De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 3 oktober pagina 7

3 oktober 1909 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1684 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Bij Schiedam". Teekecing van Willem Roelofs. Kennemerland". Waterverfteekening van J. H. Weissenbruch. Veiling moderne lunst door C. J. Roos ea Co., in de Militiezaal. Het zijn, althans uit de eerste soort van deze collectie, nagenoeg alle schilderijen en teekeningen van hollandsche schilderij die Dinsdag en Woensdag a. s. zullen geveild worden. De catalogus is, in afwijking van ouder gewoonte, in het hollandsch gedrukt. De firma geeft daarvan met nadruk een ver klaring, die hierop neerkomt, dat in de laatste jaren een aanmerkelijke wijziging in de toe standen van den hollandscaen kunsthandel valt waar te nemen. In tegenstelling met voorheen komt uit de huidige verzamelingen bijna alleen Hollandsehe kunst aan de markt. D e R e d d e r" (?N e d. T o o n e e l"). Wy kunnen het stuk De Redder", vier bedrijven van den duitschen heer Felix Philippi en de voorstelling die de Kon. Ver. Het Nederlandscil Tooneel" ervan gegeven heeft, de voordtelling-als-geheel, onbesproken laten en snel weer vergeten. Want het stuk is zeer grof maakwerk en de voorstelling is niet op zich zelf interessant, heeft niets eigens van een regisseur-kunstenaar. De leiding heeft weinig goede smaak getoond. Zij overtuigde b.v. niet de jonge actrice, die in het tweede bedrijf een geheime samenkomst met haren tooneelminnaar-op een-afstand spelen zou, en die zich in de situatie niet behoorlijk inleven kon, dat een berustend laten afweten" geboden was. Dit tooneel was in het stuk niet erger dan onnoozel. Over den duur van den vreemden dans in het zelfde tooneel, werd de leiding reeds een woordje gezegd in een der groote dagbladen. Maar toch heeft de première-avond van Zaterdag j.l. iets goeds gebracht: spel van Jan C. de Vos en van Mevr. Christine Pool man. De heer de Vos heeft over Felix Philippi heen zich een m e n s c h voorgesteld, die de lotgevallen ondergaat van de rol. En hij heeft in zijne creatie ons dien mensch inderdaad laten zien. Een oudere, ern stige man, die zich bij het wezenlijke houdt. Dien het leven geleerd heeft over veel te zwijgen. Die een nieuwe, groote smart ontvangt zonder misbaar, al zinkt dan wel het hoofd dieper voorover, al worden de oogen vochtig (eerste bedryf), of al zijn er eenige sterke woorden te zeggen (tegen de dochter; laatste bedrijf). {Die een persoon blijft, ook in zy'n vernedering (het onderhoud met den bankdirecteur; tweede bedrijf). Een voortdurend beheerschte complete creatie van den gevoeligen tooneelspeler,,wiens zekerheid en zelf-bed svang bij de ver-beelding van menschen met een ernstigen aard, den toe schouwer weldadig aandoet en hem, den toeschouwer, die bizondere innerlijke rust meedeelt, welke de goede bodem is voor het ontstaan van en het genieten door kunst. En Mevrouw Christine Poolman, die som mige beeldende gaven bezit van onze oude groote tooneelspelers, en wier kunst door den lateren tijd, die immers in het werk naar zuiverder menschelijkheid streeft, verfijnd en verinnerlijkt werd, heeft eene van huis uit convéntioneele rol niet minder tot een mensch gemaakt. Het convéntioneele kreeg in haar spel het leven. En zinnetjes als: Ik bloei als een roos l" (schampere herhaling van iets dat een bezoeker als compliment had bedoeld), en Ik voel me vandaag . . na twintig jaar. . een klein beetje beter", of O, God, 'n trompet l" (de trompet: een geschenk aan een kind ; zij voelt al bij voorbaat de inwerking van het gelu'd in haar hoofd), vergeten wij niet spoedig, door de wijze waarop zy gezegd werden. De vroolijke vrouwtjes van Windsor" (?Het To oneel"). Naar mate wij onder worden en zelf den Mensch iets beter leeren kennen, wordt onze bewondering voor Shakespeare grooter en vaster. Wij laten op onzen levensweg menige bewondering achter ; er zijn ziekten van den tijd, die men door moet; er ij werk dat al te spoedig is gekend". Shakespeare in zy'n echtheid, in syn diepe menschelijkheid, is ons telkens als nieuw; een blik van ons, die weer iets dieper vermag te gaan, ontdekt weer nieuwe rijkdom. Dit geldt voor Shakespeare als geheel. Doch wat vol van toepassing is voor het groote werk van den meester, is het daarom nog niet voor al zyn werk. Oe vroolyke vrouwtjes van Windsor" is eigenlijk wel wat uit den tijd. Het stak is een curiositeit geworden. Wij leoren er door, dat de tijd van Shakespeare zich met zulke onschuldige grap pen" vermaakte. Wij vinden het curieus, dat aet Shakespeare was, die met blijkbaar genoegen de onschuldige grappen" schreef. Het geeft ons allerminst reden tot ver heuging, dat deze grappen ons niet meer ge heel ontvankelijk vinden; wij constateeren alleen maar een feit. Toch lijkt he9 ons niet uitgesloten, dat De vroolijke vrouwtjes" nog wel iets kan doen. Door een voorstelling die de smakelijke stokvisch-scaotel zou nabij komen, waarvan soms wordt beweerd, dat niet de stokvisch, maar de bestanddeelen der bereiding hem zoo Het is een aangelegenheid, waarvan de j u'ste voorstelling allereerst door de vakmannen, in dit geval de handelglieden, kan beoordeeld worden. Blijkt ze naar waarheid gegeven, dan is dit wel een verschijnsel dat opmer king verdient. Voorts berichten de auctionnarissen dat zij met het uitgeven van veilingscatalogussen de richting van vereenvoudiging" willen inslaan; zij zeggen: een catalogus is een woord vooraf, een inleiding tot de verkooping". Zij willen daarom minder laten zien in afbeelding, in het vertrouwen, daar door aanleiding te geven van meer te komen zien, naar de kunst zelve". Het is een stand punt, een prijzenswaardig streven] zelfs naar het weren van reclame-makery. Toch kan genietbaar maken. Indien de leiding in han den was van een kunstenaar-der-regie met veel smaak en een ruime fantasie, die, gesteund door goede krachten op en achter het too neel (achter het tooneel: decorateur, costumier e. a.), van de voorstelling iets zér fleurigs en kleurigs, lichts en levendigs ver mocht te maken. Een kleurige jool. een ver tooning die door hare voortdurende, snelle wisseling geen tijd liet de «rappen te wegen. De voorstelling van Het Tooneel" nu, was bedenkelijk weinig iicht en fleurig. De lei ding had, zooals bleek, wel in die richting willen sturen. Maar zy had niet vermogen o p te wekken. Het werd nu maar al te vaak: een druk-doen,... dat drukt. Er was hard gewerkt en de leiding was overal door het spel heen zichtbaar. Maar men wil niet, bij een spel vooral niet, al te zeer aam den arbeid die voorafging worden herinnerd. De heer Royaarda zelf. ? hij speelde den Falstaff, had zér de tijd. E a al was het tempo der anderen sneller dan het zijne, het levendig bedoelde werd lang niet altijd levend. Men ging zich afvragan, ken nende de goede kwaliteiten van verschillende medewerkers van den heer Royaards, of de regie niet te veel had gekneld. Wie die de oude anarchie gekend heeft op ons tooneel, zou -zich niet verheugen over eene sterke leiding. Doch tasschen het bandelooze en den dwang die te weinig ruimte laat aan de eigen verbeelding van den toospeler, liggen eenige gulden middenwegen. De reghseur leidt de fantasie van den tooneelspeler en remt als hetnoodigis; hij zal het ook zijn, die in vele ge Ballen de eigen fantasie van den tooneeUpeler zal opwekken; maar de eischen van het blindelings opvol gen van voorschriften en van het nadoen, ste't hij slechts aan de verbeeldinglooze troupiers. l) Onverdee'd genoten hebben wij by deze voorstelling slechts van den Dokter Cajus" des heeren Van Kerckhoven, een kostelijke creatie, waarly k levend, en vai de eerste danspassen der Anna Page als elf. Het Sauurtje van M w. Koyaards Sandberg was nog nimmer zoo gaaf-Botticelli als hier. Het is echter de vraag of Botticelli hier op zijn plaats is. Het laatste bsdrijf gaf trouwens meer dat, hoewel niet zoo voortreffelijk, toch goed was. In de dansen der elfjes: kleur en de poede stemming op het tooneel, al warende dansen op zich zelf niet rijk aan verbeelding. En vooral ook het slot: de gedanste optocht van alle figuren uit het stuk, behoudens dan eene enkele knie-beweging, die aan een bepaalden grilligen dans uit onzen tijd her innerde. Daar kreeg men werkelijk iets te zien van het spel van kleuren, de mengeling van dolle dwaasheid, gelyk men zich het geheel gaarne zou hebben gewenscht. Wat de decors betreft: Wij hebben er bij Het Tooneel" gezien die, om hun zelfs wil veelal, sterker bewondering vroezen ( Elckerlyc", Borkmann", Warenar, het derde bedrijf van Mrg. Warrens Profession"); ook deed het decor voor het Ie tafreel, dat vaak terugkeerde, als achtergrond der figuren wat onrustig en bracbt het geheel. hier van decor en figuren in hunne kleedij, aan het rammelen". Hetgeen de harde nagemaakte zonnebloemen zeker niet verbeterden. FRANS MI.IXSSEN. Ssdert had ik het genoegen de Tooneelkroniek des heeren Van B'Uggen van j.l. Woensdag in het Handelsblad" te lezen. Mij blijkt uit die kroniek opnieuw, dat het zinnetje in mijne bespreking van een deel der Mrs. Warren"-reprise, over het ..plotse linge neerdrukken van den loop van Frank's geweer", niet duidelijk ia. Ik iei o. a , dat deze daad een zeer vreemde zou wezen van de Vivie-het-eene-uiterste: een harde, koele vrouw. De heer Va» Bruggen vat mijne woorden zoo op, dat ik in het neerdrukken van den loop alleen Vivie's wil om Join Crofts te sparen heb gezien. Mijne bedoeling was echter een andere. En om die thans duideelyker te maken, citeer ik uit de vertaling van Mw Simons : Hij (Frank) mikt op de verdwijnende figuur van Crofts, fivie grijpt dun loop en draait die rond tegen haar borst aan. (W ij spatieeren. F. Mn.) V i v i e. Schiet nou. Nu mag je. Frank (laat 't eind van z'n geweer haastig vallen). Halt l Pas op l ('/ij laat 't gaan. 't Va,lt op den grond). O l wat heb je je jongetje 1) De verhouding van den regisseur tot den grooten tooneelspeler blijve hier thans buiten bespreking. hiertegen de bedenking geuit worden dat verzamelaars van veilingscatalosri, geïnteres seerd bij handelstoestanden of gedreven door meer zuivere belangstelling in de kunst zelf, het den auctionnarissen dank zullen weten, zoo zij wat kwistig met het uitgeven van reproducties der te veilen werken waren. Een catalogus hoeft daarom nog niet de pretentie te hebben van een standaardwerk". Maar de zaak zou,meenik,anders geschikt kun nen worden: geen royale reproducties meer, als kostbare plaatwerken in de catalogi, maar een aanmerkelijke vermeerdering van reproducties, der belangrijkste werken, op uiterst kleine schaal. Gedeelten van wander, waar van het beste bijeen hangt, kunnen worden opgenomen. laten schrikken! Stel je voor, dat 't af was gegaan ... O ! (geheel ontdaan valt hij op de bank neer). Vivie. Ja, stel je voor. Begrijp je niet dat 't een verlichting voor rne geweest zou zijn om 'n felle lichamelijke pijn in me te ?joelen scheuren l" Wij hebben ook nog een drutfout te her stellen. In de zelfde bespreking valt iets te leztn over: Spel vau expansieve (selfs : expensieve) kracht. Wij schreven -..expressieve kracht. F. MN. Een Moflern-Nederlandscne inleiding tot ie f ijsbegeerte. De Weg tot het Inzicht door Dr. J. D. BIERENS DE HAAN. 1909. Zoolang in ons land de belangstelling voor wijsgeerige vraagstukken opgesloten bleef in de universiteiten, halden de voorstanders eener om haar zelfs wille beoefende philosophie (welke intusschen nooit bijzonder tal rijk waren) er een zeer ongelijken strijd te voeren tegen theologen en voorstanders van proefondervindelijke natuurwetenschap. Deze strijd was zoo ongelijk, doordien ons natio naal karakter, dat zich natuurlijk ook in het hooger onderwijs afspiegelde, een af zonderlijke leer van het denken moeilijk verdraagt, daarentegen door alle eeuwen heen in Godsdienst zoowel als in experiment groot vertrouwen heef c gesteld, en dus gaarne de wetennchappen die zich daarop grondden voortrok. Groote Nederlandse hèwjjsgeeren heeft ons land, na Spinoza, niet opgeleverd; wat misschien deze gelukkige keerzijde heeft, dat ons land geen groote nationale denkers heeft. . . . miikend. Vele omstandigheden, wier bespreking hier te ver zou voeren, hebben echter in een tamelijk breede groep intellectueelen en fijngevoeligen, onafhankelijk van olliciëele voor lichting, belangstelling in de Gedachte doen ontwaken: In verschillende groote steden van ons land bestaan vereenigingen voor wijsbegeerte; mannen als Bolland enBierens de,Haan hebben voor gretig-luisterendeleeken al menigen cursus gegeven; een Tijdschrift voor wijsbegeerte is financieel houdbaar; men spreekt van een wijsgeerige beweging". Deze laatste heeft allerlei elementen die tot vroe gere gedachtestroomingen behoorden min of meer volledig tot zich getrokken: moderne theologie zoowel als multatualistne, sociaaldemocratie zoowei als Nieuwe Gids"-iichting heoben haar aanhangers geleverd en zullen daarmede voortgaan. Een zeker conserva tisme", als juist dezer dagen door verschil lende pers-organen onder de jongeren" werd aangeduid, rekent schrijver dezes mede tot de veelsoortige verschijnselen die foor deze opvatting pleiten. Doch nu wijsgeerige belangstelling een levensuiting van ons nationaal intellect is ge worden, zal zij meer en meer in staat geraken, haar voorlichting zelf te kiezen en te bedruipen Zij heeft na zelfs den schijn niet meer, de natuurwetenschappen tegen te werken: zij wortelt in een eigen voedingsbodem. Maar wie de Nederlandsche intellectualiteit scherp onderzoekt, zal thans, beter dan ooit, bespeu ren hoezeer ten onzent proefondervindelijke wetenschap en theologie buiten hun perken zijn getreden, en over veler geest voogdij oefenen. ,,Kracht-en-Stof'-theorieën en aller hande dogmatiek blijven hardnekkiger rond waren dan men bij oppervlakkig onderzoek wel zou vermoeden. En zij kunnen dit, ook in betrekkelijk scherpzinnige breinen, doordat de denkers die beter weien hun leeringen niet in aansluiting brengen met de geestesbehoeftenzoowelalsmethet bevattingsvermogen van den gemiddeld-ontwikkelden modernen Nederlander. Men kan in wijsgeerige boeken heel wat lezen en citeeren zonder 7,9 geheel ts begrijpen; maar slechts hij die de fijnere voorstudie heeft verricht, waarvan diep-gevoeld trachten naar de Idee onvoor waardelijk uitgaat en moet uitgaan, zal die boeken met vrucht lezen. Hulp bij deze voorstudie ontbreekt den leek bijna altijd. Er zijn zeker al heel wat te veel I Inleidingen in de Philosophie verschenen, maar zij zijn niet berekend op dat soort belangstelling waarvan boven sprake was: de belangetelling die liefst buiten de Uni versiteiten om gaat; voor zoover ze niet komen uit een omgeving waar de beoefening der wijsbegeerte een totaal ander verleden beeft, zijn ze toch naar buitenlandach voor beeld saamgesteld. Tot voor kort kon dit niet Ik weet niet hoe hoog de rekening bij deze onderneming voor den auctionnaris zou zijn. 't Komt me echter voor, dat dergelijke ge zamenlijke reproducties van de belangrijkste voorwerpen op een veiling, geen verhooging der kosten van een geïllustreerden catalogus behoeft te beteekenen. Zaker althans, zou dit nog meer passen aan het karakter van wat hier aangeduid werd als een woord vooraf bij de veiling" en ik geloof tevens dat het nog van praktisch nut zou kunnen zijn op het terrein van den kunsthandel. Deze veiling op zich zelf kan aangeduid worden als zoovele andere. Natuurlijk weer heel veel kleingoed" producten van een kunstordej in velerlei graden maar ook menig werk dat de moeite van pen bezoek op de kijkdagen ruimelijk waard is. Bijv. onder meer, een bijzondere teekening van Weissenbruch uit vroegeren tijd, een mooi ge bouwd en zuiver doorwerkt landschap ; een eigenaardige aquarel van W. Maris; meerdere werken van Roelofs, waaronder enkele pittige dingen; gezichten van het strand met figuren van Isaac Israëls; een mooie studie van Poggenbeek. Verder noemt de catalogus ver scheidene mooi klinkende namen, waaronder Bosboom, Gabriël, Jozef Israëls, Neuhuijs, Mesdag, Tholen, Bastert, de Zwart' voor velen aantrekkelijk kunnen zijn. Behalve deze afdeeling Moderne Kunst" een collectie oude teekeningen en gravuren. Kijkdagen 2, 3 en 4 October. W. S. De Clerinnnf'. trouwe copie vat Kobert Fultons eerste stoomboot, weike met de Halve Maen" de eer van de New-Yorkache feesten gedeeld heeft. gevende waardij van zijn De norm der waarheid is in ons zelf" door Prof. Van der Wijck o. a. (in zijn afscheidscollege) gehul digd; aan dit betoog de eer, een gelijke strekking in zijn Weg tot het inzicht" te merken. Dit boek heeft in de eerste plaats de niet geringe verdienste, zich te voegen naar de taalgevoeligheid, die door de literaire be weging van '80 heerscbend is geworden. De dichters uit deze generatie drongen de beeldende kracht van het Nederlandsen naar den voorgrond. Daarmede hebben zij den wijsgeer van het kooiende geslacht de taak opgelegd, in menig opzicht tegen hun werken front te maken, Je intellectneele zijde van onze taal aan den dag te brengen en nader te betoonen. De schrijvers van spoedig krijgen met andere ideeën te worstelen dan de stellers van toen. Met name de Beeldspraak zal andere aanwending bij hen vinden: voor wien een beeld geen aesthetisch doel is, doch een vluchtige, luchtige verschijning, is de hoedanigüeid conventioneel" niet altijd een vonnis; suggestief-Si rekende beelden zal hij wel eens verkiezen boven tot op den grond doorvoerbare beelden. En verder: nu onze beschaving zich sterk naar de Duitsche richt, heeft de taal en dan toch zeker wel de wijggeerige taal I ons voor versmelting te bewaren; en zich sterker te hoeden voor Germanismen die den lezer nauwlijks trell'en en dus gevaarlijk zijn dan voor een eenigszins ruim gebruik van Frangchklinkende vormen. Sommige wijsgeerige auteurs van nu doen juist het tegendeel; maar by Bierens de Haan voelt men aan houdend het door ons gewenschte streven. Dit wijst den beoordeelaar terstond op het actueel-Hollandtche karakter van het werk; en het laat den leerling het vermogen tot vertrouwende overgave, maakt hem de ge dachten toegankelijker, leert hem spoediger naar schrijver dezes uit speciaal onder zoek weet zuivere begripsdenking, dan anders het geval is. De leerling (de gemiddelde ontwikkelde van thans) is begrijpelijkerwijze nog heel of ten halve bevangen in de grootscheepfche illuzies, waarmede zijn verouderde natuurwetenachapnelijke schoolopleiding, indien niet Multatuliaansche of Dageraadsche" geestesinrichting, hem heeft bédeeld. Kalm en vaardig blaast de inleider hem nu in de eerste helft van zyn boek al die dwaallichijes stut na stuk uit... maar het wordt niet donkerder, wonderlijk genoeg. Luchtige beeld spraak en koppige dialectiek, strenge wegsbepahng en vaak herhaaalde oriëuteering, brengen hem tevens bij: hoe hij voortaan zelf zoo'n vraagstuk zal hebben aan te pakken". En juist deze grondige, practische denklss maafet dat de leerling niet mistroostig, wijl niet armer, wordt, terwijl toci de moed willige, vermetele aanvaller hem zyn realisme en zijn positivisme op den koop toe, mitsgaders zijn nieuw-positivisme vernielt; en dan nog wel met zijn eigen wapens! Heeft hij een maar", een tegenwerping, op de l ppen: de meester heeft 't voorzien en stelt zien zijn vraag beter ea pootiger dan dit hem zelf ware gelukt. Het is of de leerling maar dan met de eruditie van den meester het anders. Doch wie dit inziet, is niet verre van 't besef dat het nu anders moet; en kent de eischen waaraan een werk, dat zich in Neder land thans aandient als Inleiding tot de Wijsbegeerte dient te beandwoorden. liet is duidelijk: zulk een boek moet in het alge meen zijn, en liefst bewust zijn: een voor bereiding op de geesteshouding, die aan de wijigeerige beweging van onze dagen eigen is. II. '-Vaarop komen die eischen neer? nader gezegd : welke voorlichting behoeft, niet de mensch", maar de zich ontwikkelende Neder lander, opdat zijn onklare doch moeilijk afwygbare trachting naar de idee des Geheels hem niet als i;n voorgangers voere in de velerwege zich openende gedachte sloppen; doch allereerst het vermogen winne om zich zelf te doorgronden, en uit de aanlok kelijke, doch ietwat overstelpende, productie van binnen- en buitenlandeche beroepswijsgeeren te kiezen met oordeel en in over eenstemming met persoonlijke nooden ? De voorlichting van een vorscher die zelf de boven geschetste evolutie heeft beleefd, en wel niet meer dan gewone begaafdheid; niet met droge academische belangstelling maar met de geduldige, doch warme deel neming van iemand in wiens eigen innerlijk Leven en Gedachte naar oprechten eamengroei streefden; die juist door aanraking met het zoeken van vorige geslachten eerst van zijn eigen wijsheid werd bewust. Zal ooit een naar de Idee zich wendende kans loopen, dat hem iets beters worde geboden dan de sur rogaten, waarmede het Nederlandsche intellect voor een twintigtal jaren werd uitgedaagd zich te voeden; zal ooit voor hem gelegen heid rijzen, verlost te worden van de vele herschenschimmen die elkander om zijn bezit verdringen, en met winst verlost, zooals in het rijk der Gedachte pleegt te ge schieden, dan hier. Welnu, zulk een vorscher is Dr. Bierens de Haan; wiens doctorswaardigheid de toe komst zal vergeten omdat zijn naam zwaarder weegt. Hij is de aangewezen leider van het opkomende geslacht, omdat hij onder de Nederiandsche wijsgeeren degene is die, eerst na inoeilij len twijfel tusschen De Taal en De Idee, de laatste heeft verkozen, zonder daarom de lessen van de eerste te verbeten. Dit kon, doordien zijn beschouwelijke aanleg, welke hem al dra tot pinoza hal «evoerd, in al zijn uitingen harmonie nastreefde Dit kon, doordien zijn roeping als geestelijk leider hem dwong zich zelf te historiseeren (als Goethe het noe nde), d. w. z. na te speuren, welke functie eigen streven in den wirwar van nationale strevingen kon vervullen; zoodat zijn persoonlijkheid de duidingen, die uit het verleden stegen, opnam, en de lijnen die naar de toekomst wijzen uitzendt. Zoo bleef vermeden, dat zijn arbeid ging aan zwellen tot eerbiedwekkende wijsueidswolken die rare buiten af zich willen uitstorten over de verblufte menigte; zoo werd bereikt, dat zijn arbeid nu en dan in de evolutie van ons gedachteleven perioden kon afsluiten en openen: Zal men de bevrijdende werking van zijn Levensleer naar de beginselen van Spinoza" niet loochenen; werd de toonaan

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl