De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 22 augustus pagina 5

22 augustus 1909 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1678 DE AMSTERDAMMER W E K K 13 L A D VOOR NEDERLAND. Een PROEF OVERTUIGT dat MAGOFs AROMA in iedere huishouding uitstekende diensten bewijst. Eene kleine hoeveelheid verbetert oogenblikkelQk den smaak van zwakke soepen, sausen, groenten, eierspgzen, enz. Een proeffleschje kost slechts 10 cents. tmillllHUIIIIHIlllimiMIIIMIMlmtimHUMHniMIIIHMMmMIIIIHIHIIUMMmiMlltlHIMIIIM IIIIIIHIIIIIIIIIIIIIII IIIIIMMII lllll Hlllllllll Illllllll Mlllllltl IIIIMIIUtlllMIIMI l IMMMI MIMI l Illllilllll Mllllf HMMMMMI «V. « Nog iets over Pestalozzi, In aansluiting aan de'schets van Pestalozzi in het voiig nummer van De Amsterdammer voegen wühierbij nog een Paar wel merk waardige gebeurtenissen uit zijn leven. Pes talozzi behoorde tot de weinige hoogstaande menschen, die werkelijk het algemeen belang ten allen t^de boven hun persoonlijk belang stellen. HU vroeg de zuster van zyn vriend ten huwelijk. Dat meisje was mooi en had vermogen. Pestalozzi was arm en door de natuur misdeeld. Toch schreef hij in zijn brief, waarin hy zijn aanzoek deed: n ding moet ge wel weten, als er ooit strijd zon ontstaan tusschen het belang van de gemeenschap en ons persoonlijk belang, dan zal ik zeker het eerste kiezen." Het meisje dacht er over als hij, werd zijn vrouw en deelde later trouw al zg'n "moeiten, zorgen en leed. De legers der verbonden mogendheden waren op weg naar Frankrijk. De keizer van Rusland was daar ook bg. Hij passeerde Zürich en wilde Peatalozsi, die als paedagoog reeda naam gemaakt had, leeren kennen. Deze begaf zich naar den keizer. De keizer was nieuwsgierig naar zijn onder wijs-methode, maar Pestalozzi, met een hart vol medelijden met de arme Polen, maakte van de gelegenheid gebruik en hield een vurig pleidooi voor dat arme volk. H|j schoof, om den keizer zijn gedachten maar goed in te prenten, zijn stoel telkens dichter büden vorst, die even dikwijls retireerde, tot hij eindelijk tegen den wand van de kamer zat. Toen Pestalozzi nu nog dich terbij schoof, keek de keizer hem eens ernstigvriendelijk aan. Pestalozzi zag wat hu gedaan had en vroeg om ver schooning voor hetgeen hu, in het vuur zijner woorden, niet had opgemerkt. De keizer vergaf het hem gaarne, en sprak later altijd met hoogachting over den man, die ook werkelijk aller hoogachting verdiende. Waarom wüdeze twee trekjes hier vermel den? Omdat het al licht dezen of genen er toe kan brengen, dat hij eens de geschriften van dien verdienstelijken, grooten man, baan breker op het terrein der volksopvoeding, ter hand neme. Vooral Lienhard und Gertrud" blijft een zeer lezerswaardig boek. Daaruit leeren we beter dan uit eenig handboek der geschie denis den veelal treurigen maatschappely'ken toestand kennen van het Dnitsche volk in de achttiende eeuw. Op bet graf van Pestalozzi staat te lezen: Hij was alles voor anderen, niets voor zich zelven." J. W. Geachte Redactie! Mag ik n om plaatsing van nog een enkel woord in uw geëerd blad verzoeken? Zoo ik op het laatste artikel van mevr. A. v. Leeuwen-Francken niet antwoordde, zou men kunnen meenen, dat ik met haar schrij ven in de Amsterdammer No. 1670 instemde, IIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlMlllllllllllllltlll UIT DB NATUUR. CCCXXXVI. Om Bergen op Zoom. Wat die wesp met haar ijselijk dunne taille daar doet, weet ik wel van vroeger. Het is een luguber werk. Zij graaf t een graf voor een wezen, dat nog leeft en zyn leven geniet en geen vermoeden heeft, dat daar op die gele zandplek achter het mooie huis een moordenaar al den kuil heeft gedolven, waarin hu binnen een half uur levend zal worden begraven. Kijk, hoe de slanke, roode moordwesp, het diepe graf met een paar bolle en platte steentjes overdekt l Zij schopt er wat zand over heen, zóó, dat er van buiten nie:s meer te zien valt van haar graaf werk; voldaan over haar voorloopigen arbeid, damt zij een paar maal rondom om de verborgen grafkuil en vliegt been; zij gaat daar aan den over kant in het eikenhout of by°de dennen de rups zoeken, die voor haar voortbestaan als «offer zal dienen. Dat arme dier zai ze ver lammen, paralygeeren met haar giftigen angel; juist in zulke zennwknoopen zal ze haar dolk doen binnendringen, dat niet de onmiddellijke dood volgt, maar by'na geheele onbeweeg lijkheid. BJJ ondervinding weet ik ik heb het ook al eens tot in bijzonderheden verteld hoelang het duren kan en hoeveel hindernissen er over wonnen moeten worden,eer de wesp met haar verlamde prooi bij het al gegraven graf terug komt. In een vroegere zomer-vacantie heb ik eens een vol uur lang zoo'n graaf wesp, die haar rups over de beide transporteerde, voetje voor voetje gevolgd. Het geheele verloop van het martelproces na te gBan, duurt wel drie weken. Wie van alles wat wil weten en niet alles van iets, kan geen twee of drie keer zulke speciale studies over doen; datisentomologen-werk. Ik ben trouwens het rupgengraf, ook al weer uit het oog kwijt; onmid dellijk na het wegvliegen van de wesp had ik het moeten merken; nu is het zoeken er naar al onbegonnen werk. Maar het is al weer vergeten ook; de zandkuil is een en al leven.en beweging. Niet alle donkere poorten zijn de toegangen tot moordkuilen; deze breede tunnelingang voert maar een klein eindje het zand in; de be woonster bekleedt de wanden met een groen behangsel; ze knipt de stof er voor uit de robinia of valeche acacia, die boven op den rand van de kuil groeit; en zy brengt er geen levende of doode prooi in, zooals de moor iwespen, om daarop haar ei te leggen. Want het bijtje, dat hier woont en dat den toepasselijken naam van behanger" draagt, voert haar jongen met bloemenhouing en bloemenmeel. Zij stapelt een heele rij eigengemaakte korfjes op elkaar, elk met een eigen voor raad en met een eigen eitje. Nu komt zy voor de derde maal terug, in vijf minaten; ze zweeft een oogenblik voor de opening; het en dit is geenszins het ge 'al. De jam door my bereid volgens opgegeven recept, dat is op 7 pond aardbeien, frambozen, enz, enz., 2 pond kandysniker, is wel degelijk jam en geen vruchten au jus, zooals mevr. v. L.-Fr. ze betiteld. Hiervan zou ik haar kunnen overtuigen, zoo zij zich de moeite wilde ge troosten, ze bij mij te komen zien. Dat ik voor het conser veeren van de jan, mij van de Weck's Sterelisator bedien, heeft een toe vallige reden : Ik ben wat ruim van die flesschen voorzien l Maar het beteekent volstrekt niet, dat ik bang zou zyn dat zij anders niet goed blijven. Dat zou even goed in de gewone geleipotjes het ge val zyn; alleen moeten deze laatste beslist volgens mijne vroegere aacgeving met koud water opgezet en uitgekookt worden, kokend gevuld en onder een doek van gaas of andere poreuze stof, vóór men die definitief afsluit, geheel afkoelen, 't Spreekt van zelf, dat de jam zoo lang moet gekookt hebben, dat zy voldoende verdampt is, en de gewenschte dikte heeft. Is zij onder de doek bekoeld, dan beeft zich een natuurlijk vel op de oppervlakte gevormd. Dit nu wordt met een in alcohol, (geen brandewijn) gedrenkt pa piertje afgedekt, en met perkamentpapier afgesloten. Met dank voor de plaatsing. Uw d w. Mfrj. A. H. Geachte Redactie, Na lezing van het laatste artikel van mi- j, A. H. bl|jkt mij weer de waarheid van het: il ne faut par disputer des gouts," ten slotte _komt het er toch maar op aan, iets smakelyks te bereiden en beeft men iets, waarmee men ingenomen is, dan zou het dwaasheid zyn dit voor iets anders te verwisselen. Alleen de houdbaarheid der jams gemaakt met nog geen derde suiker van de hoeveelheid vruchten, is voor mij een raadsel. Overigens beroep ik mij op een autoriteit als mej. Manden in haar Recepten van de Haaggche Kookschool, waar zij eveneens op aardbtien dezelfde hoe veelheid suiker als vruchten opgeeft, even als op gelei van vier vruchtensoorten, appel gelei, abrikozengelei enz. De wijze van be reiding moge anders zijn als de mijne, de maat der suiker is dezelfde. Zeker kan men door zeer lang koken, door al het waterge halte der vruchten te laten verdampen, ten slotte met een geringer hoeveelheid suiker volstaan, maar dan heeft de jam veel van zijne frischheid verloren en is de hoeveel heid zoo zeer verminderd, dat men ten slotte tot hetzelfde resultaat komt als bij myn re cept. Gaarne zoude ik de jam van mej. A. H. na eenige maanden in geleipotjes willen zien, maar wie is mpj. A. H. en hoe kan ik haar vinden? Hoogachtend, M. de Red., Uw dw. A. v. LEEDWEN FKAKCKBN. groene blaadje, nu een langwerpig uitgeknipt stuk, houdt ze tusschen de voorpooten. Met een potlood raak ik baar aan en zy' laat ver schrikt het blaadje vallen. Het is een sluit stuk, grooter en langer dan de gewone ronde knipsels, die alleen voor de wanden niet voor de dekking van de honingwiegjes dienen. Met de loupe zijn aan het losgelaten blad stuk duidelijk de indrukken van den byenbek te zien: de drie afgeknipte kanten zijn regel matig gehakkeld, een botanicus zou zeggen fijn gezaagd". Nu wordt het toch een beetje te erg met de middaghitte, het zonnetje gaat steken; het zand is stellig 50°C. en noodisjt ons liever op te staan en weer een wandeling te doen. Ook de zandwegen, andere zyn er in de naaste omgeving niet, zijn warm; maar mooi, door de massa van paarse en gele bloemen en de witte glinsterende plekjes, waar het zand bloot komt. Merkwaardig hoe rijk aan leven het op de zandhellingen ie, in vergely'king met de klei en het droge veen. Overal in ons land waar ge maar los zand vindt in de nabijheid van bouwland en liefst van moestuinen en wei land, kunt ge bet wonderlijk leven van de graafwegpen en graafbijen in volle werking zien; bij Apeldoorn, bij Bussum, bij Hattem zijn al heel mooie kolonies te vinden, maar zoo vol en rijk aan het gravend klein goed als hier in Halsteren heb ik nog niet vaak gezien. Op en van 't water. Zierikzee l Neen, maar! wie gaat er nu naar Zierikzee?l zoo klonk de verbaasde uitroep toen ik dezer dagen aan vrienden en kennissen mededeelde dat wüeen boottocht gingen maken, een reisje raar en door Zeeland. Gaat toch langs den Ryn varen, maakt een tocht naar België; waarom gaan jullie niet naar Thüringen, naar den Harz, naar Jühenheim? Omdat we naar Zeeland gaan, naar die mooie provincie, een merkwaardig gedeelte van ons land, naar een oud historisch ge west, dat wij, o schande! steeds verzuimden te bezoeken. Het is onzen raadgevers niet mogen ge lukken ons uit de koers te praten. Er zijn menschen die het razend tempo van een puf-heeten, stcffigen, opgepropten sneltrein, verreweg verkiezen boven het droom-doezelig genot van vele uren op een boot doorbren gen. De sneltrein brengt de reizigers zoo enel waar zij wezen moeten. Ongetwijfeld. Maar, wanieer men geen haast heeft, geen haast! het klinkt ongeloofelijk in onze wirrel-warrel herrie-ty'd, dan is 't toeven op een boot, die de passagiers in 6 a 7 uur van Rotterdam naar Zie ikzee brengt, een heerlijk, frisch, hoogst interessant en goed koop genot. Voor het lange traject betaalt men op de kraakzindelijke, echt-Hollandsche stoomboot, n daalder per persoon. Het geplas door Maas, Dordtsehe-kil, Hollandsdiep en de Zeeuw^che wateren verveelt geen oogenblik. Natuurlijk is mooi weer voor boottochten een onmisbare factor. Ge lukkig is 't nu eindelijk hóóg-zomer, prach tige zonneschijn getemperd door een zacht koeltje, strak blauwe luchten zyn het zomer weertje waarnaar wij in de sombere, gure, regendagen van Juni en Juli, hunkerend uitkeken. Zierikzee is een alleraardigst stadje met paleizen van huizen. Pracntgebouwen met gevels, ranen en gebeeldhouwde deuren trotsch en rustig aandoend in het stil, vredig stedeke waar het cosmopolitisch gedoe, en de verbijsterende drukte onzer dagen, absoluut niet zjjn binnengedrongen. Het stadhuis van Zierikzee met zijn in drukwekkend achooue toren hoog opgaand, scherp zich afteekerjend in 't laaiend zonne licht, gekroond door 't kloek Neptunusbeeld beheerschend den verren omtrek der uitge strekte Zeeuwsche wateren, het stadhuis, onlangs door onze Koningin bezocht, is the great attracüon voor Schilders, beeldhouwers, architecten, en voor allen, tot wier bewust zijn is doorgedrongen dat: a thing of beauty is a joy for ever". De entree van het stad huis te Zierikiee, is typisch, hél e»en ont nuchterend. Wanneer de breede deuren zich ontsluiten, denkt men in een koetshuis bin nen te tredei". Gele klinkersteenen met een afvoergootje ter rechterzijde, bretde, witgekalkte, gewelf-achtige muren, een lage toegang naar de breede, grauwe, steenen trappen, een toegang zóó laag, dat Koningin Wilhelmina, die niet tot de ry'zige gestslten In , (Punch.) De soort van zand doet er veel toe. Het veel rullere duinzand is niet zoo geschikt om er mijnen in aan te leggen, als dit voch tige ijzerhoudende zand met een klein gehalte aan leem; de massa eiken hakhout en de verspreide dennenboschjes zijn vindplaatsen voor de prooidieren der moordwespen, en ie overvloed van bloemen, vooral van de honingbloemen, knautia en zandblauwtjes en gele composieten hooge kruiskruiden en echt walstroo, leveren voedsel voor allen : voor de wespen en de parasieten zelf en voor de bijen, waarvan ook de larven van honing en stuifmeel leven. Ook het aantal niet alledaagsche vlinder- en keversoorten, die wij op onzen tweeden tocht in den omtrek te zien krijgen, bewijst, dat de oude renommée van een goed vlinderland te zijn, voor Bergen op Zoom nog altijd geldt. De hoo'ge zandige wallen om de bouw landen brengen ons nog in ander opzicht vroegere wandelingen in Apeldoorn, Hattem en Hummelooin herinnering. Evenals overal, waar van hooge of golvende heide door af graving en opvulling tot bouwland en moes tuin is gemaakt, ontstaan lanas de wegen en paden baantjes heeten ze hier van die hooge zandmuurtjes, mulle dijken; bovenop met kreupelhout of struweel bewassen er met bermen vol van bloemen. De bovenrand, die indertijd steil afgestoken werd, brokkelt langzamerhand wat af; maar de oude humuslaag van de heide houdt toch beter samen dan de lichte rulle zandlaag er vlak onder, Vangkuiltjes van mierenleeuwen; bovenaan, onder den rand. Een studie, latende zien, hoe alleen de wilgen-type geschikt is om het er bij het moderne verkeer levend af te brengen. i immuun MIMI miiiiiMiimiiiiiiii minimin mm behoort, onwillekeurig even bukte, toen zij er onder-door ging. Doch, die zelfde entree is zóó prachtig van licht, het blanke schijnsel neerzevend uit het groote raam boven de ingangsdeuren, vroolyk blikkerend uit den achtergrond ver loopend in een brok tuin, dat een schilder Wendeling uit Dresden den Isten prijs haalde met zijn doek vooi stellend den toegang tot het Zierikzeeeche stadhuis. Da artist liet een glunder, Zeeuwsen boerinnetje op de onderste tree van de breede, steenen trap poseeren; ecbuin over haar, op een houten bankje, een boerin netje met breiwerk in de hinden. Op den voorgrond een groote, koperen ketel, waar zonneglanzend 't bovenlicht op ketst. De Dresdener schilde) s akaiemie zendt elk jaar leerlingen naar Zierikzee. Allen krijgen van de jury dezelfde opdracht: vier stads gezichten op Zierikzee echilderen. De beste uitvoering wordt natuurlijk met den eersten prijs bekroond. De schildersnaam van hen, aan wien de eerste prijs wordt toegekend, is door deze onderscheiding gevestigd. Eikenbouten deuren, kunstvolle eikenhou ten betimmeringen, schitterend houtsnijwerk, heerlijk ijzerwerk uit de hand gesmeed, een juweel van een hek, de steenen trap op 't boren portaal afsluitend, antique kasten om van te watertanden, fresco's om voor te knie len boeien en gtreelen 't oog van den bezoe ker bij zjjn ommegang door: trouwzaal, bargermeesterskamer, kamer van den secretaris, 't vertrek waar de zittingen van 't kanton gerecht plaats vinden, en de schitterende raadzaal. en zoo vormen zich vla t aan de bovenrand brokkelige uitspringende lijsten; deze over hangende zandsoapels en ruggen, bieden schuilplaats tegen regen en wind, en soms ook tegen zonneschijn, aan de vele dieren die van duisternis of windstilte houden; talrijk z'ijn er de spinnennesten; ook hommels en wespen leggen er gaarne kolonies aan, en van mieren krioelt het er. Als een natuurvriend langs zulke brokkelwalletjes loopt, kijkt hy' van tijd tot ty'd eens uit of hij in het witte rulle zand, vlat onder de uitspringende humusplaten en zandbonken, ook kleine trechtervormige kuiltjes in het zand kan ontdekken. Want dan is er kans, de allermerkwaardigste jachtpartij ?an een mierenleeuw bij te wonea. De vaikuil van zoo'n leeuw is een trechtertje van hoog stens een hal ?en decimeter doorsnede aan den bovenrand; meestal maar van n of twee centimeter. Onder in de punt van den gladden trechter, waar de buis of pijp zou beginnen, als het op-en-top een trechter was, lint, bijna geheel in het zand verscholen, de leeuw op de loer. Een groot beest is het dus niet; een van een centimeter is al een heele laas en van een leeuw heeft hij heelemaal nietg; het dier lijkt oppervlakkig omkeken meer op een spin met korte pooten. Toch is het in het geheel geen spin; het is de zon derling gevormde larve van een dier, dat merkwaardig veel op een libel of glazenma ker lijkt, maar dat ook alweer geen libel is. In levenswijze en vorm heeft dit beestje in ons land althans ziju gelijke niet. Tocïi is het niet zeldzaam. Behalve in de duinstreek kunt ge hem overal in ons land aantrtüen, wap.r nog zandige heide te vinden is. Buigt ge voorover om in zoo'n leeuwenkuil te kijken, dan ziet ge n oogenblik in de punt, eeaige beweging, alsof er iets wegdook en dan schijnt de trechter levenloos. Er is inderdaad iets weggedoken, en wel een stel kaken in den vorm van een nijptang met spitse punten, met nog een stuk van den platten kop, waar ze aan zitten; aan die machine, een platten kop met kaakvortnige zuiakaken, xit no* een zak vastgehecht, die uit ringen of segmenten beslaat en waaraan nog een zestal korte en dunne insecten-pooten bevestigd zijn. Dit compleet monster zit nu vlak onder de punt van du trechter te wachten, tot ge verkiest heen te gaan. Wilt ge hem in zijn geheel zien, dan hebt ge maar snel een hand vol zand vlak onder den trechter op te scheppen en op de palm of op een blad of een vel papier vlak uit te spreiden. De bespeurt dan al gauw het zandkleuii^e dier, dat, steeds achteruit loopend, tracht te ontkomen. Laat ge hem in zijn schuilplaats met rust; en zorgt ge, niet te dicht bij het vangkuiltje te komen, waai in de beide tangen ala een zwart stipje zichtbaar zijn, dan kunt ge gemak kelijk zijn vantjmethoie bestudeereu. Ge pakt maar een van de vele mieren om Op den zolder hangen grimmige zwaarden, dateerend uit den Spaanschen tijd; bengelt een Noorsche canot, waarin een houten Noor man met bol volle-maans-gezicht, en ver schrikte kat-uil-oogen, herinnering aan 't jaar 800, toen de Noormannen onze kusten onveilig maakten. Door de groote welwillendheid van 't raads lid, den heer W. Ribbens, mochten wy overal een kijkje nemen. Overal! Zelfs, in een af gesloten gedeelte van den zolder, waar vroeger de geduchte vierschaar troonde. Een grimmig beulszwaard hangt daar nu goddank! r oestig rust roest! aan den muur. Ook in dit griezel-vertrek een forsche eiken schouw versierd met artistiek houtsnijwerk. Nog prijkt op den zolder van het stadhuis te Zierikzee het ouwerwetsche kanonnetje waarmee in 1810 Napoleon het eere- saluut werd toegebulderd. Boven de schouw van de burgermeesters kamer keur van wapens van Zeeland, waar onder een aantal plaatselijke wapens van dorpen en stedekens sedert lang een prooi der onrustige, Zeeuwsche wateren. Ook prijkt daar 't wapen van Oranje-Nas^au. Toen Lodewyk Bonaparte, broer van Napoléon, koning van Holland geworden, boven de schouw het Oranje-Nassau wapen speurde, zei bij: II n'y a plus d'Orange, qu'on enlève ca." Men bedekte het met een laag kalk, maar nauwelijks had de Fransche praatjes-maker zyn hielen gelicht, of 't schuttend kalklaagje werd lustig weggebikt! CAPRICE. u heen en brengt die op een grassprietje voorzichtig naar den rand van het kuiltje; met het zelfde sprietje dryft ge de mier zijn noodlot tegemoet, indien hij het tracht te ontvluciten. Een wreed vermaak, maar dat ge u ook slechts eenmaal in uw leven behoeft te gun nen, om uw kennis van het dierenleven en van den strijd om het bestaan in de natuur heel wat te verdiepen. Zoodra de mier aan den rand van den verraderlijken trechter is gekomen en onder in het zwarte stipje ziet, en even weifelt, rollen er allicht een paar zandkorreltjes onder zyn voorpooten weg en hij schuift een of twee millimeter naar beneden; vallen of neerstor ten is alujd ocaaugenaam, waarschijnlijk ook voor een mier; het diertje tracht zich staande te houden en weer naar boven te komen. Maar nu gebeurt er iets wonderlijk s, iets eenigs, iets dat zijn weerga niet heeft in het natuurleven van ons vaderland. Uit den bodem van de put schiet een fontein van fijn zand omhoog, dat neerstort op de mier en hem het omhoog krabbelen zeer bemoei lijkt. Nu gevoelt en onderscheidt de mier dit bly'kbaar als een vijandelijke daad, en hy'djet wanhopige pogingen, om zich uit de kuil te werken; boe harder hij worstelt hoe hevi ger de stortbui die op hem neerdaalt; met verwoede rukken slingert de mierenleeuw telkens een kop vol zand naar den krabbelaar en als er niet toevallig een klein steentje bijzonder vaitzit, of als er niet door vocht een paar zandkorrels aaneen gekleefd zijn, dan is de arme mier verloren. Hij verliest met elke secon|U}k en elk sandstortbad een millimeter terrein; nu schept de jager een volle ladicg op zijn kop en werpt ze omhoog, de krachten van da mier begeven hem een oogenbiik; hij stort neer en t vee groote kromme kaken, de stierhorens op den kop van het monater, scherp als dolken, door boren de ongelukkige mier. Die kaken zijn hol; ze doen dienst als pompen en inderdaad pompen ze de mier leeg, zóó leeg, dat er alleen het harde huidje overblijft. Dat neemt de roover op zijn kop en werpt het de kuil uit; ai weer met zijn kop, op de manier als voetballers wel eens doen met den bal. Daarna brengt hij zijn valkuil weer in orde en wacht op een nieuwe prooi. Dit alles is in ko'ten tijd, ook zonder eigenmachtig ingrijpen, voor ieder waar te nemen, die er geduld voor heeft, en de kuiltjes heeft ontdekt. Tegen half Augustus vindt ge veel leege kuiltjes; een handdiep er onder ligt een balletje begraven zoo rond en zoo groot als een knikker. Wat dat is, kunt ge wel gissen; en een werkelijk belangwekkende studie is het, daarin de ontwikkeling na te gaan van het teere, mooie gaas vleugel i ge diertje, dat ontstaat uit de larve, uit den afzichtelijken struikroover, die mierenleeuw heet. E. HEIMAÜS. L

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl