Historisch Archief 1877-1940
IV 1689
DE AMSTEBDAMHER
A°. 1909.
WEEKBLAD VOOE -NEDERLAND
recLaoti© -VSLTL
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
?
LUitgevers: VAN HOLKEMA & WABENDOBF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden
Voor Indiëper jaar, bjj vooruitbetaling, . . . .
Afzonderlijke. Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar
? 1.50, fr. p. post f 1.65
mail 10.
0.121/»
Zondag 7 November.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
?0.25
. 0.30
,0.40
INHOUD:
VAN VEKRE ff VAN NABIJ: Burge
meester Van Leeuwen. Kroniek. Haag.
ache Brieven, III,, door Jan Bramgen.
8QCIA.LE AANGELEGENHEDEN:Het
voortge^et lager onderwijs voor on- en
minvermogeaden te Amsterdam, door H. Deelman.
FEUILLETON: Een impulsief man, I f. Naar
het Engelsen, van St. John Hankin. KU& 3T
SS LETTEEEN: Van het Wonder Ambt,
door Geprg Grünenwald KZD., en Donkeie
Dagen, door J. Hendrik van Balen, beoord.
door'FraÊs Coenen. Berichten.
VROUWEN.BUBEIEK: Terugblik, door A. W. L.
Versiays-Poelman, ALLERLEI, door
Caprice. UIT DE NATUUR, door E.
'Heimans. Het leven van mr. Jacob van
Lennep, met afb., door J.H. Rössing. Portret
van Don Sigismundo Moret. Carel de Nerée
tot Babberich ter nagedachtenis, door
Plasacnaert. Muziek in de Hoofdstad, door
Ant. Averkamp. Th. van Rgsselberghe,
Botterdamsche Knnstkring, door Plasschaert.
??Charivari. FINANCIEELE EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door v. d. M. en v. d.
S. Portretten Pöinture-Van Tast.
DAMBUBRIBK. SCa^AKSPEL. ADVER
TENTIËN.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIHIIIIIIIIIII
Burgemeester Van Leeuwen.
? De Nieuive Courant, zegt in een zeer
hooggestemd artikel, dat fierder burge
meester", krachtiger reminiscens aan
onze Gouden Eeuw" Amsterdam kwa
lijk terugkrijgt. Een uitzondering noemt
het in n man te vinden wat in hem
wordt aangetroffen: de zeer gelukkige
en harmonieuse vereeniging van locale
kennis, werklust, werkkracht en, ook
materieel gesproken, volslagen onafhan
kelijkheid."
Er is in dit alles waarheid; en bij 't
vertrek van een man, die zich zóó heeft
gegeven als burgemeester Yan Leeuwen,
zou het niet passen pp de zuiverheid van
de romantiek van die Gouden Eeuw",
ten opzichte van hem persoonlijk,
omstandig in te gaan en er op af te
diagen.
Hij was dus een man, uit onze Gouden
Eeuw (dat is de eeuw der regenten),
ge,zet in het hedendaagsche Amsterdam.
Hij was dus in aanleg en het wordt
toegegeven een man met zeer sterk
geprononceerde autocratische eigenschap
pen. Hij had een Baad om zich heen,
en Wethouders, en beambten, maar HIJ
voelde zich de drijvende kracht, hij wilde
de drijvende kracht wezen. (Treffende
staaltjes worden verteld van zijn be
hoefte om zelf te rageeren, te regelen,
te bedisselen.) En hij was sterk. Hij
heeft het getoond in zijn eersten tijd, toen
hij het hoofd bood aan de krachtigste
invloeden, om in 1903, bij de staking,
op verlichte wjjze zijn taak te vervullen.
Hij heeft het ook getoond nu onlangs,
toen hij, door het noodlot langzamerhand
afgeschoven van de hoogte van zijn eerste
verlichtheid", als zuiver reactionair drie
gemeenteambtenaren uitwierp zonder ze
te hebben gehoord. Hij is altijd krachtig
en taai geweest in zijn daden.
Waarom gaat hij dan nu weg?
De bladen weten het wel. Het zijn,
zeggen zij, de omstandigheden. De Raad
is te zeer in qualiteit verminderd. Er
wordt daar gedebatteerd inplaats van ge
werkt. Hij zag geen kans meer, zegt de
De Standaard, om tegen den stroom van
oppervlakkig gereder eer op te komen".
Hij was het moe, vertelt Het Handelsblad,
alleen klachten van gemeenteambtenaren
te moeten bespreken en subsidies aan
liefdadige instellingen. Hij is door de
omstandigheden" gedwongen weg te
gian" klaagt Het Centrum.
r 'Er ,is een zonderlinge tweespraak in
dit alles. Burgemeester van Leeuwen's
liefde voor Amsterdam, zijn werkkracht,
zijn karaktersterkte worden bewierookt
en geroemd, hij wordt ons voorgesteld
als een van die stoere burgemeesters, die
in onze groote zeventiende eeuw Amster
dam en een deel van de wereld regeer
den en voor eenige sociaal-democraten,
voor wat tegenwerking, voor een paar
onaangename ondervindingen zou hij
wijken, hij, die het eereambt van burge
meester
alles" ?
van Amsterdam -stelt boven
Het is immers malligheid, het een
of het ander.
Neen. wij willen niet op hem afdingen,
wij willen zijn temperament waardeeren,
in zij» liefde gelooven, zijn werkkracht
met iedereen prijzen, maar het zijn niet
de omstandigheden, die hem hebben ver
dreven. Alle bizondere en onbekende
aanleidingen, die mogelijkerwijze voor
hem bestonden om thans zijn ontslag
te nemen daargelaten, is de eenige reden
dat de burgemeester aftreedt, in hem
zelf te zoeken.
Ja juist, hij was mutatis mutandis een
regent. Zijn fierheid ook tegen zeer
hooge personen" kwam soms opmer
kelijk en aardig uit. Onafhankelijk door
zijn fortuin, was het hem een behoefte
grootscheeps te burgemeesteren. Hij
gaf Amsterdam uit eigen beurs een zeker
decorum, waarvoor hem de burgerij, nu
ze 't niet betaalde, dubbel dankbaar was.
Maar bovendien zijn werkkracht gevend,
voelde hij Amsterdam tweemaal aan
zich verplicht. Was het wonder, dat wie
hem weerstond in zijn oogen spoedig
een onwillige werd? ledere tegenstand,
dien hij niet dadelijk begreep, prikkelde
hem fel als een plagerige ondankbaarheid.
Lukte zijn streven niet, hij dreigde met
heengaan. Het was een gedurige schrik.
Zijn nervositeit sloeg ook over op de
kranten: O, als het erge gebeurde!"
stond daarin te lezen, o, als hij eens
wegging en ons achterliet die..." En
Amsterdam scheen wel een hok met
schapen, blatend om den herder.
Hoe zwak is onze burger ij!
Bij het wassen in de gemeente van den
radicalen en soeialistischen vloed, bij deze
evolutie van voorloepig nog zoo geringe
beteekenis, bot zij niet uit in kracht van
tegenstand, stuurt ze luttele mannen
naar den Raad, nauwelijks n levert ze
er voor het wethoudersambt! en met
moeite worden zij gevonden... de burgerij
toont geen kracht! En de man, die er
uit voortkomt, de man, die haar verte
genwoordigt, de gevierde burgemeester...
legt het^af, en hij zegt het.
En dan spreekt men van Gouden
Eeuw"....
Een man, die in den tegenwoordigen
tijd, en niet in de Gouden Eeuw, aan
het hoofd van Amsterdam staan wil,
moet ten volle begrijpen dezen tijd,
waarin hij leeft. Het staat vrij aan een
gemeenteraadslid thuis te hooren in de
dagen van regentendom, of van Wille m I
of van Willem III, het hoofd eener groote
sterk-levende gemeente, die aan de spits
staat van den vooruitgang der ideeën
in dit land, moet het heden in het ver
leden, maar ook het heden in de toe
komst b e g r ij p e n.
Onze maatschappij evolueert sneller
dan vroeger. In de spanne tijds van nog
geen vijf en twintig jaren zag men het
radicalisme over de concessie-klieken zege
vieren, die in de groote liberale" bladen
ach nog zoo gaarne het hoofd zouden op
steken ja waarlijk het nog dikwijls
doen ! Die goede oude tijd... het is de
Arnh. CL, die er aardig mee spot. Men
praat elkaar na, zegt het blad, dat het
gehalte der Gemeenteraden daalt, maar
naar welken maatstaf wil men het peil
dan meten?
Wil men het vroegere ideaal terug van
ja-knikkende en volgzame Raadscolleges,
in den regel homogeen met de colleges
van dagelijksch bestuur, omdat beide
fevormd werden door leden,
voortgeomen uit denzelfden maatschappelijken
kring 'en die uiteraard maar zelden oog
hadden voor buiten dien kring liggende
belangen ?''
Zoo spreekt het radicalisme. En als
alles, wat overwint heeft het een gelijk,
dat sterker is dan theorie en... klachten.
Nu is naast dat radicalisme het socia
lisme gekomen. Een nieu we phase. Nieuwe
nieuwigheden, waaraan het maatschappe
lijk lichaam moet wennen. Nieuwe inner
lijke omwenteling in gebruiken, verhou
dingen en inzichten. Nieuwe eiscL van
doorzicht, voor den Staatsman, die een
burgemeester zijn moet, en van kunstvaar
digheid om in den geest van anderen
zich te verplaatsen. Want de individuen
mogen, in wanbegrip van elkander en
verblind door hun belangen, tegen elkaar
botsen, een regeerder, die dien naam
verdient, staat boven het wanbegrip ten
minste zóó alleen kan hij LEIDEX.
Er is over burgemeester Van Leeu
wen's vertrek van alles gezegd. Breed
zijn zijn qualiteiten uitgemeten. Ieder
zal ze erkennen. Men heeft hem dank
gebracht voor zijn toewijding. Hij heeft
dien da»k zeker ten volle verdiend. Men
brengt hem echter ook onvoorwaarde
lijke hulde ... maar die hem déze brengen
zijn, noodlot van zijn heengaan, slechts
reactionaire elementen (in alle gedaanten).
Het is een droevig heengaan, een les
voor regeerder*.
Onze waardeering voor den burge
meester verhindert ons niet dit te zeggen.
KRONIEK.
FERRER.
Na het blijkt, dat tenminste een deel der
liberale" Spaansohe ministers zich ten op
zichte van de schuld van Ferrer aan de zijde
van hun voorgangers stellen, juichen de
clericale kranten.
Dat het nieuwe Kabinet in zijn midden,
als minister van Justitie, den man heeft
opgenomen, die in hoedanigheid van presi
dent van het opperste Gerechtshof Ferrers
doodvonnis bekrachtigde, nemen die kranten
aan voor een nieuw bewüs van de
onomstootbaarheid van Ferrers schuld.
Het is wel mogelijk, dat iemand dit voor
een bewijs aanziet... Maar het is natuurlijk
even goed mogelijk, dat het ministerie toch
reeds uit drang van nationalen trots
antiFerrersch gestemd ook het laatste restje
van sympathie voor den man gesmoord heeft,
b.v. omdat in de ministerieele combinatie
de president van het opperste Gerechtshof...
onmisbaar was.
Maar die evengoed als de andere voor de
hand liggende uitlegging vindt men in de
Kerkelijke pers niet.
De Maasbode geeft nog officieeier'' be
wijzen. Zij drukt als hoofdartikel, met den
titel: Een authentiek stuk," het verkorte
verslag af van de rede, door den fiscaal
in het proces-Ferrer gehouden, zooals het
bevatte 't dagblad ElSocial. Hoe verleidelijk
het ook is, wij willen de volslagen niets
zeggendheid van dit authentieke stuk" niet
betoogen voor het volledig en werkelijk
officieel verslag vóór ons ligt. WÜwillen
alleen zeggen, dat de helft van het ver
korte verslag" bestaat uit armzalige on-dits
en de andere helft uit hoogst onbetrouw
baar klinkende getuigenissen. Van confron
tatie met de ernstige beschuldigers blijkt
uit niets.
Wij willen thans een krantenknipsel
reproduceeren van vóór Ferrers vonnis.
Naar gemeld wordt heeft de Spaansche
regeering voor de arrestatie van Ferrer
buitengewone onderscheidingen ver
leend: het commandeurskruis van de
orde van Isabella de Katholieke aan
den burgemeester van Alalla, het ridder
kruis van die orde en gedenkpenningen
met den datum van Ferrers inhechtenis
neming aan twee Catalonisehe schutters
(somaten) en de medaille van die orde
en 3000 pesetas aan den nachtwaker
en eenigen zijner helpers.
Zoo was Ferrer veroordeeld ... voor hij
geoordeeld was. Stemt dit reeds oude bericht
niet tot nadenken?
AJIOK VA>' I>E LIJIB. KOERIER.
In de Limb. Koerier deze driestar:
Ja, waarom doen we dat in onze Oost
ook niet zoo ? ...
"We hebben er veel last van het
omo/t-maken, d.w.z. dat de een of andere
inlander, al of niet onder den invloed
van opium, zich tot razernij en dolheid
opwindt, zijn kris grijpt, de straat op
loopt en alles neersteekt, wat hem in
den weg komt of niet tijdig vluchten
kan; mannen en vrouwen, grijsaards
kinderen, blanken en bruinen. Er is
geen ander middel om zulk een razende
onschadelijk te maken dan hem neer
te schieten als een dollen hond. Dat
gebeurt dan ook geregeld.
Maar telkens en telkens opnieuw
wordt er amok gemaakt. Het neer
schieten heeft voor zulk een dolleman
dus blijkbaar niets afschrikwekkends.
Die neergeschoten dollemannen, wil de
Limb. Koerier zeggen, beginnen telkens weer
opnieuw!
En toeh hebben de Amerikanen,
practisch als altijd, er een zeer een
voudig middeltje op gevonden, om die
slachtingen in te perken. Op hunne
Filippijnsche koloniën, benoorden onze
Oost gelegen, hebben zij eveneens een
Maleisch inlanderras. Ook daar komt
de awo&maker voor; hij heet alleen
anders (el juramentado), maar het feit
is hetzelfde. Evenwel heeft de woest
heid daar in veel minder getale plaats
dan op Java. Waarom ? De bevolking
weet, dat het lijk van den amokmaker
met yarkensbloed wordt ingesmeerd en
dan in zee geworpen. Dit nu is iets
verschrikkelijks voor den Mahomedaan :
het varken is in zijn oog het meest
onreine dier ter wereld; het eten van
varken svleesch is hem streng verboden,
de aanraking alleen maakt den
geloovigen Moslem reeds onrein. Een
doode, wiens lijk met varkensbloed is
ingesmeerd, kan nooit het Kijk van
Allah en zijn Profeet binnengaan.
En daarom bedenkt op de Filippijnen
menig amokzuchtige zich tijdig, be
dwingt zich en wordt geen juramentado.
Wat is ertegen, dat men in Neder
landsen Indiëdezelfde proef eens nam?
Men mag de bevolking niet in haar
godsdienstig gevoel aantasten, zal deze
of gene zeggen. Maar dan vragen we,
wat beter is, dat het volk beseft dat
er ook een godsdienstige straf op de
gruweldaad staat, dan wel dat men het
weerloos overlaat aan de razernij van
den eersten den besten amfioenschui ver ?
Men mag de bevolking niet in haar gods
dienstig gevoel aantasten, zal deze of gene
zeggen"... aldus, al te weifelachtig, de Limb.
Koerier.
Kom! niet zoo zorgelijk, geacht zuster
orgaan. Wie vraagt er nu om respect van
godsdienstige gevoelens! Zoudt gij er zelf
een been in zien, wanneer een
overheeracher als straf op misdaden van katholieken
uw innigste godsdienstige gevoelens zoo
grof mogelijk ging kwetsen ? Wel ?
Haagsche Brieven.
m.
Wanneer men eenige jaren lang het
publieke leven van een belangrijke gemeente
heeft medegeleefd, dan loopt men gevaar,
een al te groote beteekenis te hechten aan
de persoonlijkheid van hen, die geroepen
zijn dit publieke leven te vertegenwoordigen.
Men is geneigd het een of andere gemeente
raadslid, het een of andere lid van het
dagelijksch bestuur, bovenmate te bewon
deren of te verguizen. Men volgt hetgeen
zij zeggen en doen met dezelfde belang
stellende nauwkeurigheid, waarmede men
in zyn jeugd op de schoolbanken de faits et
gestes" van de helden der vaderlandsche
geschiedenis volgde. Men stelt zich met
eenige warmte partij vóór of tegen een
spreker of een politieke groep in den Baad.
Allengs, wanneer men een beetje achter de
schermen heeft leeren zien Jbegint eenerzijds
de bewondering te luwen en anderzijds de
afkeuring in ongewone mate te stijgen. Men
heeft de bizondere" beweegredenen voor
de openbare" woorden en daden van dezen
of genen gemeentebestuurder leeren kennen.
Men heeft gezien, hoe jammerlijk en klein
soms het menscbje is, dat zich achter de
publieke persoon verbergt, en dat aan dezen
laatste diens met veel vertoon beleden be
ginselen en overtuigingen inblaast. En wan
neer zich deze ontnuchtering eenige malen
heeft herhaald, dan wordt de neiging zeer
Eterk om over al wat gemeente-politicus is,
een alles behalve vleiend oordeel te vellen.
Allengs echter gaat deze zwarte etemming
plaats maken voor een ietwat ironische be
rusting. Waar men zich eerst verontwaardigd
had afgewend van heel het onsympathieke
gedoe, daar begint men zich langzamerhand
met het gemeentelijk leven bezig te houden.
Men heeft allengskens de gewoonte aange
nomen om de hieren, in wier handen het
lot van de gemeenschap is gelegd, zoo'n
beetje te beschouwen ah acteurs op een
dilettantentooneel, waarvan de meesten een
ongewild komische rol vervullen.
EQ zoo, als toeschouwer van
gemeentepolitische tragi-comedie, heeft men het dan,
voordat men er zich recht van bewust is,
verleerd om van de aangelegenheden zijner
stad. te spreken op ernstigen toon, of hare
bestuurderen als zoodanig voor vol aan te
zien.
Een eenigszins aandachtige beschouwing
van hetgeen elders geschiedt, is noodig, om
ook van deze verkeerde houding te worden
teruggebracht.
Zulk een beschouwing toch, doet ons zien,
hoe de ontplooiing van het gemeentelijk
leven zich overal langs dezelfde lijnen be
weegt en volgens dezelfde wetten plaats
grijpt.
En dan krijgt het gedoe van onze stads
bestuurders plotseling een heel andere be
teekenis voor ons.
Ga uw gang maar, arme stakkers," zeggen
we dan, tracht, zooveel als ge kunt, uw
eigen zaakjes te doen onder voorwendsel
het algemeen belang te behartigen, en ge
bruik uw ambt en uw invloed gerust tot
eigen voordeel en genot! Gij kunt, met al
uw snakerijen, de natuurlijke ontwikkeling
der dingen toch niet stremmen. Integendeel,
gij zijt de levende middenstof, waarin die
ontwikkeling zich manifesteert en waardoor
zij zich voltrekt! Gij zijt de hansworsten,
die, schijnbaar het publiek vermakend, het
de gewichtige les leert van de ontwikkelings
gang van het stedelijke gemeenschapsleven.
Deze ontwikkelingsgang is overal dezelfde.
De kleine stad met zijn bescheiden behoef
ten en primitieve organisatie der voor hare
burgers noodzakelijke instellingen, gaat
langzamerhand over in de groote gemeente,
ia het gewichtige centrum van bevolking
dat wij in de grootere steden van ons land
aanschouwen.
Verlichting, toevoer van drinkwater,
stedelijke verkeersmiddelen, uitbreiding der
bebouwde kom het is in den beginne
alles het werk van bijzondere personen die
er hun geoorloofde en soms ongeoorloofde
winsten mee behalen.
Maar als de gemeente zich uitbreidt, de
behoeften grooter en gecompliceerder wor
den, en een doelmatige voorziening daarin
hoe langer hoe moeilijker in overeenstem
ming is te brengen met de particuliere be
langen van hea, die zich met deze voor
ziening hebben belast, dan breekt ten slotte
het niet te vermijden conflict uit tusschen
deze particuliere belangen en het gemeente
belang.
De noodzakelijkheid doet zich voor, om
de gewichtige industrieele en commercieele
organisaties, wier goede functionneering
voor het stadsleven onontbeerlijk is gewor
den, aan hun particuliere eigenaren te ont
nemen en te brengen onder het beheerder
stedelijke gemeenschap zelve.
Dan vangt een tijdperk aan van
hardnekkigen strijd tusschen deze particuliere
eigenaren en hen, die het gemeentelijk be
lang vertegenwoordigen. EQ het is dan, dat
deze exploitanten en hun aanhang alles op
haren en snaren zetten, teneinde hun be
voorrechte positie te behouden. De tijd is
gekomen van allerlei complotjes, voor allerlei
geknoei; en de opmerkzame toeschouwer,
die het wél meent met zijn stad, ergert
zich of wendt zich af. Maar ten slotte moet
ook de sterkste cöterie het afleggen tegen
de niet te stuiten ontwikkeling van het
stedelijke gemeenschapsleven.
Amsterdam heeft dit tijdperk van
hardnekkigen strijd tusschen particulier- en
gemeenschapsbelang reeds geruimen tijd
achter zich. En nergens meer dan in dit
blad betaamt het, thans een woord van
herinnering te wijden aan deze worsteling,
waar de Koo wel de meest talentvolle mag
worden genoemd van het kleine doch
glorieuse troepje, die het durfde opnemen tegen
de machtige concessionarissen.
EQ deze herinnering is tevens noodig om
te leeren begrijpen, wat thans zoo lang
zamerhand gaat beginnen in den Haag.
De residentie verkeert sinds een paar jaar
in de periode, waarin b\j de burgerij het
politieke bewustzijn ontwaakt.
Het groote publiek begint zich hier en
daar rekenschap te geven van de wijze,
waarop tot dusver met hare belangen is
gesold.
In de pers is reeds hier en daar ik
wees er reeds op in een vorigen brief
positie genomen tegen de cuterie, die tot
dusver meestal ten koste van het stadsbe
lang hare zaken had gedreven. En sommige
leden dezer cóterie, voor zoover zij tevens
op eenigerlei wijze bij het stadsbestuur
waren betrokken, gaven de weerzinwek
kende capriolen te zier, waarop ik hier
boven wees.
Nu gaat het hier niet in de eerste plaats,
zooals eertijds te Amsterdam, om de levering
van gas, water of eenig ander gewichtig
verbruiksmiddel aan de gemeentenaren,
doch hoofdzakelijk om de waarde-vermeer
dering, welke de aan de stad behoorende
gronden door bebouwing verkrijgen.
Tot dusver zijn de grondspeculanten er
nog altijd in geslaagd, deze gronden voor
een klein sommetje in bezit te krijgen, om
die dan later, in kleinere stukken verdeeld,
met kolossale winsten van de hand te doen.
Hoezeer men hierbij ook, om zoo te zeggen
en détail" zijn voordeel wist te doen, ten
koste van de gemeente 's- Gravenhage, blijkt
bijvoorbeeld uit een geval, dat zich hier
een paar jaren geleden voordeed, en dat ik,
als n uit velen, hier wil mededeelen.
Een combinatie van bouwspeculanten was
in het bezit gekomen van eenige panden
en terreinen in een smal straatje, dat twee
belangrijke verkeerswegen d«r stad verbond.
De panden werden afgebroken en ver
vangen door mooie gebouwen met moderne
winkels. Om nu echter te zorgen dat deze
gebouwen en winkels voor hooge prijzen
konden worden verkocht of verhuurd, had
men aan den voorkant een onbebouwde
strook opengelaten, zoodat dit deel van het
straatje een paar meters breeder werd.
Deze verbreeding diende dus enkel en
alleen om de waarde van de nieuwgebouwde
panden te verhoogen; geen enkel altruïs
tisch motief ten opzichte der gemeente was
er hij in het spel geweest.
En wat geschiedde nu ? Men deed het
gemeentebestuur het voorstel om de strook
grond, die ten behoeve van de waardever
meerdering der nieuwe huizen en winkels
onbebouwd gebleven was, aan déstad over
te doen voor twintigduizend gulden, waarbij
dan nog de eisch werd gesteld, dat de
gemeente omdat de gevraagde koopprijs
zoo gering was! de bestrating en rioleering
zou op zich nemen.
Het dagelijksch bestuur kwam met het
voorstel in deo gemeenteraad en... er bleek
een meerderheid te zijn, bereid om aan een
groepje speculanten een cadeautje van twin
tig duizend gulden te geven en hen nog
bovendien te ontheffen van de kosten van
rioleering en bestrating.
Ik herhaal, dat dit staaltje van gemeente
politiek" slechts n is uit de velen, die
men zou kunnen noemen.
En eveneens zij hier herhaald, dat zich
thans teekenen beginnen voor te doen, die
op een aanstaanden ommekeer wijzen.
Het is voor de grondspeculanten en hun
aanhang thans reeds niet meer zóó gemak-.
kelijk als vroeger om hun slag te slaan.
En ook op een ander gebied van gemeen
telijke politiek ig thans iets geschied,dat hoop
voor de toekomst geeft. Do gemeenteraad
heeft, zooals men dezer dagen in de dag
bladen kon lezen, in beginsel besloten, den
hoofdelijken omslag te vervangen door
een progressieve inkomstenbelasting. Dat dit
nog betrekkelijk zoo spoedig is geschied
eerder tenminste, dan zü, die de toestanden
hier kennen, hadden durven hopen moet
wel voor een belangrijk deel worden toege
schreven aan de omstandigheid, dat sinds
eenigen tijd in den gemeenteraad een man