De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 12 september pagina 1

12 september 1909 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

NM681 BE AMSTERDAMMER 1°. 1909. WEEKBLAD YOOE NEDERLAND recLa.otL© «VSLTL IMj?. Dit nummer bevat een bijvoegsel. IF. L. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt'verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden . . . . . . / 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling, ..... * mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/» Zondag 12 September. Advertentiën van 1?5 regels / 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel ?0.25 , 0.30 ,0.40 INHOUD: VAN VEBBE EN VAN NABIJ: Naar aanleiding van een verkiezingsrede, door 6. Bolkestein. Ondernemingsgeest. Geen Marxisme, door Jacob Israël de. Haan, Een volksbelang van algemene aard, I, door Lod. van Mierop. FEUILLETON: De stad was er vol van, door K. A. A. van Heekeren. KUNST EN LETTEREN: Amaniëen Brodo, door Nine van der Schaaf, beoord. door Frans Coeuen. Berichten. VOOR DAMES: Vrouwen als Inchtschipper, door J. H. B. Allerlei, door Caprice. - UIT DE , NATUUR, door E. Heimans, De Noordpool bereikt, met af b., door prof.dr.J. F. Niermeyer. Al reizende.. IV, door Plasechaert. Macbeth" bq de Hagespelers", met afb., door Frans Mjjnssen. Voorlichters, door G. van Halzen. Doodendans, door Z. Z. Z. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door V. d. M. en V. d. 8. SGEZONDEN. Brieven van Oom Jodocus, LUI. - DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVERTENTIES. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIII Naar aanleiding van een verkiezingsrede. In de verkiezingstijd, Vrijdag 21 Mei, heeft dr. Bos te Bcheemda een rede gehouden. Zou 't mogelik zijn daarvoor nu nog de aandacht te vragen? Büvelen zal die niet meer aanwezig zijn. Handelen over een yerkiezingsrede na de verkiezingen! Dan is immers bijna ieder reeds vergeten, wat gesproken werd. Voor menig spreker maar goed ook. Toch behoort bedoelde rede een uitzon dering te maken. Op zichzelf reeds een unicum. Een verkiezingswede over.... de hogere burgerschool. Wie hoorde 't ooit? Een school, waarover men zich in politicis nog maar weinig druk heeft gemaakt Maar dr. Bos heeft daarin een onder werp behandeld van zeer principiële aard ? en voor de toekomst van de nederlandse onderwijswetgeviog van biezonder belang. Men herinnert zich büde behandeling van 't wetsontwerp tot subsidiëring van biezondere hogere burgerscholen, de stem van dr. Bos, tegen 't amendement-Ter Laan, dat de besturen van biezondere hogere burger scholen wilde verplichten leerlin gen, kind eren van andersdenkende ouders, vrüte stellen ' van 't godsdienstonderwijs aan die scholen. De houding van dr. Bos in deze was voor velen een verkiezingsrede-motief. Geen van de, weliswaar weinige, kiezers bijeenkomsten die ik in Amsterdam bij woonde, ging voorbüzonder dat de naam van dr. Boa in dit verband genoemd werd. Fi donc l was'daarbij 't parool. Cet exces d'indignitéwas zeker onver diend. Te Scheemda heeft dr. Bos de kwestie uitvoerig besproken (zie Nieuwe Bott. Courant van 22 Mei 1.1. Avondblad B). Het is zeer nodig de zaak nog eens te bezien buiten de rumoerige sfeer van de verkiezings-bijeenkomsten. Meer dan een aanleiding er toe te geven wil dit artikel niet. Immers er ligt hier een moeilikheid van zeer principiële betekenis; daarover is büde stemming in de Tweede Kamer over het amendement-Ter Laan incidenteel be slist, omdat de zaak toen voor 't eerst en vrij plotseling aan de orde kwam in de, aan verschillende momenten toch zo rijke nederlandse schoolstrijd. Allernodigst l\jkt 't müdaarom, dat er uitvoeriger over gehandeld wordt, vóór een tweede beslissing in verwante gevallen wordt gevraagd. En _ dat is zeer wel, en misschien zeer spoedig, mogelik. De moeilikheid kan b 't wetsontwerp tot subsidiëring van 't meer uitgebreid lager onderwijs weer aan de orde komen. Ze zou eveneens kunnen ont staan, wanneer, wat velen wensen en wat hoog nodig is, weer teruggekeerd werd tot de subsidiëring van middelbare scholen voor meisjes. Maar vooral: indien 't rapport van de ineenschakelingskommissie eindelik toch eens verschijnt, in bespreking en (wat nog niet 't zelfde is) in Kamerbehandeling komt, waarbij een hele reorganisatie van 't onder wijs, ook wettelik, mogelik is, dan acht ik 't voor de vrijzinnigen plicht dat de vragen, die in 't voorjaar rezen, zo zijn onderzocht, dat een overwogen mening aanwezig is, hoe die mening dan ook olijke te zijn; dat vooral niet een uitspraak wordt gehoord, alleen komende uit de bron van de intuïtie, door de traditie van tientallen van jaren begrüpelik, maar niet zonder bedenking. Een citaat uit 't verslag van de N. B. C., gegeven van scheemdase rede, brengt ons in medias res: Maar juist, wül spreker (d. i. dr. Bos) het openbaar onderwijs neutraal wil in al zijn geledingen, en dat krachtig wil zien gehandhaafd, heeft hij altijd verdedigd steun te geven aan de vrije maatschappelijke krachten, die voor hun confessioneel-paedagogische behoeften scholen noodig oordeelen. Alleen onder deze mits: waarborg voor een behoorlijk peil van onderwas, maar verder geen bemoeienis met aard en inrichting van het onderwüs, en zeker allerminst er kenning, dat dit onderwijs ook een rol heeft te vervullen in de onderwijsvoorziening van andersdenkenden. 1) Hier zit de kwestie nu, die büde bijzondere H. B. S. het eerst eigenlyk aan de orde is gekomen, en die zeker door hetgeen toen van de zjjde der partijen links werd voorgesteld, allerminst zou zijn opgelost, integendeel, naar sprekers innige overtuiging, ons van een goeden weg zou hebben afgevoerd." Men kan de kwestie, waarom 't hier gaat zo, en misschien zo't duidelikst stellen: Moeten van de kant der vrijzinnigen bij de subsi diëring van 't biezonder onderwijs zoveel mogelik voorwaarden worden gesteld, waar door dat onderwijs zoveel mogelik ook door hen, zo nodig, kan gebruikt worden, of moet men het gesubsidieerd biezonder onderwüs geheel aan zichzelf overlaten ? Die laatste vraag geheel bevestigend be antwoorden, doet ook dr. Bos niet: hij eist waarborgen voor een behoorlik peil van onderwijs; maar het is zijn enige konditie. Toen de Vereniging van Leraren bij het Middelbaar Onderwijs op de jaarvergadering in 1908 't subsidie-onderwerp behandelde, stelde zij, van geluk beginsel uitgaand, haar wensen op, wensen die büde Kamerbe handeling vervuld zijn. Omtrent deze eis is aau vrijzinnige kant wel de grootste overeenstemming te verkrijgen en van konfessionele zijde geeft men in deze, na enige tegenstribbeling, gemakkelik toe. 2) Maar verder blijkt een verschil. Nu heeft de opvatting van dr. Bos veel in zich, dat te verdedigen is. Gesteld men verkrijgt op een konfessionele school voor kinderen van andersdenkende ouders vrijstelling van 't volgen van 't godsdienst onderwijs. Men moet al zeer naïef zijn, wanneer nu de mening ontstaat, dat daar door overwegende bezwaren zyn onder vangen. Dat mocht voor een twintig, dertig jaar 't geval zijn, toen 't onderwijs op de konfessionele scholen van voortgezet onder wüs, zodra men buiten 't eigen~Uk religieonderricht kwam, toch weer terugkeerde tot de voorstellingen, door de liberale denk wijze gevormd; nu, bij 't terreinverlies van de negentiend'eeuwse zuiver-hberale idee en de uitbreiding van verschillende andere gedachtenkomplexen,die overnemen, waartoe de liberale idee niet meer in staat blijkt, heeft ook 't konfessionele onderwüs, zij 't voor lopig nog in de grondstelling, een eigen struktuur gekregen. Dit goed te erkennen is tegelijk een element van krachtige be strijding. Vooral geldt dit voor de historiese wetenschappen, voor zover zij op de scholen voorkomen; langzamerhand echter ook voor de fyziese, speciaal de biologiese. Ducht daarvan dan geen invloed, wie meent, dat, bij vrijstelling van 't godsdienst onderwijs, 't wel met de konfessionele school is te doen ? Dr. Bos heeft er terecht op gewezen. En dan: een zich neerleggen büeen school, wier beginselen, in t onderwijs uitkomend, men tegenstaat, is uitermate verslappend voor eigen initiatief op 't gebied van . school wetgeving en schoolorganisatie. Een versterking van de moderne levens beschouwing (dit woord natuurlik niet be doeld in kerkelike zin, maar in wetenschappelike en ekonomiese betekenis) wordt ten zeerste bevorderd, indien haar aanhan gers eens genoodzaakt werden tot offers, ook financiële voor de school. Rechts" heeft staal in zijn bloed gekregen door de school strijd. Maar tegenover deze kant van de kwestie staat een andere. Immers 't feit, 't nuchtere feit kan zich voordoen, dat in een gemeente een school, van welke aard ook, verrijst, opgericht door een konfessionele partij. Mogelik is, al behoeft 't niet volstrekt altijd te zyn, dat ge 't godsdienstonderwijs, aan die school gegeven, voor uw kinderen in hoge mate onwenselik acht. Een openbare school van dezelfde aard is er in de gemeente niet. Zult ge er »u toe meewerken te bepalen, dat uw kinderen ook dat religie-onderwijs zullen moeten volgen? Zó, vlak vóór 't feit, zwijgen wel eens theoretiese overwegingen. Waarbij komt dat al wat in u is, in verzet komt tegen een richting, die veertig, vijftig jaar lang gevraagd, geroepen heeft om wat ze bij de eerste gelegenheid, dat ze er toe in staat is, u eenstemmig weigert: eerbiediging van uw religieuse of ethiese overtuiging. De bevestiging van een oud woord: ik vraag van u de vrijheid voor müin naam van uw beginselen, maar ik weiger u de vrijheid voor u in naam van myn beginselen. Het was mij niet te doen om nu tot een oplossing te_ komen, die ook na niet, nog niet ten minste, gevraagd wordt. Indien slechts ingezien werd, dat deze moeilikheid niet ter loops mag behandeld, maar gezette overweging, theoreties n prakties, nodig maakt, vooral omdat 't duidelik is dat de kwestie elk ogenblik weer urgent kan worden. Vandaar dat nu nog voor een oude yerkiezingsrede de aandacht wordt gevraagd. G. BOLKESTEIX. 1) Kursivering van mü. B. 2) Men leze voor dit laatste bjjv. de artikels in De Tijd over het Meer Uitgebreid Lager Onderwy>, speciaal het tweede, van 11 Ang. Ondernemingsgeest. In Vraag en Aanbod komt het volgend artikel voor, dat wy met instemming over nemen. Bij de reeks Holland een, klein volk?" past het zeer goed aan: Zit men des namiddags om circa vijf uur in den trein van Rotterdam naar den Haag, dan is byna ieder reiziger verdiept in een zoo juist verschenen dagblad en kykt naar de beursnoteeringen van de Amerikaansche fondsen en büvoorkeur de Steels. In de gesprekken, die gevoerd worden, heeft het beursdobbelspel nagenoeg de hoofdtoon het is schering en inslag. Komt men büde geldbezitters vragen om deelname in het kapitaal van deze of die nationale onderneming, dan wordt byna zon der uitzondering een weigerend antwoord gegeven. Dit nu is schande". Schatten gelds worde» er gewonnen in de Amerikaansche fondsen en nog grooter schatten zijn en worden er verloren. Dagelijks wordt het ondervonden, dat onze landbouw, onze ny verheid, voorbij gestreefd worden door het buitenland, insgelijks komt men daarover zuchten en klagen maar fedaan wordt er niets om verbetering in en toestand te brengen. Wij lazen dan wel in de dagbladen, dat er te Havre in Frankryk een congres ge houden zal worden over de toepassing van den electromotor in den landbouw; wij lezen ieder oogenblik over de enorme voordeelen, die de electrische arbeidsoyerbrenging voor het platteland en vooral vóór den landbouw met zich brengt. Komt men echter om kapitaal vragen ten behoeve van een plattelandscentrale, voor een onderneming, waarvan het afzet gebied vastligt en bij wier welslagen ieder inwoner belang heeft en wier bloei ieder inwoner kan bevorderen, door den stroom voor bewegingsdoeleinden toe te passen of als lichtbron te gebruiken, dan is daar voor geen geld te vinden, voor zulk een zaak heeft men een groote mate van be hoedzaamheid, en wantrouwen in het wel slagen. Voor de instellingen van Amerika, het land der onbegrensde mogelijkheden der gewaagde ondernemingen, heeft men alles over, daarvcor heeft men geen achter docht, maar werpt er zijn geld heen met volle handen om zelden daarvan iets terug te zien. Is het geen schande, dat zelfs bloeiende industrieën hier te lande moeten gebruik maken van een duur kassierscrediet, omdat het Nederlandsche publiek liever dobbelt en ten slotte verliest dan het eigen en algemeen welzijn te bevorderen door deel te nemen in nationale ondernemingen van algemeen nut. Wat helpt de groote werkzaamheid van een Ministerie van Handel, wat helpt het, of door de regeering afgevaardigden worden gezonden naar leerrijke congressen, zooals dat te Havre, wat nut van de groote toe wijding onzer ambtenaren als Neerlands volk bezocht is door speelzucht, als wij niet meer doen zooals onze voorvaderen deden, nl. door eigen werkkracht, eigen onder nemingsgeest, bezit verwerven, maar den kost willen verdienen door onder een kopje thee in de courant te kijken of er gewonnen of verloren is!" Inderdaad, a's wij niet oppassen, steken wij nog eens Frankrijk, het land bij uit nemendheid van de kleine renteniers, in voldane renteniersrust naar de kroon. Opwaken! dat mocht het parool zijn. Geen Marxisme, Het historisch-materialisme, gelijk dit door Marx en Engels voor het eerst streng en systematisch werd opgebouwd, is eene bijzondere toepassing op de geschiedenis van eene algemeene materialistische wereld beschouwing en levensleer. De materialisti sche marxistische wereldbeschouwing isdeze, dat de geheele geestelijke inhoud van het wezen der menschen tot in zijne meest verscholen hoeken afhankelijk is van de productiewijze dier menschen, dat is van de economische verhoudingen, waaronder zij leven. Zoodat veranderingen in de ekonomische verhoudingen noodzakelijk verande ringen in het geestelijke leven moeten medebrengen. Ik houd deze materialistische leer voor eene slechte waarheid, maar voor een betrekkelijk goed standpunt, dat naast andere zijne betrekkelijke waardeering ver dient. Ieder standpunt is goed, zoodra men het verlaten heeft. Maar de fout is deze: dat Marx de wetenschap niet zocht als we tenschap, doch als strijdleuze. Zijne mate rialistische levensbeschouwing is te land gekomen in gemoederen, die niet voldoende geschoold waren om haar te begrypen, te verifieeren en te verwerpen. Dus leidde z tot eene overschatting van de waarde van lichamelijken arbeid en van den handwerkenden stand, op welke overschatting prof. mr. G. A. van Hamel zeer terecht wees in zün politiek debat van voor korten tijd met mr. Troelstra. Maar eene meerder heid geeft altijd meer om eene slechte leuze dan om goede wetenschap. Dus had prof. Van Hamel gelijk en mr. Troelstra succes. Het is zeker, dat Marx met zijne zuivere, scherpe oogen, deze fout heeft gezien, maar wetenschap misvormend tot strijdleuze moest hij haar maken en handhaven. Daarom ook krijgt een wetenschappelijk socialisme geenen politieken invloed, en het invloed rijke socialisme van onzen t\jd heeft opge houden wetenschappelijk te zyn. In ons land is de politieke socialistische partij eene gewone democratische groep, die wat meer overvraagt dan andere dergelijke groepen doen en die minder tot afdingen is bereid. Daarom ook heeft de Hollandsche socialis tische party een beginselprogram, waarvan hare leiders zelve de onjuistheid hebben erkend. Maar waarvan zij eene grondige wetenschappelijke herziening niet aan willen, omdat iedere toename van wetenschappelijke waarde van hun program eene vermindering van politieken invloed beduidt. De fout van Marx. Dit is een feit, dat ons denken slechts tot op zekere hoogte logisch is. Voor een ander deel denken wüin de richting van ots voor deel en ons genoegen. De onsterfelijkheid der ziel is niet logischer dan hare sterfe lijkheid. Misschien minder logisch, maar omdat zij eene behoefte van het gemoed van de menschen bevredigt, wordt zij milder aanvaard. Zóó het marxisme ook. De ont wikkelde arbeider, die verstandig genoeg is het marxistische materialisme te begrijpen, zal nochtans minder bereid zijn het naar waarde te schatten en zoo noodig te ver werpen, juist omdat het hem vleit en aan genaam aandoet, Dit is geen laakbare oneerlykheid, maar een gebrek in het denk vermogen van alle menschen. Eene fout door Marx gezien en beschreven. Ook dit: nu het praetische socialisme van het weten schappelijke marxisme geheel is losgemaakt, heeft eene bestrijding van het marxisme aan politiek belang verloren, maar aan wer kelijke waarde gewonnen. Daarom zal de bestryding winnen aan eerlijkheid. Als wetenschappelijke wereldbeschouwing moet het marxistische materialisme bestreden worden. Reeds dadelijk dit. De Marxisten spreken altyd gaarne van de productiewijze als grondslag van de maatschappij en van een ideologischen bovenbouw van die grondslag geheel afhankelijk. Maar is dit juist? Laat het waar wezen, dat bij een bepaalden ekonomischen grond slag een bepaalde ideologische bovenbouw behoort en dat veranderingen in den grond slag en veranderingen in den bovenbouw steeds op eene bepaalde wijze samengaan, is dan ook bewezen, dat de ideologische bovenbouw niet anders dan het noodzakelijke gevolg van den ekonomischen onderbouw is? Ik meen van niet. Met evenveel recht kan men precies het omgekeerde beweren n zeggen, dat de maatschappij bestaat uit een ideologischen onderbouw waarop een ekonomische bovenbouw berust. Maar ook dat zou onjuist zijn. Een huis, dat is een dood ding, kan men in onderbouw en boven bouw verdeelen, maar de maatschappij, die leeft, kan men dit niet. Ik wil een voorbeeld geven. Als een klein kind grooter wordt, zien we zijne handen grooter worden en zijne voeten ook. Mogen we daarom zeggen, dat het groeien van de handen slechts een gevolg is van het groeien van de voeten? Neen: en e venmin mogen de Marxisten zeggen, dat ver anderingen in den ideologischen bovenbouw niet anders zijn dan noodzakelijke gevolgen van veranderingen in den ekonomischen on derbouw. Mogen we, om nog eens tot het voorbeeld van het groeiende kind terug te keeren, nu omgekeerd zeggen, dat het groeien van de voeten slechts een gevolg is van het groeien van de handen? Ook neen; en evenmin mag men zeggen, dat ver anderingen in den ekonomischen onderbouw niet anders zijn dan gevolgen van veran deringen in den ideologischen bovenbouw. De zaak is eenvoudig deze, dat de handen en voeten van het kind gelijk opgroeien, omdat het kind groeit, en het kind groeit omdat het leeft en gevoed wordt. Zoo ook ontwikkelen zich in een volk zijne productie wijze en zijn recht, moraal enz. gelijk op, omdat het volk groeit, en het volk groeit, omdat het gevoed wordt en leeft. Dit is toch eigenlijk eenvoudig. En van het groeiende kind ziet iedereen het in, omdat de groei van een kind wetenschappelijk wordt beschouwd, zonder vijandschap en voorkeur. Maar van een volk, dat groeit, zien velen deze waarheid niet in, omdat zij daarvan eene strijdleuz* hebben ge maakt, die uit haar aard altijd eenzijdig is. De fout van Marx. Maar dit nog daargelaten. Men kan in dien bovenbouw en onderbouw met dan goeden wil, die ons tegenover hartstochtelijke tegen standers nooit behoort te ontbreken, niet anders dan eene vergelijking zien, die met voorzichtigheid gebruikt, óók nog wel nut tig is. Maar ik heb veel grooter bezwaar. Wanneer het marxistische materialisme een wereldbeschouwing is, dan moet het ook de geheele wereld van onzen geest omvat ten. Eene wereldbeschouwing is algemeen en noodzakelijk, anders is zij er geen. Dus het marxistische materialisme moet de afhankelijkheid aantoonen van alle deelen van ons geestesleven met de productiewijze. En natuurlijk niet van die deelen, waarvan wij de afhankelijkheid dadelijk zien en volkomen erkennen. Maar juist daar, waar wy' haar niet zien, en waar zij volgens de Marxisten toch wezen moet. Ik bedoel dit zóó: een mensch, die loopt; een steen, die valt; een luchtballon, die zweeft; een vogel, die vliegt, zijn van de aarde allen afhan kelijk. Die afhankelijkheid is niet voor allen even groot noch van hetzelfde gehalte. Maar zij bestaat. Ieder natuurkundige kan haar onder cijfers brengen. Iets dergelijks wordt van de Marxisten verlangd, al be hoeven zij juist niet met cyfers te komen. Ik weet zeer goed, dat geestelijke verhou dingen minder gemakkelijk dan lichamelijke te meten zijn. Hoeveel een mensch in een uur loopt, is vrünauwkeurig te zeggen, maar niet hoeveel hij in eene les leert. Doch de Marxisten gever] als algemeene waarheid deze, dat de geheele ideologische bovenbouw afhankelijk van den ekono mischen onderbouw is. Dus by eene bepaalde voortbrengingswijze behoort noodzakelijk een bepaald handelsrecht, burgerlijk recht, strafrecht, staatsrecht, ethiek, aesthetiek, logica, wiskunde. Voor de logica en de wiskunde lijkt het op 't eerste gezicht al zeer onwaarschijnlijk en mogen de Marxisten de afhankelijkheid wel eens bewijzen, ten minste waarschijnlijk of mogelijk maken. Voor andere deelen van de ideologische bovenbouw wordt de afhankelijkheid van de produktiewijze door iedereen erkend, maar daarin wordt door niemand ook iets bepaald marxistisch gezien. Dat een bepaald handelsrecht bij een bepaalde productiewijze behoort, begrijpt men dadelijk. Geen wissel, geen wisselrecht. Geen zeevaart, geen zee recht. Ook voor het burgerlyk recht bestaat de afhankelijkheid; ik noem bijvoorbeeld alleen de zakelijke rechten en bet grondcrediet. Maar het zou gevaarlyk kunnen worden als men de verschillen bij de Romeinen en Germanen in erfrecht en huwelijksgoederenrecht alleen uit ekono mische verschillen zou willen verklaren. Dat een volk zonder spoorwegen geene strafbepalingen heeft op het veroorzaken van gevaar, voor spoortreinen, spreekt van zelf. Geene dijken, geene strafbepalingen op het vernielen daarvan. De voorbeelden zijn talrijk. Maar zij bewijzen voor het Marxisme niets. Minder dan het recht zijn ethiek en aesthetiek van de productiewijze afhanke lijk, nog minder, misschien geheel niet, wiskunde en logica. En nog minder is be wezen, dat de productiewijze primair is. Iedereen weet, dat in tijden van ver minderden welvaart meer zelfmoorden plaats hebben, minder huwelijken, meer vfirmogensmisdrijven. Niemand, behalve Marxisten, die daarin eene bevestiging van het marxis tische theoriën ziet. Toch vermeldt Kautsky, een der meest bekwame Marxisten, deze eenvoudige waarheden als grondige beves tigingen van de Marxistische leer. Niemand zal ook beweren, dat de ekono mische verhoudingen geenen invloed zouden hebben op de denkbeelden omtrent recht en onrecht, wat nog iets geheel anders is dan het aantal delicten van een bepaalde soort gepleegd. Doch dit bewijst alleen, wat iedereen gaarne erkent, dat ekonomische veranderingen mede-oorzaak van ideolo gische kunnen zyn. Misschien niet de meest invloedrijke, maar wellicht de meest wisse lende en daardoor meest opvallende der oorzaken. Ook in eene vereeniging of ver gadering zijn de woeligste elementen nog altijd de meest beteekenende niet. Maar het Marxisme zegt, dat ekonomische veranderin gen de eenig mogelijke oorzaken zün van veranderingen in den ideologischen boven bouw tot in de verste hoeken daarvan. Dat is niet bewezen, en dat bewijs durven de beste Marxisten niet aan. Kautsky heeft een marxistische verklaring beproefd van de moraal. Gorter beeft dat boek vertaald. Het heet Ethiek" en ik neem er dit uit over: Het is met de leerstukken der moraal als met den overigen ingewikkelden ideologi schen bovenbouw, die zich boven de pro ductiewijze verheft. Hij kan zich van zijn grondslag losmaken en een tijd lang een zelfstandig bestaan leiden." Het beeld van eenen bovenbouw, die zich zelven losmaakt, is niet fraai, maar dat is ten slotte de hoofdzaak niet. De hoofdzaak is deze, dat de afhankelijkheid van den ideologischen bovenbouw hier absoluut is opgeheven. Nu zegt Kautsky wel: de af hankelijkheid heeft vroeger bestaan en zij zal zich later weer herstellen." Doch dat is eene onbewezen bewering, een geloof, niet meer een wetenschap. Credo quia absurdum. Het spreekt wel vanzelf: het marxisme als revolutionnaire leer moet meer letten op het veranderende dan op het blijvende. Wat blijft hindert het Marxisme. Het komt er toe het blijvende in den ideo logischen bovenbouw geheel te loochenen omdat het in den ekonomischen onderbouw zoo weinig blijvends vindt, Men spreekt zoo gaarne van het absoluut onstandvastige van de moraal. In Frankrijk zijn daar over in de laatste jaren belangrijke ge schriften verschenen van Levy-Brühl en Dürkheim. Hen bestreden heeft A. Fouillée in een fraai opstel in de Revue des deux Mondes van October 1905. Fouillée wüst op het oeroude Egyptische doodenboek, waarin als deugden der oude Egyptenaren vrijwel dezelfde kwaliteiten zijn genoemd, die thans nog in het nieuwste Holland gelden als deugd. En toch: welke verschillen in produktiewijze! ok dit is mij opgevallen: hoe komt het dat het materialisme zich vooral voordoet in den vorm van het historisch materialisme, dat is: de materialistische wereldbeschouwing op de geschiedenis toegepast?" Marx zelf als ekonoom en geschiedschrijver kon en behoefde niet alles te doen. Hij was de grondlegger. Maar op zijne leerlingen en volgelingen rust de plicht een logischmaterialisme te geven en een geometrischmaterialisme. Dat wil dit zeggen: de Marx isten moeten eantoonen, dat de inhoud van de logica en de wiskunde wisselt met de produktiewijze. Logica en wiskunde zijn ook deeleii van de ideologische bovenbouw

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl