De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 29 augustus pagina 2

29 augustus 1909 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE A M S T E RD A M M E.R W E E K BLAD VOOR NEDERLAND. Ho. 1679 zelf als rolk, hoe het dan ook moge gaan, met «ere zullen uitkomen. Maar voor we hiertoe een enkele poging wagen, moet ons volk een volk zijn, dat ia alle opzichten vooraan staat en daardoor al een recht ontleent, om voor te gaan en een zelfstan dige plaats in het gefedereerde Europa in te nemen. Over de middelen om ons volk groot en sterk te maken, nog een enkel opstel tot besluit. R otter d., 23?8?'09. G.VAN HULZEX. lltlllllllllHIHIMirllll Albreciit Rrinbacb, (1856 1880.) Afkeer van holle deklamatie, die geen daad kan worden, heeft me menigmaal stilletjes tturis doen big ven, wanneer de Vlamingen, in kan t» te-stemming, een standbeeld inhul digden en er schetterden met het roemrijk verleden". Maar nn heb ik wel den indruk, dat er WJJ de Rodenbach-feesten, l.l. Zondag, te Roeselare, waarlijk iets gebeurd ia. Aan dien onvergetelijken dag kan ik alleen met dankbaarheid terug denken, voor ;de schoone aandoening die bjj me gebracht heeft. De geestdrift waa zoo oprecht en geweldig, stggend uit de diepte van 't gemoed, duizenden en dakenden vereenigend, dat men zichzelven geheel vergat in die zee van opgetogen volk, en men voelde ineens het ideaal, dat allen bemachtigd had, als het wezenlijkste dat bestond. Daar heb ik nu, duidelijker dan ooit het besef gehad van hetgeen de volks ziel" ia, als ze groot voelt. En dat was het werk van dien jongen stadent, nog een kind bijna toen hy stierf, van dien jongen dichter: 't zijn ten slotte alleen dichters, die zoo iets vermogen l Had hij nn mogen neer kijken op die scharen, hij had qjn droom herkend, maar ditmaal, na dertig jaren, ge worden tot een werkelijkheid: Vlaanderen herleeft l" Wat een oogenblik, toen de doeken ? van 't standbeeld neervielen, en de jeugdige slanke gestalte daar rees, in de lucht den vogel opwerpend die een symbool geworden is van opstand en vrijheid; aller harten gingen mémet de echoone beweging dier lijn, men voelde waarlijk de siddering in het volk, en ik zie nog die edele figuur van pastor Verrieat, den ouden meester van Bodenbach, fier en de oogen vol tranen, die scheen te zeggen: Ik groet u, myn kind!" Hy was de eenige niet die weende.... Ja, Rodenbach'a gedachte is nn waarlijk tot vleesch en bloed geworden, by' honderden en honderden,, de besten der natie. Niet vooral om het zuiver kunstgehalte van ijjn werk het drama Qudrun" en gedichten, wordt Al biecht Rodenbach zoo bewonderd en bemind : als strijder, l venwekker in de Vlaamsche Beweging komt hem het meest be:eekenis toe ; en bij is, als menech, een prachtig type geweest, een van de schoonste Vlamingen die we gehad hebben. De vroege dood hij was nog niet 24 heeft dan zyn beeld omwasemd met een bizondere poëzie. lm Anfang war ... Geielle, Gezelle vormde Verrieat, Verriest vormde Rodenbach. Stu deerend in datzelfde Klein-Seminarie te Roe selare, van waar Gezelle bad moeten vluch ten, werd hy daar, wat ik noemen zou: het Vlaamech geweten van 't jonge volk. 't Waren er jaren van opstand en strijd: NA MOEDER'S DOOD DOOR JOHANNA STEKETEE. Stil zat hy in de ziekenkamer, die hij zich bewast voelde metamorf o meeren tot sterfkamer, de handen op de knieën, 't hoofd heel kaal, 't gezicht met de hard-blauwe oogen, de korte, breed-uitloopende neus en de smalle lippen onder grijze snor opgericht naar het tusscben de twee op den tuin uitziende ven sters instaande groote, met groene gordynen omhangen ledikant. Strak staarde hij op dat punt, met in hem dat gevoel van weemoed en machteloosheid,dat hem schier-berustend de handen vouwen deed. Hij kon niets anders meer doen,dan afwachten. Drie dagen geleden waren zij nog samen mar Scheveningen geweest; 's avonds was zij met hoofdpijn vroeg naar bed gegaan. Sinds dien had zy' niet meer kunnen opstaan. Verval van krachten, t wee-en-zestig jaar," had de dokter hoofdschuddend gezegd e a dien morgen hem gewaarschuwd: Hij moest zich op 't ergste voorbereiden." Na wist hij 't wel: Er was geen hoop meer. Livia ging sterven. Hij moest haar verliezen. Hij kon zich nog niet denken in de mogelijk heid, dat zij er niet meer zijn zou. Nooit had hij gedacht aan haar dood. Zoo vast scheen zij te behooren aan het leven. Zoo onmisbaar was haar plaats ia hun huis. O, hij had haar geadoreerd, haar gansche leven lang en hy' deed 't nog. Zij was geweest zijn goede genius, het geluk, de vrede en de liefde van 't huis, de verzoenende partij tusechen hem en... Olga. Ja, de verhouding tnsschen hem en hoor dochter was nooit goed geworden. Daarvan had ze 't meeste verdriet gehad. Een geritsel stoorde zijn gepeins. Er bewoog iets in het bed. Dadelyk sprong hij op, naar haar toe. Met de teere, blauw-witte hand poogde zij zich wat op te richten, maar uitgepunt zonk ze terug in da kussens. Pynlyk getroffen zag hij haar aan. Wat wa3 ze veranderd in die enkele dagen: 't gezicht kil-wit, de zwakke oogen ingezonken, schier licht-loos al. Maarten, vertel jij 't haar, zoodra ik er niet meer ben... Ik heb er altijd zelf met haar over willen spreken. Ik heb't nooit gekund . ik was bang, dat de verhouding er slechter door worden zou.., misschien toch niet goed geweest, hè? Heesch klonk haar stem, getuigend van opperste krachtsinspanning. Het is goed,lieve, koesterde hij en hij dekte haar weer onder met in zijn oogen't verlan gen, dat zy zwijgen zou. de Nederlandsche moedertaal lag er on der de voeten getrapt. Rodenbach liet fjjnen Blauwvoet" op, werd de ziel van die eigenaardige beweging, de Blauwvoeterie" gebeeten, die zich weldra over andere katho lieke kolleges verspreidde; hy pookte 't vuur aan met zyn zangen en drama's, trachtte de studenten te organiseeren. Aan de hoogeschool van Leuven, waar hij vrijer stond, verdub belde zyn werkzaamheid: heel de Vlaameche jeugd volgde 't woord van den Berten". Hy schreef in De Vlaamsche Vlagge', stichtte dan Het Pennoen", later Het Nieuw Pennoen"; maar 't is of de innerlyke drift hem verteerd had: hy was pas aan de her werking van zgn Guirun" gegaan, alleen de eerste twee bedrijven zijn af" en't eerste num mer van Het Nieuw Pennoen" werd gedrukt, toen de dood hem knakte. Zijn laatste vers is dat aangrijpende stuk, gedicht op zyn ziek bed, eens dat de zon door wolken was komen heenbreken: Ik moet er niet van weten, van die zuidsche vrouwen zielen, die, voelend het nootlottig leed hun longeren vernielen, te midden hetoutbaderen van de boamen kneuteren gaan dat 't jammer is van hen en van hun liefenvandeblaan. Zijt gij het die ik rochelen voel hier rond mijn hert, vernieling? Zijt gij het? God verplette u, worm, die mijner jeugd bezieling verknagen moet! Het lijf wierp u mijn eigen roekioosheid, docb, zier om zier, bestrijde ik u den Gee«t, noodlottig heid! Gij die vandaag den hemel kuischt van vuiler dampeu rotheid, o licht, o warmte, o levenslust, bedanke n; vurige god heid! Mijn zonnig land... mijn verten... mijn jong leven... kameraad, nicht raisonniren... Weer u scherp, en eind als een soldaat, Als men nu zgn werk in ztch opneemt, zoo dat men den geest van het geheel voelt, en zyn opstellen leest, zyn briefen, dan denkt men telkens weer: Wat eea m wie ziel ia daar ten onder gegaan.... Rodenbach is, in onze kultuurbeweg'ng, het beeld van den idealen jongeling, en dat is 't, in de eerste plaats, wat in hem gevierd wordt. Een ideale jongeling, die hartstochtelijk getracht heeft, een groot-uienscheljjk wezen te zyn, vele vormen van mengchely'kheid werkzaam in hem te omvatten, naar alle zyden te groeien; een ziel die er voortdurend naar streefde, een wereld te wordjn. De grond toon zelf .van zyn wezen was een breedmenscheljjk ideaal, dat daar waarlyk leefde, vanzelf, als een spontane kracht. Daarom die eenheid bij hem tusschen droom en daad, drift en gedachte, de wildheid dar jeugd met de kalme macht van wie zichzelf bezit, aie passie en daarboven die behoefte aan waar heid, orde, harmonie. Alles komt hij hem uit die natuurly'ke eenheid, die zijn wezan is. En 't heeft alleg den toon van bat echte, het oprechte, het zuivere, zooals prof. van Cauwelaert in zyn mooie rede Zondag zei: Niemand had, meer dan Rodenbach, de macht om het wezenlijke uit het onwezenlijke te houden: 't valsche viel als van zelf van hem af, het echte was de kern van zfl'n eigen wezen. Dit legt zyn macht uit als menseb, en den invloed van zyn gedachten. De gedachten van Rodenbach zyn levenservaringen Zyn opvatting der Vlaamsche Beweging viel samen met het streven, 021 mensen te zyn in den hoogsten en volledigsten zin van het woord. Zy was het groeien van zgn eigen zelf. Zij ging niet uit van politieke en rechtabegrippen, by 7. gelykheid" der beide talen in België, maar zy was het worden, het Olga en ik zullen vrienden blijven, beloofde hij in een opwelling haar nog wat goed te doen. Een glimlach dreef nog even over het doods-bleek gezicht. Toen lag Livia weer als reeds gestorven.. Heel zacht werd de deur geopend. Een lang meisje, de houding schier vorste lijk, 't hoofd met 't rossig-blonde kapsel en 't gezicht met wy'3-gry'ze oogen, fijn-gevormd, heel-voornaam en ongewoon, trad onhoorbaar binnen, schoof zoo voort tot bij het ledikant. Met niet langer bedwongen tranen in de oogen de handen op de rug, staarde zij op de stervende. O God, het is gedaan, kreet ze toen op eens, het gordijn wegschuivend. Maarten was ook toegesprongen. Samen zagen zij, hoe 't hoofd schuin afzonk, terwijl de adem zacht verklonk... Overweldigd, bleven zij sprakeloos staan in 't vreemde licht van den dood ... Het leven riep hen samen terug tot de noodzakelyke, uit de omstandigheden voort vloeiende bezigheden. En vreemd zaten zij in de woonkamer, waar Livia altijd het mid delpunt tusschen hen was geweest. Het ssheen niet meer hetzelfde huis,zooveranderd was alles. De suitedeuren tusschen salon en woon kamer waren gesloten; voor de glazen warandadeuren donkerden droef ie blinden. In de voorste kamer voelden zij voortdurend de doode, die daar lag, in de kist reeds. Eu al de kostbare meubelen, geordend in sober deftigen stijl, gehouden in goad-groenen toon, de oude porceleinkast, de groote schilder stukken, heel het interieur, door haar steeds zoo hoog gehouden, scheen in rouw gedompeld. Zwijgend werkten zij voort in het stille, donkere vertrek. En ver wonderlijk-vlug, goed konden zij het samen eens worden over het opstellen en het aantal van a ivertentie's en rouwbrie ven, over de uitnoodigingen voor de begrafenis. En elk voor zich voelden zij het tragische in die eensgezindheid. Zoolang Livia had geleefd, waren zij 't voortdurend tot in de minste kleinigheden oneens geweest, hadden zij gekibbeld, zelfs over 't onbeduidendste. En vreemd nu zij dood was, voor 't eerst, konden zij het eens woiden. Zooals Maarten Livia als echtgenoote had vereerd, zoo had Olga haar ais moeder aan beden. Voor beiden was zij alty'd de liefste en de eerste geweest. Om haar moeder had Olga getracht te houden van haar vader, om haar altijd weer de in haar opkomende antipathie terugge dreven en de oude sympathie aangewakkerd. Om Livia had Maarten Olga geduld in al haar excentriek-zijn, geworsteld tegen zijn drift, die hij zoo dikwijls tegen dat kind had voelen opkomen, er naar gestreefd een vader voor haar te zijn. groeien, van alles wat een Vlaming als echt aan zich voelt. Zijn Vlaamsehe Beweging was, boven alle pelitiek, da strijd voor een groote en schoone menachelykheid in Vlaanderen. Zg waa niet alleen een strijd om de taal, maar een breede kuttuurstryd. In dien zin ver schijnt R9denbach als een voorlooper van de jongste richting, wier invloed op de Vlaam sche Beweging zich thans snel uitbreidt. Daor een misverstand, waarvan de Vlaam sche kritiek maar langzamerhand genezen wil, wordt de dichter Rodenbach soms boven mate geprezen, uit liefde voorden flimingant. Het is een feit, dat onze tegenwoordige kunstenaars oneindig meer van Gezelle dan van hem geleerd hebben. Dat ze Rodenbach's kunst zouden bewonderen, omdat die kunst doorgaans een wapen was, daar willen ze natuurlijk niet van hooren; zij willen dat kunst in de eerste plaats als kunst beschouwd worde, zonder bijbedoelingen. Daarbij werken ze meer, zooals Gezelle, met het plastische, zinnelijke element der taal, datgene waardoor ieder woord iets persoonlijks, een ge waarwordt ag, een beeld in ons wordt; hetbewustzyn der kunst als kunst heeft zich sedert Rodenbach ontwikkeld met de Vlaamsche kuituur zelve. Toci honden alle jongere Vlaamsche dichters en schry vers zeer veel van zyn werk. Het ia hun zoo sympathiek, omdat het de tot kunst geworden uiting is van een schoon menscb, van een innige en krachtige en ruime ziel. Zeker moet Rodenbach niet voor namelijk gezocht worden ia allerlei studentenliedjes en gelegenheidsgedichtjep, vluchtig neergepend in den eersten aandrang eener vurige jeugd: maar we nemen die versjes ook gaarne mee, omdat ze toch, zooals al 't overige, echt zyn, en met al 't overige samenhangen. Het lijdt verder geen twijfel, dataanRodenbich's beter werk over 't .algemeen bezonkenheid nog ontbreekt. Maar men voelt daar overal die organische kracht vanhetnatuurujk oplevende, den innerlyken rythmus die een gedicht-als-geheel draagt, en die een vers tot zang maakt; men voelt er die onmiddellijkheid, die dadelykheid der uitdrukking, dien vollen toon van hetgeen bloedwarm uit het gemoed springt en voorttrilt in het vers. Daarbij een zeer positief zien der beelden, als geteekend, met zekere lyn, en toch alty'd in een mime atmosfeer van geroal. Soms ook een grootschen en toch subtielen een voud, waaraan men de diepte en de schoon heid van dat innerlyke wezen erkent. Het werk van Rodenbach verschijnt dus als kunst, die de bloem is van heel een veelzijdig, vol, oprecht, gezond en schoon leven. AÜO. VERMEULEN. Mnzieibejordeelin IL JutiusR xTGEN'jOad-NederlandscheVolksliederen voor een zangstem met piano. Op. 47, 3e en 4e bundel. A. A. Noske, Middelburg. FL VAX DUYSE, Zss Oud-Nederlandsche liederen voor koor met harmonium. Barste reek?. Uitgegeven door het comitévan het Willemsfonds. Geiusters Roels te Gent. SAJI. SCHUYBR, Twee liederen in Volkstoon, Maaierslied en Wiegenlied. G. H. van Eek. F. J. Weygand Jr?'s Gravenhage. ADR P. HAMEKs,Twaalf geestelyke liederen in den Volkstoon, met begeleiding van orgel of harmonium, op. 10. W. Bergmans, Tilburg. A. H. A.MOEY, Wiegeliedje. Gebroeders Wagenaar, Arnhem. GROOT-NEDERLAND, Liederen, verzameld door F. R. Coerts Frzn. G. Alsbach & Co., Amsterdam. MiiiiimMiiimiimiiimmiimiiKiiiimiiiiMiiiiiimiHiiiiiiiiMiiiiiiiiMiiJi Hoe hadden Livia's zachte oogen steeds gesmeekt ooi die harmonie l Hoeveel dank hadden zij uitgestraald voor elke scüikking en verzoening! Livia was ge weest de band, die hen samenhield. Nu was de band verbroken ... Maarten, die wist, begreep 't eerst en 't sterkst, dat zij nu los van elkaar waren. Maar vreemd was hem dit: hij voelde 't niet. Sympathieker dan ooit scheen Olga hem in haar rouw. Hy' voelde meelij met haar en hij had een behoefte haar te troosten, als door haar ge troost te worden, want 't was Maarten, of dit nu alles, 't laatste was, wat hij doen kon voor zijn doode: lief te zyn voor haar kind; en terwijl hij alzoo deed, verteederde 't hem. En zelf verwonderde hij zich, dat 't hem nu heelemaal geen moeite kostte, lief voor haar te zijn. Van af haar twiqfigste jaar had hij altijd gehoopt, dat zij eea goed huwelijk zou doen, dan zouden Livia en hij samenblijven. Livia, schoon om andere reden dan Maarten, had 't ook graag gezien, smachtend naar een klein kind. Maar alle vereerders schenen doordat excentrieke in Olga altijd te worden ver dreven. .,Ze heeft heelemaal geen kwaliteiten voor j huisvrouw en moeder, zooals jij," verweet Maarten dan tegen zijii vrouw. Dan legt zij zich op dit toe, dan op dat, maar ook in geen enkele tas van wetenschap, of kunst zal zij 't tot iets brengen; zo is veel te veranderlijk, te grillig." Ongestoord was Olga haar gang gegaan. Zoo was zij dertig jaar geworden. En nu voor 't eerst schrok Maarten terug voor het denkbeeld, dat 0!ga .van hem weg zou gaan. God, wat zou hij eenzaam, wat zou hij ellendig zijn in dat groote huis vol herin neringen aan Livia. En dat te meer nu hij zijn betrekking als notaris had neergelegd, een half jaar geleden. Als hij haar dood ha i kunnen voorzien, dan zou bij dat nooit hebben gedaan. wiatig jaar hadden ze hier in den Haag in 't groote, eigen huis niet hun drieën ge woond. Als Oiga nu ook wegging... Als ze weer een van haar groote reizen ondernam. .. Zelfs voor dat denkbeeld schrok hij terug. En op eens begreep hy 't: Hij was niet los van Olga. Sterker dan zij het als levende hftd kunnen doen, bor.d de doode hen samen. Santen hadden zij n groot verdriet, eamen betreurden -zij n doode, Livia, Eamen droe gen zij n groote vereering, vo::,r Livia, de uitmuntende, als vrouw, als moeder, als vriend in, zij, de oprechte en getrouwe, de gastvrije en meelijdende. Welk een gastvrouw was ae steeds geweest, op groote als op kleine feesten. O, haar deugden gingen allen lof te boven.' ARNOLD SPOEL, Ons Prinsesje. In volkstooB gecomponeerd vo 5r een zangstem met piano. Opus 41. G. H. van Eek, 'j-Gravenhage. J. P. J. WrEETS, Oranje-kindje, vier liedekea met piano. LÜDWIG FELIX BKANDTS BUYS, Muizeke, Muizeke. Wiegeliedje op. 44 No. 1. BERNARD ZWEERS, Moedertje, Lied, voor midd^nstem met klavier-begeleiding. A. A. Noske, Middelburg. Men weet hoeveel belang Röntgen stelt in ons oud Nederlandsch lied. Vroeger reeds heeft hij de Boereliedekens bewerkt voor viool met piano; oud-Nederlandache dansen voor piano vierhandig, verschillende oude liederen voor vier- en meerstemmig koor a cappella; thans reeda heeft hij acht en veertig liederen uit van Duyse's standaardwerk Het oude Nederlandsche Lied" bewerkt en van een pianobegeleiding voorzien. Men weet het, de liederen door va a Duyse bijeeugegaard, geven uitsluitend de woorden- en noten teksten zonder meer. Het waa Röntgen's bedoeling de melodieën van een harmonische en rhythmische begeleiding te voorzien, welke in overeenstemming is met onze hedendaagscha middelen van uitdrukking. Röntgen heeft er niet naar gestreeft per se een archaïatische begeleiding te schry ven; alleen dan, als de melodie zich in een der oude toonsoorten beweegt, dan is ook de bewerker hieraan getrouw gebleven. Niettemin kan men by menig lied bemerken, b.v. door een of andere goedgevonden imitatie, dat de begelei ding met het karakter van het lied volkomen overeenstemt. Manig lied hebbea wij reeds toegejuicht als het door Measchaert (aan wie de bundels zyn opgedragen) of mevrouw Noordewier gezongen is. Ongjtwy'feld zullen de talrijke vrienden van ons oude lied het toejuichen dat het schoone werk van Van Duyss, door Röntgen practiech voor ons toegankelijk wordt gemaakt. Van Duyse zelf zit overigens ook niet stil. Nauwelyks is Het oude Neder landsche Lied" voltooid, of de auteur tracht op verschillende wyzen zyn arbeid te populariseeren. Thans ligt voor mij een kostelyk bundeltje van zes liederen, waarvan er twte bewerkt zyn voor sopraan, alt, tenor en bas, n voor sopraan en alt en n voor driestemmig manuenkoor met begeleiding van harmonium. Eerst vindt men een liedje uit de veer tiende eeuw Here Halewya sono een liedekyn", dan Hat daghet in den Oosten" (15e eeuw), vervolgens Het wasser te nacht also soete nacht" (zestiende eeuw), allen voor vier gemengde stemmen. Men bemerkt aanstonds dat Van Duyse meer dan Köntgen er naar streeft een zeker antiek cachet aan zijne bewerkingen te geven. Bij een koorbewerking komt mij zulks ook meer gewenscht voor. In Röntgen's koorbe werkingen vindt men overigens dit streven ook veel meer terug. Het vierde nummer. Er waa een maegdetje zuiver en net (leventiende eeuw) is mij bijzonder sympathiek. Het is een juweel, prachtig polyphoon be werkt en van een roerende naïveteit. Dit lied moet overal in de huiskamer gezongen wor den, waar slechts een paar eenvoudige, zuiver klinkende sopraan- en altstemmen aanwezig zyo. Ook de beide andere achttiende eeuwsche liederen 't Wy'l in den nacht" en Willen we 't haesken jagen door de hei?" zijn uitermate geschikte en waardevolle bij dragen. De beide liederen van Sam, Schuyer, door de Ned. Toonkunstenaarsvereeniging be kroond, zyn volkomen wat zy' beoogen, n.l. eenvoudige liedekens in den volkstoon. In het Maaierslied" geloof ik dat beter 't Waa een vreugde en een weelde voor Maarten, daaraan terug te deuken. Zooals 't goed kan doen, maar steeds uit te zien op een landschap van vruchtbaarheid en schoonheid.. . De begrafenis was afgeloopen.. . En toen Maarten met Olga alleen was ge bleven, voelde hij pijnlijk naderen de nood zakelijkheid, van met haar te moeten spreken nu, zooaU Livia hem had opgedragen. Geweldig zag hij er tegen op, in zich zelf al door zoekend naar de geschiktste woorden, den besten tijd. En toen zij dien tweeden dag na de be grafenis 's avonds na het middagmaal waren blijven naschemeren in de zoelte van den Septemberavond, gelijk als in den tijd, toen Livia er nog was, vroeg Maarten op eens, schijnbaar zonder voorbereiding! Herinner jij je nog Olga, dat je als kind wel eens tegen mij hebt gesegd : liet is net, of je me vader niet bent?" Zenuwachtig wachtte hij haar antwoord af en de gchemering deed hem goed. Hij vond 't geruststellend op dat oogenblik haar gezicht niet te kunnen zien. O ja zeker, ant-woordde ze levendig, als u soms zoo kwaad kon worden en zoo af keurend over me kon spreken, dan vond ik dat zoo vreemd van een vader. Dan dacht ik: soo zou ik, geloof ik, nooit over mijn kind kunnen spreken, omdat je, dunkt mij, zoo medeschuldig bent aan al zijn gebreken. En dan later meeade ik maar vast, dat u mijn va-ier niet was. En eens heeft ook weikelijk een meisje op school z )o iets tegen me gezegd. Ik weet 't nog zoo goed. Ik had gezegd, dat ik zooveel meer hield vau mijn moeder dan van mijn vader. L'n toen zei dat kind: Wa; zei ze, viel Maarten haar in de recle, toen Olga even wachtte en hij voelde zijn ganscbe lichaam beven. Geen wonder, want je valer is niet echt je vader. En toen ? vroeg Maarten. Toen sprak ik er moeder over. En wat zei ze ? Dat ik mo niet ongerust moest maken" en dat alles goed was eu dat jij mijn vader waf, maar ze pchreide zoo en ze was zou zenuwachtig-aangedaan, dat ik later nog wel eens heb geaarzeld. J.Iaar we hebbea er i nooit moer over gesproken. l Olga aweeg en weer zocht Maarten naar de geschiktste woorden,om haar te vertellen. Het is toch zoo, zeide hij toen. zoo kalm mogelijk; in wörkelijkiieid beu ik je vaderniet. U mijn vader nier i herhaalde zij, maar waarom moest eïat eeu geheim blijven tot nu toe ? ? Voor de wereld ; je eigen vader stierf, terwijl hij met je moeder? was verloofd, onver wacht, lerwijl jij geboren moest worden. Hij be'nuorde tot mij u kenuiiseu, maar ik haatte begonaen was met een opslag. O m het ge heel bevalt my trouwens het Wiegelied beter. Dat is een inderdaad fijn voornaam en po tisch liedeke. De twaalf geestelyke Liedereu van kapelaan Hamers (vierde serie) sluiten zich waardig aan by de vroagere series. Zazgn ontsproten uit een devoot gemoed en de componist heeft tonen weten te vinden voor zijne zielsuitin gen, die zich kenmerken door een zekeren voornamen adel, welke zich ook niet verloo chent in de begeleidingen. By een volgenden druk kan de ges (pag. 14, voorlaatste maat) gemakkelijk veranderd worden in fij' Het Wiegeliedje van Amory, op woorden van zijne getrouwe gezellin Vada, is oor spronkelijk een bijdrage geweest voor de Telegraaf. Ook in deze nieuwe uitgave zal het aardige dingske zich zeker vele vrienden verwerven ' De drie^deelen van het Liederbsek van Groot-Nsd rland" door den heer F. R. Coera F.Rm., bij den nitgever Van Dishoeck in het licht gegeven, worden thans opgevolgd door afleveringen, waarvan er thana twee voor mg liggen en, die blijkbaar ouder het aegidium van de vereeniging Het Nederlandsche Lied" vespreid worden. Da eerste aflevering bevat een zestal Kerst liederen, bewerkt door (wjjlen) M. J. B(oumac), welke door iederen vriend van het oude lied met ingenomenheid zullen begroet worden; de andere bundel bevat eu nieu liedtboeck genoemtden Druyventros der Amoureusheyt in hem begry pende veelderhande amourense liedekens, te vooren in druek noyt uytge gaeu. Gecomponeert door Pieter Lenaerte van der Goea 1602," van aanteekeningen voor zien door prof. dr. J. te Winkel. Van de zea gedichten zijn er drie voorzien van muziek in de bewerking van M. J. B. Buitengewoon interessant acht ik deze bij dragen, welker bruikbaarheid nog belangrijk verhoogd wordt door de kantteekeningen van prof. Te Winkel. Dat de heugelyke geboorte vau priusea Juliana aanleiding zou geven tot het ontstaan van eenige liederen was wel te verwachten. Arnold Spoel heeft op woorden van mr. H. W. van der Mey, een liedje gecomponeerd Ons Prinsesje", dat door zyn populaire en frissche wijze een volkslied zou kunnen wor den. Of het dit nn worden zal? Dat is af hankelijk van verschillende omstandigheden, waarop men weinig invloed kan uitoefenen. Vóór alles moet het onder het volk komen en daar zal eeu goedkoope uitgave voor twee stemmen,' zmder begeleiding, die eveneens voor mij ligt, wel voor zorgen. In den bundel Van Wierta mag men slechts de liedekens van Alph Ruyten, Oranje-Kindje en Kindje mijns harteu beschouwen als be antwoordende aan hetgeen de titel beloofc. Mijn Sckatteke en Rood-Pioeneke van Ren de Clercq mogen aardige versjes zyn, zij heb ben met de blijde gebeurtenis niets uit testaan. Orerigens zijn alle vier de liedekens ge componeerd inden vlotten trant, dien wy Van Wierts kennen en waardoor het dezen com ponist gelukt is, zoo gtfel de harten te vinden van zijn publiek. Dat er van dezen bundel ook reeda een tweede druk verschenen ia, pleit genoegzaam voor de deugdelijkheid en tevens populariteit van deze voortreffelijk gedeclameerd a liedjes. Of L. F. Brandts Buys' Muizeke, muizeke (gedicht van G. Anthenius) verband houdt met de blijde geboorte? Het tijdstip waarop het lied verscheen en nog meer het motto waarvan het voorzien ia, sluiten allen twijfel dienaangaande wel uit. Het luidt: O, wist Gij, ? preek ik stille, Hoezeer Gy wordt bemind, Gy Kind om Moeders wille, Gy, Moeder om uw Kind! IMIIMIIIHMlmlIHHIHIlmmillUIIIIIIIHMUIIIIHMIIIIIIil hem, omdat Livia, die ik ook lief had, hem had verkozen boven mij. Toen hy' stierf, bood ik haar mijn naam. .En moeder nam dat gereedelyk aan ? vroeg "Iga ingespannen. Neen, ten slotte, na lang aarzelen, door mijn overredingskracht, en vooral door rny'n liefde voor haar. Zg hield ook van my, maar meer van hem. Ik had dat, wat de wereld schande noemt, wel aangednifd, zei Olga, beslist. Niet in je moeders tijd, verdedigde Maarten. De meeningen zijn zoo ontzettend veranderd in de laatste jaren. In Livia's tijd was een kind zonder vader een schandvlek. Zij zwegen en Maarten vreeade, dat Olga nu allerlei bijzonderheden zou willen weten over haar vader en het spreken daar van deed hem pijn, alsof de al zoo lang geleden ge storvene zijn medeminnaar was gebleven. Maar zij deed dit niet. Zij peinsde in stilte over hem en 't deed haar goed hem zich mooi en nobel voor te stellen, omvlochten door een stralenkrans. En onbewust vreesde zij nu de waarheid, die dit beeld wellicht loochenen zou. En daarom vroeg zij niet. Eu toen zag ze ook Maarten in een heel ander licht. 't Scheen haar toe, dat ze hem nu zooveel beter kon waarde«ren en liefhebben. Want waar zijn liefde voor die van een vader haar steeds te koel was geweest, scheen haar die voor die van een vreemde, wat hij toch in waarheid voor haar was, mild en goed. En za voelde behoefte hem, nu hij zoo oud en eenzaam was, iets terug te geven van al die genegenheid, welke hij haar steeds had gegever. We moeten bij elkaar blijven, stelde zij voor. Moeder zou dat zoo hearlijk vinden, zoo zij kon weten nog. Maar hier in huis is 't me te eng, nu den eersten tijd vooral. Overal zie ik haar. Al lang is het een illusie van me, eens naar Indiête gaan. Ik liet 't om moeder. Zij vond 't zoo ver. Ik ben er nu zoo blij om, dat ik 't niet heb gedaan. Maar nu, nu zou ik willen gaan. U is nog zoo ilink en sterk. Als wij eens samen gingen ? stelde Olga vo3r. Het wag Maarten, of dat juist was, wat ook hij noodig had. Goed, stemde hij toe, we zullen samen voor eenige maanden naar Indiëgaan. Daarna zal het leven hier ons niet meer zoo moeilijk vallen. En den volgenden dag reeds ging Maarten erop uit, om plaatsen te bespreken. In al de weemoed om Livia's heengaan voelde hij iets van vrede, doordat hij voort leefde als in haar geeat...

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl