Historisch Archief 1877-1940
NM681
BE AMSTERDAMMER
1°. 1909.
WEEKBLAD YOOE NEDERLAND
recLa.otL© «VSLTL IMj?.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
IF. L.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt'verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden . . . . . . / 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling, ..... * mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Zondag 12 September.
Advertentiën van 1?5 regels / 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
?0.25
, 0.30
,0.40
INHOUD:
VAN VEBBE EN VAN NABIJ: Naar
aanleiding van een verkiezingsrede, door 6.
Bolkestein. Ondernemingsgeest. Geen
Marxisme, door Jacob Israël de. Haan,
Een volksbelang van algemene aard, I, door
Lod. van Mierop. FEUILLETON: De stad
was er vol van, door K. A. A. van Heekeren.
KUNST EN LETTEREN: Amaniëen
Brodo, door Nine van der Schaaf, beoord.
door Frans Coeuen. Berichten. VOOR
DAMES: Vrouwen als Inchtschipper, door
J. H. B. Allerlei, door Caprice. - UIT DE
, NATUUR, door E. Heimans, De Noordpool
bereikt, met af b., door prof.dr.J. F. Niermeyer.
Al reizende.. IV, door Plasechaert.
Macbeth" bq de Hagespelers", met afb.,
door Frans Mjjnssen. Voorlichters, door
G. van Halzen. Doodendans, door Z.
Z. Z. FINANCIEELE EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door V. d. M. en V. d. 8.
SGEZONDEN. Brieven van Oom Jodocus,
LUI. - DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL.
ADVERTENTIES.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIII
Naar aanleiding van een
verkiezingsrede.
In de verkiezingstijd, Vrijdag 21 Mei,
heeft dr. Bos te Bcheemda een rede
gehouden. Zou 't mogelik zijn daarvoor nu
nog de aandacht te vragen? Büvelen zal
die niet meer aanwezig zijn. Handelen over
een yerkiezingsrede na de verkiezingen!
Dan is immers bijna ieder reeds vergeten,
wat gesproken werd. Voor menig spreker
maar goed ook.
Toch behoort bedoelde rede een uitzon
dering te maken. Op zichzelf reeds een
unicum. Een verkiezingswede over.... de
hogere burgerschool. Wie hoorde 't ooit?
Een school, waarover men zich in politicis
nog maar weinig druk heeft gemaakt
Maar dr. Bos heeft daarin een onder
werp behandeld van zeer principiële aard
? en voor de toekomst van de nederlandse
onderwijswetgeviog van biezonder belang.
Men herinnert zich büde behandeling
van 't wetsontwerp tot subsidiëring van
biezondere hogere burgerscholen, de stem van
dr. Bos, tegen 't amendement-Ter Laan, dat
de besturen van biezondere hogere burger
scholen wilde verplichten leerlin gen, kind eren
van andersdenkende ouders, vrüte stellen
' van 't godsdienstonderwijs aan die scholen.
De houding van dr. Bos in deze was
voor velen een verkiezingsrede-motief.
Geen van de, weliswaar weinige, kiezers
bijeenkomsten die ik in Amsterdam bij
woonde, ging voorbüzonder dat de naam
van dr. Boa in dit verband genoemd werd.
Fi donc l was'daarbij 't parool.
Cet exces d'indignitéwas zeker onver
diend.
Te Scheemda heeft dr. Bos de kwestie
uitvoerig besproken (zie Nieuwe Bott.
Courant van 22 Mei 1.1. Avondblad B).
Het is zeer nodig de zaak nog eens te
bezien buiten de rumoerige sfeer van de
verkiezings-bijeenkomsten. Meer dan een
aanleiding er toe te geven wil dit artikel
niet. Immers er ligt hier een moeilikheid
van zeer principiële betekenis; daarover is
büde stemming in de Tweede Kamer over
het amendement-Ter Laan incidenteel be
slist, omdat de zaak toen voor 't eerst en
vrij plotseling aan de orde kwam in de,
aan verschillende momenten toch zo rijke
nederlandse schoolstrijd. Allernodigst l\jkt
't müdaarom, dat er uitvoeriger over
gehandeld wordt, vóór een tweede beslissing
in verwante gevallen wordt gevraagd.
En _ dat is zeer wel, en misschien zeer
spoedig, mogelik. De moeilikheid kan b
't wetsontwerp tot subsidiëring van 't meer
uitgebreid lager onderwijs weer aan de
orde komen. Ze zou eveneens kunnen ont
staan, wanneer, wat velen wensen en wat hoog
nodig is, weer teruggekeerd werd tot de
subsidiëring van middelbare scholen voor
meisjes. Maar vooral: indien 't rapport van
de ineenschakelingskommissie eindelik toch
eens verschijnt, in bespreking en (wat nog
niet 't zelfde is) in Kamerbehandeling komt,
waarbij een hele reorganisatie van 't onder
wijs, ook wettelik, mogelik is, dan acht ik
't voor de vrijzinnigen plicht dat de vragen,
die in 't voorjaar rezen, zo zijn onderzocht,
dat een overwogen mening aanwezig is,
hoe die mening dan ook olijke te zijn; dat
vooral niet een uitspraak wordt gehoord,
alleen komende uit de bron van de intuïtie,
door de traditie van tientallen van jaren
begrüpelik, maar niet zonder bedenking.
Een citaat uit 't verslag van de N. B. C.,
gegeven van scheemdase rede, brengt ons
in medias res:
Maar juist, wül spreker (d. i. dr. Bos)
het openbaar onderwijs neutraal wil in al
zijn geledingen, en dat krachtig wil zien
gehandhaafd, heeft hij altijd verdedigd steun
te geven aan de vrije maatschappelijke
krachten, die voor hun
confessioneel-paedagogische behoeften scholen noodig oordeelen.
Alleen onder deze mits: waarborg voor een
behoorlijk peil van onderwas, maar verder
geen bemoeienis met aard en inrichting
van het onderwüs, en zeker allerminst er
kenning, dat dit onderwijs ook een rol heeft
te vervullen in de onderwijsvoorziening van
andersdenkenden. 1) Hier zit de kwestie nu,
die büde bijzondere H. B. S. het eerst
eigenlyk aan de orde is gekomen, en die
zeker door hetgeen toen van de zjjde der
partijen links werd voorgesteld, allerminst
zou zijn opgelost, integendeel, naar sprekers
innige overtuiging, ons van een goeden
weg zou hebben afgevoerd."
Men kan de kwestie, waarom 't hier gaat zo,
en misschien zo't duidelikst stellen: Moeten
van de kant der vrijzinnigen bij de subsi
diëring van 't biezonder onderwijs zoveel
mogelik voorwaarden worden gesteld, waar
door dat onderwijs zoveel mogelik ook door
hen, zo nodig, kan gebruikt worden, of
moet men het gesubsidieerd biezonder
onderwüs geheel aan zichzelf overlaten ?
Die laatste vraag geheel bevestigend be
antwoorden, doet ook dr. Bos niet: hij eist
waarborgen voor een behoorlik peil van
onderwijs; maar het is zijn enige konditie.
Toen de Vereniging van Leraren bij het
Middelbaar Onderwijs op de jaarvergadering
in 1908 't subsidie-onderwerp behandelde,
stelde zij, van geluk beginsel uitgaand, haar
wensen op, wensen die büde Kamerbe
handeling vervuld zijn. Omtrent deze eis
is aau vrijzinnige kant wel de grootste
overeenstemming te verkrijgen en van
konfessionele zijde geeft men in deze, na enige
tegenstribbeling, gemakkelik toe. 2)
Maar verder blijkt een verschil.
Nu heeft de opvatting van dr. Bos veel
in zich, dat te verdedigen is. Gesteld men
verkrijgt op een konfessionele school
voor kinderen van andersdenkende ouders
vrijstelling van 't volgen van 't godsdienst
onderwijs. Men moet al zeer naïef zijn,
wanneer nu de mening ontstaat, dat daar
door overwegende bezwaren zyn onder
vangen. Dat mocht voor een twintig, dertig
jaar 't geval zijn, toen 't onderwijs op de
konfessionele scholen van voortgezet onder
wüs, zodra men buiten 't eigen~Uk
religieonderricht kwam, toch weer terugkeerde
tot de voorstellingen, door de liberale denk
wijze gevormd; nu, bij 't terreinverlies van
de negentiend'eeuwse zuiver-hberale idee
en de uitbreiding van verschillende andere
gedachtenkomplexen,die overnemen, waartoe
de liberale idee niet meer in staat blijkt, heeft
ook 't konfessionele onderwüs, zij 't voor
lopig nog in de grondstelling, een eigen
struktuur gekregen. Dit goed te erkennen
is tegelijk een element van krachtige be
strijding. Vooral geldt dit voor de historiese
wetenschappen, voor zover zij op de scholen
voorkomen; langzamerhand echter ook voor
de fyziese, speciaal de biologiese.
Ducht daarvan dan geen invloed, wie
meent, dat, bij vrijstelling van 't godsdienst
onderwijs, 't wel met de konfessionele school
is te doen ? Dr. Bos heeft er terecht op
gewezen.
En dan: een zich neerleggen büeen
school, wier beginselen, in t onderwijs
uitkomend, men tegenstaat, is uitermate
verslappend voor eigen initiatief op 't gebied
van . school wetgeving en schoolorganisatie.
Een versterking van de moderne levens
beschouwing (dit woord natuurlik niet be
doeld in kerkelike zin, maar in
wetenschappelike en ekonomiese betekenis) wordt
ten zeerste bevorderd, indien haar aanhan
gers eens genoodzaakt werden tot offers,
ook financiële voor de school. Rechts" heeft
staal in zijn bloed gekregen door de school
strijd.
Maar tegenover deze kant van de kwestie
staat een andere. Immers 't feit, 't nuchtere
feit kan zich voordoen, dat in een gemeente
een school, van welke aard ook, verrijst,
opgericht door een konfessionele partij.
Mogelik is, al behoeft 't niet volstrekt altijd
te zyn, dat ge 't godsdienstonderwijs, aan die
school gegeven, voor uw kinderen in hoge
mate onwenselik acht. Een openbare school
van dezelfde aard is er in de gemeente niet.
Zult ge er »u toe meewerken te bepalen,
dat uw kinderen ook dat religie-onderwijs
zullen moeten volgen?
Zó, vlak vóór 't feit, zwijgen wel eens
theoretiese overwegingen. Waarbij komt
dat al wat in u is, in verzet komt tegen
een richting, die veertig, vijftig jaar lang
gevraagd, geroepen heeft om wat ze bij
de eerste gelegenheid, dat ze er toe in
staat is, u eenstemmig weigert: eerbiediging
van uw religieuse of ethiese overtuiging.
De bevestiging van een oud woord: ik
vraag van u de vrijheid voor müin naam
van uw beginselen, maar ik weiger u de
vrijheid voor u in naam van myn beginselen.
Het was mij niet te doen om nu tot een
oplossing te_ komen, die ook na niet, nog
niet ten minste, gevraagd wordt. Indien
slechts ingezien werd, dat deze moeilikheid
niet ter loops mag behandeld, maar gezette
overweging, theoreties n prakties, nodig
maakt, vooral omdat 't duidelik is dat de
kwestie elk ogenblik weer urgent kan
worden. Vandaar dat nu nog voor een
oude yerkiezingsrede de aandacht wordt
gevraagd.
G. BOLKESTEIX.
1) Kursivering van mü. B.
2) Men leze voor dit laatste bjjv. de artikels
in De Tijd over het Meer Uitgebreid Lager
Onderwy>, speciaal het tweede, van 11 Ang.
Ondernemingsgeest.
In Vraag en Aanbod komt het volgend
artikel voor, dat wy met instemming over
nemen. Bij de reeks Holland een, klein
volk?" past het zeer goed aan:
Zit men des namiddags om circa vijf uur
in den trein van Rotterdam naar den Haag,
dan is byna ieder reiziger verdiept in een
zoo juist verschenen dagblad en kykt naar
de beursnoteeringen van de Amerikaansche
fondsen en büvoorkeur de Steels. In de
gesprekken, die gevoerd worden, heeft het
beursdobbelspel nagenoeg de hoofdtoon
het is schering en inslag.
Komt men büde geldbezitters vragen om
deelname in het kapitaal van deze of die
nationale onderneming, dan wordt byna zon
der uitzondering een weigerend antwoord
gegeven.
Dit nu is schande".
Schatten gelds worde» er gewonnen in de
Amerikaansche fondsen en nog grooter
schatten zijn en worden er verloren.
Dagelijks wordt het ondervonden, dat onze
landbouw, onze ny verheid, voorbij gestreefd
worden door het buitenland, insgelijks komt
men daarover zuchten en klagen maar
fedaan wordt er niets om verbetering in
en toestand te brengen.
Wij lazen dan wel in de dagbladen, dat
er te Havre in Frankryk een congres ge
houden zal worden over de toepassing van
den electromotor in den landbouw; wij lezen
ieder oogenblik over de enorme voordeelen,
die de electrische arbeidsoyerbrenging voor
het platteland en vooral vóór den landbouw
met zich brengt.
Komt men echter om kapitaal vragen
ten behoeve van een plattelandscentrale,
voor een onderneming, waarvan het afzet
gebied vastligt en bij wier welslagen ieder
inwoner belang heeft en wier bloei ieder
inwoner kan bevorderen, door den stroom
voor bewegingsdoeleinden toe te passen of
als lichtbron te gebruiken, dan is daar
voor geen geld te vinden, voor zulk een
zaak heeft men een groote mate van be
hoedzaamheid, en wantrouwen in het wel
slagen.
Voor de instellingen van Amerika,
het land der onbegrensde mogelijkheden
der gewaagde ondernemingen, heeft men
alles over, daarvcor heeft men geen achter
docht, maar werpt er zijn geld heen met
volle handen om zelden daarvan iets
terug te zien.
Is het geen schande, dat zelfs bloeiende
industrieën hier te lande moeten gebruik
maken van een duur kassierscrediet, omdat
het Nederlandsche publiek liever dobbelt
en ten slotte verliest dan het eigen en
algemeen welzijn te bevorderen door deel
te nemen in nationale ondernemingen van
algemeen nut.
Wat helpt de groote werkzaamheid van
een Ministerie van Handel, wat helpt het,
of door de regeering afgevaardigden worden
gezonden naar leerrijke congressen, zooals
dat te Havre, wat nut van de groote toe
wijding onzer ambtenaren als Neerlands
volk bezocht is door speelzucht, als wij niet
meer doen zooals onze voorvaderen deden,
nl. door eigen werkkracht, eigen onder
nemingsgeest, bezit verwerven, maar den
kost willen verdienen door onder een kopje
thee in de courant te kijken of er gewonnen
of verloren is!"
Inderdaad, a's wij niet oppassen, steken
wij nog eens Frankrijk, het land bij uit
nemendheid van de kleine renteniers, in
voldane renteniersrust naar de kroon.
Opwaken! dat mocht het parool zijn.
Geen Marxisme,
Het historisch-materialisme, gelijk dit
door Marx en Engels voor het eerst streng
en systematisch werd opgebouwd, is eene
bijzondere toepassing op de geschiedenis
van eene algemeene materialistische wereld
beschouwing en levensleer. De materialisti
sche marxistische wereldbeschouwing isdeze,
dat de geheele geestelijke inhoud van het
wezen der menschen tot in zijne meest
verscholen hoeken afhankelijk is van de
productiewijze dier menschen, dat is van de
economische verhoudingen, waaronder zij
leven. Zoodat veranderingen in de
ekonomische verhoudingen noodzakelijk verande
ringen in het geestelijke leven moeten
medebrengen. Ik houd deze materialistische
leer voor eene slechte waarheid, maar voor
een betrekkelijk goed standpunt, dat naast
andere zijne betrekkelijke waardeering ver
dient. Ieder standpunt is goed, zoodra men
het verlaten heeft. Maar de fout is deze:
dat Marx de wetenschap niet zocht als we
tenschap, doch als strijdleuze. Zijne mate
rialistische levensbeschouwing is te land
gekomen in gemoederen, die niet voldoende
geschoold waren om haar te begrypen, te
verifieeren en te verwerpen. Dus leidde z
tot eene overschatting van de waarde van
lichamelijken arbeid en van den
handwerkenden stand, op welke overschatting
prof. mr. G. A. van Hamel zeer terecht
wees in zün politiek debat van voor korten
tijd met mr. Troelstra. Maar eene meerder
heid geeft altijd meer om eene slechte leuze
dan om goede wetenschap. Dus had prof.
Van Hamel gelijk en mr. Troelstra succes.
Het is zeker, dat Marx met zijne zuivere,
scherpe oogen, deze fout heeft gezien, maar
wetenschap misvormend tot strijdleuze moest
hij haar maken en handhaven. Daarom
ook krijgt een wetenschappelijk socialisme
geenen politieken invloed, en het invloed
rijke socialisme van onzen t\jd heeft opge
houden wetenschappelijk te zyn. In ons
land is de politieke socialistische partij eene
gewone democratische groep, die wat meer
overvraagt dan andere dergelijke groepen
doen en die minder tot afdingen is bereid.
Daarom ook heeft de Hollandsche socialis
tische party een beginselprogram, waarvan
hare leiders zelve de onjuistheid hebben
erkend. Maar waarvan zij eene grondige
wetenschappelijke herziening niet aan willen,
omdat iedere toename van wetenschappelijke
waarde van hun program eene vermindering
van politieken invloed beduidt. De fout van
Marx.
Dit is een feit, dat ons denken slechts tot
op zekere hoogte logisch is. Voor een ander
deel denken wüin de richting van ots voor
deel en ons genoegen. De onsterfelijkheid
der ziel is niet logischer dan hare sterfe
lijkheid. Misschien minder logisch, maar
omdat zij eene behoefte van het gemoed
van de menschen bevredigt, wordt zij milder
aanvaard. Zóó het marxisme ook. De ont
wikkelde arbeider, die verstandig genoeg is
het marxistische materialisme te begrijpen,
zal nochtans minder bereid zijn het naar
waarde te schatten en zoo noodig te ver
werpen, juist omdat het hem vleit en aan
genaam aandoet, Dit is geen laakbare
oneerlykheid, maar een gebrek in het denk
vermogen van alle menschen. Eene fout
door Marx gezien en beschreven. Ook dit:
nu het praetische socialisme van het weten
schappelijke marxisme geheel is losgemaakt,
heeft eene bestrijding van het marxisme
aan politiek belang verloren, maar aan wer
kelijke waarde gewonnen. Daarom zal de
bestryding winnen aan eerlijkheid.
Als wetenschappelijke wereldbeschouwing
moet het marxistische materialisme bestreden
worden. Reeds dadelijk dit. De Marxisten
spreken altyd gaarne van de
productiewijze als grondslag van de maatschappij
en van een ideologischen bovenbouw van
die grondslag geheel afhankelijk. Maar
is dit juist? Laat het waar wezen, dat
bij een bepaalden ekonomischen grond
slag een bepaalde ideologische bovenbouw
behoort en dat veranderingen in den grond
slag en veranderingen in den bovenbouw
steeds op eene bepaalde wijze samengaan,
is dan ook bewezen, dat de ideologische
bovenbouw niet anders dan het noodzakelijke
gevolg van den ekonomischen onderbouw
is? Ik meen van niet. Met evenveel recht
kan men precies het omgekeerde beweren
n zeggen, dat de maatschappij bestaat uit
een ideologischen onderbouw waarop een
ekonomische bovenbouw berust. Maar ook
dat zou onjuist zijn. Een huis, dat is een
dood ding, kan men in onderbouw en boven
bouw verdeelen, maar de maatschappij, die
leeft, kan men dit niet.
Ik wil een voorbeeld geven. Als een
klein kind grooter wordt, zien we zijne
handen grooter worden en zijne voeten ook.
Mogen we daarom zeggen, dat het groeien
van de handen slechts een gevolg is van
het groeien van de voeten? Neen: en e
venmin mogen de Marxisten zeggen, dat ver
anderingen in den ideologischen bovenbouw
niet anders zijn dan noodzakelijke gevolgen
van veranderingen in den ekonomischen on
derbouw. Mogen we, om nog eens tot het
voorbeeld van het groeiende kind terug te
keeren, nu omgekeerd zeggen, dat het
groeien van de voeten slechts een gevolg
is van het groeien van de handen? Ook
neen; en evenmin mag men zeggen, dat ver
anderingen in den ekonomischen onderbouw
niet anders zijn dan gevolgen van veran
deringen in den ideologischen bovenbouw.
De zaak is eenvoudig deze, dat de handen
en voeten van het kind gelijk opgroeien,
omdat het kind groeit, en het kind groeit
omdat het leeft en gevoed wordt. Zoo ook
ontwikkelen zich in een volk zijne productie
wijze en zijn recht, moraal enz. gelijk op,
omdat het volk groeit, en het volk groeit,
omdat het gevoed wordt en leeft. Dit is
toch eigenlijk eenvoudig. En van het
groeiende kind ziet iedereen het in, omdat
de groei van een kind wetenschappelijk
wordt beschouwd, zonder vijandschap en
voorkeur. Maar van een volk, dat groeit,
zien velen deze waarheid niet in, omdat
zij daarvan eene strijdleuz* hebben ge
maakt, die uit haar aard altijd eenzijdig is.
De fout van Marx.
Maar dit nog daargelaten. Men kan in dien
bovenbouw en onderbouw met dan goeden
wil, die ons tegenover hartstochtelijke tegen
standers nooit behoort te ontbreken, niet
anders dan eene vergelijking zien, die met
voorzichtigheid gebruikt, óók nog wel nut
tig is. Maar ik heb veel grooter bezwaar.
Wanneer het marxistische materialisme
een wereldbeschouwing is, dan moet het ook
de geheele wereld van onzen geest omvat
ten. Eene wereldbeschouwing is algemeen
en noodzakelijk, anders is zij er geen. Dus
het marxistische materialisme moet de
afhankelijkheid aantoonen van alle deelen
van ons geestesleven met de productiewijze.
En natuurlijk niet van die deelen, waarvan
wij de afhankelijkheid dadelijk zien en
volkomen erkennen. Maar juist daar, waar
wy' haar niet zien, en waar zij volgens de
Marxisten toch wezen moet. Ik bedoel dit
zóó: een mensch, die loopt; een steen, die
valt; een luchtballon, die zweeft; een vogel,
die vliegt, zijn van de aarde allen afhan
kelijk. Die afhankelijkheid is niet voor
allen even groot noch van hetzelfde gehalte.
Maar zij bestaat. Ieder natuurkundige kan
haar onder cijfers brengen. Iets dergelijks
wordt van de Marxisten verlangd, al be
hoeven zij juist niet met cyfers te komen.
Ik weet zeer goed, dat geestelijke verhou
dingen minder gemakkelijk dan lichamelijke
te meten zijn. Hoeveel een mensch in een
uur loopt, is vrünauwkeurig te zeggen,
maar niet hoeveel hij in eene les leert.
Doch de Marxisten gever] als algemeene
waarheid deze, dat de geheele ideologische
bovenbouw afhankelijk van den ekono
mischen onderbouw is. Dus by eene bepaalde
voortbrengingswijze behoort noodzakelijk
een bepaald handelsrecht, burgerlijk recht,
strafrecht, staatsrecht, ethiek, aesthetiek,
logica, wiskunde. Voor de logica en de
wiskunde lijkt het op 't eerste gezicht al
zeer onwaarschijnlijk en mogen de Marxisten
de afhankelijkheid wel eens bewijzen, ten
minste waarschijnlijk of mogelijk maken.
Voor andere deelen van de ideologische
bovenbouw wordt de afhankelijkheid van
de produktiewijze door iedereen erkend,
maar daarin wordt door niemand ook iets
bepaald marxistisch gezien. Dat een bepaald
handelsrecht bij een bepaalde productiewijze
behoort, begrijpt men dadelijk. Geen wissel,
geen wisselrecht. Geen zeevaart, geen zee
recht. Ook voor het burgerlyk recht bestaat
de afhankelijkheid; ik noem bijvoorbeeld
alleen de zakelijke rechten en bet
grondcrediet. Maar het zou gevaarlyk kunnen
worden als men de verschillen bij de
Romeinen en Germanen in erfrecht en
huwelijksgoederenrecht alleen uit ekono
mische verschillen zou willen verklaren.
Dat een volk zonder spoorwegen geene
strafbepalingen heeft op het veroorzaken
van gevaar, voor spoortreinen, spreekt van
zelf. Geene dijken, geene strafbepalingen
op het vernielen daarvan. De voorbeelden
zijn talrijk. Maar zij bewijzen voor het
Marxisme niets.
Minder dan het recht zijn ethiek en
aesthetiek van de productiewijze afhanke
lijk, nog minder, misschien geheel niet,
wiskunde en logica. En nog minder is be
wezen, dat de productiewijze primair is.
Iedereen weet, dat in tijden van ver
minderden welvaart meer zelfmoorden plaats
hebben, minder huwelijken, meer
vfirmogensmisdrijven. Niemand, behalve Marxisten,
die daarin eene bevestiging van het marxis
tische theoriën ziet. Toch vermeldt Kautsky,
een der meest bekwame Marxisten, deze
eenvoudige waarheden als grondige beves
tigingen van de Marxistische leer.
Niemand zal ook beweren, dat de ekono
mische verhoudingen geenen invloed zouden
hebben op de denkbeelden omtrent recht
en onrecht, wat nog iets geheel anders is
dan het aantal delicten van een bepaalde
soort gepleegd. Doch dit bewijst alleen, wat
iedereen gaarne erkent, dat ekonomische
veranderingen mede-oorzaak van ideolo
gische kunnen zyn. Misschien niet de meest
invloedrijke, maar wellicht de meest wisse
lende en daardoor meest opvallende der
oorzaken. Ook in eene vereeniging of ver
gadering zijn de woeligste elementen nog
altijd de meest beteekenende niet. Maar het
Marxisme zegt, dat ekonomische veranderin
gen de eenig mogelijke oorzaken zün van
veranderingen in den ideologischen boven
bouw tot in de verste hoeken daarvan. Dat is
niet bewezen, en dat bewijs durven de beste
Marxisten niet aan. Kautsky heeft een
marxistische verklaring beproefd van de
moraal. Gorter beeft dat boek vertaald. Het
heet Ethiek" en ik neem er dit uit over:
Het is met de leerstukken der moraal als
met den overigen ingewikkelden ideologi
schen bovenbouw, die zich boven de pro
ductiewijze verheft. Hij kan zich van zijn
grondslag losmaken en een tijd lang een
zelfstandig bestaan leiden."
Het beeld van eenen bovenbouw, die zich
zelven losmaakt, is niet fraai, maar dat is
ten slotte de hoofdzaak niet. De hoofdzaak
is deze, dat de afhankelijkheid van den
ideologischen bovenbouw hier absoluut is
opgeheven. Nu zegt Kautsky wel: de af
hankelijkheid heeft vroeger bestaan en zij
zal zich later weer herstellen." Doch dat is
eene onbewezen bewering, een geloof, niet
meer een wetenschap. Credo quia absurdum.
Het spreekt wel vanzelf: het marxisme
als revolutionnaire leer moet meer letten
op het veranderende dan op het blijvende.
Wat blijft hindert het Marxisme. Het
komt er toe het blijvende in den ideo
logischen bovenbouw geheel te loochenen
omdat het in den ekonomischen onderbouw
zoo weinig blijvends vindt, Men spreekt
zoo gaarne van het absoluut onstandvastige
van de moraal. In Frankrijk zijn daar
over in de laatste jaren belangrijke ge
schriften verschenen van Levy-Brühl en
Dürkheim. Hen bestreden heeft A.
Fouillée in een fraai opstel in de Revue
des deux Mondes van October 1905.
Fouillée wüst op het oeroude Egyptische
doodenboek, waarin als deugden der oude
Egyptenaren vrijwel dezelfde kwaliteiten
zijn genoemd, die thans nog in het nieuwste
Holland gelden als deugd. En toch: welke
verschillen in produktiewijze!
ok dit is mij opgevallen: hoe komt het
dat het materialisme zich vooral voordoet
in den vorm van het historisch materialisme,
dat is: de materialistische wereldbeschouwing
op de geschiedenis toegepast?"
Marx zelf als ekonoom en geschiedschrijver
kon en behoefde niet alles te doen. Hij was
de grondlegger. Maar op zijne leerlingen
en volgelingen rust de plicht een
logischmaterialisme te geven en een
geometrischmaterialisme. Dat wil dit zeggen: de Marx
isten moeten eantoonen, dat de inhoud van
de logica en de wiskunde wisselt met de
produktiewijze. Logica en wiskunde zijn
ook deeleii van de ideologische bovenbouw