Historisch Archief 1877-1940
No. 1684
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Bij Schiedam". Teekecing van Willem Roelofs.
Kennemerland". Waterverfteekening van J. H. Weissenbruch.
Veiling moderne lunst door C. J. Roos ea Co.,
in de Militiezaal.
Het zijn, althans uit de eerste soort van
deze collectie, nagenoeg alle schilderijen en
teekeningen van hollandsche schilderij die
Dinsdag en Woensdag a. s. zullen geveild
worden. De catalogus is, in afwijking van
ouder gewoonte, in het hollandsch gedrukt.
De firma geeft daarvan met nadruk een ver
klaring, die hierop neerkomt, dat in de laatste
jaren een aanmerkelijke wijziging in de toe
standen van den hollandscaen kunsthandel
valt waar te nemen. In tegenstelling met
voorheen komt uit de huidige verzamelingen
bijna alleen Hollandsehe kunst aan de markt.
D e R e d d e r" (?N e d. T o o n e e l").
Wy kunnen het stuk De Redder", vier
bedrijven van den duitschen heer Felix
Philippi en de voorstelling die de Kon. Ver.
Het Nederlandscil Tooneel" ervan gegeven
heeft, de voordtelling-als-geheel, onbesproken
laten en snel weer vergeten. Want het stuk
is zeer grof maakwerk en de voorstelling is
niet op zich zelf interessant, heeft niets eigens
van een regisseur-kunstenaar. De leiding heeft
weinig goede smaak getoond. Zij overtuigde
b.v. niet de jonge actrice, die in het tweede
bedrijf een geheime samenkomst met haren
tooneelminnaar-op een-afstand spelen zou,
en die zich in de situatie niet behoorlijk inleven
kon, dat een berustend laten afweten"
geboden was. Dit tooneel was in het stuk
niet erger dan onnoozel. Over den duur van
den vreemden dans in het zelfde tooneel,
werd de leiding reeds een woordje gezegd
in een der groote dagbladen.
Maar toch heeft de première-avond van
Zaterdag j.l. iets goeds gebracht: spel van
Jan C. de Vos en van Mevr. Christine Pool
man. De heer de Vos heeft over Felix
Philippi heen zich een m e n s c h voorgesteld,
die de lotgevallen ondergaat van de rol. En
hij heeft in zijne creatie ons dien mensch
inderdaad laten zien. Een oudere, ern
stige man, die zich bij het wezenlijke
houdt. Dien het leven geleerd heeft over
veel te zwijgen. Die een nieuwe, groote smart
ontvangt zonder misbaar, al zinkt dan wel
het hoofd dieper voorover, al worden de oogen
vochtig (eerste bedryf), of al zijn er eenige
sterke woorden te zeggen (tegen de dochter;
laatste bedrijf). {Die een persoon blijft,
ook in zy'n vernedering (het onderhoud met
den bankdirecteur; tweede bedrijf). Een
voortdurend beheerschte complete creatie van
den gevoeligen tooneelspeler,,wiens zekerheid
en zelf-bed svang bij de ver-beelding van
menschen met een ernstigen aard, den toe
schouwer weldadig aandoet en hem, den
toeschouwer, die bizondere innerlijke rust
meedeelt, welke de goede bodem is voor het
ontstaan van en het genieten door kunst.
En Mevrouw Christine Poolman, die som
mige beeldende gaven bezit van onze oude
groote tooneelspelers, en wier kunst door den
lateren tijd, die immers in het werk naar
zuiverder menschelijkheid streeft, verfijnd
en verinnerlijkt werd, heeft eene van
huis uit convéntioneele rol niet minder
tot een mensch gemaakt. Het convéntioneele
kreeg in haar spel het leven. En zinnetjes
als: Ik bloei als een roos l" (schampere
herhaling van iets dat een bezoeker als
compliment had bedoeld), en Ik voel me
vandaag . . na twintig jaar. . een klein
beetje beter", of O, God, 'n trompet l"
(de trompet: een geschenk aan een kind ;
zij voelt al bij voorbaat de inwerking van
het gelu'd in haar hoofd), vergeten wij
niet spoedig, door de wijze waarop zy gezegd
werden.
De vroolijke vrouwtjes van
Windsor" (?Het To oneel").
Naar mate wij onder worden en zelf den
Mensch iets beter leeren kennen, wordt onze
bewondering voor Shakespeare grooter en
vaster. Wij laten op onzen levensweg menige
bewondering achter ; er zijn ziekten van den
tijd, die men door moet; er ij werk dat al
te spoedig is gekend". Shakespeare in zy'n
echtheid, in syn diepe menschelijkheid, is
ons telkens als nieuw; een blik van ons, die
weer iets dieper vermag te gaan, ontdekt
weer nieuwe rijkdom.
Dit geldt voor Shakespeare als geheel.
Doch wat vol van toepassing is voor het
groote werk van den meester, is het daarom
nog niet voor al zyn werk.
Oe vroolyke vrouwtjes van Windsor" is
eigenlijk wel wat uit den tijd. Het stak is
een curiositeit geworden. Wij leoren er door,
dat de tijd van Shakespeare zich met zulke
onschuldige grap pen" vermaakte. Wij vinden
het curieus, dat aet Shakespeare was, die met
blijkbaar genoegen de onschuldige grappen"
schreef.
Het geeft ons allerminst reden tot ver
heuging, dat deze grappen ons niet meer ge
heel ontvankelijk vinden; wij constateeren
alleen maar een feit.
Toch lijkt he9 ons niet uitgesloten, dat De
vroolijke vrouwtjes" nog wel iets kan doen.
Door een voorstelling die de smakelijke
stokvisch-scaotel zou nabij komen, waarvan
soms wordt beweerd, dat niet de stokvisch,
maar de bestanddeelen der bereiding hem zoo
Het is een aangelegenheid, waarvan de j u'ste
voorstelling allereerst door de vakmannen,
in dit geval de handelglieden, kan beoordeeld
worden. Blijkt ze naar waarheid gegeven,
dan is dit wel een verschijnsel dat opmer
king verdient.
Voorts berichten de auctionnarissen dat zij
met het uitgeven van veilingscatalogussen
de richting van vereenvoudiging" willen
inslaan; zij zeggen: een catalogus is een
woord vooraf, een inleiding tot de
verkooping". Zij willen daarom minder laten
zien in afbeelding, in het vertrouwen, daar
door aanleiding te geven van meer te komen
zien, naar de kunst zelve". Het is een stand
punt, een prijzenswaardig streven] zelfs naar
het weren van reclame-makery. Toch kan
genietbaar maken. Indien de leiding in han
den was van een kunstenaar-der-regie met veel
smaak en een ruime fantasie, die, gesteund
door goede krachten op en achter het too
neel (achter het tooneel: decorateur,
costumier e. a.), van de voorstelling iets zér
fleurigs en kleurigs, lichts en levendigs ver
mocht te maken. Een kleurige jool. een ver
tooning die door hare voortdurende, snelle
wisseling geen tijd liet de «rappen te wegen.
De voorstelling van Het Tooneel" nu, was
bedenkelijk weinig iicht en fleurig. De lei
ding had, zooals bleek, wel in die richting
willen sturen. Maar zy had niet vermogen o p
te wekken. Het werd nu maar al te vaak:
een druk-doen,... dat drukt. Er was hard
gewerkt en de leiding was overal door het
spel heen zichtbaar. Maar men wil niet, bij
een spel vooral niet, al te zeer aam den
arbeid die voorafging worden herinnerd.
De heer Royaarda zelf. ? hij speelde den
Falstaff, had zér de tijd. E a al was
het tempo der anderen sneller dan het
zijne, het levendig bedoelde werd lang niet
altijd levend. Men ging zich afvragan, ken
nende de goede kwaliteiten van verschillende
medewerkers van den heer Royaards, of de
regie niet te veel had gekneld.
Wie die de oude anarchie gekend heeft op
ons tooneel, zou -zich niet verheugen over
eene sterke leiding. Doch tasschen het
bandelooze en den dwang die te weinig ruimte
laat aan de eigen verbeelding van den
toospeler, liggen eenige gulden middenwegen.
De reghseur leidt de fantasie van den
tooneelspeler en remt als hetnoodigis; hij zal
het ook zijn, die in vele ge Ballen de eigen
fantasie van den tooneeUpeler zal opwekken;
maar de eischen van het blindelings opvol
gen van voorschriften en van het nadoen, ste't
hij slechts aan de verbeeldinglooze troupiers. l)
Onverdee'd genoten hebben wij by deze
voorstelling slechts van den Dokter Cajus"
des heeren Van Kerckhoven, een kostelijke
creatie, waarly k levend, en vai de eerste
danspassen der Anna Page als elf. Het Sauurtje
van M w. Koyaards Sandberg was nog nimmer
zoo gaaf-Botticelli als hier. Het is echter
de vraag of Botticelli hier op zijn plaats
is. Het laatste bsdrijf gaf trouwens meer
dat, hoewel niet zoo voortreffelijk, toch goed
was. In de dansen der elfjes: kleur en de
poede stemming op het tooneel, al warende
dansen op zich zelf niet rijk aan verbeelding.
En vooral ook het slot: de gedanste optocht
van alle figuren uit het stuk, behoudens dan
eene enkele knie-beweging, die aan een
bepaalden grilligen dans uit onzen tijd her
innerde. Daar kreeg men werkelijk iets te
zien van het spel van kleuren, de mengeling
van dolle dwaasheid, gelyk men zich het
geheel gaarne zou hebben gewenscht.
Wat de decors betreft: Wij hebben er bij
Het Tooneel" gezien die, om hun zelfs wil
veelal, sterker bewondering vroezen (
Elckerlyc", Borkmann", Warenar, het derde
bedrijf van Mrg. Warrens Profession"); ook
deed het decor voor het Ie tafreel, dat vaak
terugkeerde, als achtergrond der figuren wat
onrustig en bracbt het geheel. hier van
decor en figuren in hunne kleedij, aan het
rammelen". Hetgeen de harde nagemaakte
zonnebloemen zeker niet verbeterden.
FRANS MI.IXSSEN.
Ssdert had ik het genoegen de
Tooneelkroniek des heeren Van B'Uggen van j.l.
Woensdag in het Handelsblad" te lezen.
Mij blijkt uit die kroniek opnieuw, dat het
zinnetje in mijne bespreking van een deel
der Mrs. Warren"-reprise, over het ..plotse
linge neerdrukken van den loop van Frank's
geweer", niet duidelijk ia. Ik iei o. a , dat deze
daad een zeer vreemde zou wezen van de
Vivie-het-eene-uiterste: een harde, koele
vrouw. De heer Va» Bruggen vat mijne
woorden zoo op, dat ik in het neerdrukken
van den loop alleen Vivie's wil om Join Crofts
te sparen heb gezien. Mijne bedoeling was
echter een andere. En om die thans
duideelyker te maken, citeer ik uit de vertaling
van Mw Simons :
Hij (Frank) mikt op de verdwijnende figuur
van Crofts, fivie grijpt dun loop en draait
die rond tegen haar borst aan.
(W ij spatieeren. F. Mn.)
V i v i e. Schiet nou. Nu mag je.
Frank (laat 't eind van z'n geweer haastig
vallen). Halt l Pas op l ('/ij laat 't gaan. 't Va,lt
op den grond). O l wat heb je je jongetje
1) De verhouding van den regisseur tot
den grooten tooneelspeler blijve hier thans
buiten bespreking.
hiertegen de bedenking geuit worden dat
verzamelaars van veilingscatalosri, geïnteres
seerd bij handelstoestanden of gedreven door
meer zuivere belangstelling in de kunst zelf,
het den auctionnarissen dank zullen weten,
zoo zij wat kwistig met het uitgeven van
reproducties der te veilen werken waren.
Een catalogus hoeft daarom nog niet de
pretentie te hebben van een standaardwerk".
Maar de zaak zou,meenik,anders geschikt kun
nen worden: geen royale reproducties meer, als
kostbare plaatwerken in de catalogi, maar een
aanmerkelijke vermeerdering van reproducties,
der belangrijkste werken, op uiterst kleine
schaal.
Gedeelten van wander, waar van het beste
bijeen hangt, kunnen worden opgenomen.
laten schrikken! Stel je voor, dat 't af was
gegaan ... O ! (geheel ontdaan valt hij op de
bank neer).
Vivie. Ja, stel je voor. Begrijp je niet
dat 't een verlichting voor rne geweest zou
zijn om 'n felle lichamelijke pijn in me te
?joelen scheuren l"
Wij hebben ook nog een drutfout te her
stellen. In de zelfde bespreking valt iets te
leztn over: Spel vau expansieve (selfs :
expensieve) kracht. Wij schreven -..expressieve
kracht.
F. MN.
Een Moflern-Nederlandscne inleiding tot
ie f ijsbegeerte.
De Weg tot het Inzicht door Dr. J.
D. BIERENS DE HAAN. 1909.
Zoolang in ons land de belangstelling voor
wijsgeerige vraagstukken opgesloten bleef in
de universiteiten, halden de voorstanders
eener om haar zelfs wille beoefende
philosophie (welke intusschen nooit bijzonder tal
rijk waren) er een zeer ongelijken strijd te
voeren tegen theologen en voorstanders van
proefondervindelijke natuurwetenschap. Deze
strijd was zoo ongelijk, doordien ons natio
naal karakter, dat zich natuurlijk ook in
het hooger onderwijs afspiegelde, een af
zonderlijke leer van het denken moeilijk
verdraagt, daarentegen door alle eeuwen heen
in Godsdienst zoowel als in experiment groot
vertrouwen heef c gesteld, en dus gaarne de
wetennchappen die zich daarop grondden
voortrok. Groote Nederlandse hèwjjsgeeren
heeft ons land, na Spinoza, niet opgeleverd;
wat misschien deze gelukkige keerzijde heeft,
dat ons land geen groote nationale denkers
heeft. . . . miikend.
Vele omstandigheden, wier bespreking hier
te ver zou voeren, hebben echter in een
tamelijk breede groep intellectueelen en
fijngevoeligen, onafhankelijk van olliciëele voor
lichting, belangstelling in de Gedachte doen
ontwaken: In verschillende groote steden
van ons land bestaan vereenigingen voor
wijsbegeerte; mannen als Bolland enBierens
de,Haan hebben voor gretig-luisterendeleeken
al menigen cursus gegeven; een Tijdschrift
voor wijsbegeerte is financieel houdbaar; men
spreekt van een wijsgeerige beweging". Deze
laatste heeft allerlei elementen die tot vroe
gere gedachtestroomingen behoorden min of
meer volledig tot zich getrokken: moderne
theologie zoowel als multatualistne,
sociaaldemocratie zoowei als Nieuwe Gids"-iichting
heoben haar aanhangers geleverd en zullen
daarmede voortgaan. Een zeker conserva
tisme", als juist dezer dagen door verschil
lende pers-organen onder de jongeren" werd
aangeduid, rekent schrijver dezes mede tot
de veelsoortige verschijnselen die foor deze
opvatting pleiten.
Doch nu wijsgeerige belangstelling een
levensuiting van ons nationaal intellect is ge
worden, zal zij meer en meer in staat geraken,
haar voorlichting zelf te kiezen en te
bedruipen Zij heeft na zelfs den schijn niet meer, de
natuurwetenschappen tegen te werken: zij
wortelt in een eigen voedingsbodem. Maar
wie de Nederlandsche intellectualiteit scherp
onderzoekt, zal thans, beter dan ooit, bespeu
ren hoezeer ten onzent proefondervindelijke
wetenschap en theologie buiten hun perken
zijn getreden, en over veler geest voogdij
oefenen. ,,Kracht-en-Stof'-theorieën en aller
hande dogmatiek blijven hardnekkiger rond
waren dan men bij oppervlakkig onderzoek
wel zou vermoeden. En zij kunnen dit, ook
in betrekkelijk scherpzinnige breinen, doordat
de denkers die beter weien hun leeringen
niet in aansluiting brengen met de
geestesbehoeftenzoowelalsmethet bevattingsvermogen
van den gemiddeld-ontwikkelden modernen
Nederlander. Men kan in wijsgeerige boeken
heel wat lezen en citeeren zonder 7,9 geheel
ts begrijpen; maar slechts hij die de
fijnere voorstudie heeft verricht, waarvan
diep-gevoeld trachten naar de Idee onvoor
waardelijk uitgaat en moet uitgaan, zal die
boeken met vrucht lezen. Hulp bij deze
voorstudie ontbreekt den leek bijna altijd.
Er zijn zeker al heel wat te veel I
Inleidingen in de Philosophie verschenen,
maar zij zijn niet berekend op dat soort
belangstelling waarvan boven sprake was:
de belangetelling die liefst buiten de Uni
versiteiten om gaat; voor zoover ze niet
komen uit een omgeving waar de beoefening
der wijsbegeerte een totaal ander verleden
beeft, zijn ze toch naar buitenlandach voor
beeld saamgesteld. Tot voor kort kon dit niet
Ik weet niet hoe hoog de rekening bij deze
onderneming voor den auctionnaris zou zijn.
't Komt me echter voor, dat dergelijke ge
zamenlijke reproducties van de belangrijkste
voorwerpen op een veiling, geen verhooging
der kosten van een geïllustreerden catalogus
behoeft te beteekenen. Zaker althans, zou
dit nog meer passen aan het karakter van
wat hier aangeduid werd als een woord
vooraf bij de veiling" en ik geloof tevens
dat het nog van praktisch nut zou kunnen
zijn op het terrein van den kunsthandel.
Deze veiling op zich zelf kan aangeduid
worden als zoovele andere. Natuurlijk weer
heel veel kleingoed" producten van een
kunstordej in velerlei graden maar ook
menig werk dat de moeite van pen bezoek
op de kijkdagen ruimelijk waard is. Bijv.
onder meer, een bijzondere teekening van
Weissenbruch uit vroegeren tijd, een mooi ge
bouwd en zuiver doorwerkt landschap ; een
eigenaardige aquarel van W. Maris; meerdere
werken van Roelofs, waaronder enkele pittige
dingen; gezichten van het strand met figuren
van Isaac Israëls; een mooie studie van
Poggenbeek. Verder noemt de catalogus ver
scheidene mooi klinkende namen, waaronder
Bosboom, Gabriël, Jozef Israëls, Neuhuijs,
Mesdag, Tholen, Bastert, de Zwart' voor
velen aantrekkelijk kunnen zijn.
Behalve deze afdeeling Moderne Kunst"
een collectie oude teekeningen en gravuren.
Kijkdagen 2, 3 en 4 October.
W. S.
De Clerinnnf'. trouwe copie vat Kobert Fultons eerste stoomboot, weike met de
Halve Maen" de eer van de New-Yorkache feesten gedeeld heeft.
gevende waardij van zijn De norm der
waarheid is in ons zelf" door Prof. Van der
Wijck o. a. (in zijn afscheidscollege) gehul
digd; aan dit betoog de eer, een gelijke
strekking in zijn Weg tot het inzicht" te
merken.
Dit boek heeft in de eerste plaats de niet
geringe verdienste, zich te voegen naar de
taalgevoeligheid, die door de literaire be
weging van '80 heerscbend is geworden. De
dichters uit deze generatie drongen de
beeldende kracht van het Nederlandsen naar
den voorgrond. Daarmede hebben zij den
wijsgeer van het kooiende geslacht de taak
opgelegd, in menig opzicht tegen hun werken
front te maken, Je intellectneele zijde van
onze taal aan den dag te brengen en nader
te betoonen. De schrijvers van spoedig krijgen
met andere ideeën te worstelen dan de stellers
van toen. Met name de Beeldspraak zal andere
aanwending bij hen vinden: voor wien een
beeld geen aesthetisch doel is, doch een
vluchtige, luchtige verschijning, is de
hoedanigüeid conventioneel" niet altijd een
vonnis; suggestief-Si rekende beelden zal hij
wel eens verkiezen boven tot op den grond
doorvoerbare beelden. En verder: nu onze
beschaving zich sterk naar de Duitsche richt,
heeft de taal en dan toch zeker wel de
wijggeerige taal I ons voor versmelting te
bewaren; en zich sterker te hoeden voor
Germanismen die den lezer nauwlijks
trell'en en dus gevaarlijk zijn dan voor
een eenigszins ruim gebruik van
Frangchklinkende vormen. Sommige wijsgeerige
auteurs van nu doen juist het tegendeel;
maar by Bierens de Haan voelt men aan
houdend het door ons gewenschte streven.
Dit wijst den beoordeelaar terstond op het
actueel-Hollandtche karakter van het werk;
en het laat den leerling het vermogen tot
vertrouwende overgave, maakt hem de ge
dachten toegankelijker, leert hem spoediger
naar schrijver dezes uit speciaal onder
zoek weet zuivere begripsdenking, dan
anders het geval is.
De leerling (de gemiddelde ontwikkelde
van thans) is begrijpelijkerwijze nog heel of
ten halve bevangen in de grootscheepfche
illuzies, waarmede zijn verouderde
natuurwetenachapnelijke schoolopleiding, indien
niet Multatuliaansche of Dageraadsche"
geestesinrichting, hem heeft bédeeld. Kalm
en vaardig blaast de inleider hem nu in de
eerste helft van zyn boek al die dwaallichijes
stut na stuk uit... maar het wordt niet
donkerder, wonderlijk genoeg. Luchtige beeld
spraak en koppige dialectiek, strenge
wegsbepahng en vaak herhaaalde oriëuteering,
brengen hem tevens bij: hoe hij voortaan
zelf zoo'n vraagstuk zal hebben aan te
pakken". En juist deze grondige, practische
denklss maafet dat de leerling niet mistroostig,
wijl niet armer, wordt, terwijl toci de moed
willige, vermetele aanvaller hem zyn realisme
en zijn positivisme op den koop toe, mitsgaders
zijn nieuw-positivisme vernielt; en dan nog
wel met zijn eigen wapens! Heeft hij een
maar", een tegenwerping, op de l ppen: de
meester heeft 't voorzien en stelt zien zijn
vraag beter ea pootiger dan dit hem zelf
ware gelukt. Het is of de leerling maar
dan met de eruditie van den meester het
anders. Doch wie dit inziet, is niet verre van
't besef dat het nu anders moet; en kent de
eischen waaraan een werk, dat zich in Neder
land thans aandient als Inleiding tot de
Wijsbegeerte dient te beandwoorden. liet is
duidelijk: zulk een boek moet in het alge
meen zijn, en liefst bewust zijn: een voor
bereiding op de geesteshouding, die aan de
wijigeerige beweging van onze dagen eigen is.
II.
'-Vaarop komen die eischen neer? nader
gezegd : welke voorlichting behoeft, niet de
mensch", maar de zich ontwikkelende Neder
lander, opdat zijn onklare doch moeilijk
afwygbare trachting naar de idee des Geheels
hem niet als i;n voorgangers voere
in de velerwege zich openende gedachte
sloppen; doch allereerst het vermogen winne
om zich zelf te doorgronden, en uit de aanlok
kelijke, doch ietwat overstelpende, productie
van binnen- en buitenlandeche
beroepswijsgeeren te kiezen met oordeel en in over
eenstemming met persoonlijke nooden ?
De voorlichting van een vorscher die zelf
de boven geschetste evolutie heeft beleefd,
en wel niet meer dan gewone begaafdheid;
niet met droge academische belangstelling
maar met de geduldige, doch warme deel
neming van iemand in wiens eigen innerlijk
Leven en Gedachte naar oprechten eamengroei
streefden; die juist door aanraking met het
zoeken van vorige geslachten eerst van zijn
eigen wijsheid werd bewust. Zal ooit een
naar de Idee zich wendende kans loopen, dat
hem iets beters worde geboden dan de sur
rogaten, waarmede het Nederlandsche intellect
voor een twintigtal jaren werd uitgedaagd
zich te voeden; zal ooit voor hem gelegen
heid rijzen, verlost te worden van de vele
herschenschimmen die elkander om zijn bezit
verdringen, en met winst verlost, zooals
in het rijk der Gedachte pleegt te ge
schieden, dan hier.
Welnu, zulk een vorscher is Dr. Bierens
de Haan; wiens doctorswaardigheid de toe
komst zal vergeten omdat zijn naam zwaarder
weegt. Hij is de aangewezen leider van het
opkomende geslacht, omdat hij onder de
Nederiandsche wijsgeeren degene is die, eerst
na inoeilij len twijfel tusschen De Taal en
De Idee, de laatste heeft verkozen, zonder
daarom de lessen van de eerste te verbeten.
Dit kon, doordien zijn beschouwelijke aanleg,
welke hem al dra tot pinoza hal «evoerd,
in al zijn uitingen harmonie nastreefde Dit
kon, doordien zijn roeping als geestelijk
leider hem dwong zich zelf te historiseeren
(als Goethe het noe nde), d. w. z. na te speuren,
welke functie eigen streven in den wirwar
van nationale strevingen kon vervullen;
zoodat zijn persoonlijkheid de duidingen, die uit
het verleden stegen, opnam, en de lijnen
die naar de toekomst wijzen uitzendt. Zoo
bleef vermeden, dat zijn arbeid ging aan
zwellen tot eerbiedwekkende wijsueidswolken
die rare buiten af zich willen uitstorten over
de verblufte menigte; zoo werd bereikt,
dat zijn arbeid nu en dan in de evolutie
van ons gedachteleven perioden kon afsluiten
en openen: Zal men de bevrijdende werking
van zijn Levensleer naar de beginselen van
Spinoza" niet loochenen; werd de
toonaan