Historisch Archief 1877-1940
No. 1678
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND.
onder den naam van Katholieke Sociale
Actie de kapitalistische dwalingen der negen
tiende eeuw onder het Tolk nog'meer te
verspreiden. Want de leer dat door het
uitzetten en verhuren van geldkapitaal recht
op rente ontstaat, is het kenteeken der
kapitalistische dwaling. Zoolang men deze
dwaling aanhangt kan er geen sprake zijn
van Katholieke Actie, maar is het aldus
genoemd streven niets anders dan een pogen
om het «inkende schip van het kapitalisme
te redden door het hüschen der Katholieke
vlag.
't Is een heugelijk verschijnsel, dat
buiten Nederland, de terugkeer der katho
lieken tot de aloude katholieke leer met
den dag krachtiger wordt.
Waar voor een dertigtal jaren nog von
Vogelsang eenzaam streed in Oostenrijk en
het voor het overige scheen, of ten minste
buiten de Romaansche landen de Katholieke
leer begraven was onder het stof der biblio
theken, is na het verschijnen der Rerum
Novarum ook hier eene groote verandering
waar te nemen.
De autoriteit van professor pater Weisz
te Freiburg is zoo groot, dat men ook te
Leiden graag speelt met zijn naam.
De jong-thomiatische school te Leuven,
?waarvan kardinaal Mercier een der voor
naamste aanvoerders is, treedt ook in dit
opzicht met kracht op voor de aloude be
ginselen en wie ernstig het materiaal heeft
bestudeerd, door den Leuvensehen doctor
Ernst de Roey in zijn proefschrift en meester
werk De justo auctario ex contractu crediti"
bijeengebracht, zal moeten erkennen, dat de
paters Cathrein en Pesch hun christliche"
maatschappijleer op een fundament hebben
opgebouwd, dat van katholiek standpunt
uit onhoudbaar is, ook al vertaalt mr.
Aalberse hier het woordje christlich" door
katholiek.
De meest ernstige afwijking evenwel in
deze zaak lijkt ons toe de vertaling van
Lucas VI35, die het kleine Bijbeltje geeft,
in welke vertaling naar mijne meening niet
meer de zin kan worden herkend, die de
Kerk er steeds in heeft gevonden en dat
eene dergelijke verandering, niet werd op
gemerkt, bewijst, hoe noodig het is, dat onze
voormannen zelf eerst wat meer algemeen
de katholieke beginselen bij de bronnen
gaan bestudeeren, in plaats van zich bij
het lezen en aanpreeken van een paar
Duitsche schrijvers van dezelfde verkeerde rich
ting te bepalen of wat nog erger is en ook
soms gebeurt, socialistische geschriften gaan
lezen met het doel juist het omgekeerde
als katholieke waarheid te verkondigen.
PEHEGKIXVS.
J. MICHELET, de Vogel. Naar de 8e Fran
se hèuitgaaf bewerkt door mevr. M.
VAN VLOTEN, met de oorspronkelijke
illustraties van H. GIACOMBLLI.
Amsterdam, Maatsch. voor goede en
goedkoope "lectuur.
Michelet is in den laatsten tijd in Frankrijk
nogal uit de hoogte behandeld; het scherpst,
en men kan zeggen het tuwst, werd hij
gekritiseerd in het boek van La?isse, Ie
Romantisme franf⁢ zóó scherp en ruw dat
iemand die nimmer iets van Michelet gelezen
had, maar alleen de geschiedenis van zijn
reputatie kende, zich moest afvragen hoe het
mogelijk was dat b.v. een realist ale Taine
ooit een enthousiast bewonderaar heeft
kunten zijn van den romantischen warhoofd, die
ons door Larhse in grove trekken wordt
geteekenl Aan den anderen kant ontbreekt
het niet aan verdedigers: het feit dat een
geleerde als G. Monod, die in de geschiedenis
tot de streng documentaire school behoort,
maar het voorrecht had Michelet persoonlijk
Toen de meisjes hem een nachtzoen gaven
op zijn wang, wachtte hy of ze geen beter
schap zouden wenscherj. Maar ze zeiden niets.
Natuurlijk niet; 't was de moeite ook niet
waard. Maar dat kon ze toch tegenvallen.
't Kon erg worden ...
Hjj kwam i iet gauw in slaap. De puist
stak en schrijnde, bij rilde; zeker had hij
koorts. Hoe kon z'n vrouw zoo rustig tlapen?
als 't erg werd, moest ze 'm oppassen... of
zou ze 'n verpleegster nemen? Nee, dat wou
hy niet; dat was of je al vast de dood bin
nenhaalde. Zoo'n verpleegster stond al dadelij k
klaar om je af te leggen. Na 't gasthuis wou
hu ook niet, &. moest er in gesnfjen worden.
Dat moest dan maar thuis gefreuren. Mis
schien met twee dokters as hij weggemaakt
werd. Nee, nee... 't angstzweet brak hem
uit: hij kon 't niet laten, hij moest nu aan
zjjn dood denken. Zou Betsie de zaak
aanhouden? Ja natuurlijk, met Beitha. En
'n boekhouder misschien. In eens zag hij een
vreemde op zijn plaats de boeken bijhouden,
en bang rillend trok hij 't dek op, stootte
tegen de puist, gaf een gil van schrik en pijn.
De nacht duurde eindeloos lang met korte
tasschenpoozen van slaap; tegen den morgen,
toen 't licht was, werd zijn angst minder,
kwam er zelfs 'n soort nieuwsgierigheid in
hem op, wat zijn vrouw zou zeggen bij het
opstaan.
Toen ze niets zei, alleen maar hem aan
keek, voelde hij zich verongelijkt. Waarom
zei ze niis? Goed, dan zou hij ook zwijgen,
as 'n mof. Maar toen hij in den spiegel keek,
kostte 't moeite zijn schrik niet te laten
merken. De puist leek nu een roodebe», bijna
barstend uit de gespannen huid. En hij voelde
zich moe en ziek.
Gelijk met zijn vrouw kwam hij beneden.
Gunst pa," riep Emma dadelijk verschrikt,
wat ziet u er uit I"
Ik? Wat dan?"
Ondoordacht wreef hy' over de puist,
Bchrikte toen zijn vinger lauw-vochtig werd.
Jasses man l"
Betsie kwam ontsteld toeloopen, wreef met
haar zakdoek over zijn kin, ving't bloed op,
dat in kraaltjes langs zjjn kin druppelde.
We moeten de dokter laten kommen."
Hij schudde 't hoofd, bang om te praten.
Jawel; ik neem 't zóó niet op me."
Hij bleef 't hoofd schudden. Nee, eerst
niet eens er naar vragen, en dan de dokter!
dat was of ze je voor de gek hield.
Met innerlijke voldoening zag hij den angst
op*'t gezicht van zijn vrouw. Ze mochten
te kennen, aan de nagedachtenis van zijn
meester studie op studie wijdt, schijnt wel te
bewijzen dat er in Michelet nog iets anders
zat dan een phrateur.
De waarheid zal wel zijn dat Michelet een
intuïtief genie was, met de gebreken en ook
met de deugden eigen aan intuïtie. Bij de
lezing van zy'n historische geschriften is het
gemoed van den lezer de opmerking is niet
nieuw voortdurend verdeeld tusschen be
wondering voor het talent van den schrijver
en twy'fel over de juistheid zijner voorstelling.
En toch, welk een opwekkende kracht is van
die boeken uitgegaan! Hoe men de Histoire
de Trance ook moge kritiseeren, het werk heeft
naar alle kanten nieuwe vergezichten geopend:
ont slechts n actueel voorbeeld te noemen,
Michelet heeft, in eenige schitterende hoofd
stukken, de figuur van Jeanne d'Are geheel
hernieuwd, het was onder den directen invloed
van Michelet dat Jules Quicheret (9?en als
Michelet Republikein) de eerste volledige en
wetenschappelijke uitgave bezorgde van dat
unieke gedenkstuk, het proces der Maagd
van Orleans. Met de Histoire Romaine is
het evenzoo gesteld: jaren vóór Mommsen
heeft Michelet in dat boek voor het eerst
beproefd, levende menschen in de plaats te
stellen voor de oorlogvoerende en oreerende
standbeelden die vroegere geschiedschrijvers
ons te zien garen.
Behandelde hij bij uitzondering een episode
uit zijn eigen trjd, dan gaf hij blijk van
dezelfde intuïtie. Met genoegen zag ik dat
zyne stndis over de Russische revolutionairen
van 1825, de Martelaren van Rusland", in
de Wereldbibliotheek is opgenomen. Die
aangrijpende bladzijde verscheen in 1852,
met een paar andere studies, onder den titel
Lêgendei dêmocratigues du Nord. Wie interes
seerde zich in 1852 in West-Europa voor den
strijd en den ondergang der Decembristen"
van 1825? Niet veel personen, vreezen wij.
Michelet was n van de weinigen: hij voelde
dat A&&T in dat verre Rusland, dat zoo kalm
scheen onder de yzeren administratie van
Nicolaas I, iets woelde en kookte.
Evenzoo is het gesteld met de natuur
historische fantasieën van Michelet, bepaal
delijk met de eerste en meest beroemde
l'Oiieau ; bij de uitwerking van deze boeken
had Michelet bovendien het nadeel dat hij
geen specialist was. Bij de Fransche uitgaven
is een inleiding gevoegd die in de
Nederlandeche vertaling is weggelaten, waarschijn
lijk uit plaatsgebrek; is dit zoo, dan zou het
wenschelyk zijn bij een herdruk althans een
resuméte geven van die inleiding. In dat
stuk, getiteld Comment Vauteur fut conduit a
l'étude de la Nature, verhaalt Michelet hoe bij
tot de studiën kwam die leidden tot de samen
stelling van zy'n Vogel; de vreesel jjke teleur
stelling van de reactie die volgde op de
Omwenteling van 1848 ; de Coup d'Eta't; de
uitputting van den schrijver na de afwerking
van zijn Geschiedenis der Revolutie; de
noodwendigheid, voor de gezondheid van zijn
tweede vrouw op het land te gaan wonen ;
de persoonlijke invloed der dame, die, buiten
opgevoed, steeds een groote liefde voor die
ren bad gehad, dit alles bracht Michelet tot
een tijdely'ke breuk met de geschiedenis, tot
het lezen van boeken over de natuurlijke
historie en tot de overpeinzing daarvan,
terwijl de observatie, diehy op het land deed,
hem nieuwe stof leverden.
L'Oiieau diaagt, evenals de boekjes later
in die manier door Michelet geschreven,
VInèecte la Mer, de la Montagne, de blijken van
dien oorsprong: het is het werk van een
geniaal dilettant. De natuurfilosofie die er
uit spreeit is een uiterst willekeurig en fan
tastisch opgevat Lamarckianisme; en men
vindt er ook sommige denkbeelden terug der
achttiende eeuw, waarvan Michelet, sedert zijn
definitieve breuk met het Katholicisme (na
1840), een groot bewonderaar was geworden:
alleen is het optimistisch deïsme van
Bernardin de Saint Pierre bij hem een optimis
tisch pantheïsme geworden. Michelet was te
scherpzinnig en te fijt gevoelig om niet in
te zien dat de optimistische hypothese niet
tot het einde toe was vol te houden ; hij
wijdt in zijn Oiseau een geheel hoofdstuk
aan de roofvogels; Kaar men merkt, dat
wel es ongerust over hem zijn. As hij maar
niet doe d ging.
't Bloeden hield op, hy' drukte nu zijn
eigen zakdoek er tegen, zat bleek-rillerig in
zijn stoel.
Zijn vrouw schonk thee ie, altijddoor
naar hem kijkend.
Als ze nou nog es sprak van dokter, zou
hij maar toegeven.
Bertha sprak ervan, toen ze uit den winkel
binnen kwam om te ontbijten: God : a, is
't zoo erg geworden?" En angstig: u mag
dokter wel laten kommen."
Dat zeg ik ook, maar pa wil niet."
Ja, as 't moet, nu je denkt, dat 't. zoo erg
is," aarzelde pa. Zijn vrouw viel da lelijk bij:
Bertha, kind, telefoneer je even hiernaast?"
Dokter kwam al gauw.
Wel we!, mijnheer Ommen, a zelf patiënt?
Dat is nog nooit gebsurd."
Ommen keek nijdig. De kerel so'ieen 't
voor niks te tellen,
't Zou rog ciet gebeurd zijn, maar m'n
vrouw wou u met alle geweld roepea.
't Beteekent niks niemendal."
Nu . .. hm, keer u eens naar 't licht."
Ommen keerde zich om; Beteie en de
meisjes keken op 'n afsiand, in spanning.
Au l" Vervloekt, wat deêdie kerel 'm 'n
pijn! As die maar niet begon te japen. ..
't Ia 'n steenpuist/' constateerde dokter...
Niets bijzonders gelukkig."
Zie je wel? die wijven maken direkt
zoo'n bombarie..."
Ommen sprak triomfantelijk. Maar 't viel
hem tegen... Gek, hij moest blij zijn. Maar
dat 't nou ook heelemaal niks was ..."
Moeten we er niets an doen ?" vroeg Betsip.
,,'n Compreeje van boorwater vooreerst."
Ommen durfde niet vragen, wat na dat
vooreerst" zou kunnen voigec.
Gelukkig vroeg Emma het.
Hoeft er niet in gesnejen, dokter?''
Ik denk 't niet. Maar ik kom morgen
terug."
Dat klonk toch niet zoo heel zeker.
Betsie liet dokter uit, Emma ging meteen
naar echool, Bertha in den winkel.
Ommen keek hen na door de gordijntjes.
Zou de dokter misschien an Betsie nog
wat anders zeggen ?
Wantrouwend keek hij haar aan toen ze
binnenkwam, werd wantrouwen der, toen hij
merkte, dat ze bij zondere zorg voor hem had.
Ze kookte pap, maakte zorgzaam 't
corapres met boorwater klaar, legè.e het voor
zichtig op de puist.
hoofdstuk lezend, hoe het bestaan der rapaces
hem hindert: zijn bladzijden zijn als een stil
verwijt aan de Natuur, die op dit punt niet
aan zijn verwachtingen beantwoordt.
Maar niet om dergelijke kleinigheden moet
men l'Oiseau lezen : men moet het boek lezen
om de prachtige bladzijden die er in voor
komen, men moet het vooral lezen om den
totaalindruk die er uit spreekt, om de innige,
diepe liefde voor onze gevederde broeders,
voor de natuur in haar geheel, een liefde
die doet denken aan die van Coleridge en
Shelley en die van dit in proza geschreven
boek het werk merkt van een groot dichter.
Het is nu eenmaal een hopelooze arbeid,
wat een meesterstuk van stijl is, uit het
oorspronkelijke in een vreemde taal te willen
overbrengen zóó dat er niets verloren gaat;
absoluut-volmaakte vertalingen behooren nu
eenmaal tot de vrome wenschen die nimmer
geheel vervuld worden. Maar de vertaling
van mevrouw Van Vloten, blijkbaar een. werk
van liefde en toewij iirjg, evenals het boek
van Michelet zelf, voldoet aan alle redelijke
eischen; een lectuur van twee beroemde
hoofdstukken, dat over de Fiegatvogel en
dat over de Nachtegaal, in origineel en ver
tolking, leerde mjj dat de vertaling van Mevr.
Van Vloten het origineel zóó naby' komt als
bij een vertaling uit een Romaansche in een
Germaansche taal maar mogelijk is. Bepaal
delijk is zij er in geslaagd wat de groote
moeilijkheid was van haar taak een denk
beeld te geven van den eigenaardigen, steeds
varieerenden rhythmua, die het proza van
Michelet zooveel soepeler en rijker maakt
dan dat van Chateaubriand en Flaubert, die
toch óók meesters waren in de behandeling
van hun taa'.
P a r y 9.
G. BÜSKEN HUET.
Van Halzen...
(Naar aanleiding van: Holland,. .een klein volk f)
Vergun me iets te antwoorden op het
smakelyk-wijadoenerig artikeltje van den heer
Van Hulzen, in uw Weekblad van 5 Aogustup.
Slechts heel weinig tegen-betoogend, wyl ik
dezen heer nog wel eens elders te woord
zal staan over den aard van deze gansene
schrijverij. Ik ondervind meer dan eens het
verfijnde vermaak, in uw Weekblad, als men
het over dingen heeft waar mijn persoon en
myn werk in geen enkel opzicht bij te pas
komen, mij, vooral mij, er bij de haren te zien
bijgesleept. Koddig, zooals ik al dezen heeren
blijkelyk dwars zit. Het vermaakt me als
mop, en als regel heb ik mij gesteld, nooit
op dergelijke zijdelingsche uitval-fratsen in
te gaan. Doch soms kan het tébar, t
zincelooe worden. Zoo met meneer van Hulzen.
Uit een jarenlange, critieche productie wordt
plots, zonder eenige critische objectiviteit
en eerlijkheid, n kroniek aangehouden, en
daaruit weer n zin, waaruit moet blijken dat
ik Jeanne Reyneke van Stuwe heb neerge
haald". Meneer van Hulzen vermaakt zich op
zijn manier, humoristisch als een boer met
kiespijn, met de critische figuur Querido in 't
bizonder, al spreekt hij dom-geruststellend
de hoop uit, dat ik voldoende begrijpen" zal,
dat het hem niet om Querido te doen is.
Een guit, die meneer van Hulzen. Want na
eerst gepoogd te hebben, tusschen een uit
zinnige insinuatie in, waarin weer even onver
hoeds als mjjn critische-, mijn scheppende
persoonlijkheid als kunstenaar wordt
aanaangetast, Q's. criticua-werk in 't algemeen
voor te stellen als neerhalend, hond-kefferig,
leeuwbrullerig, bazuinend, en aanstormend
op zwakkeren, is de getuigenis, als zou het
niet om mij te doen zijn, van een sluwe
naïveteit. Een heel leger van zulke kerels
als Querido, betuigt van Hulzen, hebben wij
in ons land. Maar o guit I niet tegen dat
heele leger", maar tegen Querido, dien
criticus met z'n grooten mond", is het
kostelijk artikeltje van denkeffendea criticus"
van Hulzen gericht. Want waarom b.v. neemt
hij niet dr. Aletrino, die de laatste maanden
in De Nieuwe Gids afbreekt, fijnmaalt en
neertrapt als een, gek, tienmaal
grootraonderiger, leeuw-brulleriger, kefl'ender en
bazuioen ze 't verband er om wond, gromde
hij nijdig van ,,'n muilband".
Ze lachte witjes, streek even over z'n
haar.
Nou, we weten ten minste dat 't niks is,"
zei hij.
Ja, gelukkig."
Dat zai ze waarachtig vroolijk of ze 't ge
loofde. Maar waarom dtó ze dan zoo lief ?
Voorzichtig vroeg hij : zei dokter niet, hoe
lang 't zou duren?"
,,';i Dag of wat, dacht ie."
l!ij keek haar aan. Zou ze liegen?
Ja, as 't era, werd, dan. waren ze misschien
nog maar koit samen; dan moest hij heel lief
voor der zijn.
En vriendelijk knikte hij, Dat compres
doet goed."
Den heelen dag bleef hij stil. In den winkel
kwam hij niet, lag 's middags op de cansipé,
liet zich door zijn vrouw vertroetelen, voelde
zich gewichtig als Betsie de jongens tot stilte
maande. De pijn was veel iniader door liet koe
lende boorwater, dat hij dadelijk liet vernieu
wen als 't warm werd, maar hij voelde zich slap
en beroerd. En hij leefde zich in, in 't denk
beeld, dat 't heel erg zou worden; hij wist
uu zeker, dat de dokter 't aan zijn vrouw
gezegd had.
En toen de koorts 's avonds weer opkwam,
gaf hij toe aan 'n huilerig medelijden met
zichzelf, voelde zich verongelijkt als de
kinderen lachten.
Maar zij wisten ook nog niet, dat ze hem
misschien gauw zouden verliezen. Och, ze
moesten uog maar vroolijk zijn, zoolang.
Dien nacht sliep hij beter dan de vorig».
Maar toen hij nog in donker wakker word,
riep hij zijne vrouw om 't verband nog eens
te ve> nieuwen.
Ze deed 't geduldig, maande hem goedig
aan, maar weer gauw te gaan slapen.
'a Morgens wachtte hij op de cana^ëden
dokter af, in een soort verlangende nieuws
gierigheid.
Waarom kwam ie nou zoo laat? Emma
waa al lang weg naar school.
Toen de dokter kwam. bleef Ommen liggen'
Zoo, zoo, meneer Ommen, hoe gaat 't?',
Dat deeën dokters altijd: vroolijk praten,
al was 't erg.
Ik voel me beroerd, dokter."
Ja dokter, in'n man had gisteravond be
paald koorts."
Zoo juffrouw? ja, dat komt er dikwijls bij,
zoo'n kooïtfje.
Ommen keek nijdig om 't verkleinwoord.
nender dan Querido? Waarom niet Scharten en
vooral den neerhaler" Adama van Scheltema,
die een heele literatuur en een halve schilder
kunst tegen den grond praat? Waarom niet
anderen van dat heele leger kerels, nu het
toch niet om mij" te doen is? Ook dit feit
zal ^ik heden zwijgend voorbijgaan. Slechts
eenige uitingen van meneer van Hulzen zélf
aanhalen, over den criticus Qaerido, veor het
allergrootste deel in ditzelfde Weekblad ge
geven.
Bij de beoordeeling van Jeanne R. van
Stuwe's De arme vrouw", heb ik critisch
aangetoond waarom dit boek maakwerk is.
Ik heb daarin dezelfde ontledende en
karakteriseerende methode toegepast als in al mijn
anderen critischeu arbeid. Ik meende, dat
juist zulk grof en oppervlakkig
roman-rnaakwerk bij het góéde deel van ons lezend
publiek, 'n ongemotiveerden weerzin tegen de
heerlijke roman-kunst in 't algemeen veroor
zaakte, en dit goede deel verder dan ooit
van onze ' goede literatuur afbracht. Dit te
zeggen, was mijn recht als criticus, dit te
bewijzen, mijn plicht als analysator. Indien
de heer van Hulzen nu mijn neerhaling"
yau Jeanne Reyneke, (in dit boek, wijl
ik haar in andere werken juist tegen
een totale onbeduidendheids-verklaring van
meneer Uyldert verdedigd had) als type van
mijn brullen en keSen" wilde aanduiden,
dan zou hij rst deze critiek weerlegd, en
daaruit het onmogelijke van mijn critische
figuur hebben moeten aantoonen. Dat zou
zijn plicht geweest zijn. Wat is echter het
geval? Ik heb als criticus van den heer van
Hulzen nog nooit anders, behoudens aan
merkingen, dan de grootste waardeering
ondervonden, een waardeering, berustende
op motieven, geheel in strijd met het schaam
teloos oppervlakkige artikel dingske van
heden. Want wat is de bedoeling van zijn
artikel? Te betoogen, dat de afbreek-manie
der critici en de bekampingen der schrijvers
onderling, aanleiding geven tot in
discredietbrenging van onze literatuur bij het publiek,
en oorzaak zijn dat het ome literatuur achter
stelt bij prullaria uit het buitenland. Als
deze absurde bewering waar was, zou het
er inderdaad rampzalig uitzien ... niet met
de critiek, maar met het publiek. Wou meneer
van Hulzen speciaal dit nu betoogen, en aan
de Queridc-figuur als criticus in het algemeen
demonstreeren, dan zou hij vóór dien tijd in
ongeveer gelijken geest over het gevaar en
het brullende der z. g. nterhalende critiek,
en over den criticus Qaerido in het bizonder
moeten geoordeeld hebber). Enkele bewijzen
van het lijnrecht-tegenovergestelde volgen
hier, citaten waarin ik zonder veel commen
taar cursiveer. Destijds heb ik een zeer ver
nietigende critiek geschreven op den
fantasmagorischen arbeid van Louis Couperus.
Wat schreef meneer van Hulzen hierover in
dit Weekblad:
Voor Couperus zelf lijkt me deze ge
weldige critici minder kwetsend ... Het
is evenwel goed dat nu en dan zoo1 n neer
slaande critiek wordt geichreven: goed voor
Couperus zelf, die nn zelf zijn zinnen wat
voorzichtiger heeft te construeeren, goed
voar de napraat-critiek, de mannetjes van
den dag, die op ieder nieuw literator
stapels aanmerkingen hebben te maken,
en elkaar intusschen nababbelen met
geijkte woorden als subliem taalgetokkel,
niet in staat de literaire waarde van
een werk te benaderen; goed ook voor
hen die beginnen of voornemens zijn,
en bovenal goed voor allen die schrijven.
Bij zoo'n critiek waarbij elke zin wordt
ontleed, ontrafeld en getoetst aan de
hooginnerlijke eischen der literatuur, voelt ieder
voor zich wel hoeveel aan eigen geschrijf
nog ontbreekt. Werkelijke kunst stelt
toch zulke hooge eischen, dat men zich
wel huiverig moet gevoelen werk naar
een uitgever te zenden. Het is opmer
kelijk hoeveel middelmatig» of nog minder
dan middelmatig s we nu Jiebben. Een
6eperking van de boekenmarkt wordt lang
zamerhand een eiscb, en dit kan ALLBEN
als de kritiek hoogere eischen stelt. Als een
literator van het hooge standpunt wordt
getuimeld, dat hij in de oogen van het
publiek inneemt, kunnen er zich velen aan
ipiegelen".
Wel moppig van den schalkschen criticus
Van Hulzen zooiets te lezen, in verband met
wat hij er nn uitkraamt. Ik stel aan de critiek
40 cents per regel.
BOUWT te NUNSPEET.
Inlichtingen bij het bouwbureau Arti",
aldaar.
C. H. YAüf DER TELDEX, Fa. G. H. BOSCH, Hofjnw.
KiLYERSTRAAT 153-155, Amsterdam. Tel. 2045.
Piano-, Orgel- en Muziekhandel
Meyroos «fc Halshoven,
ARNHEM, KONINGSPLEIN.
VLEUGELS en PIANO'S
in Zoop en in Huur.
REPAREEREN STEMMEN RUILEN.
De beste medische zeep tot het verkrijgen en behouden van een rose, jeugdigfrisch uiterlyk,
van een witte fluweelzachte huid, een blanke verblindendschoone teint, zoomede tegen
zomersproeten en alle huidonreinheden is beslist slechts de allein echte
Stokpaardjes-Leliënmelkzeep
Voorradig a 50 cent per Stuk in de Apotheken, drogisteryen en parfumeriezaken
Koopt UITSLUITEND BOTER ONDER RIJKSCONTROLE.
De STAAT GARANDEERT U een OïfYERVALSCIIT product,
Roterhandel ZUID L A R E N», REGULIERSGRACHT 27. TELEFOON 8935.
't Ding zelf staat goed,'' constateerde do
dokter rustig, drukte met zijn vingers wat
bloed en pus er uit.
Au! vervloekt!' schreeuwde Ommen,
duwde dokter weg, zat nog ca te kreunen.
Dokter lachte lichtjes.
Even pijn, wat? Nu, met 'n paar dagen
zult u er wel af zijn."
Jeses, wat 'n pijn!" kreunde Ommen,
zijn hoofd steunend op de hand.
Kom, kom, meneer Ommen, niet zoo
kleinzeerig. Ik kan wel zien, dat u niets
gewend bent,"
Is 't niet... ernstig?"
Ommen had dadelijk spijt van de vraag.
Want de dokter lachte hem uit.
Was u waarachtig ongerust?'
En Betsie zei: ,.ja dokter, dat gaat zoo.
As je i:ooit wat heb, denk je gauw't ergste."
Ala alle mensehen a w gestel hadden,
konden wij onze matten wel oprollen,"
fchertste dokter. Nu mijnheer, verder 't
beste hoo.'! En hou de muilband nog maar
'n beetje om."
Ommen groette nauwelijks. Hij gingrechtop
zitten, en toen Betsie weer binnenkwam,
probeerde hij te lachen.
Zie je wel, jij met je dokter ! T wee gulden
weggesmeten, en nog pijn op de koop toe."
Nou, nou," suste zij, .,'t is in ieder geval
voor geruststelling. En der is toch kwaad
uitgekommeii,"
Hij stond op, ging de post nazien, Als 't
dan niks wa?, niks as 'n leelijke, vieze puist,
'c bespottelijk kwaaltje, waar je nog om uit
gelachen werd toe, dan wou hij ook niet ziek
zijn, wou hij der niks meer over hooren.
Maar in den winkel of op straat ging hij niet;
hij zou niet TOOI pias spelen.
Betsie was lief en zorgzaam voor hem a!s
don vorigen dag. 't Gebeurde zoo zelden, dat
ze hem moest verzorgen, ze deed 't graag.
Maar 't maakte hem nu kitteloorig; hij
snauwde haar af, of lachte haar uit. Ze begreep
er niets van; den vorigen dag was hij heel
anders geweest, maar toen voelde hij zich
zeker zieker.
Hij verveelde zich, zat te bladeren in het
boek dat Emma in huis had van de
leesinrichting. Wat'n gebazel... nee, daar moest
je ook an gewoon zijn. Die vervloekte puist
stak en schrijnde en klopte, dat je der wee
var; werd, en toch was 't niks, niks!
Zal 'k vragen of van Merken van middag
'n bittertje komt drinken ?" stelde Betsie
vrcr, maar hij weerde af: ..r.ee, iaat maar."
Hij wou zich niet lateu zien.
's Middags kwam zijne schoonzuster.
? Gunst Evert," vroeg ze, wat is er toch
met je? Ern vertelde me op straat, dat je
zoo'n leelijk ding onder je neus hebt."
't Is niks hoor, niks!" antwoordde hij,
moeite doende om niet boos te worden.
Nou ja, maar zoo iets is toch pijnlijk. En
jij, die nooit wat heb T'
Zachts, dat er dan es wat is. Al is't niet
de moeite waard."
't Lijkt me zoo lastig. En dan met zoo'n
verband. Je ziet er dadelijk zoo gek uit."
Ze lachte.
Ommen liep de kamer uit, kwam niet weer
beneden.
Toen Betaie aan de trap riep, dat Anna
wegging, of hy der niet goeien dag kwam zeg
gen, gaf hij geen antwoord.
Betsie kwam hem zoeken op de slaapkamer.
Gunst man, zit je hier toch? Heb je rne
niet hooren roepen?"
Jawel."
Kom je Anna niet goeiendag zeggen?"
Nee."
Waarom niet?"
Omdat ik Anna's c'.own niet ben. Ik zit
hier goed."
Betsie haalde de schouders op, ging naar
beneden.
Hij hoorde de vrouwen lachen. Natuurlyk
om hem.
's Avonds kwam zijn zuster met een nichtje,
en een paar kennissen, die ook al gehoord
hadden, dat hij ziek was.
Zoodra ze in den winkel stonden, vluchtte
hij de gangdeur uit raar de slaapkamer,
zat daar met grimmig gezicht bij kaars
licht een brief te gchrijveD. Hij zou zich
ten minste niet laten uitlachen om zoo'n
kwaal van niks, die je toch de tranen uit de
oogen perste van de pijn.
Al de volgende dagen, terwijl de steenpuist
langzaam genas, epeelde hij gchuilvinfcje voor
de vrienden en familieleden, die hem bezoch
ten. En terwijl de pijn verdween, werd ook
zijn humeur beter, kreeg hij er pret in, en
stond soms achter de deur te luisteren. Dan
hai hij moeite, 't niet uit te proesten, als de
bezoekers meewarig vroegen of by in bed lag.
Maar later werd hij altijd driftig als iemand
over de puist sprak. En meer nog dan vroe
ger blufte hij op zijn sterk gestel, waar nooit
dat an mankeerde.