Historisch Archief 1877-1940
No. 1678
DE AMSTERDAMMER W E K K 13 L A D VOOR NEDERLAND.
Een PROEF OVERTUIGT
dat MAGOFs AROMA
in iedere huishouding
uitstekende diensten bewijst.
Eene kleine hoeveelheid verbetert oogenblikkelQk den smaak van zwakke soepen, sausen, groenten, eierspgzen, enz.
Een proeffleschje kost slechts 10 cents.
tmillllHUIIIIHIlllimiMIIIMIMlmtimHUMHniMIIIHMMmMIIIIHIHIIUMMmiMlltlHIMIIIM IIIIIIHIIIIIIIIIIIIIII IIIIIMMII lllll Hlllllllll Illllllll Mlllllltl IIIIMIIUtlllMIIMI l IMMMI MIMI l Illllilllll Mllllf HMMMMMI
«V. «
Nog iets over Pestalozzi,
In aansluiting aan de'schets van Pestalozzi
in het voiig nummer van De Amsterdammer
voegen wühierbij nog een Paar wel merk
waardige gebeurtenissen uit zijn leven. Pes
talozzi behoorde tot de weinige hoogstaande
menschen, die werkelijk het algemeen belang
ten allen t^de boven hun persoonlijk belang
stellen. HU vroeg de zuster van zyn vriend
ten huwelijk. Dat meisje was mooi en had
vermogen. Pestalozzi was arm en door
de natuur misdeeld. Toch schreef hij in zijn
brief, waarin hy zijn aanzoek deed: n
ding moet ge wel weten, als er ooit strijd
zon ontstaan tusschen het belang van de
gemeenschap en ons persoonlijk belang, dan
zal ik zeker het eerste kiezen." Het meisje
dacht er over als hij, werd zijn vrouw en
deelde later trouw al zg'n "moeiten, zorgen
en leed.
De legers der verbonden mogendheden
waren op weg naar Frankrijk. De keizer van
Rusland was daar ook bg. Hij passeerde
Zürich en wilde Peatalozsi, die als
paedagoog reeda naam gemaakt had, leeren kennen.
Deze begaf zich naar den keizer.
De keizer was nieuwsgierig naar zijn onder
wijs-methode, maar Pestalozzi, met een hart
vol medelijden met de arme Polen, maakte
van de gelegenheid gebruik en hield een vurig
pleidooi voor dat arme volk.
H|j schoof, om den keizer zijn gedachten
maar goed in te prenten, zijn stoel telkens
dichter büden vorst, die even dikwijls
retireerde, tot hij eindelijk tegen den wand van
de kamer zat. Toen Pestalozzi nu nog dich
terbij schoof, keek de keizer hem eens
ernstigvriendelijk aan. Pestalozzi zag wat hu gedaan
had en vroeg om ver schooning voor hetgeen
hu, in het vuur zijner woorden, niet had
opgemerkt.
De keizer vergaf het hem gaarne, en sprak
later altijd met hoogachting over den man,
die ook werkelijk aller hoogachting verdiende.
Waarom wüdeze twee trekjes hier vermel
den? Omdat het al licht dezen of genen er
toe kan brengen, dat hij eens de geschriften
van dien verdienstelijken, grooten man, baan
breker op het terrein der volksopvoeding,
ter hand neme.
Vooral Lienhard und Gertrud" blijft een
zeer lezerswaardig boek. Daaruit leeren we
beter dan uit eenig handboek der geschie
denis den veelal treurigen maatschappely'ken
toestand kennen van het Dnitsche volk in de
achttiende eeuw.
Op bet graf van Pestalozzi staat te lezen:
Hij was alles voor anderen, niets voor zich
zelven." J. W.
Geachte Redactie!
Mag ik n om plaatsing van nog een enkel
woord in uw geëerd blad verzoeken?
Zoo ik op het laatste artikel van mevr. A.
v. Leeuwen-Francken niet antwoordde, zou
men kunnen meenen, dat ik met haar schrij
ven in de Amsterdammer No. 1670 instemde,
IIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlMlllllllllllllltlll
UIT DB NATUUR.
CCCXXXVI. Om Bergen op Zoom.
Wat die wesp met haar ijselijk dunne
taille daar doet, weet ik wel van vroeger.
Het is een luguber werk. Zij graaf t een graf
voor een wezen, dat nog leeft en zyn leven
geniet en geen vermoeden heeft, dat daar
op die gele zandplek achter het mooie huis
een moordenaar al den kuil heeft gedolven,
waarin hu binnen een half uur levend zal
worden begraven.
Kijk, hoe de slanke, roode moordwesp, het
diepe graf met een paar bolle en platte
steentjes overdekt l Zij schopt er wat zand
over heen, zóó, dat er van buiten nie:s meer
te zien valt van haar graaf werk; voldaan
over haar voorloopigen arbeid, damt zij een
paar maal rondom om de verborgen grafkuil
en vliegt been; zij gaat daar aan den over
kant in het eikenhout of by°de dennen de
rups zoeken, die voor haar voortbestaan als
«offer zal dienen. Dat arme dier zai ze ver
lammen, paralygeeren met haar giftigen angel;
juist in zulke zennwknoopen zal ze haar dolk
doen binnendringen, dat niet de onmiddellijke
dood volgt, maar by'na geheele onbeweeg
lijkheid.
BJJ ondervinding weet ik ik heb het ook al
eens tot in bijzonderheden verteld hoelang
het duren kan en hoeveel hindernissen er over
wonnen moeten worden,eer de wesp met haar
verlamde prooi bij het al gegraven graf terug
komt. In een vroegere zomer-vacantie heb ik
eens een vol uur lang zoo'n graaf wesp, die haar
rups over de beide transporteerde, voetje voor
voetje gevolgd. Het geheele verloop van
het martelproces na te gBan, duurt wel drie
weken. Wie van alles wat wil weten en niet
alles van iets, kan geen twee of drie keer
zulke speciale studies over doen;
datisentomologen-werk. Ik ben trouwens het
rupgengraf, ook al weer uit het oog kwijt; onmid
dellijk na het wegvliegen van de wesp had ik
het moeten merken; nu is het zoeken er naar
al onbegonnen werk.
Maar het is al weer vergeten ook; de
zandkuil is een en al leven.en beweging. Niet
alle donkere poorten zijn de toegangen tot
moordkuilen; deze breede tunnelingang voert
maar een klein eindje het zand in; de be
woonster bekleedt de wanden met een groen
behangsel; ze knipt de stof er voor uit de
robinia of valeche acacia, die boven op den
rand van de kuil groeit; en zy brengt er geen
levende of doode prooi in, zooals de moor
iwespen, om daarop haar ei te leggen. Want
het bijtje, dat hier woont en dat den
toepasselijken naam van behanger" draagt, voert
haar jongen met bloemenhouing en
bloemenmeel. Zij stapelt een heele rij eigengemaakte
korfjes op elkaar, elk met een eigen voor
raad en met een eigen eitje. Nu komt zy
voor de derde maal terug, in vijf minaten; ze
zweeft een oogenblik voor de opening; het
en dit is geenszins het ge 'al. De jam door
my bereid volgens opgegeven recept, dat is
op 7 pond aardbeien, frambozen, enz, enz.,
2 pond kandysniker, is wel degelijk jam en
geen vruchten au jus, zooals mevr. v. L.-Fr.
ze betiteld. Hiervan zou ik haar kunnen
overtuigen, zoo zij zich de moeite wilde ge
troosten, ze bij mij te komen zien. Dat ik
voor het conser veeren van de jan, mij van
de Weck's Sterelisator bedien, heeft een toe
vallige reden : Ik ben wat ruim van die
flesschen voorzien l Maar het beteekent volstrekt
niet, dat ik bang zou zyn dat zij anders niet
goed blijven. Dat zou even goed in de gewone
geleipotjes het ge val zyn; alleen moeten deze
laatste beslist volgens mijne vroegere
aacgeving met koud water opgezet en uitgekookt
worden, kokend gevuld en onder een doek
van gaas of andere poreuze stof, vóór men
die definitief afsluit, geheel afkoelen, 't Spreekt
van zelf, dat de jam zoo lang moet gekookt
hebben, dat zy voldoende verdampt is, en de
gewenschte dikte heeft. Is zij onder de doek
bekoeld, dan beeft zich een natuurlijk vel op
de oppervlakte gevormd. Dit nu wordt met
een in alcohol, (geen brandewijn) gedrenkt pa
piertje afgedekt, en met perkamentpapier
afgesloten.
Met dank voor de plaatsing.
Uw d w.
Mfrj. A. H.
Geachte Redactie,
Na lezing van het laatste artikel van mi- j,
A. H. bl|jkt mij weer de waarheid van het:
il ne faut par disputer des gouts," ten slotte
_komt het er toch maar op aan, iets
smakelyks te bereiden en beeft men iets, waarmee
men ingenomen is, dan zou het dwaasheid
zyn dit voor iets anders te verwisselen. Alleen
de houdbaarheid der jams gemaakt met nog
geen derde suiker van de hoeveelheid vruchten,
is voor mij een raadsel. Overigens beroep ik
mij op een autoriteit als mej. Manden in
haar Recepten van de Haaggche Kookschool,
waar zij eveneens op aardbtien dezelfde hoe
veelheid suiker als vruchten opgeeft, even
als op gelei van vier vruchtensoorten, appel
gelei, abrikozengelei enz. De wijze van be
reiding moge anders zijn als de mijne, de
maat der suiker is dezelfde. Zeker kan men
door zeer lang koken, door al het waterge
halte der vruchten te laten verdampen, ten
slotte met een geringer hoeveelheid suiker
volstaan, maar dan heeft de jam veel van
zijne frischheid verloren en is de hoeveel
heid zoo zeer verminderd, dat men ten slotte
tot hetzelfde resultaat komt als bij myn re
cept. Gaarne zoude ik de jam van mej.
A. H. na eenige maanden in geleipotjes willen
zien, maar wie is mpj. A. H. en hoe kan ik
haar vinden?
Hoogachtend, M. de Red.,
Uw dw.
A. v. LEEDWEN FKAKCKBN.
groene blaadje, nu een langwerpig uitgeknipt
stuk, houdt ze tusschen de voorpooten. Met
een potlood raak ik baar aan en zy' laat ver
schrikt het blaadje vallen. Het is een sluit
stuk, grooter en langer dan de gewone ronde
knipsels, die alleen voor de wanden niet voor
de dekking van de honingwiegjes dienen.
Met de loupe zijn aan het losgelaten blad
stuk duidelijk de indrukken van den byenbek
te zien: de drie afgeknipte kanten zijn regel
matig gehakkeld, een botanicus zou zeggen
fijn gezaagd".
Nu wordt het toch een beetje te erg met
de middaghitte, het zonnetje gaat steken;
het zand is stellig 50°C. en noodisjt ons
liever op te staan en weer een wandeling te
doen.
Ook de zandwegen, andere zyn er in de
naaste omgeving niet, zijn warm; maar mooi,
door de massa van paarse en gele bloemen
en de witte glinsterende plekjes, waar het
zand bloot komt.
Merkwaardig hoe rijk aan leven het op de
zandhellingen ie, in vergely'king met de klei
en het droge veen. Overal in ons land waar
ge maar los zand vindt in de nabijheid van
bouwland en liefst van moestuinen en wei
land, kunt ge bet wonderlijk leven van de
graafwegpen en graafbijen in volle werking
zien; bij Apeldoorn, bij Bussum, bij Hattem
zijn al heel mooie kolonies te vinden, maar
zoo vol en rijk aan het gravend klein goed
als hier in Halsteren heb ik nog niet vaak
gezien.
Op en van 't water. Zierikzee l
Neen, maar! wie gaat er nu naar
Zierikzee?l zoo klonk de verbaasde uitroep toen
ik dezer dagen aan vrienden en kennissen
mededeelde dat wüeen boottocht gingen
maken, een reisje raar en door Zeeland.
Gaat toch langs den Ryn varen, maakt
een tocht naar België; waarom gaan jullie
niet naar Thüringen, naar den Harz, naar
Jühenheim?
Omdat we naar Zeeland gaan, naar die
mooie provincie, een merkwaardig gedeelte
van ons land, naar een oud historisch ge
west, dat wij, o schande! steeds verzuimden
te bezoeken.
Het is onzen raadgevers niet mogen ge
lukken ons uit de koers te praten. Er zijn
menschen die het razend tempo van een
puf-heeten, stcffigen, opgepropten sneltrein,
verreweg verkiezen boven het droom-doezelig
genot van vele uren op een boot doorbren
gen. De sneltrein brengt de reizigers zoo
enel waar zij wezen moeten. Ongetwijfeld.
Maar, wanieer men geen haast heeft,
geen haast! het klinkt ongeloofelijk in onze
wirrel-warrel herrie-ty'd, dan is 't toeven op
een boot, die de passagiers in 6 a 7 uur
van Rotterdam naar Zie ikzee brengt, een
heerlijk, frisch, hoogst interessant en goed
koop genot. Voor het lange traject betaalt
men op de kraakzindelijke, echt-Hollandsche
stoomboot, n daalder per persoon.
Het geplas door Maas, Dordtsehe-kil,
Hollandsdiep en de Zeeuw^che wateren verveelt
geen oogenblik. Natuurlijk is mooi weer
voor boottochten een onmisbare factor. Ge
lukkig is 't nu eindelijk hóóg-zomer, prach
tige zonneschijn getemperd door een zacht
koeltje, strak blauwe luchten zyn het zomer
weertje waarnaar wij in de sombere, gure,
regendagen van Juni en Juli, hunkerend
uitkeken. Zierikzee is een alleraardigst
stadje met paleizen van huizen.
Pracntgebouwen met gevels, ranen en gebeeldhouwde
deuren trotsch en rustig aandoend in het
stil, vredig stedeke waar het cosmopolitisch
gedoe, en de verbijsterende drukte onzer
dagen, absoluut niet zjjn binnengedrongen.
Het stadhuis van Zierikzee met zijn in
drukwekkend achooue toren hoog opgaand,
scherp zich afteekerjend in 't laaiend zonne
licht, gekroond door 't kloek Neptunusbeeld
beheerschend den verren omtrek der uitge
strekte Zeeuwsche wateren, het stadhuis,
onlangs door onze Koningin bezocht, is the
great attracüon voor Schilders, beeldhouwers,
architecten, en voor allen, tot wier bewust
zijn is doorgedrongen dat: a thing of beauty
is a joy for ever". De entree van het stad
huis te Zierikiee, is typisch, hél e»en ont
nuchterend. Wanneer de breede deuren zich
ontsluiten, denkt men in een koetshuis bin
nen te tredei". Gele klinkersteenen met een
afvoergootje ter rechterzijde, bretde,
witgekalkte, gewelf-achtige muren, een lage
toegang naar de breede, grauwe, steenen
trappen, een toegang zóó laag, dat Koningin
Wilhelmina, die niet tot de ry'zige gestslten
In
, (Punch.)
De soort van zand doet er veel toe. Het
veel rullere duinzand is niet zoo geschikt
om er mijnen in aan te leggen, als dit voch
tige ijzerhoudende zand met een klein gehalte
aan leem; de massa eiken hakhout en de
verspreide dennenboschjes zijn vindplaatsen
voor de prooidieren der moordwespen, en ie
overvloed van bloemen, vooral van de
honingbloemen, knautia en zandblauwtjes en gele
composieten hooge kruiskruiden en echt
walstroo, leveren voedsel voor allen : voor de
wespen en de parasieten zelf en voor de
bijen, waarvan ook de larven van honing en
stuifmeel leven. Ook het aantal niet
alledaagsche vlinder- en keversoorten, die wij op
onzen tweeden tocht in den omtrek te zien
krijgen, bewijst, dat de oude renommée van
een goed vlinderland te zijn, voor Bergen
op Zoom nog altijd geldt.
De hoo'ge zandige wallen om de bouw
landen brengen ons nog in ander opzicht
vroegere wandelingen in Apeldoorn, Hattem
en Hummelooin herinnering. Evenals overal,
waar van hooge of golvende heide door af
graving en opvulling tot bouwland en moes
tuin is gemaakt, ontstaan lanas de wegen en
paden baantjes heeten ze hier van die
hooge zandmuurtjes, mulle dijken; bovenop
met kreupelhout of struweel bewassen er met
bermen vol van bloemen. De bovenrand, die
indertijd steil afgestoken werd, brokkelt
langzamerhand wat af; maar de oude
humuslaag van de heide houdt toch beter samen
dan de lichte rulle zandlaag er vlak onder,
Vangkuiltjes van mierenleeuwen; bovenaan, onder den rand.
Een studie, latende zien, hoe alleen de wilgen-type geschikt is om het er bij het
moderne verkeer levend af te brengen.
i immuun MIMI miiiiiMiimiiiiiiii minimin mm
behoort, onwillekeurig even bukte, toen zij
er onder-door ging.
Doch, die zelfde entree is zóó prachtig
van licht, het blanke schijnsel neerzevend
uit het groote raam boven de ingangsdeuren,
vroolyk blikkerend uit den achtergrond ver
loopend in een brok tuin, dat een schilder
Wendeling uit Dresden den Isten prijs haalde
met zijn doek vooi stellend den toegang tot
het Zierikzeeeche stadhuis. Da artist liet een
glunder, Zeeuwsen boerinnetje op de onderste
tree van de breede, steenen trap poseeren;
ecbuin over haar, op een houten bankje, een
boerin netje met breiwerk in de hinden.
Op den voorgrond een groote, koperen ketel,
waar zonneglanzend 't bovenlicht op ketst.
De Dresdener schilde) s akaiemie zendt elk
jaar leerlingen naar Zierikzee. Allen krijgen
van de jury dezelfde opdracht: vier stads
gezichten op Zierikzee echilderen.
De beste uitvoering wordt natuurlijk met
den eersten prijs bekroond.
De schildersnaam van hen, aan wien de
eerste prijs wordt toegekend, is door deze
onderscheiding gevestigd.
Eikenbouten deuren, kunstvolle eikenhou
ten betimmeringen, schitterend houtsnijwerk,
heerlijk ijzerwerk uit de hand gesmeed,
een juweel van een hek, de steenen trap op 't
boren portaal afsluitend, antique kasten om
van te watertanden, fresco's om voor te knie
len boeien en gtreelen 't oog van den bezoe
ker bij zjjn ommegang door: trouwzaal,
bargermeesterskamer, kamer van den secretaris,
't vertrek waar de zittingen van 't kanton
gerecht plaats vinden, en de schitterende
raadzaal.
en zoo vormen zich vla t aan de bovenrand
brokkelige uitspringende lijsten; deze over
hangende zandsoapels en ruggen, bieden
schuilplaats tegen regen en wind, en soms
ook tegen zonneschijn, aan de vele dieren die
van duisternis of windstilte houden; talrijk
z'ijn er de spinnennesten; ook hommels en
wespen leggen er gaarne kolonies aan, en
van mieren krioelt het er.
Als een natuurvriend langs zulke
brokkelwalletjes loopt, kijkt hy' van tijd tot ty'd eens
uit of hij in het witte rulle zand, vlat onder
de uitspringende humusplaten en
zandbonken, ook kleine trechtervormige kuiltjes in
het zand kan ontdekken. Want dan is er
kans, de allermerkwaardigste jachtpartij ?an
een mierenleeuw bij te wonea. De vaikuil
van zoo'n leeuw is een trechtertje van hoog
stens een hal ?en decimeter doorsnede aan
den bovenrand; meestal maar van n of
twee centimeter. Onder in de punt van den
gladden trechter, waar de buis of pijp zou
beginnen, als het op-en-top een trechter was,
lint, bijna geheel in het zand verscholen, de
leeuw op de loer. Een groot beest is het
dus niet; een van een centimeter is al een
heele laas en van een leeuw heeft hij
heelemaal nietg; het dier lijkt oppervlakkig omkeken
meer op een spin met korte pooten. Toch is
het in het geheel geen spin; het is de zon
derling gevormde larve van een dier, dat
merkwaardig veel op een libel of glazenma
ker lijkt, maar dat ook alweer geen libel is.
In levenswijze en vorm heeft dit beestje in
ons land althans ziju gelijke niet. Tocïi is het
niet zeldzaam. Behalve in de duinstreek kunt
ge hem overal in ons land aantrtüen, wap.r
nog zandige heide te vinden is.
Buigt ge voorover om in zoo'n leeuwenkuil
te kijken, dan ziet ge n oogenblik in de
punt, eeaige beweging, alsof er iets wegdook
en dan schijnt de trechter levenloos. Er is
inderdaad iets weggedoken, en wel een stel
kaken in den vorm van een nijptang met
spitse punten, met nog een stuk van den
platten kop, waar ze aan zitten; aan die
machine, een platten kop met kaakvortnige
zuiakaken, xit no* een zak vastgehecht, die
uit ringen of segmenten beslaat en waaraan
nog een zestal korte en dunne
insecten-pooten bevestigd zijn. Dit compleet monster zit
nu vlak onder de punt van du trechter te
wachten, tot ge verkiest heen te gaan.
Wilt ge hem in zijn geheel zien, dan hebt
ge maar snel een hand vol zand vlak onder
den trechter op te scheppen en op de palm
of op een blad of een vel papier vlak uit te
spreiden. De bespeurt dan al gauw het
zandkleuii^e dier, dat, steeds achteruit loopend,
tracht te ontkomen.
Laat ge hem in zijn schuilplaats met rust;
en zorgt ge, niet te dicht bij het vangkuiltje
te komen, waai in de beide tangen ala een
zwart stipje zichtbaar zijn, dan kunt ge gemak
kelijk zijn vantjmethoie bestudeereu.
Ge pakt maar een van de vele mieren om
Op den zolder hangen grimmige zwaarden,
dateerend uit den Spaanschen tijd; bengelt
een Noorsche canot, waarin een houten Noor
man met bol volle-maans-gezicht, en ver
schrikte kat-uil-oogen, herinnering aan 't
jaar 800, toen de Noormannen onze kusten
onveilig maakten.
Door de groote welwillendheid van 't raads
lid, den heer W. Ribbens, mochten wy overal
een kijkje nemen. Overal! Zelfs, in een af
gesloten gedeelte van den zolder, waar vroeger
de geduchte vierschaar troonde. Een grimmig
beulszwaard hangt daar nu goddank! r oestig
rust roest! aan den muur.
Ook in dit griezel-vertrek een forsche eiken
schouw versierd met artistiek houtsnijwerk.
Nog prijkt op den zolder van het stadhuis
te Zierikzee het ouwerwetsche kanonnetje
waarmee in 1810 Napoleon het eere- saluut
werd toegebulderd.
Boven de schouw van de burgermeesters
kamer keur van wapens van Zeeland, waar
onder een aantal plaatselijke wapens van
dorpen en stedekens sedert lang een prooi der
onrustige, Zeeuwsche wateren. Ook prijkt daar
't wapen van Oranje-Nas^au. Toen Lodewyk
Bonaparte, broer van Napoléon, koning van
Holland geworden, boven de schouw het
Oranje-Nassau wapen speurde, zei bij: II
n'y a plus d'Orange, qu'on enlève ca."
Men bedekte het met een laag kalk, maar
nauwelijks had de Fransche praatjes-maker
zyn hielen gelicht, of 't schuttend kalklaagje
werd lustig weggebikt!
CAPRICE.
u heen en brengt die op een grassprietje
voorzichtig naar den rand van het kuiltje;
met het zelfde sprietje dryft ge de mier zijn
noodlot tegemoet, indien hij het tracht te
ontvluciten.
Een wreed vermaak, maar dat ge u ook
slechts eenmaal in uw leven behoeft te gun
nen, om uw kennis van het dierenleven en
van den strijd om het bestaan in de natuur
heel wat te verdiepen.
Zoodra de mier aan den rand van den
verraderlijken trechter is gekomen en onder in
het zwarte stipje ziet, en even weifelt, rollen
er allicht een paar zandkorreltjes onder zyn
voorpooten weg en hij schuift een of twee
millimeter naar beneden; vallen of neerstor
ten is alujd ocaaugenaam, waarschijnlijk
ook voor een mier; het diertje tracht zich
staande te houden en weer naar boven te
komen. Maar nu gebeurt er iets wonderlijk s,
iets eenigs, iets dat zijn weerga niet heeft in
het natuurleven van ons vaderland. Uit den
bodem van de put schiet een fontein van
fijn zand omhoog, dat neerstort op de mier
en hem het omhoog krabbelen zeer bemoei
lijkt. Nu gevoelt en onderscheidt de mier dit
bly'kbaar als een vijandelijke daad, en hy'djet
wanhopige pogingen, om zich uit de kuil
te werken; boe harder hij worstelt hoe hevi
ger de stortbui die op hem neerdaalt; met
verwoede rukken slingert de mierenleeuw
telkens een kop vol zand naar den
krabbelaar en als er niet toevallig een klein steentje
bijzonder vaitzit, of als er niet door vocht
een paar zandkorrels aaneen gekleefd zijn,
dan is de arme mier verloren. Hij verliest
met elke secon|U}k en elk sandstortbad een
millimeter terrein; nu schept de jager een
volle ladicg op zijn kop en werpt ze omhoog,
de krachten van da mier begeven hem een
oogenbiik; hij stort neer en t vee groote
kromme kaken, de stierhorens op den kop
van het monater, scherp als dolken, door
boren de ongelukkige mier. Die kaken zijn
hol; ze doen dienst als pompen en inderdaad
pompen ze de mier leeg, zóó leeg, dat er
alleen het harde huidje overblijft. Dat neemt
de roover op zijn kop en werpt het de kuil
uit; ai weer met zijn kop, op de manier als
voetballers wel eens doen met den bal.
Daarna brengt hij zijn valkuil weer in orde
en wacht op een nieuwe prooi. Dit alles is in
ko'ten tijd, ook zonder eigenmachtig ingrijpen,
voor ieder waar te nemen, die er geduld voor
heeft, en de kuiltjes heeft ontdekt. Tegen half
Augustus vindt ge veel leege kuiltjes; een
handdiep er onder ligt een balletje begraven
zoo rond en zoo groot als een knikker. Wat
dat is, kunt ge wel gissen; en een werkelijk
belangwekkende studie is het, daarin de
ontwikkeling na te gaan van het teere, mooie
gaas vleugel i ge diertje, dat ontstaat uit de
larve, uit den afzichtelijken struikroover, die
mierenleeuw heet.
E. HEIMAÜS.
L