De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 12 september pagina 6

12 september 1909 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1681 De ontdekkingsreiziger Dr. Cook. De Noordpool bereikt. Het werd wel tijd, dat het gebeurde. De Noordpool had er toch alle aanspraak op, eer ontdekt te worden dan de Zuid pool. En sedert Shackleton's zuidpooltocht, voor enkele maanden, waren de kansen plotseling gekeerd. Jarenlang heeft het record der hoogste zuiderbreedte men spreekt nu eenmaal het gemak kelijkst in deze sporttermen in onze dagen gestaan op den naam van Sir James Clark Ross, die in 1842 78°9' be reikte, dus meer dan 1300 K.M. van de Pool verwijderd bleef. Na een verbete ring door Borchgrevink, in 1900, tot 78°50', bracht Scott het record op 82 17', in 1902. Dit was nog niet zoo ver als Parry in 't Noorden al in 1827 was geweest, benoorden Spitsbergen: 82°45' of op 764 K.M. afstand. Ook Parry was houder" tot lang na zijn dood. In 1876 komt A. H. Markham benoorden Grantland (vanwaar nu Peary is uitgegaan) tot 83°20', in 1882 Lockwood benoorden Groenland nog ruim vier minuten, of anderhalf uur gaans, verder. Lockwood was de eerste Amerikaan in dezen wedstrijd; alle andere genoemden zijn Engelschen, behalve de Noor Borchgrevink, wiens tocht echter door den Londenschen uitgever Sir George Newnes betaald werd. In 't Noorden komen de Engelschen niet weer aan de beurt. Daar volgt eerst de vermaarde reis van den grootsten levenden Poolvaarder, vanFridtjof Nansen, die in 1895 met Johansen tot 86 4' komt voor zoover dan op deze hooge breedten de waarnemingen tot in minuten betrouwbaar zijn ; kapitein Cagni, lid van de expeditie van den hertog der Abruzzen, overtreft hem in 1900, tot 86°33' komend, met drie andere Italianen, twee Alpengidsen en een ma troos. Ten slotte geeft Peary in 1907 op dat hij 87°6' bereikt heeft, dus de Noord pool tot op 324 K.M. genaderd is, vergezeld door zijn landgenoot Henson en vijf Eskimo's. Maar dan komen plotseling Shackleton en "Wild, die Scott reeds begeleid had den aan de Zuidpool tot 88°23'. En Kaartje, waarop Dr. Cook eigenhandig den weg heeft aangeduid, dien hy zegt te hebben gevolgd. Karakteristiek gezicht in de Poolstreken. Sleiehond, voor pooltochten gebruikt. Shackleton heeft het vaste voornemen benevens reeds de middelen tot uitvoe ring om het volgend jaar ook de laatste 180 K.M. af te leggen. Wel hoog tijd dus voor de Noordpool. Hoog tijd ook voor de methode der hondensleden; de vliegmachine heette al in aantocht. Het geeft een zekere voldoening, deze dingen te beleven; de verovering van de lucht, de verovering van de Pool. Zeg wat gij wilt, het zijn toch aandoe ningen van hoogere orde dan die, waar mede de vorige eeuw haar afscheid nam: de Dreyfuszaak en de Boerenoorlog. Van de Poolsport is veel kwaad ge sproken. En zeker, zij heeft veel levens gekost, vooral van honden, maar van menschen ook. De Zuidpool is daarmede zuiniger dan de Noordpool. Rampen van grooten omvang zijn in 't Zuiden niet voorgekomen; in 't Noorden zijn ze maar al te talrijk geweest. Maar het eeuwig magnetisme van het onbekende is zijn werking blijven doen. Hans Egede, de arme dorpsdominee van de Lofodden, die de apostel van Groenland is gewerden, drukte het uit op zijn manier:!) De almachtige en goedertieren God, die den bijsteren grooten Aard-bol niet vergeefs heeft geschapen, is ook niet voornemens eenig gedeelte daarvan in eeuwige ver getelheid te houden, zonder vrucht voor 't menschdom." De wetenschap heeft zich meermalen beklaagd, dat voor haar de vruchten ge ring waren bij de reizen der recordverbeteraars. Ten deele is dat waar, al moet men hier twee categorieën onder scheiden. Van de eene is Nansen een typisch vertegenwoordiger; Peary van de andere. De eerste is de geleerde, die onder alle omstandigheden zijn waarne mingen geregeld volhoudt, ook op dien vreeselijken tocht dwarsoverGroenlands landijs, in 1888. Peary heeft later twee maal die doorkruising volbracht, in 1892 en 1895, in 't ^Noordelijkst deel, over langer afstand, maar met minder moeite door vroeger in 't jaar te gaan, als de bovenkorst der sneeuw nog niet is gaan smelten. De bewerking van Nansen's gegevens, door hem en Mohn, is een monument van nauwkeurigheid en scherp zinnigheid. Peary deed niets het licht zien dan een oppervlakkig reisverhaal, iimimimiiMiMiMiMiMiiiiilim Al reizende.,, IV. A. Basel heeft de Holbein's en de Böcklin's. Holbcin h, ten slotte, te karakteriseeren als een boertche diepzinnigheid, die soms statig wordt tot een haast mathematisch figuur. Hij ziet de menschen gaarne op de nauwkeurige, détailleerende, noordelijke manier. Hij tracht iederen rimpel wel te erkennen, en iederen kleederval te apprécieeren. Hy ziet in een staatsman niet ten eerste den staatsman, neen, met zijn boereche diepzinnigheid ziet hij het eenvoudige in hem. Hij is boersch zooals het noordelijke werk boersch lijkt tegenover het zuidelijke, het Italiaansche. Hy is diepzinnig niet zooals de Italianen op een prinselijke wyze, met een gebaar dat meer omvat, maar hij is natuurgetrouwer, mis schien, in een bepaald oplicht. De anderen geven in eens de som, hij telt mér: eeo, twee, drie en dat alles is de menech. Hij is realistischer, naturalistischer, Hij mist het gemakkelijke der schoonheid dat de zui lelijke kunst kenmerkt. Hij mist in zijn compositie dat wat een Italiaansch schilderij zo3 gemak kelijk doet overzien: het eenvoudige, door het overwogen e, dat eenvoudige weer gegeven in groote partijen, met weinig maar noodzakelijke karakteriseeringen. In zijn teekeningen die als voorstudies gemaakt wierden is de teedere hanteering der lijnen te waar deeren. Hij is dan synthetischer d in in zijn schilderijen maar toch zonder de synthese van een kop van Da Vinci ooit te bereiken. Ook Dürer heeft dat boersche, dat een onverwinbaar iets lijkt van de Noordsche kunst der Duitschers vroeger, en van sommigen der Nederlanders. Het gaat hun ongemaklijker af dan de meer vorm gevoel bezittenden. Ge voelt haast alty'd aan de schilderijen der vroege noordelij ken een kleiner intellectueel leven, een leven ineen kleiner stad, onder bedompter omstandigheden. Door het klimaat tevens, werd hun aandacht vasthoudender, en wou alles weergeven wat ze zagen o mdat ze, even min als in het werklijke, in het geestelijke, de vrijhrid voelden der groole ruimten. Het gemakkelijk leren in groote ruimten onder een milder lucht is een element dat in de Italiaansche kunst zeker te vinden ie. Ge vindt daarin de hemelstreek meer gereed voor een welig leven. Het noordelijke werk heeft daarentegen soms meer innigheid van détails. Het is gewoner, wat natuurgetrouwer, en houdt daardoor soms een objectieve waarde die het als kunst niet zoozeer bezit. Het zuidelijk werk is vast en wijd-melodieus, het noordelijke raakt, met kleine vingers, soms innig aan het hart. B. Sr is in vele der Boecklins grofs. De kleur is niet zuiver. Er ontstaat geen nood zakelijke eenheid van kleur. Te harde kleuren maken geen harmonie. Een rood als van een raam van gebrand glas, en een diep blauw, eveneens van die geaardheid, vinden geen weerpartijen in de o- erige kleuren van het werk. Een wandschildering van hem is veel |j minder dan een door Puvis de Chavannes. Ze miste de teedre beschaafdheid van den Franschen schilder, den herfst in het model der vormen en in het licht. Ze heeft die eigenaardige onbeschaafdheid in de k leur die te veel het werk der Duiteche schilders ken merkt. Het landschap om het landschap als hoofdzaak geschilder! is niet klassiek naar kiassieistiscb. Het klassieke zit in een diepzinnigen, hellen, eenvond, en niet in het op nieuw gebruiken van persoonlijke genuanceerd vroeger gebonden, formules. Het zit hem in en vond het de tweede maal zelfs niet de moeite waard, een kaart zijner route uit te geven. Maar aan de Poolsport, dit vergete men niet, heeft de geleerde Nansen evengoed geofferd als Peary, de Stanley van het Poolgebied. Wie is, zal men vragen, deze Dr. F. A. Cook? Lang niet de eerste de beste. Bij Peary is hij in de leer geweest, toen hij hem als dokter vergezelde. In diezelfde hoedanigheid maakte hij. in 1899?1900 de reis der Belgica naar het Zuidpoolbekken mede en schreef daar over een vrij wat leesbaarder en belang rijker boek dan het reisverhaal van den leider De Gerlache, dat bovendien twee jaar te laat kwam 2). Maar zijn voor naamste prestatie is een bergtocht, waarbij hij zelf als leider optrad: de beklimming in 1906, van den pas in 1896 ontdekten Mouat Mac Kinley, in het binnenland van Alaska, die met meer dan 6000 M. hoogte het toppunt van Noord-Amerika vormt 3). Een man dus, die een naam te verliezen heeft, en die, wanneer hij deze Poolreis mocht hebben verzonnen, op zijn verstandelijke vermogens zal moeten worden onderzocht. Toch wordt dat door Peary, naar het schijnt, reeds beweerd. Een Reuterbericht meldde zijn verklaring, dat men het verhaal van Cook niet au sérieux moet nemen. De beide Eskimo's, die Cook hebben vergezeld, beweren, dat hij in 't geheel niet ver naar het Noorden is geweest. Zij zeggen dat Cook nooit de kust uit het gezicht heeft verloren. En de overige leden van den Eskimostam, waartoe de twee Eskimo's vau Cook behooren, hebben die bewering bevestigd." Dat kan een onverkwikkelijke geschie denis worden. Peary, reeds bijna twintig jaar lang bezig, steeds langs dezelfde route, bewesten Groenland, een weg naar de Noordpool te banen, heeft daarbij veel hulp ondervonden van den kleinen stam der Kaap York Eskimo's, die maar een paar honderd leden telt, de eenige bewoners van dit hooge Noorden. Peary, de getrouwe bezoeker, heeft op deze menschen, die hij in zijn boeken mijn Eskimo's" pleegt te noemen, ongetwijfeld een groot overwicht. Hebben zij de eigenschap van zooveel andere natuur volken (en ook wel van hooger ontwikeenvoudige formuleeringen zeker maar tel kens opnieuw moet de persoonlijkheid van den schilder die nuanceeren het blijft dan klassiek. Het nagebootste klassieke is het klassicistische. Het klassicistische is een sjacheraar die den tempel uit moet. Er is dikwijls klassicistisch in Boecklin (zie b.v. de Htilige Hain uit 1882 met te veel remi niscenties; met eigenaardige natuer-getrouwheid van sommige deel en van het weik tegenover de andere die meer klassiek ge wild zijn). Drie schilderijen zijn hier te noemen, een Kamp van Centauren met een lucht van witte wolken er achter (uit 1873) een Spiel der Najaden uit 1886, en een werkje uit 1872, een deel, van een geheel: Idylle. Het werkje uit 1872 heeft een aangename diepe kleur, het is op ten gouden grond geschilderd. De Centauren uit 1873 stelt voor 3 groepen, telkens van 2 dezer mensch-dieren: (van links naar rechts) een met een opgeheven gtsen in de hanaen, n neer; dan twee vechteuden, waarvan een op een wit en bruin gevlekt paard zit een mooie kleurcombinatie en een die hy gaarne gebruikt ('.ie vita somnium breve) dan nog twee die neer liggfn, een op een bruin paard en een op een schimmel. Er is in dit, evenals in de lucht, hartstocht. Het is wel in alle opzichten niet zeer edel, maar het ia reëel; ik meen daar mee dat het de werklijkheid doet aanvaarden van wat het voorstelt. Das Spiel der Najaden stelt voor een aantal meerminnen zwemmend bij, of liggend op, of springend vaneen rottig stuk in het water, in een golfhoogte. In de hoogte van aet schilderij vlagende golven. Er is in dit schilderij een element dat meer in het werk met groote figuren van Boecklin voorkomt, en dat iets zeer eigens is in zulke kelde), de antwoorden te geven die ze het welgevalligst achten? Heeft Peary, die, zooals meermalen bleek, deze Pool route min of meer als zijn territoor beschouwt, dat geen ander explorator behoort te betreden, wellieht aan deze menschen verboden, anderen te verge zellen en zijn zoo hun beweringen te verklaren ? Als er niet anders opzit, dan zou er n man zijn, die deze Eskimo's kon gaan uitvragen, zoo dat hij de waarheid te weten kwam. Dat is Knud Rasmus sen, die over hèn een merkwaardig boek schreef 4). Hij is een Deen, zoon van een Groenlandschen predikant, met een kleurtje Eskimo-bloed. Dieper dan hij is niemand in het gedachteleven van dit volk doorgedrongen. De wereld is door dezen terugkeer van twee Noordpoolontdekkers bijna op het zelfde oogenblik wat verbijsterd. Vooral door Cook, die al verloren heette. Peary's ontdekking was meer te verwachten; werd verwacht; men kon voor of tegen wedden; heeft dat in Amerika ook wel gedaan. Vóór Cook wedden kwam bij niemand op. Het wantrouwen waarmede velen zijn bericht ontvingen, was wel voornamelijk een gevolg van de verras sing. Een Poolreis behoort nu eenmaal met muziek te worden uitgeleid, met De ontdekkingsreiziger Peary. spanning zoover mogelijk gevolgd. Wie alleen gaat, heeft bovendien veel meer ongeloovigheid te vreezen. Maar Cook's waarnemingen zullen hier de beslissing moeten en kunnen geven. Dat het naaste Noordpoolterrein zou blijken uit zee te bestaan, wellicht hier en daar met een eiland of kleine archipel, dat was te voren al zeer waarschijnlijk geworden. En daar het land meer afwisseling biedt dan het water, zal de Zuidpool, door een kontinent omgeven, in belangwekkendheid de Noordpool gaan overtreffen. Moge het Shackleton ge lukken, haar in 1910 te bereiken. U. Dr. J. F. NIEKMEI.IER. 1) Naar de Delftsche vertaling van 1746 : Beschrijving van Oud-Groenland, blz. 6. 2) Frederik A. Cook, Through thefirtt Antarctic Night (Londen 1900); A. de Garlache, Voyage de la Belgica". Qu-inze mois dans r'Antarctique. (Parijs?Brussel, 1900). 3) Het boek van Cook hierover, To the top of the Continent, wordt op een curieuze manier aangevuld door dat van zijn reisgezel Dunn: The shameless diary of cm explorer, waarin geen natuur is en geen wetenschap, alleen de reisgebeurtenissen. 4) De fraaie uitgevoerde Engelsche uitgaaf, The people of lh', Polar North is te raad plegen in de Bibliotheek van het Aardrijks kundig Genootschap (Universiteits-Bibliotheek te Amsterdam). Kudde walrussen in de poolstreken. composities: het is het kluchtige, het kod dige, uitgedrukt in de gezichten; iets dat een andermaal te apprécieeren is. PiASSCHAERT. Middelburg, 1909 Sapt. 6. Geachte Redactie ! In het laatste nummer van uw veelgelezen weekblad (No. 1680 blz. 10) spreekt C. in zijne mededeeling van eenige spreekwoorden betreü'ende de vraag: TROUWES OF NIET" er zijne verbazing over uit, dat hij in de serie oordeelvellingen" hierover het woord van Paulus mist: Wie trouwt doet goei, wie niet trouwt doet beter"", welk woord hem steeds aen beetje raadselachtig is voorgekomen." Doch het behoeft noch hem, noch iemand anders te verbazen, dat de ongenoemde door hem aangehaalde schrijver dit woord heeft weggelaten, evenmin als het iemand raadsel achtig behueft. voor te komen, om de dood eenvoudige reden, dat Paulus het niet heeft gezegd. Men zal vrucateloos naar deze woor den in Bijbel zoeken De plaats, waaruit deze woorden waarschijnlijk sehaald worden, is l Korinthen 7 : 3S. Daar echter is geen sprake van trouwen (~ x.ij.iï-j), maar van het uithuwe lijken (;;>;- zui'trj) eener dochter. Denkelijk is deze misvatting ontstaan uit een verkeerde overbrenging van Luther's vertaling van dit woord, hetwelk hij weer geeft met verheirathen, wat zoowel actief als reflextief kan gebezigd worden, evenals ons woord trouwen ook t weeërlei beteekenis heefc: die van iemand ten huwelijk nemen, en die van een huwelijk inzegenen of bevestigen. Daarom hebben een paar nieuwere Hoogduitsche vertalingen hiervoor : heirathen laszt en zur Ehe ausgibt. Geen der my bekende Nederlandsche vertalingen heeft dan ook £y.yj-jj.'iCsi-J vertolkt met trouwen. De Staten vertaling, de Luthersche vertaling van Adolf Viaacher, de vertaling vanwege de Alg. Synode der Ned. Her v. kerk hebben alle ten JiuweVjk uitgeven, terwijl die van G. Vis sering het woord weergeeft met,uittrouwen. Dit wordt besrijpelijk, als men weet, dat er bij de afzondering der beide geslachten te Athene bijna geen spraak kon zijn van liefdesbetrekkingen t usschen j ongelingen en meisj es. Den ouders was het overgelaten voor hunne kinderen die keuze te doen, welke hun het geachikst voorkwam, om een goed huishouden tot stand te brengen." (Dr. A. H. G. P. van den Es, Grieksche Amequiteiten bl. 104, vgl. ook Lübker Eeallexicon des class. Alterthums art. Ehe) Paulus beweert niet, dat het onge huwde leven in het algemeen de voorkeur ver dient, maar slechts onder omstandigheden, die in vers 26 worden aangegeven" (Schuurman en Westhotf' Bijbelse h woorden boek I. 460a.) ok vers l van datzelfde hoofdstuk geeft tot zulk eene opvatting geen recht. Aangenaam zal 't mij zijn, indien door u aan deze bescheiden opmerkingen eene plaats in uw blad wordt verleend. Hoogachtend Uw D w. Dr. J. L, BLEEKER, Ev. Luth Pred.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl