De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 22 augustus pagina 6

22 augustus 1909 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

r DE A M STER D AM M E il WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1G78 t:'" Penteekening van Bodenbach in een schrüfboek. Standbeeld van Rodenbach, dat Zondag 21 Aug. onthuld wordt. Penteekening van Bodenbach in een schr\jfboek. Het standbeeld voor Albrecht Bodenbach. 't Is feest in Vlaanderenland, feest voor de studenten in 't bizonder. Voor den jong gestorven dichter, Albrecht Rodenbach, wordt in zijn geboor teplaats Rousselare, nabij Yperen, dezen Zondag een standbeeld onthuld. Zooals te Jena een standbeeld Bismarck als student voorstelt, zoo stelt dat van Rodenbach te Rousselare hem ook voor als student, meer in 't bizonder als bezieler der studentenbeweging in Vlaanderen, ontstaan als het oude volks lied, door allen en voor allen, der studentenbeweging die het eigene in den Vlaming en in Vlaanderenland voorstaat in kunst, wetenschap en leven. Albrecht Rodenbach heeft verdienste als dichter, verdienste als teekenaar, ver dienste als dramaticus, dat hij in de eerste plaats heeft willen zijn, om den Vla mingen hun groot verleden levend voor oogen te stellen en het te doen strekken tot opleven en versterken van al het eigene en goede van vroegere geslachten. Rodenbach is in zijne kunst, vooral als dramaticus overschat. De liefde voor zijn persoon deed al wat hij dichtte vergod delijken bij tijdgenooten en die na hem kwamen. Maar... hij stierf jong, (in 1880) nog geen 25 jaar. Dat verhoogde de sym pathie voor hem, die in zijn korte leven zooveel schoons te genieten had gegeven, zoovele beloften had afgelegd voor de toekomst. Voor de studenten werd, in be minnelijke overdrijving, de jong ge storven zanger, die hen bezield had en bleef bezielen door woord en lied, de Karel de Groote en kreeg hij zij n sagencyclus. Rodenbach's lied van den Blauwvoet" werd hun lied, het lied der Vlaamsche zonen. Nu het lied der Vlaamgche Zonen, DU een dreunend Eerels lied, dat in wifde noordertonen uit het diepst ons herten schiet. Ei, het lied der Vlaamsche Zonen met z<jn wilde noordertonen, met het oude Vlaamsch Hoezee: Vliegt de Blauwroet storm op zee! De slotregel: Vliegt de Blauwroet storm op zee!" is het wachtwoord van de Blauwvoeten" uit Consciense's De kerels van Vlaanderen.'" Tentoonstelling óe la Rmêre, yan Oosterzee, Dirk Nijlaiü, ii M Stedelijk Museum, Het werk van deze drie exposanten is zeer ongelijksoortig van aard, ook verschillend van waarde. Van een afzonderlijke beschou wing by zoo'n groepententoonstelling, gaat men van zelf over tot een onderlinge ver gelijking, als het eindbesluit van de appreciatie. Van Oosterzee is het meest genietbaar, dat is, de waardeering kent bij dezen 't minste wü'feling en voorbehoud. Hij maakt niet alleen in dit gezelschap, maar ook in het heele uitgestrekte kamp van tegenwoordige schilders den sympathieken indruk iran een zeer beschei ien en eerlijk werker, een met fijne doelingen in zyn streven, die hij zonder technieche avontuurlijkheden of opzichtige inkleeding tracht te verwerkelijken naar zijn beste kannen. Daarom ook wordt hij op tentoonstellingen weinig opgemerkt tusschen zooveel, dat van uiterlijk meer blinkend, doch aan inhoud veel leeger ia. Hy werkt toch al lange jaren, met steeds dezelfde recht schapen gezindheid. Zijn eigenschappen, al vertoonen zij zich niet met gelijk scherpe kanten, liggen in de richting van Gibriël. Van navolging kan echter zelfs geen oogenblik sprake zijn. Hij tracht naar meer dan naar uitdrukking van wat een kleui gevoelig schildersoog in het landschap als genoegzaam belangrijk acht om er een doek mee te vullen en in een gouden lijst te plaatsen, als schilZóo heeft de beeldhouwer Julius Ligae den dichter Rodenbach als standbeeld voorgesteld, den blauwvoet", den con dor, oplatend. Leo van Puyvelde dankt er den kunste naar voor. ^JSSSP Zóó, als hij daar staat, in het heerlijke beeld gegroeid uit Lagae's emotie en kunstenaarsvermogen: Zoo was Roden bach. Met het hoofden de lijfslenigheii van een jongen Griek, en met dien zwier naar omhoog en den opvliegenden vogel op de hand, Ijjkt hij meer dan een over moedig overwinnaar in de Olympische spelen van de letter-republiek; hij is de levenswekker: de blauw voet, dien hij uitwerpen zal den zuiverenden storm over de loome Vlaamsche Zee voorspellen. Dat is Rodenbach, de dichter en strijder, dat is het kind dat droomend in de hemeldiepten staart, de romantische knaap die 'van heldenlevens zingt, de jonge man die buldert tegen al wat dwang en valschheid is. * * * Het is geenszins de be doeling een karakterschets van Rodenbach en zijn werk te geven. Slechts worde hier een zijner schoonste verzen aange haald: De Zwane", en in herinnering gebracht hoe Joost van den Vondel ook De Zwane" in het trsp: Noah, bezong. Rodenbach was, dich tende het lied: De Zwane" nog geen 24 jaar; Vondel daarentegen 80. DE ZWANE. Des hemels spiegel, mild en [frisch de lucht in 't ronde ladend, daar ligt de vijver maagdelik [schoon in stillen zomeravond. derij. Hij wil zijn schilderyen, schilderijtjes, als een lied, vertolking van zijn zacht wee moedige gewaarwordingen, bij de aanschou wing van vreedzame velde a onder een rustig klaren, licht gesluierden hemel. Het effene blauw van zijn luchten, wijfelend tusschen blauwgrijs en grijsblauw, is hem geheel eigen en een kleur, die zuiver, doch tekens licht kwijnend, mij een juiste afspiegeling is van zijn sentiment en vermogen. De landschappen uit Noorwegen gezien bij het geheimzinnige, droomvolle daglicht in den nacht zijn om de visie, voor dezen schilder zeer merk waardig. Ook een groot landschap in den avond, met diffuus schemerlicht waarin de tastbaarheid der dingen zich op te lossen lijkt, is voor zijn streven karakteristiek. Hat trachten naar uitdrukking van ruimte, met een stil vervloeiend alle voorwerpen zacht omzwachtelend licht, is in alle werken merk baar. Soms wordt onder een te pijnlijk aan gehouden inspanning, by een schil ierij, waarin het streven buiten adem raakte, de kleur korrelig, de toon mat. Over 't alge meen is de zwakke zijde de voorgrond. Het voorplan is ongenoegzaam als steunkracht voor de sebjiiving van midden en achter grond. De buitenstudie's van Van Oosterzee zijn als de vrije oefeningen ter ontspanning na een vermoeibaren arbeid; soms verrassend voor dezen ingetogen werker om hun leven dige uitvoering en sappigen klenra,rd. De la Rivière, het tegenbeeld van Van Oosterzee. In samenstelling en uitvoering En kalm in haren avondlust, bij 't zoet gesching der mane, ligt langzaam drijvend op het meer de droomerige zwane. De dichterlike vogel mint het maagdelike water, en baadt wellustig, spiegelt, drinkt, aanhoort met lief geklater. Albrecht Rodenbach. En onbewust bemint hem 't meer en streelt z'jn blanke veder, en klatert zacht en spiegelt hem zoo teer zijn beeldnis weder. Doch weiger en bescheiden in bewondering verslonden, nooit heeft des vogels reine min die maagdelikheid geschonden. RODENBACH Ar,s TEEKENAAR. Als teekenaar en schilder was Rodenbach een wondere jongen. Mijne eigene moe der" vertelt Dr. Lauwers, een tijd en studiegenoot van hem die met zijne moeder kennis was, heb ik meer maals hooren vertellen dat hij, nog kind zijnde en nau welijks bekwaam 't zij penne of potlood tusschen zijne vingers te houden, in eenen duiveslag de markt van Roueselaere afteekende die vol soldaten stond. En 't waren soldaten die leefden" voegde mijne moeder daar bij. En toch en had hij nooit zien of leeren teekenen; die gave was hem ingeboren, 't was een gave Gods. In 't college te Rousselaere, toen hij achttien jaar oud en in Rhetorica was, heb ik hem op groote linnen doeken, die prachtige tafereelen zien tooveren en verbeelden die dan uithongen ten hooge, in den grooten speelhof, op den feestdag van den eerw. heerSuperior. Ik keek bijna mijne oogen uit als ik hem zonder beeld of model of 't is gelijk wat, dat daar optrekt, op het witte doek dat in de infir merie op den grond lag, zoo rap als tellen, een tafereel zag schetsen, sierlijk en levend, ontnomen uit den opstand der Gentenaren tegen hunnen graaf, ja, in een, twee, drie stond de vorst daar, gram enhooveerdig, de koppige Gente naren die hem, statig en trotsch, sterlinge in de oogen zagen. En wonder genoeg de hofzaal waar die samen komst geschiedde, de troon waarop en 't gewelf waaronder de grave zat, de kleedij van vorst en vlaamsche poorters, de ramen, waardoor de zonne blonk, het tapijt, dat op detf^loer lag, alles werd echt en trouw geteekend en getoond naar de zede en 't gebruik van den tijd. Hij teekende uit zijn hoofd: de tafereelen, die hij in zijn machtigen kop droeg, wist hij op het schilderdoek zoo heerlijk af te malen, als hij ze nader hand herschiep, begeesterd en bezield in dichterdrama. Want ja, die veerdigheid om hetgeen hij binnen droeg en buiten hem gezien had, in nette en zui vere lijnen af te beelden, was een deel van zijn wezen. Rodenbach's teekenkunst zat overal in: in zijn spreken en schrij ven; in proza, dicht en drama, groot en klein. Zij was hem eigen, hij was teekenaar geboren. Ook als hij Schiller, Goethe of Shakespeare las,zat hij altijd met pen of potlood in de hand om te schetsen en te teekenen. Van Rodenbach's teekeningen in cahiers femaakt zijn hier twee reproducties. Bij e figuren 'staat vermeld wie ze voorstel len. Uit de personen kan men ontwaren, wie het waren, die zijn geest vervulden. PORTRETTEREN WERKEN VAN RODENBACH. Van Rodenbach bestaan verschillende portretten. Door allen, die hem gekend hebben, wordt het hier gereproduceerde, dat met den hoed op voor het beste gehouden. De werken van Rodenbach bestaan uit 221 gedichten ea vele prozageschriften; 11 tooneelstukken, o. a. Gudrun. Van de bundels gedichten zijn er in Noord-Nederland uitgegeven bij Van Looy te Amsterdam, maar voornamelijk bij L. J. Veen aldaar en De Ned. Boek handel te Antwerpen. Bij de laatste uit gevers is verschenen een feestuitgave, een bloemlezing met alle de gedichten van Rodenbach, met inleiding, en vroeger: Albrecht Rodenbach door Leo van Puijvelde (levensbeschrijving). Dr. Alette Nyland heeft bij L. J. Veen, voor lang eene bloemlezing uit Rodenbach's gedich ten het licht doen zien, met merkwaardige voorreden van Hugo Verriest. J. H. R. zijner werken een gr makkelijker gang van de hand, maar tegelijk heel wat oppervlakki ger en banaler. Zijn schilderijen hebben een illustratief karakter. Hij schildert ve?l aardige gevalletje?, verhalenderwijs, maar in den gemeenzamen journalistieken toon; ook wel typische standjes van tnenschen, die aan 't werk zijn in een teekenachtige om geving. Hij heeft daartoe zich gewend aan een schilderwijze, die zich onveranderd de zelfde toont in de stelselmatigheid van de routine. Geen spoor van telkens hernieuwde inspanning als bij Van Ooaterzee. De kleur met dezelfde receptmatige vermenging, geeft een bepaald stel van resulteerende tinten die in al zijn werken terugkomen. De kleur heeft een wat duitsch cachet, ruikt steeds naar de verf. De aantrekkelijkheid van dit werk kan alleen, maar wel schaarsch, gevonden worden in het anecdotische van zijn voorstellingen. Een gewone illustratie, dat is nadere aan schouwelijke verklaring van een verhaal, zou minder onbevredigd laten. Een sensa tioneel onderwerp als Kerkhof ' met wat kraaien die huu snavels schijnen te scherpen aan doodshoofden, geeft blijk van een nog al bizarre vindingrijkheid. Dirk N ij land weer geheel anders; maar ook deze mist den aantrekkelijken eenvoud van Van Oosterzee. Een strever naar strafte teeken wij ze, maar die zich zelf forceert, die zich zelf herhaaldelijk verliest en zijn goede eigenschappen ondergraaft. Toch een die ernstig wil, standvastig aanleggen blijft naar een doel. Alleen komt het me voor, dat hij niet het richtig inzicht heeft van de zuiver heid van dat doel. Een manierisme in zijn teekenmethode kan de volheid van zijn over tuiging doen betwijfelen. Zijn teekeningen, veelal gezichten op wijde watervlakten, ken merken zich door een streden naar stellige delinitie, door kantige vormduiding en breed aangelegde, ellen gehouden tinten. Er is een graphisch karakter aan, ook wel wat japansch, maar, fnmsch-japansch. De methode lijkt me in veel te zijn, een verdere behandeling met de pen uit het hoofd ?an een teekening met krijt of potlood naar de natuur aangeschetst. Dat krasse formuleeren van de vluchtige maar meer overtuigde en zielvoller notitie's der werkelijkheid, leidt tot gekunsteldheid, die kantigheid van vormduiding voorwendt. Er zijn verschillende lan? niet onmerkwaardige dingen onder deze teekeningen, maar over 't algemeen lijkt me bij dezen toch welmeenenden strever een soberder werkwijze wel gewenscht, een karakteriseeren regelrechter en ongekunstelder, onverschillig in welk materiaal, van wat hem de eigenaardige accen ten in het vormwezen der dingen toeschijnen. W. STKKHIIOFK. Twee korte replieïen. Aan den heer W. Steenhoff. Uwe bespreking van mijn boekje is juist zooals ik me die gedacht had: een waardeering, een verEchil van opinie, en een aanval op myn stelling over Van Gogh. Het deed me genoegen dat de Algemeene Inlei ding ook volgens mijn inzicht het strafste van het boekje door u erkend wierd in haar juiste waarde, integenstelling met de anderen die wel uit armelijke onwetendheid of leegen hoogmoed zondigden. Ik begreep dat ge na tuurlijk tegen de lijst der schilders te keer zoudt gaan en dat ge sommigen zoudt mis sen die ge er in wondt vinden maar dit was alleen te voorkomen door een volledige lijst die ik no&wel eens maken zal. Ik weet dat de velen die met u daartegen kunnen te keer gaan, de lijst toch zullen raadplegen in een hoekje van hun kamer. Ik neem voor deze lijst ook gaarne de verantwoordelijk heid op mij evenals voor sommige der karakteriseert gen die ge denkt te zijn ont staan door tijdelijke aesthetische voorkeuren maar die echter rechtstreeks voortkomen uit de Algtmeene Inleiding. Den schilder Jongkindt heb ik met reden uit de karakterisee ringen weggelaten. Het werk is feitlij k buiten ons om gegaan. Zijn invloed is van belang in Frankrijk eer dan in Holland. Wat het werk van Voerman aangaat, het lijkt me indei daad te zijn in den laatsten tijd voornamelijk naar

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl