Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1681
De ontdekkingsreiziger Dr. Cook.
De Noordpool bereikt.
Het werd wel tijd, dat het gebeurde.
De Noordpool had er toch alle aanspraak
op, eer ontdekt te worden dan de Zuid
pool. En sedert Shackleton's
zuidpooltocht, voor enkele maanden, waren de
kansen plotseling gekeerd. Jarenlang
heeft het record der hoogste zuiderbreedte
men spreekt nu eenmaal het gemak
kelijkst in deze sporttermen in onze
dagen gestaan op den naam van Sir
James Clark Ross, die in 1842 78°9' be
reikte, dus meer dan 1300 K.M. van de
Pool verwijderd bleef. Na een verbete
ring door Borchgrevink, in 1900, tot
78°50', bracht Scott het record op 82
17', in 1902. Dit was nog niet zoo ver
als Parry in 't Noorden al in 1827 was
geweest, benoorden Spitsbergen: 82°45'
of op 764 K.M. afstand. Ook Parry was
houder" tot lang na zijn dood. In 1876
komt A. H. Markham benoorden
Grantland (vanwaar nu Peary is uitgegaan)
tot 83°20', in 1882 Lockwood benoorden
Groenland nog ruim vier minuten, of
anderhalf uur gaans, verder.
Lockwood was de eerste Amerikaan
in dezen wedstrijd; alle andere genoemden
zijn Engelschen, behalve de Noor
Borchgrevink, wiens tocht echter door den
Londenschen uitgever Sir George Newnes
betaald werd.
In 't Noorden komen de Engelschen
niet weer aan de beurt. Daar volgt eerst
de vermaarde reis van den grootsten
levenden Poolvaarder, vanFridtjof
Nansen, die in 1895 met Johansen tot 86
4' komt voor zoover dan op deze
hooge breedten de waarnemingen tot in
minuten betrouwbaar zijn ; kapitein
Cagni, lid van de expeditie van den
hertog der Abruzzen, overtreft hem in
1900, tot 86°33' komend, met drie andere
Italianen, twee Alpengidsen en een ma
troos. Ten slotte geeft Peary in 1907 op
dat hij 87°6' bereikt heeft, dus de Noord
pool tot op 324 K.M. genaderd is,
vergezeld door zijn landgenoot Henson
en vijf Eskimo's.
Maar dan komen plotseling Shackleton
en "Wild, die Scott reeds begeleid had
den aan de Zuidpool tot 88°23'. En
Kaartje, waarop Dr. Cook eigenhandig den weg heeft aangeduid, dien hy
zegt te hebben gevolgd.
Karakteristiek gezicht in de Poolstreken.
Sleiehond, voor pooltochten gebruikt.
Shackleton heeft het vaste voornemen
benevens reeds de middelen tot uitvoe
ring om het volgend jaar ook de
laatste 180 K.M. af te leggen.
Wel hoog tijd dus voor de Noordpool.
Hoog tijd ook voor de methode der
hondensleden; de vliegmachine heette al
in aantocht.
Het geeft een zekere voldoening, deze
dingen te beleven; de verovering van
de lucht, de verovering van de Pool.
Zeg wat gij wilt, het zijn toch aandoe
ningen van hoogere orde dan die, waar
mede de vorige eeuw haar afscheid nam:
de Dreyfuszaak en de Boerenoorlog.
Van de Poolsport is veel kwaad ge
sproken. En zeker, zij heeft veel levens
gekost, vooral van honden, maar van
menschen ook. De Zuidpool is daarmede
zuiniger dan de Noordpool. Rampen van
grooten omvang zijn in 't Zuiden niet
voorgekomen; in 't Noorden zijn ze maar
al te talrijk geweest. Maar het eeuwig
magnetisme van het onbekende is zijn
werking blijven doen. Hans Egede, de
arme dorpsdominee van de Lofodden, die
de apostel van Groenland is gewerden,
drukte het uit op zijn manier:!) De
almachtige en goedertieren God, die den
bijsteren grooten Aard-bol niet vergeefs
heeft geschapen, is ook niet voornemens
eenig gedeelte daarvan in eeuwige ver
getelheid te houden, zonder vrucht voor
't menschdom."
De wetenschap heeft zich meermalen
beklaagd, dat voor haar de vruchten ge
ring waren bij de reizen der
recordverbeteraars. Ten deele is dat waar, al
moet men hier twee categorieën onder
scheiden. Van de eene is Nansen een
typisch vertegenwoordiger; Peary van
de andere. De eerste is de geleerde, die
onder alle omstandigheden zijn waarne
mingen geregeld volhoudt, ook op dien
vreeselijken tocht dwarsoverGroenlands
landijs, in 1888. Peary heeft later twee
maal die doorkruising volbracht, in 1892
en 1895, in 't ^Noordelijkst deel, over
langer afstand, maar met minder moeite
door vroeger in 't jaar te gaan, als de
bovenkorst der sneeuw nog niet is gaan
smelten. De bewerking van Nansen's
gegevens, door hem en Mohn, is een
monument van nauwkeurigheid en scherp
zinnigheid. Peary deed niets het licht
zien dan een oppervlakkig reisverhaal,
iimimimiiMiMiMiMiMiiiiilim
Al reizende.,,
IV.
A. Basel heeft de Holbein's en de Böcklin's.
Holbcin h, ten slotte, te karakteriseeren als
een boertche diepzinnigheid, die soms statig
wordt tot een haast mathematisch figuur. Hij
ziet de menschen gaarne op de nauwkeurige,
détailleerende, noordelijke manier. Hij tracht
iederen rimpel wel te erkennen, en iederen
kleederval te apprécieeren. Hy ziet in een
staatsman niet ten eerste den staatsman,
neen, met zijn boereche diepzinnigheid ziet
hij het eenvoudige in hem. Hij is boersch
zooals het noordelijke werk boersch lijkt
tegenover het zuidelijke, het Italiaansche. Hy
is diepzinnig niet zooals de Italianen op een
prinselijke wyze, met een gebaar dat meer
omvat, maar hij is natuurgetrouwer, mis
schien, in een bepaald oplicht. De anderen
geven in eens de som, hij telt mér: eeo,
twee, drie en dat alles is de menech. Hij
is realistischer, naturalistischer, Hij mist het
gemakkelijke der schoonheid dat de zui lelijke
kunst kenmerkt. Hij mist in zijn compositie
dat wat een Italiaansch schilderij zo3 gemak
kelijk doet overzien: het eenvoudige, door
het overwogen e, dat eenvoudige weer
gegeven in groote partijen, met weinig maar
noodzakelijke karakteriseeringen. In zijn
teekeningen die als voorstudies gemaakt wierden
is de teedere hanteering der lijnen te waar
deeren. Hij is dan synthetischer d in in zijn
schilderijen maar toch zonder de synthese van
een kop van Da Vinci ooit te bereiken. Ook
Dürer heeft dat boersche, dat een
onverwinbaar iets lijkt van de Noordsche kunst der
Duitschers vroeger, en van sommigen der
Nederlanders. Het gaat hun ongemaklijker af
dan de meer vorm gevoel bezittenden. Ge voelt
haast alty'd aan de schilderijen der vroege
noordelij ken een kleiner intellectueel leven,
een leven ineen kleiner stad, onder bedompter
omstandigheden. Door het klimaat tevens,
werd hun aandacht vasthoudender, en wou
alles weergeven wat ze zagen o mdat ze, even
min als in het werklijke, in het geestelijke,
de vrijhrid voelden der groole ruimten. Het
gemakkelijk leren in groote ruimten onder
een milder lucht is een element dat in de
Italiaansche kunst zeker te vinden ie. Ge
vindt daarin de hemelstreek meer gereed
voor een welig leven. Het noordelijke werk
heeft daarentegen soms meer innigheid van
détails. Het is gewoner, wat natuurgetrouwer,
en houdt daardoor soms een objectieve
waarde die het als kunst niet zoozeer bezit.
Het zuidelijk werk is vast en wijd-melodieus,
het noordelijke raakt, met kleine vingers,
soms innig aan het hart.
B. Sr is in vele der Boecklins grofs. De
kleur is niet zuiver. Er ontstaat geen nood
zakelijke eenheid van kleur. Te harde kleuren
maken geen harmonie. Een rood als van een
raam van gebrand glas, en een diep blauw,
eveneens van die geaardheid, vinden geen
weerpartijen in de o- erige kleuren van het
werk. Een wandschildering van hem is veel |j
minder dan een door Puvis de Chavannes.
Ze miste de teedre beschaafdheid van den
Franschen schilder, den herfst in het model
der vormen en in het licht. Ze heeft die
eigenaardige onbeschaafdheid in de k leur die
te veel het werk der Duiteche schilders ken
merkt. Het landschap om het landschap als
hoofdzaak geschilder! is niet klassiek naar
kiassieistiscb. Het klassieke zit in een
diepzinnigen, hellen, eenvond, en niet in het op
nieuw gebruiken van persoonlijke genuanceerd
vroeger gebonden, formules. Het zit hem in
en vond het de tweede maal zelfs niet
de moeite waard, een kaart zijner route
uit te geven. Maar aan de Poolsport,
dit vergete men niet, heeft de geleerde
Nansen evengoed geofferd als Peary,
de Stanley van het Poolgebied.
Wie is, zal men vragen, deze Dr.
F. A. Cook? Lang niet de eerste de
beste. Bij Peary is hij in de leer geweest,
toen hij hem als dokter vergezelde. In
diezelfde hoedanigheid maakte hij. in
1899?1900 de reis der Belgica naar het
Zuidpoolbekken mede en schreef daar
over een vrij wat leesbaarder en belang
rijker boek dan het reisverhaal van den
leider De Gerlache, dat bovendien twee
jaar te laat kwam 2). Maar zijn voor
naamste prestatie is een bergtocht, waarbij
hij zelf als leider optrad: de beklimming
in 1906, van den pas in 1896 ontdekten
Mouat Mac Kinley, in het binnenland
van Alaska, die met meer dan 6000 M.
hoogte het toppunt van Noord-Amerika
vormt 3). Een man dus, die een naam
te verliezen heeft, en die, wanneer hij
deze Poolreis mocht hebben verzonnen,
op zijn verstandelijke vermogens zal
moeten worden onderzocht.
Toch wordt dat door Peary, naar het
schijnt, reeds beweerd. Een
Reuterbericht meldde zijn verklaring, dat men
het verhaal van Cook niet au sérieux
moet nemen. De beide Eskimo's, die
Cook hebben vergezeld, beweren, dat hij
in 't geheel niet ver naar het Noorden
is geweest. Zij zeggen dat Cook nooit
de kust uit het gezicht heeft verloren.
En de overige leden van den
Eskimostam, waartoe de twee Eskimo's vau
Cook behooren, hebben die bewering
bevestigd."
Dat kan een onverkwikkelijke geschie
denis worden. Peary, reeds bijna twintig
jaar lang bezig, steeds langs dezelfde
route, bewesten Groenland, een weg naar
de Noordpool te banen, heeft daarbij
veel hulp ondervonden van den kleinen
stam der Kaap York Eskimo's, die maar
een paar honderd leden telt, de eenige
bewoners van dit hooge Noorden. Peary,
de getrouwe bezoeker, heeft op deze
menschen, die hij in zijn boeken mijn
Eskimo's" pleegt te noemen, ongetwijfeld
een groot overwicht. Hebben zij de
eigenschap van zooveel andere natuur
volken (en ook wel van hooger
ontwikeenvoudige formuleeringen zeker maar tel
kens opnieuw moet de persoonlijkheid van
den schilder die nuanceeren het blijft dan
klassiek. Het nagebootste klassieke is het
klassicistische. Het klassicistische is een
sjacheraar die den tempel uit moet. Er is
dikwijls klassicistisch in Boecklin (zie b.v.
de Htilige Hain uit 1882 met te veel remi
niscenties; met eigenaardige
natuer-getrouwheid van sommige deel en van het weik
tegenover de andere die meer klassiek ge
wild zijn).
Drie schilderijen zijn hier te noemen, een
Kamp van Centauren met een lucht van witte
wolken er achter (uit 1873) een Spiel der
Najaden uit 1886, en een werkje uit 1872,
een deel, van een geheel: Idylle. Het werkje
uit 1872 heeft een aangename diepe kleur,
het is op ten gouden grond geschilderd. De
Centauren uit 1873 stelt voor 3 groepen,
telkens van 2 dezer mensch-dieren: (van
links naar rechts) een met een opgeheven
gtsen in de hanaen, n neer; dan twee
vechteuden, waarvan een op een wit en bruin
gevlekt paard zit een mooie kleurcombinatie
en een die hy gaarne gebruikt ('.ie vita
somnium breve) dan nog twee die neer
liggfn, een op een bruin paard en een op een
schimmel. Er is in dit, evenals in de lucht,
hartstocht. Het is wel in alle opzichten niet
zeer edel, maar het ia reëel; ik meen daar
mee dat het de werklijkheid doet aanvaarden
van wat het voorstelt. Das Spiel der Najaden
stelt voor een aantal meerminnen zwemmend
bij, of liggend op, of springend vaneen rottig
stuk in het water, in een golfhoogte. In de
hoogte van aet schilderij vlagende golven.
Er is in dit schilderij een element dat meer
in het werk met groote figuren van Boecklin
voorkomt, en dat iets zeer eigens is in zulke
kelde), de antwoorden te geven die ze
het welgevalligst achten? Heeft Peary,
die, zooals meermalen bleek, deze Pool
route min of meer als zijn territoor
beschouwt, dat geen ander explorator
behoort te betreden, wellieht aan deze
menschen verboden, anderen te verge
zellen en zijn zoo hun beweringen te
verklaren ?
Als er niet anders opzit, dan zou er
n man zijn, die deze Eskimo's kon
gaan uitvragen, zoo dat hij de waarheid
te weten kwam. Dat is Knud Rasmus
sen, die over hèn een merkwaardig boek
schreef 4). Hij is een Deen, zoon van
een Groenlandschen predikant, met een
kleurtje Eskimo-bloed. Dieper dan hij
is niemand in het gedachteleven van dit
volk doorgedrongen.
De wereld is door dezen terugkeer van
twee Noordpoolontdekkers bijna op het
zelfde oogenblik wat verbijsterd. Vooral
door Cook, die al verloren heette. Peary's
ontdekking was meer te verwachten;
werd verwacht; men kon voor of tegen
wedden; heeft dat in Amerika ook wel
gedaan. Vóór Cook wedden kwam bij
niemand op. Het wantrouwen waarmede
velen zijn bericht ontvingen, was wel
voornamelijk een gevolg van de verras
sing. Een Poolreis behoort nu eenmaal
met muziek te worden uitgeleid, met
De ontdekkingsreiziger Peary.
spanning zoover mogelijk gevolgd. Wie
alleen gaat, heeft bovendien veel meer
ongeloovigheid te vreezen. Maar Cook's
waarnemingen zullen hier de beslissing
moeten en kunnen geven.
Dat het naaste Noordpoolterrein zou
blijken uit zee te bestaan, wellicht hier
en daar met een eiland of kleine archipel,
dat was te voren al zeer waarschijnlijk
geworden. En daar het land meer
afwisseling biedt dan het water, zal de
Zuidpool, door een kontinent omgeven,
in belangwekkendheid de Noordpool gaan
overtreffen. Moge het Shackleton ge
lukken, haar in 1910 te bereiken.
U.
Dr. J. F. NIEKMEI.IER.
1) Naar de Delftsche vertaling van 1746 :
Beschrijving van Oud-Groenland, blz. 6.
2) Frederik A. Cook, Through thefirtt
Antarctic Night (Londen 1900); A. de Garlache,
Voyage de la Belgica". Qu-inze mois dans
r'Antarctique. (Parijs?Brussel, 1900).
3) Het boek van Cook hierover, To the top
of the Continent, wordt op een curieuze manier
aangevuld door dat van zijn reisgezel Dunn:
The shameless diary of cm explorer, waarin
geen natuur is en geen wetenschap, alleen
de reisgebeurtenissen.
4) De fraaie uitgevoerde Engelsche uitgaaf,
The people of lh', Polar North is te raad
plegen in de Bibliotheek van het Aardrijks
kundig Genootschap
(Universiteits-Bibliotheek te Amsterdam).
Kudde walrussen in de poolstreken.
composities: het is het kluchtige, het kod
dige, uitgedrukt in de gezichten; iets dat een
andermaal te apprécieeren is.
PiASSCHAERT.
Middelburg, 1909 Sapt. 6.
Geachte Redactie !
In het laatste nummer van uw veelgelezen
weekblad (No. 1680 blz. 10) spreekt C. in
zijne mededeeling van eenige spreekwoorden
betreü'ende de vraag: TROUWES OF NIET"
er zijne verbazing over uit, dat hij in de
serie oordeelvellingen" hierover het woord
van Paulus mist: Wie trouwt doet
goei, wie niet trouwt doet beter"", welk
woord hem steeds aen beetje raadselachtig
is voorgekomen."
Doch het behoeft noch hem, noch iemand
anders te verbazen, dat de ongenoemde door
hem aangehaalde schrijver dit woord heeft
weggelaten, evenmin als het iemand raadsel
achtig behueft. voor te komen, om de dood
eenvoudige reden, dat Paulus het niet heeft
gezegd. Men zal vrucateloos naar deze woor
den in Bijbel zoeken De plaats, waaruit
deze woorden waarschijnlijk sehaald worden, is
l Korinthen 7 : 3S. Daar echter is geen sprake
van trouwen (~ x.ij.iï-j), maar van het uithuwe
lijken (;;>;- zui'trj) eener dochter.
Denkelijk is deze misvatting ontstaan uit
een verkeerde overbrenging van Luther's
vertaling van dit woord, hetwelk hij weer
geeft met verheirathen, wat zoowel
actief als reflextief kan gebezigd worden,
evenals ons woord trouwen ook t weeërlei
beteekenis heefc: die van iemand ten huwelijk
nemen, en die van een huwelijk inzegenen
of bevestigen.
Daarom hebben een paar nieuwere
Hoogduitsche vertalingen hiervoor : heirathen laszt
en zur Ehe ausgibt. Geen der my bekende
Nederlandsche vertalingen heeft dan ook
£y.yj-jj.'iCsi-J vertolkt met trouwen. De Staten
vertaling, de Luthersche vertaling van Adolf
Viaacher, de vertaling vanwege de Alg.
Synode der Ned. Her v. kerk hebben alle
ten JiuweVjk uitgeven, terwijl die van G. Vis
sering het woord weergeeft met,uittrouwen.
Dit wordt besrijpelijk, als men weet, dat er
bij de afzondering der beide geslachten te
Athene bijna geen spraak kon zijn van
liefdesbetrekkingen t usschen j ongelingen en meisj es.
Den ouders was het overgelaten voor hunne
kinderen die keuze te doen, welke hun het
geachikst voorkwam, om een goed huishouden
tot stand te brengen." (Dr. A. H. G. P. van
den Es, Grieksche Amequiteiten bl. 104, vgl.
ook Lübker Eeallexicon des class. Alterthums
art. Ehe) Paulus beweert niet, dat het onge
huwde leven in het algemeen de voorkeur ver
dient, maar slechts onder omstandigheden, die
in vers 26 worden aangegeven" (Schuurman
en Westhotf' Bijbelse h woorden boek I. 460a.)
ok vers l van datzelfde hoofdstuk geeft tot
zulk eene opvatting geen recht.
Aangenaam zal 't mij zijn, indien door u
aan deze bescheiden opmerkingen eene plaats
in uw blad wordt verleend.
Hoogachtend
Uw D w. Dr.
J. L, BLEEKER, Ev. Luth Pred.