Historisch Archief 1877-1940
DE A M S T E RD A M M E.R W E E K BLAD VOOR NEDERLAND.
Ho. 1679
zelf als rolk, hoe het dan ook moge gaan,
met «ere zullen uitkomen. Maar voor we
hiertoe een enkele poging wagen, moet
ons volk een volk zijn, dat ia alle opzichten
vooraan staat en daardoor al een recht
ontleent, om voor te gaan en een zelfstan
dige plaats in het gefedereerde Europa in
te nemen.
Over de middelen om ons volk groot en
sterk te maken, nog een enkel opstel tot
besluit.
R otter d., 23?8?'09. G.VAN HULZEX.
lltlllllllllHIHIMirllll
Albreciit Rrinbacb,
(1856 1880.)
Afkeer van holle deklamatie, die geen daad
kan worden, heeft me menigmaal stilletjes
tturis doen big ven, wanneer de Vlamingen,
in kan t» te-stemming, een standbeeld inhul
digden en er schetterden met het roemrijk
verleden". Maar nn heb ik wel den indruk,
dat er WJJ de Rodenbach-feesten, l.l. Zondag,
te Roeselare, waarlijk iets gebeurd ia. Aan
dien onvergetelijken dag kan ik alleen met
dankbaarheid terug denken, voor ;de schoone
aandoening die bjj me gebracht heeft. De
geestdrift waa zoo oprecht en geweldig, stggend
uit de diepte van 't gemoed, duizenden en
dakenden vereenigend, dat men zichzelven
geheel vergat in die zee van opgetogen volk,
en men voelde ineens het ideaal, dat allen
bemachtigd had, als het wezenlijkste dat
bestond. Daar heb ik nu, duidelijker dan
ooit het besef gehad van hetgeen de volks
ziel" ia, als ze groot voelt. En dat was het
werk van dien jongen stadent, nog een kind
bijna toen hy stierf, van dien jongen
dichter: 't zijn ten slotte alleen dichters, die
zoo iets vermogen l Had hij nn mogen neer
kijken op die scharen, hij had qjn droom
herkend, maar ditmaal, na dertig jaren, ge
worden tot een werkelijkheid: Vlaanderen
herleeft l" Wat een oogenblik, toen de doeken
? van 't standbeeld neervielen, en de jeugdige
slanke gestalte daar rees, in de lucht den
vogel opwerpend die een symbool geworden
is van opstand en vrijheid; aller harten gingen
mémet de echoone beweging dier lijn, men
voelde waarlijk de siddering in het volk,
en ik zie nog die edele figuur van pastor
Verrieat, den ouden meester van Bodenbach,
fier en de oogen vol tranen, die scheen te
zeggen: Ik groet u, myn kind!" Hy was
de eenige niet die weende....
Ja, Rodenbach'a gedachte is nn waarlijk
tot vleesch en bloed geworden, by' honderden
en honderden,, de besten der natie.
Niet vooral om het zuiver kunstgehalte
van ijjn werk het drama Qudrun" en
gedichten, wordt Al biecht Rodenbach zoo
bewonderd en bemind : als strijder, l
venwekker in de Vlaamsche Beweging komt hem
het meest be:eekenis toe ; en bij is, als menech,
een prachtig type geweest, een van de
schoonste Vlamingen die we gehad hebben.
De vroege dood hij was nog niet 24
heeft dan zyn beeld omwasemd met een
bizondere poëzie.
lm Anfang war ... Geielle, Gezelle vormde
Verrieat, Verriest vormde Rodenbach. Stu
deerend in datzelfde Klein-Seminarie te Roe
selare, van waar Gezelle bad moeten vluch
ten, werd hy daar, wat ik noemen zou: het
Vlaamech geweten van 't jonge volk.
't Waren er jaren van opstand en strijd:
NA MOEDER'S DOOD
DOOR
JOHANNA STEKETEE.
Stil zat hy in de ziekenkamer, die hij zich
bewast voelde metamorf o meeren tot
sterfkamer, de handen op de knieën, 't hoofd heel
kaal, 't gezicht met de hard-blauwe oogen, de
korte, breed-uitloopende neus en de smalle
lippen onder grijze snor opgericht naar het
tusscben de twee op den tuin uitziende ven
sters instaande groote, met groene gordynen
omhangen ledikant.
Strak staarde hij op dat punt, met in hem
dat gevoel van weemoed en machteloosheid,dat
hem schier-berustend de handen vouwen deed.
Hij kon niets anders meer doen,dan afwachten.
Drie dagen geleden waren zij nog samen
mar Scheveningen geweest; 's avonds was zij
met hoofdpijn vroeg naar bed gegaan. Sinds
dien had zy' niet meer kunnen opstaan.
Verval van krachten, t wee-en-zestig jaar,"
had de dokter hoofdschuddend gezegd e a dien
morgen hem gewaarschuwd: Hij moest zich
op 't ergste voorbereiden."
Na wist hij 't wel: Er was geen hoop meer.
Livia ging sterven. Hij moest haar verliezen.
Hij kon zich nog niet denken in de mogelijk
heid, dat zij er niet meer zijn zou. Nooit had
hij gedacht aan haar dood.
Zoo vast scheen zij te behooren aan het
leven. Zoo onmisbaar was haar plaats ia hun
huis. O, hij had haar geadoreerd, haar
gansche leven lang en hy' deed 't nog. Zij was
geweest zijn goede genius, het geluk, de vrede
en de liefde van 't huis, de verzoenende partij
tusechen hem en... Olga.
Ja, de verhouding tnsschen hem en hoor
dochter was nooit goed geworden. Daarvan
had ze 't meeste verdriet gehad.
Een geritsel stoorde zijn gepeins. Er bewoog
iets in het bed. Dadelyk sprong hij op, naar
haar toe.
Met de teere, blauw-witte hand poogde zij
zich wat op te richten, maar uitgepunt zonk
ze terug in da kussens.
Pynlyk getroffen zag hij haar aan. Wat wa3
ze veranderd in die enkele dagen: 't gezicht
kil-wit, de zwakke oogen ingezonken, schier
licht-loos al.
Maarten, vertel jij 't haar, zoodra ik er
niet meer ben... Ik heb er altijd zelf met haar
over willen spreken. Ik heb't nooit gekund .
ik was bang, dat de verhouding er slechter
door worden zou.., misschien toch niet goed
geweest, hè?
Heesch klonk haar stem, getuigend van
opperste krachtsinspanning.
Het is goed,lieve, koesterde hij en hij dekte
haar weer onder met in zijn oogen't verlan
gen, dat zy zwijgen zou.
de Nederlandsche moedertaal lag er on
der de voeten getrapt. Rodenbach liet
fjjnen Blauwvoet" op, werd de ziel van die
eigenaardige beweging, de Blauwvoeterie"
gebeeten, die zich weldra over andere katho
lieke kolleges verspreidde; hy pookte 't vuur
aan met zyn zangen en drama's, trachtte de
studenten te organiseeren. Aan de hoogeschool
van Leuven, waar hij vrijer stond, verdub
belde zyn werkzaamheid: heel de Vlaameche
jeugd volgde 't woord van den Berten". Hy
schreef in De Vlaamsche Vlagge', stichtte
dan Het Pennoen", later Het Nieuw
Pennoen"; maar 't is of de innerlyke drift hem
verteerd had: hy was pas aan de her werking
van zgn Guirun" gegaan, alleen de eerste
twee bedrijven zijn af" en't eerste num
mer van Het Nieuw Pennoen" werd gedrukt,
toen de dood hem knakte. Zijn laatste vers
is dat aangrijpende stuk, gedicht op zyn ziek
bed, eens dat de zon door wolken was komen
heenbreken:
Ik moet er niet van weten, van die zuidsche vrouwen
zielen,
die, voelend het nootlottig leed hun longeren vernielen,
te midden hetoutbaderen van de boamen kneuteren gaan
dat 't jammer is van hen en van hun liefenvandeblaan.
Zijt gij het die ik rochelen voel hier rond mijn hert,
vernieling?
Zijt gij het? God verplette u, worm, die mijner jeugd
bezieling
verknagen moet! Het lijf wierp u mijn eigen
roekioosheid,
docb, zier om zier, bestrijde ik u den Gee«t, noodlottig
heid!
Gij die vandaag den hemel kuischt van vuiler dampeu
rotheid,
o licht, o warmte, o levenslust, bedanke n; vurige god
heid!
Mijn zonnig land... mijn verten... mijn jong leven...
kameraad,
nicht raisonniren... Weer u scherp, en eind als een
soldaat,
Als men nu zgn werk in ztch opneemt,
zoo dat men den geest van het geheel voelt,
en zyn opstellen leest, zyn briefen, dan denkt
men telkens weer: Wat eea m wie ziel ia
daar ten onder gegaan....
Rodenbach is, in onze kultuurbeweg'ng,
het beeld van den idealen jongeling, en dat
is 't, in de eerste plaats, wat in hem gevierd
wordt.
Een ideale jongeling, die hartstochtelijk
getracht heeft, een groot-uienscheljjk wezen
te zyn, vele vormen van mengchely'kheid
werkzaam in hem te omvatten, naar alle
zyden te groeien; een ziel die er voortdurend
naar streefde, een wereld te wordjn. De grond
toon zelf .van zyn wezen was een
breedmenscheljjk ideaal, dat daar waarlyk leefde,
vanzelf, als een spontane kracht. Daarom die
eenheid bij hem tusschen droom en daad,
drift en gedachte, de wildheid dar jeugd met
de kalme macht van wie zichzelf bezit, aie
passie en daarboven die behoefte aan waar
heid, orde, harmonie. Alles komt hij hem
uit die natuurly'ke eenheid, die zijn wezan is.
En 't heeft alleg den toon van bat echte, het
oprechte, het zuivere, zooals prof. van
Cauwelaert in zyn mooie rede Zondag zei: Niemand
had, meer dan Rodenbach, de macht om het
wezenlijke uit het onwezenlijke te houden:
't valsche viel als van zelf van hem af, het
echte was de kern van zfl'n eigen wezen.
Dit legt zyn macht uit als menseb, en
den invloed van zyn gedachten. De gedachten
van Rodenbach zyn levenservaringen
Zyn opvatting der Vlaamsche Beweging
viel samen met het streven, 021 mensen te
zyn in den hoogsten en volledigsten zin van
het woord. Zy was het groeien van zgn eigen
zelf. Zij ging niet uit van politieke en
rechtabegrippen, by 7. gelykheid" der beide talen
in België, maar zy was het worden, het
Olga en ik zullen vrienden blijven,
beloofde hij in een opwelling haar nog wat
goed te doen.
Een glimlach dreef nog even over het
doods-bleek gezicht.
Toen lag Livia weer als reeds gestorven..
Heel zacht werd de deur geopend.
Een lang meisje, de houding schier vorste
lijk, 't hoofd met 't rossig-blonde kapsel en
't gezicht met wy'3-gry'ze oogen, fijn-gevormd,
heel-voornaam en ongewoon, trad onhoorbaar
binnen, schoof zoo voort tot bij het ledikant.
Met niet langer bedwongen tranen in de oogen
de handen op de rug, staarde zij op de
stervende.
O God, het is gedaan, kreet ze toen op
eens, het gordijn wegschuivend.
Maarten was ook toegesprongen.
Samen zagen zij, hoe 't hoofd schuin afzonk,
terwijl de adem zacht verklonk...
Overweldigd, bleven zij sprakeloos staan
in 't vreemde licht van den dood ...
Het leven riep hen samen terug tot de
noodzakelyke, uit de omstandigheden voort
vloeiende bezigheden. En vreemd zaten zij
in de woonkamer, waar Livia altijd het mid
delpunt tusschen hen was geweest. Het ssheen
niet meer hetzelfde huis,zooveranderd was alles.
De suitedeuren tusschen salon en woon
kamer waren gesloten; voor de glazen
warandadeuren donkerden droef ie blinden.
In de voorste kamer voelden zij voortdurend
de doode, die daar lag, in de kist reeds. Eu
al de kostbare meubelen, geordend in sober
deftigen stijl, gehouden in goad-groenen toon,
de oude porceleinkast, de groote schilder
stukken, heel het interieur, door haar steeds
zoo hoog gehouden, scheen in rouw gedompeld.
Zwijgend werkten zij voort in het stille,
donkere vertrek.
En ver wonderlijk-vlug, goed konden zij
het samen eens worden over het opstellen
en het aantal van a ivertentie's en rouwbrie
ven, over de uitnoodigingen voor de begrafenis.
En elk voor zich voelden zij het tragische
in die eensgezindheid.
Zoolang Livia had geleefd, waren zij 't
voortdurend tot in de minste kleinigheden
oneens geweest, hadden zij gekibbeld, zelfs
over 't onbeduidendste. En vreemd nu zij
dood was, voor 't eerst, konden zij het eens
woiden.
Zooals Maarten Livia als echtgenoote had
vereerd, zoo had Olga haar ais moeder aan
beden. Voor beiden was zij alty'd de liefste en
de eerste geweest.
Om haar moeder had Olga getracht te
houden van haar vader, om haar altijd weer
de in haar opkomende antipathie terugge
dreven en de oude sympathie aangewakkerd.
Om Livia had Maarten Olga geduld in al
haar excentriek-zijn, geworsteld tegen zijn
drift, die hij zoo dikwijls tegen dat kind had
voelen opkomen, er naar gestreefd een vader
voor haar te zijn.
groeien, van alles wat een Vlaming als echt
aan zich voelt. Zijn Vlaamsehe Beweging was,
boven alle pelitiek, da strijd voor een groote
en schoone menachelykheid in Vlaanderen.
Zg waa niet alleen een strijd om de taal, maar
een breede kuttuurstryd. In dien zin ver
schijnt R9denbach als een voorlooper van de
jongste richting, wier invloed op de Vlaam
sche Beweging zich thans snel uitbreidt.
Daor een misverstand, waarvan de Vlaam
sche kritiek maar langzamerhand genezen
wil, wordt de dichter Rodenbach soms boven
mate geprezen, uit liefde voorden flimingant.
Het is een feit, dat onze tegenwoordige
kunstenaars oneindig meer van Gezelle dan
van hem geleerd hebben. Dat ze Rodenbach's
kunst zouden bewonderen, omdat die kunst
doorgaans een wapen was, daar willen ze
natuurlijk niet van hooren; zij willen dat
kunst in de eerste plaats als kunst beschouwd
worde, zonder bijbedoelingen. Daarbij werken
ze meer, zooals Gezelle, met het plastische,
zinnelijke element der taal, datgene waardoor
ieder woord iets persoonlijks, een ge
waarwordt ag, een beeld in ons wordt;
hetbewustzyn der kunst als kunst heeft zich sedert
Rodenbach ontwikkeld met de Vlaamsche
kuituur zelve. Toci honden alle jongere
Vlaamsche dichters en schry vers zeer veel van
zyn werk. Het ia hun zoo sympathiek, omdat
het de tot kunst geworden uiting is van een
schoon menscb, van een innige en krachtige
en ruime ziel. Zeker moet Rodenbach niet voor
namelijk gezocht worden ia allerlei
studentenliedjes en gelegenheidsgedichtjep, vluchtig
neergepend in den eersten aandrang eener
vurige jeugd: maar we nemen die versjes ook
gaarne mee, omdat ze toch, zooals al 't overige,
echt zyn, en met al 't overige samenhangen.
Het lijdt verder geen twijfel,
dataanRodenbich's beter werk over 't .algemeen
bezonkenheid nog ontbreekt. Maar men voelt daar
overal die organische kracht vanhetnatuurujk
oplevende, den innerlyken rythmus die een
gedicht-als-geheel draagt, en die een vers tot
zang maakt; men voelt er die
onmiddellijkheid, die dadelykheid der uitdrukking, dien
vollen toon van hetgeen bloedwarm uit het
gemoed springt en voorttrilt in het vers.
Daarbij een zeer positief zien der beelden,
als geteekend, met zekere lyn, en toch alty'd
in een mime atmosfeer van geroal. Soms
ook een grootschen en toch subtielen een
voud, waaraan men de diepte en de schoon
heid van dat innerlyke wezen erkent. Het
werk van Rodenbach verschijnt dus als kunst,
die de bloem is van heel een veelzijdig, vol,
oprecht, gezond en schoon leven.
AÜO. VERMEULEN.
Mnzieibejordeelin
IL
JutiusR
xTGEN'jOad-NederlandscheVolksliederen voor een zangstem met piano.
Op. 47, 3e en 4e bundel. A. A. Noske,
Middelburg.
FL VAX DUYSE, Zss Oud-Nederlandsche
liederen voor koor met harmonium.
Barste reek?. Uitgegeven door het
comitévan het Willemsfonds. Geiusters
Roels te Gent.
SAJI. SCHUYBR, Twee liederen in
Volkstoon, Maaierslied en Wiegenlied. G. H.
van Eek. F. J. Weygand Jr?'s
Gravenhage.
ADR P. HAMEKs,Twaalf geestelyke liederen
in den Volkstoon, met begeleiding van
orgel of harmonium, op. 10. W.
Bergmans, Tilburg.
A. H. A.MOEY, Wiegeliedje. Gebroeders
Wagenaar, Arnhem.
GROOT-NEDERLAND, Liederen, verzameld
door F. R. Coerts Frzn. G.
Alsbach & Co., Amsterdam.
MiiiiimMiiimiimiiimmiimiiKiiiimiiiiMiiiiiimiHiiiiiiiiMiiiiiiiiMiiJi
Hoe hadden Livia's zachte oogen steeds
gesmeekt ooi die harmonie l
Hoeveel dank hadden zij uitgestraald voor
elke scüikking en verzoening! Livia was ge
weest de band, die hen samenhield.
Nu was de band verbroken ...
Maarten, die wist, begreep 't eerst en 't
sterkst, dat zij nu los van elkaar waren. Maar
vreemd was hem dit: hij voelde 't niet.
Sympathieker dan ooit scheen Olga hem
in haar rouw.
Hy' voelde meelij met haar en hij had een
behoefte haar te troosten, als door haar ge
troost te worden, want 't was Maarten, of
dit nu alles, 't laatste was, wat hij doen kon
voor zijn doode: lief te zyn voor haar kind;
en terwijl hij alzoo deed, verteederde 't hem.
En zelf verwonderde hij zich, dat 't hem nu
heelemaal geen moeite kostte, lief voor haar
te zijn.
Van af haar twiqfigste jaar had hij altijd
gehoopt, dat zij eea goed huwelijk zou doen,
dan zouden Livia en hij samenblijven. Livia,
schoon om andere reden dan Maarten, had
't ook graag gezien, smachtend naar een klein
kind. Maar alle vereerders schenen doordat
excentrieke in Olga altijd te worden ver
dreven.
.,Ze heeft heelemaal geen kwaliteiten voor
j huisvrouw en moeder, zooals jij," verweet
Maarten dan tegen zijii vrouw. Dan legt zij
zich op dit toe, dan op dat, maar ook in geen
enkele tas van wetenschap, of kunst zal zij
't tot iets brengen; zo is veel te veranderlijk,
te grillig."
Ongestoord was Olga haar gang gegaan.
Zoo was zij dertig jaar geworden.
En nu voor 't eerst schrok Maarten terug
voor het denkbeeld, dat 0!ga .van hem weg
zou gaan.
God, wat zou hij eenzaam, wat zou hij
ellendig zijn in dat groote huis vol herin
neringen aan Livia. En dat te meer nu hij
zijn betrekking als notaris had neergelegd,
een half jaar geleden.
Als hij haar dood ha i kunnen voorzien, dan
zou bij dat nooit hebben gedaan.
wiatig jaar hadden ze hier in den Haag in
't groote, eigen huis niet hun drieën ge
woond.
Als Oiga nu ook wegging...
Als ze weer een van haar groote reizen
ondernam. ..
Zelfs voor dat denkbeeld schrok hij terug.
En op eens begreep hy 't: Hij was niet
los van Olga. Sterker dan zij het als levende
hftd kunnen doen, bor.d de doode hen samen.
Santen hadden zij n groot verdriet, eamen
betreurden -zij n doode, Livia, Eamen droe
gen zij n groote vereering, vo::,r Livia, de
uitmuntende, als vrouw, als moeder, als vriend
in, zij, de oprechte en getrouwe, de gastvrije
en meelijdende.
Welk een gastvrouw was ae steeds geweest,
op groote als op kleine feesten.
O, haar deugden gingen allen lof te boven.'
ARNOLD SPOEL, Ons Prinsesje. In
volkstooB gecomponeerd vo 5r een zangstem
met piano. Opus 41. G. H. van Eek,
'j-Gravenhage.
J. P. J. WrEETS, Oranje-kindje, vier
liedekea met piano.
LÜDWIG FELIX BKANDTS BUYS, Muizeke,
Muizeke. Wiegeliedje op. 44 No. 1.
BERNARD ZWEERS, Moedertje, Lied, voor
midd^nstem met klavier-begeleiding.
A. A. Noske, Middelburg.
Men weet hoeveel belang Röntgen stelt in
ons oud Nederlandsch lied. Vroeger reeds
heeft hij de Boereliedekens bewerkt voor
viool met piano; oud-Nederlandache dansen
voor piano vierhandig, verschillende oude
liederen voor vier- en meerstemmig koor a
cappella; thans reeda heeft hij acht en veertig
liederen uit van Duyse's standaardwerk Het
oude Nederlandsche Lied" bewerkt en van
een pianobegeleiding voorzien. Men weet
het, de liederen door va a Duyse bijeeugegaard,
geven uitsluitend de woorden- en noten
teksten zonder meer. Het waa Röntgen's
bedoeling de melodieën van een harmonische
en rhythmische begeleiding te voorzien, welke
in overeenstemming is met onze
hedendaagscha middelen van uitdrukking. Röntgen
heeft er niet naar gestreeft per se een
archaïatische begeleiding te schry ven; alleen
dan, als de melodie zich in een der oude
toonsoorten beweegt, dan is ook de bewerker
hieraan getrouw gebleven. Niettemin kan
men by menig lied bemerken, b.v. door een
of andere goedgevonden imitatie, dat de begelei
ding met het karakter van het lied volkomen
overeenstemt.
Manig lied hebbea wij reeds toegejuicht
als het door Measchaert (aan wie de bundels
zyn opgedragen) of mevrouw Noordewier
gezongen is.
Ongjtwy'feld zullen de talrijke vrienden
van ons oude lied het toejuichen dat het
schoone werk van Van Duyss, door Röntgen
practiech voor ons toegankelijk wordt gemaakt.
Van Duyse zelf zit overigens ook niet
stil. Nauwelyks is Het oude Neder
landsche Lied" voltooid, of de auteur tracht
op verschillende wyzen zyn arbeid te
populariseeren.
Thans ligt voor mij een kostelyk bundeltje
van zes liederen, waarvan er twte bewerkt
zyn voor sopraan, alt, tenor en bas, n voor
sopraan en alt en n voor driestemmig
manuenkoor met begeleiding van harmonium.
Eerst vindt men een liedje uit de veer
tiende eeuw Here Halewya sono een
liedekyn", dan Hat daghet in den Oosten" (15e
eeuw), vervolgens Het wasser te nacht also
soete nacht" (zestiende eeuw), allen voor
vier gemengde stemmen.
Men bemerkt aanstonds dat Van Duyse
meer dan Köntgen er naar streeft een zeker
antiek cachet aan zijne bewerkingen te geven.
Bij een koorbewerking komt mij zulks ook
meer gewenscht voor. In Röntgen's koorbe
werkingen vindt men overigens dit streven
ook veel meer terug. Het vierde nummer.
Er waa een maegdetje zuiver en net
(leventiende eeuw) is mij bijzonder sympathiek.
Het is een juweel, prachtig polyphoon be
werkt en van een roerende naïveteit. Dit lied
moet overal in de huiskamer gezongen wor
den, waar slechts een paar eenvoudige, zuiver
klinkende sopraan- en altstemmen aanwezig
zyo. Ook de beide andere achttiende
eeuwsche liederen 't Wy'l in den nacht" en
Willen we 't haesken jagen door de hei?"
zijn uitermate geschikte en waardevolle bij
dragen.
De beide liederen van Sam, Schuyer, door
de Ned. Toonkunstenaarsvereeniging be
kroond, zyn volkomen wat zy' beoogen, n.l.
eenvoudige liedekens in den volkstoon.
In het Maaierslied" geloof ik dat beter
't Waa een vreugde en een weelde voor
Maarten, daaraan terug te deuken.
Zooals 't goed kan doen, maar steeds uit
te zien op een landschap van vruchtbaarheid
en schoonheid.. .
De begrafenis was afgeloopen.. .
En toen Maarten met Olga alleen was ge
bleven, voelde hij pijnlijk naderen de nood
zakelijkheid, van met haar te moeten spreken
nu, zooaU Livia hem had opgedragen.
Geweldig zag hij er tegen op, in zich zelf
al door zoekend naar de geschiktste woorden,
den besten tijd.
En toen zij dien tweeden dag na de be
grafenis 's avonds na het middagmaal waren
blijven naschemeren in de zoelte van den
Septemberavond, gelijk als in den tijd, toen
Livia er nog was, vroeg Maarten op eens,
schijnbaar zonder voorbereiding! Herinner
jij je nog Olga, dat je als kind wel eens tegen
mij hebt gesegd : liet is net, of je me vader
niet bent?"
Zenuwachtig wachtte hij haar antwoord af
en de gchemering deed hem goed.
Hij vond 't geruststellend op dat oogenblik
haar gezicht niet te kunnen zien.
O ja zeker, ant-woordde ze levendig, als
u soms zoo kwaad kon worden en zoo af
keurend over me kon spreken, dan vond ik
dat zoo vreemd van een vader.
Dan dacht ik: soo zou ik, geloof ik, nooit
over mijn kind kunnen spreken, omdat je,
dunkt mij, zoo medeschuldig bent aan al zijn
gebreken. En dan later meeade ik maar vast,
dat u mijn va-ier niet was.
En eens heeft ook weikelijk een meisje op
school z )o iets tegen me gezegd. Ik weet 't
nog zoo goed. Ik had gezegd, dat ik zooveel
meer hield vau mijn moeder dan van mijn
vader. L'n toen zei dat kind:
Wa; zei ze, viel Maarten haar in de
recle, toen Olga even wachtte en hij voelde
zijn ganscbe lichaam beven.
Geen wonder, want je valer is niet echt
je vader.
En toen ? vroeg Maarten.
Toen sprak ik er moeder over.
En wat zei ze ?
Dat ik mo niet ongerust moest maken"
en dat alles goed was eu dat jij mijn vader
waf, maar ze pchreide zoo en ze was zou
zenuwachtig-aangedaan, dat ik later nog wel
eens heb geaarzeld. J.Iaar we hebbea er
i nooit moer over gesproken.
l Olga aweeg en weer zocht Maarten naar
de geschiktste woorden,om haar te vertellen.
Het is toch zoo, zeide hij toen. zoo kalm
mogelijk; in wörkelijkiieid beu ik je vaderniet.
U mijn vader nier i herhaalde zij, maar
waarom moest eïat eeu geheim blijven tot
nu toe ?
? Voor de wereld ; je eigen vader stierf,
terwijl hij met je moeder? was verloofd, onver
wacht, lerwijl jij geboren moest worden. Hij
be'nuorde tot mij u kenuiiseu, maar ik haatte
begonaen was met een opslag. O m het ge
heel bevalt my trouwens het Wiegelied beter.
Dat is een inderdaad fijn voornaam en po
tisch liedeke.
De twaalf geestelyke Liedereu van kapelaan
Hamers (vierde serie) sluiten zich waardig
aan by de vroagere series. Zazgn ontsproten
uit een devoot gemoed en de componist heeft
tonen weten te vinden voor zijne zielsuitin
gen, die zich kenmerken door een zekeren
voornamen adel, welke zich ook niet verloo
chent in de begeleidingen. By een volgenden
druk kan de ges (pag. 14, voorlaatste maat)
gemakkelijk veranderd worden in fij'
Het Wiegeliedje van Amory, op woorden
van zijne getrouwe gezellin Vada, is oor
spronkelijk een bijdrage geweest voor de
Telegraaf. Ook in deze nieuwe uitgave zal
het aardige dingske zich zeker vele vrienden
verwerven '
De drie^deelen van het Liederbsek van
Groot-Nsd rland" door den heer F. R. Coera
F.Rm., bij den nitgever Van Dishoeck in het
licht gegeven, worden thans opgevolgd door
afleveringen, waarvan er thana twee voor mg
liggen en, die blijkbaar ouder het aegidium
van de vereeniging Het Nederlandsche Lied"
vespreid worden.
Da eerste aflevering bevat een zestal Kerst
liederen, bewerkt door (wjjlen) M. J. B(oumac),
welke door iederen vriend van het oude lied
met ingenomenheid zullen begroet worden;
de andere bundel bevat eu nieu liedtboeck
genoemtden Druyventros der
Amoureusheyt in hem begry pende veelderhande
amourense liedekens, te vooren in druek noyt
uytge gaeu. Gecomponeert door Pieter Lenaerte
van der Goea 1602," van aanteekeningen voor
zien door prof. dr. J. te Winkel. Van de zea
gedichten zijn er drie voorzien van muziek
in de bewerking van M. J. B.
Buitengewoon interessant acht ik deze bij
dragen, welker bruikbaarheid nog belangrijk
verhoogd wordt door de kantteekeningen
van prof. Te Winkel.
Dat de heugelyke geboorte vau priusea
Juliana aanleiding zou geven tot het ontstaan
van eenige liederen was wel te verwachten.
Arnold Spoel heeft op woorden van mr.
H. W. van der Mey, een liedje gecomponeerd
Ons Prinsesje", dat door zyn populaire en
frissche wijze een volkslied zou kunnen wor
den. Of het dit nn worden zal? Dat is af
hankelijk van verschillende omstandigheden,
waarop men weinig invloed kan uitoefenen.
Vóór alles moet het onder het volk komen
en daar zal eeu goedkoope uitgave voor twee
stemmen,' zmder begeleiding, die eveneens
voor mij ligt, wel voor zorgen.
In den bundel Van Wierta mag men slechts
de liedekens van Alph Ruyten, Oranje-Kindje
en Kindje mijns harteu beschouwen als be
antwoordende aan hetgeen de titel beloofc.
Mijn Sckatteke en Rood-Pioeneke van Ren
de Clercq mogen aardige versjes zyn, zij heb
ben met de blijde gebeurtenis niets uit testaan.
Orerigens zijn alle vier de liedekens ge
componeerd inden vlotten trant, dien wy Van
Wierts kennen en waardoor het dezen com
ponist gelukt is, zoo gtfel de harten te vinden
van zijn publiek.
Dat er van dezen bundel ook reeda een
tweede druk verschenen ia, pleit genoegzaam
voor de deugdelijkheid en tevens populariteit
van deze voortreffelijk gedeclameerd a liedjes.
Of L. F. Brandts Buys' Muizeke, muizeke
(gedicht van G. Anthenius) verband houdt
met de blijde geboorte? Het tijdstip waarop
het lied verscheen en nog meer het motto
waarvan het voorzien ia, sluiten allen twijfel
dienaangaande wel uit. Het luidt:
O, wist Gij, ? preek ik stille,
Hoezeer Gy wordt bemind,
Gy Kind om Moeders wille,
Gy, Moeder om uw Kind!
IMIIMIIIHMlmlIHHIHIlmmillUIIIIIIIHMUIIIIHMIIIIIIil
hem, omdat Livia, die ik ook lief had, hem
had verkozen boven mij. Toen hy' stierf,
bood ik haar mijn naam.
.En moeder nam dat gereedelyk aan ?
vroeg "Iga ingespannen.
Neen, ten slotte, na lang aarzelen, door
mijn overredingskracht, en vooral door rny'n
liefde voor haar. Zg hield ook van my, maar
meer van hem.
Ik had dat, wat de wereld schande noemt,
wel aangednifd, zei Olga, beslist.
Niet in je moeders tijd, verdedigde
Maarten. De meeningen zijn zoo ontzettend
veranderd in de laatste jaren.
In Livia's tijd was een kind zonder vader
een schandvlek.
Zij zwegen en Maarten vreeade, dat Olga
nu allerlei bijzonderheden zou willen weten
over haar vader en het spreken daar van deed
hem pijn, alsof de al zoo lang geleden ge
storvene zijn medeminnaar was gebleven.
Maar zij deed dit niet. Zij peinsde in stilte
over hem en 't deed haar goed hem zich
mooi en nobel voor te stellen, omvlochten
door een stralenkrans. En onbewust vreesde
zij nu de waarheid, die dit beeld wellicht
loochenen zou. En daarom vroeg zij niet.
Eu toen zag ze ook Maarten in een heel
ander licht.
't Scheen haar toe, dat ze hem nu zooveel
beter kon waarde«ren en liefhebben.
Want waar zijn liefde voor die van een
vader haar steeds te koel was geweest, scheen
haar die voor die van een vreemde, wat hij
toch in waarheid voor haar was, mild en goed.
En za voelde behoefte hem, nu hij zoo oud
en eenzaam was, iets terug te geven van al
die genegenheid, welke hij haar steeds had
gegever.
We moeten bij elkaar blijven, stelde zij
voor.
Moeder zou dat zoo hearlijk vinden, zoo
zij kon weten nog. Maar hier in huis is 't
me te eng, nu den eersten tijd vooral. Overal
zie ik haar.
Al lang is het een illusie van me, eens
naar Indiête gaan. Ik liet 't om moeder.
Zij vond 't zoo ver. Ik ben er nu zoo blij
om, dat ik 't niet heb gedaan.
Maar nu, nu zou ik willen gaan.
U is nog zoo ilink en sterk.
Als wij eens samen gingen ? stelde
Olga vo3r.
Het wag Maarten, of dat juist was, wat
ook hij noodig had.
Goed, stemde hij toe, we zullen samen
voor eenige maanden naar Indiëgaan.
Daarna zal het leven hier ons niet meer
zoo moeilijk vallen.
En den volgenden dag reeds ging Maarten
erop uit, om plaatsen te bespreken.
In al de weemoed om Livia's heengaan
voelde hij iets van vrede, doordat hij voort
leefde als in haar geeat...