Historisch Archief 1877-1940
NV 1679
DE AMSTERDAMMER
A°. 1909.
WEEKBLAD VOOK NEDERLAND
Om_cL©r redactie
it bevat een bijvoegsel.
. ZEI. IF. L. "WXEJSSZnSTQv
Uitgevers: VAN HOLEEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ...... f 1.50, fir. p. post / 1.65
Yoor bwfifi per jaar, bjj Tooruitbetaling, ..... . . mail . 10.
Nommen aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/*
Zondag 29 Augustus.
Advertentiën van 1?5 regels / 1.25, elke regel meer. ...../' 0.25
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel . . . ? ? 030
Reclames per regel ? ??'.»0.40
'\
IHHOUD:
VAN VEBBB EN VAN NABIJ: Wjj en
?me vrienden, d»or Voisclair. Holland...
«en klein laad Tl, door O. van Halzen.
FEUILLETON: Na moeder's dood, door
Jobanna Steketee. KUNST EN
LETTEBEN: Albrecht Rodenbacb, door prof. dr. An?.
"^MÉMyMhL -MnziekbeoorieelingeD, door
Ant.Averlcamp.?Ida Weetmerjer, door Gerard
T«n Fckeren, beoord. door Frans Coenen.
D» "absolute' meetkunde, I, door prof. 6. J.
P. J. Bolland. Berichten. - VOOR DAMES:
De bonding der roomseh katholieke Kerk
tegenover bet vrouwenkiesrecht, door Martina
O. Kram era. Vruchtenmoes, door I. F.
Qonda-De Vries.?Het strafporto. Allerlei,
door Caprice. - UIT DE NATUUR, door E.
Heimans, Een Wareohans" te
Duseeldorf, met afb., door j. H. R. Al reizende...,
III, door Plasschaert. De repliek van
Plaeecbaeit, door W. Steenhoff. De
verrenne doode, door C. Boxer.
FINANCIEELE KRONIEK, door V. d. M.?Brieven
T*n Oom Jodocus, LI. Eerste indrukken van
Holland, door Gulliver. Bibliotheken in
Nederl. Oost-Indië, door G. V. -
DAMRUBRIEK. 'SCHAAKSPEL. AD
VERTEKTIEF.
?mmitiiiiiiiiiiiiiitiHi
Wjj en onze vrienden.
Grappig, maar niet verheftend is het
schouwspel geweest, ons geboden door de
uitlatingen der groote dagbladen, in ver
band met de retraite van den heer Iden
burg als minister'van koloniën, en wat
daarop gevolgd is. Wij lazen in die toon
aangevende bladen van dit en van dat
en van alles... maar de ware drrjfveeren
vernamen wij niet. Laat ons hier het
kind eens bij den naam noemen. Appeler
vn chat un chat et Rollin un fripon".
Wij houden het er voor dat het Groene
Weekblad wel met ons mee durft gaan
en ons een plaatsje in haar kolommen
geven. Van de groote couranten"...
zijn wq zoo goed als zeker, dat zij het
niet durven: Monsieur, ces choses se
pensent maïs ne se disent pas", dat zou
de grondtoon zijn van het antwoord, dat
?zij ons zouden geven. Cok de zooge
naamd democratische".
Wel naïef is hij, die zich nog verbeeldt,
dat bij de besprekingen der hommes
en place", die over de
vacature-Buitenzorg zeggenschap hebben, in de eerste,
eenige en laatste plaats, zooals zou
behooren, is gevraagd: WAT is HIER
LANDS BELANG"? Hoe dikwijls, en dan
in welke mate, wordt dddrop gelet ?!
Het is minimaal! Wat er in de eerste
plaats gevraagd wordt is dit: Hoe
kunnen we dit buitenkansje het best
voor ons en onze partij uitbuiten ? Hoe
kunnen wij dat doen en het minst ergernis
geven ? Wie heeft er het meest recht
op, wie heeft het 't meest noodig, wie
kan het 't best gebruiken ? Nous et nos
amis!" dat is de leus!
Waarlijk, wij zouden geen nazaten zijn
van die Nederlanders, die een paar
eeuwen lang aan de uitbuiterijen der
regen ten-familie» deelnamen of daar
onder gebukt gingen, indien wij ons over
het bovenstaande verwonderden.
De heer Idenburg heeft als minister
niet slecht voldaan, ook door de bekende
manie van zoovele liberalen (een der
vele teekenen van hun politiek verval)
om het goede in politieke tegenstanders
nog meer te waardeeren dan bij de eigen
partijgenooten. Onder de liberalen worden
genoeg mannen gevonden, die het even
goed of beter zouden gedaan hebben,
waaronder verscheidenen, die een eervolle
Indische loopbaan achter den rug
hebben, maar niet... in het parlemen
taire strijdperk geweest zijn. Het clericale
kamp heeft van die mannen een uiterst
geringen voorraad. Daar is een man als
Idenburg een unicum, getuige de onmo
gelijkheid om een eenigszins waardigen
opvolger voor hem te vinden.
En nu een ander argument, waar wij
het belang van te raden geven. De h eer
Idenburg is een man zonder eenig
fortuin, heeft geene andere inkomsten
en zou dus na zijn ministerieele loopbaan
aangewezen zijn op het ministers-pen
sioen van ?4000. Zulk een inkomen moge
niet gering zijn in de oogen van een
eenvoudigen burgerman, maar geldt als
fatsoenlijke armoede bij de kringen van de
bezittenden, die in ons land nog maar
al te zeer aan het roer zijn. Die heeren
beschouwen het als een dure plicht hun
vrienden en medewerkers als het kan
aan iets mér te helpen. Het tractement
van Gouverneur-Generaal en de aan
diens staat verbonden uitgaven zijn van
dien aard, dat de gelukkige titularis na
ommekomst der circa 5 jaren met eenige
tonnen gouds kan repatrieeren. Wat is
natuurlijker dan dat te bestemder plaatse
werd uitgemaakt, dat de goede collega
Idenburg, de eenige, die in de clericale
kongsie wat weet van onze koloniën,
het meest aanspraak heeft op den
Indischen vetpot P Hij is over 5 jaar, zoo de
Heere het geeft, een man in bonis.
Minister P. Mijer werd jaren geleden
hevig aangevallen, omdat hij zelf het
voorstel aan de Kroon om hem tot
Gouverneur-Generaal te benoemen had
gecontrasigneerd. Hoeveel nobeler de
heer Idenburg, die begint met zijn ontslag
te nemen. In het wezen der zaak is het
natuurlijk precies 't zelfde. Maar wie
zich aan de fouten (ook in den vorm)
van een ander spiegelt, spiegelt zich
zacht. Wat doen wij, Christel ijken, zulke
zaken toch netter dan die liberalisten!"
En de geheele natie beaamt dat, juicht
dat toe. Kan het meer farizeeïsch, en
blijft de Wereld niet voortgaan met be
drogen te willen worden ?
De heer Abr. Kuyper maakte een reis
naar Amerika, schreef zijn Varia
Americana", waarin hij het verderflijke
Bozsysteem aan de kaak stelde, maar hij en
zijn vrienden doen, nauwelijks goed in
den zadel, een aardigen gooi naar de
practijken van de heeren aan de overzijde
van den Oceaan! Met een doode musch
verblijden zij nu en dan, om hun onbaat
zuchtigheid te afficheeren, de zich $r
aan vergapende liberalen; wij denken
hier aan het gouverneurschap van Suri
name, dat aan den heer Fock geschonken
werd, misschien ook, omdat geen der
partijgenooten, die er maar eenigszins in
aanmerking voor konden komen, dat
baantje ambieerde. Maar vette kluifjes
als Buitenzorg behouden zij wel degelijk
voor de vrienden. Of het in 's lands belang
is den heer Idenburg als Minister van
Koloniën door eene erkende nulliteit
als den heer De Waal Malefijt te ver
vangen, dat laat de heeren geheel koud.
En laat nu een der groote dagbladen"
zich eens vermeten dit alles rond en
goed te zeggen. Ik zie en hoor in mijn
verbeelding een dier Haagsche bewinds
lieden, invloed- of gezaghebbenden
het behoeft niet eens een clericaal of
steile conservatief te zijn er over
lezen aan het ontbijt in zijn Het Vader
land of Nieuwe Courant: Vrouw geef
me toch eens even een briefkaart, ik wil
Voor het abonnement bedanken. Wat
verbeeldt die redactie zich wel! Zij heeft
al dit en dat op haar kerfstok, en nu
is de maat waarachtig vol. Van zulke
benoemingen mogen ze zeggen wat ze
willen, hoemeer politieke bespiegelingen
hoe liever, maar aan het Heilig Huisje
van ons recht om onze vrienden te
bevoordeelen, mag niet geraakt! Elke partij
doet het!" E a als onze booze mijnheer
het niet overluid zegt, dan wordt het
toch zeker door hem gedacht.
Ja zeker, dat vermeend recht, die
onaantastbaarheid onzer invloedrijke
kringen komt nog dikwijls op eclatante
wijze aan den dag. Het is nog niet zoo
heel lang geleden, dat een Indisch officier,
van wien, toen hij kapitein was, door
iedereen die hem kende, getuigd werd,
dat hij onbekwaam en onwaardig was
om hoofdofficier te worden, to«h met de
hoogste rangen zelfs met het leger-com
mando bekleed werd, eenig en alleen,
omdat hij tot een familie behoorde van
welke bekend is, dat zij veel, heel
veel invloed bezit. Menigeen heeft toen
van verontwaardiging de vuist gebald,
maar nimmer is door ons vernomen, dat
de Pers, aan welker waakzaamheid dat
schandelijke feit toch niet is kunnen
ontgaan, het naar verdienste aan de kaak
heeft gesteld.
En och, mocht al de een of de ander
te eenzame vogel! dat hebben
durven bestaan, de betrokkenen lachen
er om, on geschokt!
Voor verjaardagen en geboorten van
leden van het Vorstelijk Huis, voor
herinneringsdagen onzer Geschiedenis
exploiteeren de kringen, die ons regeeren, de
vaderlandsliefde der goede gemeente met
leuzen als Oranje boven l" Voor Vorstin
en Vaderland!" enz. In gevallen als het
onderhavige geldt eene geheel andere
leus, namelijk Nous et nos Amis!"
Wij zitten aan de groene tafel of het
laadje en gij hebt het toekijken!" En
de toekijkers moge zich dan nog gelukkig
rekenen, dat zij ten minste hun gal eens
kunnen uitstorten in de krant, wat
in den tijd der vroegere regenten met
geeseling en brandmerk werd gestraft
Maar de schaamtelopsheid waarmede
men de publieke opinie trotseert, is er
niets minder op geworden !
VOISCLAIK.
Holland... een klein land?!
l.
De
waarde van een volk meet men af
naar zijn naar-buiten-treding; men moet
zichzelf willen zijn om mee te tellen.
Dat wjj ons als kleine natie zou n wagen
aan avontuurlijke politiek is niet aan te
nemen noch aan te bevelen.
De stelling werd vorige week enkel uit
gezet om aan te duiden dat wij niet zoo
machteloos zijn al* men algemeen denkt en
het goed is dat eens voorop te stellen. Onze
kracht kan moeilijk thans schuilen in militaire
verweermiddelen noch in krijgsmansdurf
of beproefde dapperheid, al evenmin in
verdragend geschut. Eer hebben we de
kracht te zoeken in onze kuituur en in een
met alle takt als kleine natie geleid staat
kundig inzicht. En dit voornamelijk omdat
we in het midden liggen tusschen de
WestEuropeesche volkeren, en men ons als
zoodanig wenscht te behouden.
De toestand is dus gunstig.
Evenwel, willen we werkelijk iets uit
richten bij het verzetten der schaakstukken,
zoo behoeven we niet enkel beleidvolle
diplomaten doch ook een volk dat zijn ver
tegenwoordigers steun geeft en niet lijdelijk
is, als tot nu' toe.
Eerst moet eens-en-voor-goed terugge
drongen worden de al zoo vaak afgeslagen
en toch telkens herhaalde en opnieuw op
duikende meening, dat we zijn een
uitgebluscht volk. Er moet van ons een roep
uitgaan van kracht; anders verricht de
Nederlandsche diplomatie bij den besten
?wil niets. "We moeten worden eem volk n
van zin, stellend het gemeenschappelijk
belang boven het individueele. En dit zoo
wel in kunst, wetenschap als nijverheid, om
ons ten sterkste samen te trekken pp dit wat
wij allen niet zeer aangenaam vinden: de
dienst der verdediging, het leger.
Of wij nu al een leger van honderd
duizend of van tweehonderd-duizend op
porlogsvoet kunnen brengen, dit begrijpt
ieder allicht, maakt niet het groote ver
schil tegen over een zoo overmachtigen buur
als we daar aan onze vrijwel onbeschutte,
en door haar honderden kilometer lengte
zoo zwakke Oost-grens hebben. Slechts een
leger van een half miljoen laeteekent waarlijk
een macht ter verdediging, en bij onze
bijna zes miljoen zielen zouden we toch
wel tot dat aantal kunnen komen, als ieder
man zich te weer stelde.
Zulk een machtsoiitplooiïng waarbij onze
bekenden rekalcitrante aard die noch buigt
noch zwicht, een volk zooals Napoleon
het eens uitdrukte dat den overwinnaar
als boter door de vingers glipt, en waar
mede ook de ijzeren Bismarck wel degelijk
rekening hield bij zijn uitbreidingsplannen,
dit bezorgt ons voldoende zekerheid van
niet lichtvaardig te worden aangevallen,
hierbij gerekend natuurlijk de onderlinge
naijver of de goedertierendheid der andere
volkeren.
Aanval onzerzijds en avontuurlijke poli
tiek blijft dit behoeft zelfs geen betoog
onvoorwaardelijk uitgesloten. We hebben
enkel ons territorium te verdedigen.
Hoe dit in werkelijkheid toegaat wil ik
liever aan de strategen overlaten; maar
een voldoende weermacht moet er zijn, reeds
op het eerste moment. Men zal dit wel als
onweerlegbaar beschouwen bij de snelle
middelen waarover het moderne leger met
zijn gepantserde automobielen beschikt,
zoodat de vijand in enkele uren over de
grenzen en in het hart van ons land kan zijn.
En aan de Hollandsche Waterlinie, de
stelling Amsterdam, van hoe groot belang
als laatste reduit, ook als alles goed in
orde is en men ons gelegenheid laat die
netjes onder water te zetten, zullen we toch
niet veel aan hebben. "Want zelfs bij een
oorlog tusschen Duitschland en eenigen
anderen Staat, waarbij we enkel onze neu
traliteit hebben te handhaven, ? zou
Duitschland zich allicht vergenoegen ons
Noordelijk deel met den Helder inkluis en
verder nog de Zeeuwsche eilanden te nemen
en die te bezigen voor operatiën. Dat zou
dan wel een erbarmelijk gezicht zijn, een
ellendige muizenval, een toestand bijna
belachelijk als Holland onder water stond,
land en goederen verdronken, terwijl de
vijand rustig gebruik maakte van onze
zeegaten.
Beter ware het, heel kalm ons territorium
force majeure te laten bezetten en geen
enkel man in het gelid te brengen, maar
dit is dan ook een volledige erkenning van
onze zwakheid, die bijna gelijk staat met
prüsgeving van nationaliteit.
II.
Evenwel om altijd gereed te staan heeft
men ons volk te wapenen, en die wapens
onder hun onmiddellijke beschikking te
laten, zooals dat in Zwitserland gebeurt.
Ik heb in het Rhöne-dal eens een mobili
satie daar gezien, -waarbij binnen twee uur
het volk van achter de ploeg, uit de wijn
gaarden en uit de werkplaatsen zich ver
zamelde, gansch gekleed en gereed, en naar
Vevey optrok. *)
In twee uur tijds kan dus ook onze ge
heele Oostergrens onder de wapens staan,
behoorlijk ingedeeld in divisiën, nl. bij een
volksleger. Of men met een staand leger
het zoo vlug doet, wil ik buiten bespreking
laten.
Maar een volksleger stuit bij ons
voorloopig af, omdat men het volk geen geweren
in huis durft meegeven, uit vrees dat ze
*) Zie daarvoor het boekje Zwitserland"
uitg. M. Boogaerd.
daarvan misbruik zullen maken en zich
tegen de bestaande macht keeren.
Ia die vrees zoo gewettigd? Misschien,
misschien toch niet! Een wapen wordt den
soldaat geworden burger verstrekt om zijn
land te verdedigen en niet om naar eigen
goeddunken te gebruiker, en hij weet dus
vooraf aan welk ge raar hij zich bloot stelt,
indien hij zulks doet. Ook behoeft men
niet de wapens met munitie dadelijk bij allen
thuis te laten, maar kan daartoe geleidelijk
overgaan, naar gelang het besef der ver
antwoordelijkheid doordringt. Men moet
zich niet te beangst maken voor de
sociaaldemocraten, terwijl zij, hoe internatiaal ook,
niet de wapens zullen keeren tegen het
eigen volk, als een vreemde mogendheid
ons bedreigt. Bovendien, als klein volk
moeten we krachtig als doel nemen om de
sociale ongelijkheid te bestrijden, de wel
vaart te verhoogen, honger- en
ellendetoestanden tot het minimum te beperken,
tot de-mensch-die-absoluut-niet-wil. Als de
toestanden bij ons beter zijn dan elders,
wordt dit ons sterkste wapen, zoowel middel
lijk als onmiddellijk.
Om ons volk op te voeden tot het eerlijk
besef, dat het zijn geboortegrond wil ver
dedigen en de wapens hiervoor volstrekt
niet op andere wijze gebruiken,mag de
wapendienst dit spreekt vanzelf geen gehate
zijn, moét deze zijn een dienst die men gaarne
en van voller harte verricht, zooals dat in
Zwitserland het geval reeds is. Daar hangen
op de eereplaats bij ieder het geweer en
koppel, en wanneer de trommel roffelt laat
de burger alles staan en snelt naar buiten,
zonder eenige uitvlucht. Deze lust en liefde
kan merf slechts verwachten als in gewone
tijden de oefeningen geen kwelling zijn,
doch een soort sport of uitspanning. Inplaats
van het voetbalspel brenge men wedstrijden
in het zwemmen, schijfschieten en al wat
een man te velde van pas komt; men moet
de menschen zoo min mogelijk uit hun
?werk halen, en als men 't doet, ze er voor
betalen.
Als militaire marschen, die evengoed in
de avonduren kunnen gebeuren, per uur
werden vergoed; als elk kranig schutter
bij wedstrijden een aantal gulden erbij kon
halen, indien er premies werden verleend
voor tirailleeren, men zou eens zien hoe
alles zich geleidelijk wijzigde. "Wat natuur
lijk niet uitsluit de behoefte aan een staand
leger, waaruit dan in tijd van oorlog het
kader kon worden gevormd, in vredestijd als
instrukteurs dienend. Men zou onze officie
ren wat meer praktisch werk kunnen geven
en zoo dit in overeenstemming ermee bleek,
ook hooger honoreeren.
Voorbereidende oefeningen beginne men
spelenderwijze op school, zooals door den
heer S. van Aken, reeds vroeger in De Gids
uiteengezet.
III.
Intusschen, er ligt nog een gansch andere
uitkomst voor ons open, n.l. dat men onzer
zijds aansture op een onderlinge overeen
stemming der Staten, en het vormen van
een Europeeschen Bond.
Een federatie van de Europeesche Staten,
waarbij aan ieder volk voldoende zelfstan
digheid werd gelaten voor de
binnenlandsche aangelegenheden, dit zou voor ons
zijn een klare redding uit den nood,
zoodat de latere geslachten zich er over zou
den kunnen verbazen dat wij, die zoo prat
gaan op onze kuituur en ons gezond ver
stand, dezen weg niet te voren hebben
ingeslagen.
Doch niet voor ons alleen, ook voor ge
heel Europa.
Voor aller oogen wordt het wel duidelijk,
dat zich daar buiten Europa grootmachten
ontwikkelen, met name Amerika in het
"Westen en Japan en China in het Oosten,
die voortaan de wereldverhouding bedrei
gen, zoowel met hun handel, hun energie
als met hun strategische machtsuitbreiding.
De reis van het Amerikaansch eskader
heeft van deze macht reeds een krachtig
bewijs gegeven.
Even duidelijk is 't, dat een oorlog
tusschen de Europeesche Staten onderling
vrijwel gelijk staat met vernietiging van
de eigen middelen. Hoe deze krijg ook
uitloopt, aldoor zal de overwinnaar een
overwonnene zijn, en het oude Europa
gehalveerd in kracht. Feitelijk is het al
geheel uit den tijd, een anachronisme, dat
Frankrijk, Duitschland, Oostenrijk en
Rusland vijandelijk tegenover eikander
staan, waarbij Engeland vervult de oude
rol van Stok e brand. Vergeleken bij de groo
tere wereldrijken die zich nu gaan vormen,
als Amerika, kan Europa als het kleinste
werelddeel niet langer zich de weelde ver
oorloven van ouderlingen naijver. Straffeloos
mag het zich niet verder versnipperen, wil
het niet de kans loopen te worden over
vleugeld.
Tegenover Amerika, tegenover het Oosten
behoort het oude Europa n enkele macht
te zijn, de onderlinge kleine verschillen
door arbitrage vereffenend.
Het voorbeeld hebben we toch reeds in
Zwitserland, waar de vele kantons zich
vereenigden tot n republiek, vier ver
schillende rassen die ieder een andere
taal spreken, gansch andere zeden en ge
woonten heoben, versmolten tot een eenheid.
Het machtige Duitschland is trouwens niet
anders als een federatie van groote en
kleine rijken, en hoe kort is het pas geleden
dat Italiëuit de vele republieken, die elkaar
gedurig beoorloogden, werd n enkel
Koninkrijk. Is ons kleine volkje zelf geen
bewijs in deze richting ? Vormden zich hier
niet uit de Friezen, Zeeuwen en Hollanders
de vereenigde provinciën waarom zou dit
zelfde niet op ruimere wijze geschieden?
Zoo goed als we reeds hebben de Ver
eenigde Staten van Amerika moeten ook
eens komen: De Vereenigde Staten van
Europa.
Ongetwijfeld zijn de voorwaarden oog
niet zoo gunstig. Daarginds n enkele taal,
n enkel volk nieuw geboren uit de oude
rassen, geen keizers en geen koningen, dia
allen hun invloed willen behouden, maar
dat dit alles toch niet overwegend behoeft
te zijn, bewyzen toch wel die zoo ver
schillende Zwitfersche kantons.
Europa, n en onverdeeld, hiernaar heeft
reeds Napoleon gestreefd, maar de tijden
?waren daarvoor nog geenszins rijp, en door
geweld, door het recht van den
ver01 eraar viel dit ook moeilijk te bereiken,
allerminst te behouden.
Ook nu is de kans van een Statenbond
nog niet als gereed en voor de hand liggend.
Heel wel mogelijk zal er nog eerst een gewel
dige strijd moeten worden aar gebonden en
uitgestreden. De partijen staan scherp en vrij
wel afgebakend tegenover elkaar, als de fosfor
wordt aangpstieken staat Europa in lichte
laaie. Bij de Marocco-kwestie heeft men
meer dan eens op het uiterste punt ver
keerd, en ook van het voorjaar in den
Balkan scheelde het maar een haar, want
achter Oostenrijk stond Duitschland tot de
tanden gewapend.
Engeland mag door een aantal ententea
en bonden Duitschland geïsoleerd hebben,
als het er op aankomt breekt toch Duitsch
land door en dekreteert met zijn miljoenen
de wet. We voelen ons zoo rustig, en
toch...!
Zoowaar, wat had de Duitsche Keizer
in Marocco te maken ? Eigenlijk al zeer
weinig. Enkel dit: dat Duitgehland de
Middellandsche Zee als een deel van Europa
beschouwt, en van dat Europa als een ge
heel, zichzelf als de sterkste mogendheid
erven. Maar tegelijk beseft Duitschland dat
een Europeesche oorlog een waagstuk is voor
zijn handel, en daarom aarzelt het en blijft het
aarzelen, tot het eens over een vloot zal be
schikken waarmee het ook ter zee ieder vijapd
van zich af kan houden. Een verlies aan zijn
oyerzeeschen handel tcegebracht,wordt maar
niet vergoed door eenige aanwinst van
grondgebied!
Hebben wij ons wel recht kunnen her
stellen van het verlies, toen in Napoleons
tijd beslag werd gelegd op onze
koopvaarders? Wat toen verloren ging werd nooit
meer ingehaald. Al heeft Duitschland op
het oogenblik een grooten voorsprong door
zijn uitmuntende legerscharen, lichtvaardig
zal het een oorlog niet aangaan, wijl het
te veel waagt en te weinig winnen kan.
Voor Frankrijk staan de kansen nog slech
ter. Bij een Europeeschen oorlog zou het
al zeer tevreden kunnen zijn, indien het er
onverlet afkwam. En Rusland is nog niet
op krachten gekomen van zij a laatste neder
lagen. Engeland, dat tot dusverre zich zeer
veilig voelde, beschermd door een sterke
vloot en dat alle belang erbij had Europa
verdeeld te houden, ziet zijn rustige zeker
heid verdwijnen. De enorme en zoo snelle
uitbreiding der Duitsche vloot heeft ineens
een wakke en tastbare plek blootgelegd.
Engeland zou nu gansch Duitschland's vloot
willen vernietigen en de alleenheerscher
blijven ter zee. Maar het begrijpt, dat al
mag dit ook gelukken, de tegenstander on
verwijld een nieuwe vloot zou bouwen.
In de eerste jarenreeks laat Duitschland
zich niet zoo licht vangen in een zeeoorlog
tegen Engeland. Gebeurt dit toch, dan wordt
't tegelijk een oorlog te land, een Europee
sche dus, want Duitschland zal bij mogelijk
verlies te water, zich op Frankrijk werpen
en zoo noodig Nederland en Belgiënemen,
om voor een volgende keer als het zich
hersteld heeft een beter front te hebben
tegen Engeland.
IV.
Onder deze omstandigheden, een toestand
van gewapenden vrede, waarbij geen enkele
mogendheid iets kan winnen, behoort een
vreedzame oplossing als een federatie der
Eurcpeesche Staten, met of zonder Engeland,
niet gansch tot de onmogelijkheden. En ons
kleine land kan zich als aangewezen rekenen
de rol op zich te nemen de verschillende
belangen te vereenigen, de kor^ichtige haat
en afgunst af te leiden en een hooger,
gezamenlijk doel voor oogen te stellen.
Maar suksèa is slechts te wachten, indien
wij zelf sterk zijn, zoowel intellektueel als
in de verdediging van ons eigen grond
bezit, en daardoor de Mogendheden respekt
inboezemen. Gaan onze pogingen enkel uit
om ons zwakke bestaan te rekken, zoo zal
niemaad naar ons luisteren, wordt ons
allicht hoffelijk, doch zeer beslist de deur
gewezen.
Een in alle opzichten sterk Nederland,
dat in overeenstemming met Belgiëhet
zwaartepunt elk oogenblik kan verplaatsen
ten gunste van Duitschlaud, of naar Frank
rijk en Engeland, zoo'n Nederland zou toch
misschien niet dadelijk worden afgewezen,
als het bemiddelend komt optreden.
Een dergelijk einddoel, waarbij Europa
wordt een enkele staat, zou niet alleen onze
autonomie, doch ook den vrede voor tal van
jaren verzekeren.
Wellicht is dit alles slechts utopie, een
droombeeld niet voor verwezenlijking vat
baar, wijl de kloven die de verschillende
volkeren scheiden wellicht nog te groot zijn
om ze door redelijk inzicht en het werke
lijk belang te dempen; maar ook dan blijft
het nog een grootsch streven, waarbij wij
_J