zich voortdurend rechten
aangematigd, die zich niet verdragen met
een werkelijk goeden toestand der
menschelyke maatschappijl"
De vrijheid heeft de messenen overal
goed gedaan. Ze heeft deugden tot ont
wikkeling gebracht, den welstand bevorderd,
wet en orde begunstigd." De christelijke
huichelaars in staat en maatschappij roept
bij toe. De wereld wordt niet christelijk
geregeerd, regeeringen en staten handelen
tegen het christendom. Een christelijk leger,
een christelijke veldslag, een christelijke
veldprediker, christelijke finantieele en
regeeringsdadeu, christelijke politie-tollen en
christelijke maatregelen, de blinde gehoor
zaamheid der lagere, en de almachtige rech
ten der hoogere klassen, al deze dingen zijn
in tegenspraak met het Christendom". En
de geestelijken toonden dat gewoonlijk best
te weten, vond hu, wanneer het gold, de
grooten te verontschuldigen; maar ze ver
gaten het geregeld, als ze de kleinen aan
klaagden. Men zal beweren," zoo gaat hij
voort, dat ik de anarchie verkondig, maar
mijn doel is alleen om, zonder deze volks
fouten te loochenen, hun oorzaken bloot te
leggen."
iminiMiimiiiM
MMiiiimiiiinmiiiiiiiiiiiiii
UIT DE NATUUR.
CCCXXXV. Om Bergen op Zoom.
Weken lang regen en nu, de eerste dag
van de vacantie, mooi zonnig weer.
Vlak achter myn tijdelijke woning ligt-,
blikkerend in het felle licht, het witte zand
bloot van de bergen aan de Zoom ; mooie
oude duinen, begroeid met eiken, brem en
heide, met teunisbloemen en zandblauwtjes.
Veel is er niet meer van over; de menschen
graven de hoogten af en vullen er, net als
overal in ons landje, de diepten mee om effen
bouwland te kry'gen; dan vervangen al spoe
dig lekkere zandaardappeltjes de mooie wilde
planten. Maar alles is gelukkig nog lang niet
verdwenen, het is nog altijd hoog en laag be
noorden Bergen op Zoom; overal omlijsten
hooge hakhoutboscbjes de diepliggende be
bouwde velden; hier en daar steekt er
een hooge koepel, een echt oorspronkelijk
bergje van 10 tot 12 meter bovenuit, het is met
zeedennen bewassen, die massa's groote kegels
dragen. Deze dennenkoepels geveneen beste
gelegenheid, om den omtrek te verkennen.
Van de stad in het zuiden tot aan den
Halsterschen weg ten westen, die langs de pol
ders en de Eendracht naar Tholen voert van
het lage dennenhout om de oude forten in het
noorden tot aan de hooge donkere bosschen
van Wouw in het oosten, kykt ge een uur
ver over het mooie golvende land heen; en
duidelyk ziet ge dat het middelste het diepste
gedeelte wordt ingenomen door een meertje;
met riet en biezen omzoomd; verder op her
kent ge aan de kleur nog ean paar van die
kommen, rond en langwerpig in een lang
gerekte weidevlakte. Een oude Schelde-arm.
Wazig-blauw als de hemel op dit oogenblik,
ligt het ronde meer wittig-stil te gluren
tusschen blauwig dennengroen en blonde
korenakkers, en de naam Melanen" dje
aan zwarte wateren doen denken, komt mij
vreemd voor. By betrokken hemel evenwel,
zal dat oog ook wel eens donker ky ken; wellicht
heeft de naam heel wat anders te beteekenen.
Overal in het rond duiken torens en torentjes
op,ik weet ze nog zoo dadelijk Biet thuis te
brengen;ook niet met de stafkaart; die groote in het
noorden zal wel Steenbergen zy'n; naderbij,
even dicht by als de zware toren van Bergen
op Zoom zelf kykt het kleintje van Halsteren
tusschen twee hooge beuken door.
Zie zoo; dat is het eerste vluchtig kijkje;
het land valt mee uit de verte en belooft
Hij verklaart zichzelf voor partijdig, maar
vóór het volk: Ik ben partijdig. Ja. Mijn
geheele hart hangt aan de hoop, dat de
wereld niet zoover komt, dat ze vraagt:
"Wat is het recht van het volk ? en dat
het antwoord zou moeten luiden, dat dit
niet bestaat onder de zon."
Verder vordert hij dat de Staat opvoe
dingsinrichtingen zal stichten voor het volk,
opdat het zich: onafhankelijk brood, dagen
zonder kwelling, en een geëerden ouder
dom" kunne verschaffen.
In de Stafnerkwestie van 1795 trakt
Pestalozzi levendig partij voor de boeren;
den regeerders roept hij toe: Er is in het
volk veel goede, en weinig slechte wil."
In het jaar 1798 stortte het oude eed
genootschap ineen. Pestalozzi's richting
kreeg nu het roer van den Staat in handen.
De gevechten tegen de Franschen in
Nidwalden hadden veel ellende en een massa
weeskinderen ten gevolge, en nu werd
Pestalozzi aangesteld tot weesvader te Staus;
zoo vond hij op zijn 53ste levensjaar,
eindelijk den opvoedkundigen werkkring,
waarnaar hij al zoolang verlangd had. Hier
verwierf hij zich onsterfelijken roem. Het
duurde echter niet lang, of het weeshuis
moest weer worden opgeheven.
Toen vond hij te Burgdorf, eerst aan de
hintereassen" 1) en later aan de bur
gerschool, een nieuw arbeidsveld, en hier
bewees hij schitterend zijn groot opvoe
dingstalent. Hier verschenen ook zijn
Elem entarmethodenbücher".
lu Juni 1800 stichtte de verziende minis
ter van kunsten en wetenschappen van de
Helvetik", Albrecht Stampfer, de
Zwitsersche vereeniging van vrienden der opvoe
ding" met het doel, Pestalozzi bij zijn werk
te steunen. Maar het jaar 1802, dat den
val van de Helvetik" bracht, trok Pesta
lozzi weer midden in het politieke leven.
Hij werd in de Kausulta" met aaderen naar
Parijs gedelegeerd, en zijn eischen legde hij
neer in het geschrift: Beschouwingen over
de punten, waaraan de wetgeving in
Helvetiëhaar bijzondere aandacht dient te
wijden." Hij eischt volksopvoeding, zorg
voor de rechtvaardigheid, en een recht
vaardige, progressieve belasting. Hij eischt
dat driemaal 865 dagloonen (!) onbelastbaar
zullen zijn, hij eischt ook het vrije kiesrecht.
Napoleon echter wees den eisch van volks
opvoeding af met de woorden: Ik bemoei
me niet met het A. B. C."
In het laatste gedeelte van zijn rede be
handelde de heer Seidel Pestalozzi in zijn
kwaliteit van een sociaal-paedagoog, die
heeft ingezien dat beschaving en opvoeding
afhankelijk zijn van oeconomische, sociale en
politieke toestanden. Als producten van de
foutieve inrichting van staat en maatschappij
beschouwt hij de vele: verstandsezels,
verstandsgekken en veratands-wilde-beesten".
Ja, het is de schuld van den staat l ..."
roept hij telkens opnieuw uit.
Daar de menschen naar hun aanleg gelijk
in wezen zijn, en voornamelijk door de
omstandigheden gevormd en veranderd
worden, moeten er betere toestanden
gegeschapen worden, vindt hij. In het moeras
der ellende wordt da mensch geen mensen"....
De eerste plicht van den mensch is, de
armoede zijner medemenschen te helpen
be
1) Ik vind hiervoor in het woordenboek :
vasallen, landlieden, onvrijen." Het zal dus
w«l een armenschool zy'n geweest.
wat van nabij; een slingerend nmans-paadje
tusschen het hooge eiken hakhout bracht mij
naar den uitzicht koepel;het boschje aan weers
kanten van het pad staat vol met cantharellen
en onder de dennen groeien al mooie
rossiggryze amanita's, met lichte hoekige schubjes
op den zuiver bollen hoed; de terugtocht
gaat langs het mulle karrepad; dat is in het
eerst wat vreemd voor stadsvoeten, die elf
maanden op asphalt of gladde keien hebben
gewandeld.
Hoe water toch altijd aantrekt! Zon
der opzet of bedoeling kom ik toch dicht
by de Melanen uit; dat ia geen poeltje, maar
een flinke uitgestrektheid ! Een half uur in
omtrek, zoo op het oog in het ruwe gemeten.
Er groeien veel dnllen langs den kant en
mattenbies, dat is uit de verte al te zien,
het klaverland, dat tusschen ons beiden
ligt, staat vol met groote dooier-gele
ganzebloemen, veel mooier en zachter dan gouds
bloemen. De vriendelijke dame, aan wie ik
de kennismaking met dit hoekje van ons
land te danken heb, is bezig een groote korf
er van (e plukken; zij neemt ze straks
mee naar den Haag, om uit te deelen aan
strijden, opdat een ieder zich zonder druk en
kommer de noodigste levensbehoeften zal
kunnen aanschaffen." En deze eerste plicht
is, volgens hem, vooral de eerste plicht der
regeerders: Eeuwig zal het... een
onbestrijdbare waarheid blijven, dat de opheffing
der laagste standen uit hun diepten, een
onpmstooteliike eisch der nationale zedelijk
heid is." Maar Pestalozzi was niet alleen
een erkennend en bespiegelend, maar ook
een willend sociaal-paedagoog.
Volgens hem moet ware volksontwikkeling
alzijdig en harmonisch zyn; moet ze zonwel
physieke, als geestelijke en moreele ont
wikkeling zijn. Hy eischt daarom krachtig
beroepsmatige ontwikkeling, ontwikkeling
tot arbeid, kunst en wetenschap. De arme
heeft een maatschappelijk recht om te
vorderen dat de staat hem de middelen tot
arbeidsont wikkeling verschaffe. Het privaat
eigendom is een kunstmatige maatschap
pelijke schepping. Het heeft geen recht van
bestaan, zoolang staat en maatschappij den
arme geen gelegenheid geven, zijn
arbeidsen artistieke kracht te ontwikkelen. De
mensch is er niet ter wille van het eigen
dom, maar het eigendom ter wille van
den mensch." Der menschen aanspraak
op voedsel en dekking, d. i.
opeendemenschelijke natuur bevredigend bestaan, is om
Gods- en om des Christendoms wil hooger
dan elk eigendom en elk
overheerschingsrecht."
Pestalozzi's verhouding tot God en Gods
dienst blijkt wel het beste uit de volgende
citaten: Als ge den arme helpt om als een
mensch te kunnen leven, dan toont ge hem
God," en verder: zichzelf overwinnen, voor
anderen leven en aan den rand van het
graf nog een vroolijk gemoed en
eendankbaar hart toonen, is het bewijs, dat een
mensch religie heeft."
En naar die stelregels heeft Pestalozzi
geleefd en gewerkt, als een heerlijk mensch:
een mensch uit n stuk, die niets voor
zichzelf, maar alles voor het volk begeerde.
De heer Seidel sloot zijn rede met dan
uitroep: Pestalozzi, gij onbekende, gij
zult, bij den trouwen, toewijdenden arbeid
ten bate van ons volk, voor ons en voor de
menschheid altijd een voorbeeld en een
lichtende ster blijven!
N. VAS HlCHTUM.
StaalteWMe,
Sonia vertelt in de Figaro, tusschen allerlei
ir, het volgende:
Ik had gisteren, schrik niet, staathuishoud
kundigen te dineeren. Een ernstige conver
satie! Het gesprek liep over de ontvolking
van Frankrijk. Want het schijnt dat Frankry k
zich ontvolkt. Mijnheer V. noemde cijfers
waarvan ik schrok. Hy zei verder:
De toestand is ernstig. En u bent er
zelf, mevrouw, het levend bewijs van...
Ik?!
Ja, u. Ik zie op 't oogenblik naar uw
toilet: het costuum, prachtig, fijn van
kleur, dat u om 't lichaam gegoten schijnt.
Hebt u dat costuum zelf aangedaan?
Maar dat is onmogelijk. Het moet van
achteren worden toegeknoopt.
Ik zie het. Daarom doe ik u juist de
vraag. Nietwaar, er is dus iemand geweest,
die u dit kleed heeft toegeknoopt?
Ja, my'n kamenier.
de kennissen, die zy'n er dol op, zy kan er
niet genoeg van meebrengen. Geen wonder
het is ook een onbetaalbare kamer-decoratie
die chryeanthemnm segetum; in een donker
of blauwpaarse hoekige vaas of kom, doen
ze innig en voornaam.
Het lapje grond, waarop ons landhui-je
staat, is nog versch ontgonnen heide; dat is
aan alles te zien, aan het gras, aan de paden,
aan de sierplanten en het moestuintje; het
is alles nog jong en het worstelt met de oude
rechtmatige bewoners; overal schieten ze op,
ondanks tuinmanszorg, de wilde planten, de
zandblauwtjes en de teunisbloemen vooral
die hier in eigen land nu onkruid heeten.
Ik heb er plezier in, dat ze zoo hardnekkig
blijven strijden, ik wou dat ze het wonnen.
Het groote grasveld voor het huis is stellig
binnemkort weer mooie wildernip. Ach ter het
huisje, zooals ik zei, ligt het witte duinzand
bloot, er is een groote kuil ontstaan, mis
schien bij het bouwen van het huis en daarin
groeit als versiering een groote rozestruik, een
crimson-rambler prachtig en volop in bloei;
maar daar kijk ik niet lang na ik heb gemerkt
dat het afgestoken deel van den hooge
zandIn het bouwland bij Halsteren.
En als u nu eens geen kamenier halt?
We!, dan riep ik de hulp in van het
dienstmeisje, of van mijn man.
En als u die nu eens niet hadt of ze
voor langen duur niet bij de hand waren?
Dan riep ik de conciërge van 't huis.
Goed ... Maar als u nu eens een kind
hadt van een paar maanden, dat u zelf moest
voeden, vele keeren per dag?
Ik zag hem sprakeloos aan, en mijn gasten
keken lachend naar mij.
In dat geval, zei ik, zo'i ik my niet
naar de mode kunnen kleeden ...
Daar ziet u het, zei nu mijnheer V.,
hoe terecht de staathuishoudkundigen onge
rust zijn. De gedachte, dat een elegante
Parisienne kinderen zou hebben en ze zelve
^zou willen voeden, is zoo'n ver verwijderde
'faniazie geworden, dat de kleermakers dat
heelemaal geen zaak meer vinden, die kan
meetellen. Die gedachte komt absoluut niet
meer in hen op!...
Ik weet tot op dit oogenblik niet of er
waarheid in leze opmerking zit....
a/levering van de Vrouw en haar
Huis. Graaf de Saint-Aulaire.?De
keizerin van Rusland en haar kinderen.
In het maandschrift: De Vrouw en haar
huis", Augustua-nummer, komt een aardig
artikeltje voor: Onze handschoenen" van
M. van IJsselstein. Da geschiedenis van den
handschoen, van-af tijden wegdoezelend in
vaag, grauw verleden, tot heden, wordt in
luchtige causerie-vorm prettig verteld en,
verduidelijkt door reproducties van typische
handbekleedingen.
Een ijverige bewonderaarster van hand
schoenen was Catharina de Medici?. Des
daags droeg zij, over de met kostbare ringen
versierde hand, rykversierde bekleedingen,
maar ook :s nachts had zij, ter verzorging
harer handen, handschoenen aan, die van
binnen geurig gepommadeerd waren. Men
vertelt van haar, dat zij aan de ongelukkige
koningin van Navarre, de moeder van Hen
drik IV (Jeanne d'Albret) een paar ver
giftigde handschoenen ten geschenke gaf, die,
om het gif zekerder te doen werken, van
binnen bestrooid waren met fijn diamant
poeder, om kleine wondjes te maken."
De hooghartige, heerschzuchtige Catherine
de Médicis ruimde uit den weg wat haar
hinderde. Gifmengen, sluipmoorden begaan
door het listig toedienen der vernietigende
preparaten, was a l'ordre du jour. Catherine
was in dat opzicht een kind van haar tijd.
Een befaamd Fiorentynsch gifmenger was de
vertrouweling der wreede imperieuse vrouw.
Keizerin Joséphine verbruikte per jaar
duizend paar en had iemand aangesteld, wiens
werk alleen bestond, in het haar aanbieden
van nieuwe handschoenen op een zilveren
blad, hy droeg den titel van gantier".
Arme, ijdele Joséphinel meer dan twee paar
nieuwe handschoenen per dag! ik zou haar
beklaagd hebben, als zij over haar slanke,
blanke vingeren het heerlyk soupele peau de
Suède, of het stroeve glacéin krap snit had
moeten schuiven, want die handschoenen
zitten" eerst behagelijk, wanneer men ze een
paar maal gedragen heeft, maar, gelukkig
vermeldt M. van IJsselstein, dat de hand
schoenen toen groot moesten zy'n, veel te
wal vol ronde gaatjes zit, alsof een speelsch
kindje er een uurtje met een griffel in had
zitten prikken.
Zoo'n lichtgele, steil afgestoken zandmuur
met zyn donker grijze humuskorst van ver
gane wortels er bovenop, en met afwisselende
lagen en aderen van koffiebruin y'zerzand,
dat is altijd een attractie voor een natuur
vriend; want als zoo'n kleine, geïsoleerde
combinatie van hellingen, wanden en kui
len met rust wordt gelaten, en niet ver
der word afgezand, dan komen er al heel
gauw pioniers, die er kolonies in stichten, en
binnen een paar jaar schuilt er een heele
bevolking van holbewoners.
Zoo iets is ook hier in wording. Drie passen
van de keukendeur lig ik languit in het zand,
met minstens voor een maand levend studie
materiaal om me heen; ala het tenminste
zonnig en warm blijft. Op het oogenblik is
het al leven en beweging; het is ook zoo
lang nat en koel geweest, de diertjes moeten
hun schade inhalen nu de zon uit helderen
hemel op het witte zand staat te blikkeren of
het tot poeder verbrand meest worden.
Uit elk gaatje, dat een mijngang vertegen
woordigt, komt een harig kopje kijken; of er
duikt een bruin, zwart, rood of geel diertje in
weg. En het zoemt en bromt en piept en
fluit in de lucht om mij heen, dat het een
heel concert wordt. Allemaal graafwespen en
graafbijec, groote en kleine; dwergjes van een
paar millimeter met mijnputten als een groote
speldeknop, reuzen als aardhommels met
groote halvemaanvormige grotingangen, waar
mijn pink best in kan zonder de wanden
te raken.
Griezelig, zult u zeggen, zoo midden in het ge
brul en het gewriemel te liggen van die gevaar
lijke beesten met hun giftige angels. Och,
heelemaal niet, ik beweeg mij niet meer dan hoog
noodig is, en in dat groote blok, dat dwars
voor hun stad, ligt zien ze niets anders dan
een zandbonk of een boomstronk, die er op
is gevallen. Daar loopt een zwarte wesp met
een rood achterlijf over mijn mouw, b.y sjouwt
een spin tusschen zijn pooten met zich voort
O, hu legt zijn prooi vlak naast mijn hand op
mijn manchet; hij duikt naar binnen over mijn
pols de mouw in; zijn lange sprieten wieken
onrustig in het rond; waarschijnlijk lag ik op
de plaats waar hij van plan was zijn spin te be
graven. Daar is hij er weer boven op, hij pakt
zijn spin beet en legt hem, na een vijf minuten
doelloos rondsjouwen, weer neer; blijkbaar
is de roover uit zijn humeur, hij knauwt de
lang van vingers, zeer ruim over de hand,
wy'd, dat was de grootste chic."
Den gantier" beklaag ik tóch I quelle
insipide besogne!! nietsdoen dan handschoe
nen aanbieden op een presenteer-blaadje!
De fransche, ongeloofelyk-productieve
romanschrijver, Graaf de Saint?Aulaire, is
door-en-door behoudsman. Hy' verfoeit vrije
liefde ; echtscheiding ; het zich als man voor
doende, moderne, jongemeieje. In zijn zoo
juist verschenen werk: Unétrangedivorce",
ze i t hij ongezouten waarheden.
A propos, waarom in onze taal pittige,
rake waarheden juist: ongezouten waarheden
genoemd worden is mij een raadsel;
pekelwaarheden, bijtend, zuiverend, verderf-werend
als de pekel zélf, gaan nu eenmaal door voor:
ongezouten. Soit!
Graaf de Saint-Aulaire, geeft in zijn roman
Een vreemdsoortige echtscheiding," volgende
ongezouten! op de tong brandende karak
teristiek van 't moderne juffertje" : Denise
was de volmaakte type van 't moderne jonge
meis;e, van haar, die men zoo te-recht de
demi-vierge" noemt.
Met een vry'-wfil ongerept lichaam, bezat
zy een volslagen verdorven ziel.
Denise rookte, dronk alcohol, kleedde zich
als man, ging op jacht, reed paard en flets;
reed van de bok; chauffeerde h»ar auto;
flirtte" op bals, déjeüners, five-o'-clock's,;
speelde -komedie, ea, voltooide bijgevolg haar
aangeboren kunst van veinzen, van
schy'nwezen, van uiting geven aan alle mogelijke
zoo goede als slechte gevoelens."
Er is een nieuw portret verschenen van
l'Impératrice blanche" van de Caaritsa. Een
aardige groep: de stroef-ernstige keizerin
te midden van haar vy'f kinderen, de vier
prinsesjes: O l ga, Tatiana, Marie, Anastasia,
en den vijfjarigen Tzarewitch, den
perrnantigen dikzak met blonde krullen, rond
gezichtje, fijn neusje en guitige oogen.
Het oudste dochtertje van het Russische
keizerspaar, groot-hertogin Olga is nu reeds
een meisje van 14 jaar. Zij is de vreugde van
haar Engelse hègouvernante Miss Eagar, die,
aangegrepen door den tijdgeest ook aan 't
mémoires schrijven is gegaan. In die geschrif
ten stelt de Engelsche onderwijzeres de
veertienjarige Olga te» exempel aan alie
jonge meisjes, om haar verstand, vly't en
volharding. De leerlingen Tatiana en Marie
hebben Miss Eagar's hart gestolen door haar
goedheid, en door haar merkwaardig geheu
gen. Anastasia is een vóórlgk meisje in alle
opzichten; als driejarig dreumesje zat zij als
een rustig grootmoedertje te breien. Het
kindje breidde wollen wanten voor de solda
ten van Vadertje". De keizer belast zich ge
heel met de opvoeding en leiding van den
kroonpretendent. Nicolaas II weet bfl ervaring
dat het Keizer-ailer-Russen zijn, geen gemak
kelijk en allerminst een rustig ambt ia!
CAPRICE.
spin een paar maal met zijn kaken, het on
gelukkige beest is of verlamd of dood, het
vertrekt geen poot. Dan pakt hy in arren
moede zijn spin weer met de kaken beet,
neemt hem tueschen de voorpooten en loopt
op de fier overige voort.
Een klein kwartier heeft de graafwesp
noodig, om met zijn last van mijn hand mijn
schoenen en van daar het warme zand te
bereiken. Intuaechen lig ik heerlijk te bak
ken in de zon. De wesp legt de spin near
en duikt achtereenvolgens weg in vier ver
schillende open gaatjes; maar het rechte
achynt hij niet te kunnen vinden. In woeste
vaart komt hy op de beweginglooze spin af,
bijt hem geducht in den kop, of die het
helpen kon, en vliegt dan weg. Ik steek een
graspunt bij de spin in het zand, om hem
niet uit het oog te verliezen; 't is mogelijk
dat de graafwesp terug komt als hij een
nieuwe gunstige plek heeft ontdekt om een
kuil te delven. Daarin zal zij haar spin be
graven, het voedsel voor haar jong; als
pootlooze larve zal die uit het ei komen,
dat zij in de kuil op de spin gaat leggen.
Maar de spin ligt nog steeds onafgehaald;
daar nadert in danshuppeling een andere
veel grootere graafwesp, met een achterlijf
dat als een kanon op een affuit tusschen
de hooge achterpooten achter de kop
aanry'dt, die er alleen door een fijn draadje mee
verbonden is. Zij komt langs de spin, tast
even met de sprieten, en loopt snel door, want
zij heeft alty'd haast. Het is ook een moeder,die
van deze eerste zonnige zomerdagen moet
pronteeren om haar kinderen, die lang na haar
dood geboren zullen worden, van voedsel te
voorzien; maar zij weet dat haar jongen
geen spinnen eten, wel rupsen; en ook, dat
die rupsen als ze dood zy'n, zouden verrotten
nog vóór haar jongen groot zy'n; daartoe ver
lamt zij alleen de rupsen, haar speciale prooi,
doodt ze niet. Daar komt ze terug naar de
doode spin. Zou ze nu toch van haar leef
regel afwijken; zij betast de spin en rolt hem
om; geen beweging; meteen is ze al weer
heel verder doorgehold. Het kan toeval zijn
geweest, natuurlijk; de wild rondwarende
rupsendooder kan op haar onbereken baren
weg wel zonder eenig opzet tweemaal de spin
gepasseerd zy'n; maar op mij maakt het
indruk, dat zij geïntrigeerd en geïnteresseerd
was. Nu gaat ze als een dolle aan het graven,
dat het fijne zand, en grove kwartskorrels
onder haar lijf doorvliegen.
E. HEIMANS.