Historisch Archief 1877-1940
Bfe/1680.'
DE AMSTERDAMMER' WEEKBLAD YQ0R N E D E R L A N B.'
lijder zat met een laken over het hoofit en
een. oud», wy ie vxsoo. w ging er omheen onder
't opzeggen van dit bezwatingsrijmpje:
Reimelinka Olde
Hef de kolde,
Mtar d» duvel baat de kolde
Van Reimelinks Olde."
Het is te- hopen, ebt 't in- Bbrcnio oöfrzoo
gaafe, nademaal immere de nuchtere redelijk
heid altijd vroeg genoeg komt en de lijder"
er allicht niet veel bjj zal verliezen, gesteld
dat er veel aan hem verleren zou. zijn.
Maar ziehier nog een kleine bijdrage van
volkspoëzie.
Als hu (de leeuwerik) opstijgt, klinkt het
verlangend (tenminste in Duitsche ooren)
Mein Vater ist im Himmel, da wollt ich
auch gern seinl" Maar daalt hij neer,, dan is
het klagend: Doch ist 's so weit, weit, weit l"
Minder gemoedelijk is de Hollander, die
hém al stagend laat smeken: Jezeken,
Jeceken, open den Hemel, en laat mij in,
'k zal van mijn leven niet meer vloeken en
zweeren l Maar als de hemelpoort gesloten
is; vloeken ze weer: eakkerdit, sakker dit l
zielegoda, zielegodsl
tón de merel zingt, als 't avond is, in de
nooge boomen:
Marie-ie-tje
Mooie Ma-rie--et-1jel
Ken je Marietje niet?
Ken je Marietje wel?
O wat Marie
Ma-rie-ie-tje I
Een mimreliBd*. Zelfs in dezen natten zomer
kon men hetn>')ioarenï""
Dit eni nog, menig; ander behoorlek trekje
van natuatzien en. aardige wijfjes, waar een
geuu vann audtteid' a*n is, kan men alzoo lezen
in Het dikte: baek v*n den. heer. H,. W.
Heuvel1, waarvan echter niet te ontkennen
valt, datf het aohtemen1 gelezen', tamelyk
veevelend' aandoet. Dat is wei eernggzins dB
gehuld van het onderwerp zelf, maar toch
jpantendTielB van. den auteur:
Voltaknnde, folklore-, ia ongetwijfeld een
schoon vak van wetenschap, dat een bepaald
poëBeheni kan» aan. zich heeft, hetgeen men
tttv. van de statistiek nauwlijks beweren kan.
Baar tcch schijnt het moeilijk in de weten
schap tegelijk degelijk; en hupgch. tet zijn.
'Wie populair wil schrijven,,
licht-onderaoudènd, vriendelijk-boeiend, moet blijkbaar
ajjn materiaal schiften en sparen, vooral
niet te- veel in een* geven en niet te zeer
op verklaring en conclusie uit zijn. Daaren
tegen is het niet onwenschelijk, dat bij wat
dichterlijk gevoel bezit en on» banale wijs
heid spare. In al deze opzie aten schiet,
dankt mij, de heer Heuvel te kort, terwijl
toch ook weer zijn aanloopen naar het
zwaar en degelijk wetenschappelijke eigenlijk
zelden tot den sprong komen.
?? Reeds die Inleiding betoont zich, achterna
gezien, ten' deele een mis-leiding. Het heet
daar:
De kennis van zeden en gewoonten,
bijgelbovigheden en rijmpjes uit den volks
mond', was te Voien niet meer dan een ver
zameling van aardige curiositeiten, goed voor
den lieföBbber; die nieta beters te doen had,
maai een ernstig denkend man onwaardig.
Allengs is het anders geworden. Men leerde
die aardigheden begrijpen, met elkander in
verband brengea en zie als een verras»
sende ontdekking stonden eensklaps hun
verren oorsprong en diepen zin voor onzen
verbaasden geest. Welke verre perspectieven
openden zich voor ons zielsoog! We blikken
?wijd, zeer wijd terug in den voortijd, tot
waar'uit grauwen nevel onze verste voor
ouders kwamen opdeemen uit het duister
der achterliggende eeuwen.
.... Ben eeuvoudig kinderspel met een
onzinnig, deuntje daarbij gezongen, voert onze,
«rbeeldig terug naar het leven en bedrijf
«azer GsrmaanBche voorvaderen," enz.
Zoo spreekt, veelbelovend, des schriJTers
ialeiding. Maar wat komt er uit? Precies
Siet wat hu nog verder zegt van zyn boek:
't Heeft een algemeen karakter en toch ook
?en locale kleur, daar het eerst en meest de
toestanden schetst in de Saksische streken
wan ons land. Maar van de bijzonderheden
?ener bepaalde streek klimt het spoedig op
tot het algemeen gezichtespunt, van waar
men alles pas kan overzien en begrijpen.11
Dit beteekent misschien, dat algemeene
opstelletjes over de geesten,, over de nacht
merrie; reuzen, elfen enz., gelijk men die
sok elders- vinden kan, min of meer rijkelijk
gelardeerd worden met bijzonderheden uit
aet eigen land, terwijl al of niet een tam
TOrklarinbje het slot vormt. Het zou;echter,
aoo wil het mij bedunken, moeten
beteekea*n, dat, zij het op zeer enkele, rudimenten
van oud volksgeloof of volksgewoonte in den
breede en diepe werd ingegaan, dat wij de
onnoozele gedraging, dezinloozerijmelarij allengs
meer verband en beteekenis zagen krijgente
midden van al deandere handelingen en woor
den van het dagelijkscb leven, tot eindelijk ook
minimi muiMiMUiiiilltliiiilUMliHfHMMiitlllMmfHllilHMiiiHHimtiiii
was wel IB waar geen winterweer en
h«t beest had net zijn buikje volgevreten,
maar dat verlangen naar een mensch om
zich tegen zijn broekspijpen aan te schuren
en zijn stem te hooren, maakte me eensklaps
week. Had ik op dat moment een verzoe
nende formule kunnen vinden dan had ik
haar zeker toegepast, maar ik vond er geen,
maakte daarom met een vloek (een
salonvloek, het was: waïdeksel" als i k me goed
herinner) tabula rasa en stapte in bed.
Met moeite ingesluimerd -droomde ik dat
ik in de Zwaan" zat, een uitspanning in de
buurt, en geen geld bij me had om te betalen.
Een reusachtig kameleon met groene oogen
en een langzaam bewegende vochtige staart
staarde mij Medusa-achtig aan, vermoedelijk
de propriétaire fan die dagen, iemand, die
ofis nooit beeren wou of de onverstoorbare
kellner met het blosje, die gewoon was al
het geld dat hy dagelijks ontving op zyn
presenteerblaadje te laten liggen en behoeftige
bezoekers, als ze hun borreltje er afnamen,
in den waan bracht dat ze een schaap inde
Ondewatersche loterij hadden getrokken en
dat hun dit nu in specie tegemoet werd
gedragen, wat dan tot langdurige uiteenzet
ting gaf. Eenmaal smaakte ik het genoegen
hem zijn onverstoorbaarheid te zien verliezen.
Dat was op een rijtoer in den groentijd toen
de nu beroemd geworden gynaekoloog prof.
dr. Kroft (in die verrukkelijke jaren nog
med. slnd., die echter toen reeds het zwakke
geslacht met belangstellende oogen gadesloeg)
met een zijner korte beenen van onderen
een schop tegen het blaadje gaf, omdat men
het waagde hem koffie te brengen in plaats
van de morellen met steeltjes waar hij zin
in had.
oorsprong en poëtische varheeldingtons duide
lijk werden.»
Dan inderdaad zouden wij zeer wijd (zegge:
ver) terug (blikken) in den voortijd, tot waar
uit grauwe- nevel" ... enz.
Dan. waarlijk; zou een eenvoudig; kinder
spel onze verbeelding terug(voeren) naar het
leven en. uediajf onzer GermaansehB voor
vaderen".
Nu echter blijft onze- verbeelding, die toch
al niet in de beste conditie is, bot staan
voor die wijde" sloot,, die 't drukke heden
van 't-stil verleden scheidt en lijkt ons dit
boek toch, wel voornamelijk een verzameling
anecdtaten... en. rare bijvoegsels....
Want het is ter wereld" niet te begrijpen
wat b.v. die artikeltjes over Telepathie en
Voorgevoel, Gezichten en Stemmen, Suggestie
en Hypnose, Spiritisme enz. hier doen !? Daar
komt hoegenaamd niets Volksthürnlichs" uit
ons eigen land in voor. Het zijn flauwe,
vluchtige reproducties van wat men op menige
plaats veel vollediger; dieper, systema^cher,
gevoeliger lezen kan, en dan zonder^jj voe
ging van zulke ordinair-wijzige verklaringen
of wel gewichtig-doende onthoudingen van
oordeel van den ruimdenkenden wetenschaps
man", in dezen trant:
Zullen wij hooghartig al deze verhalen
naar het gebied: van waan en inbeelding
verwijzen, of zullen wij nederig- erkennen,
dat wij veel te weinig weten om te mogen
oordeelen ?"
Als ik ook eens een wetenschappelijke
hypothese mocht wagen, zou het deze zijn,
dat dei heer H. W. Heuvel iemand: y be
gaafd met veel leeslust... en vele notitie
boekjes. Hij moet gewis een man zijn van
wien magen: en vrienden getuigen: die leest
wat af I" en die zit altijd met de wens- in
déboeken."
Welke boeken wordt dan nader medegedeeld
in- een- lijst achterin' van Boeken, waaruit
geput is," en men zou wel zeggen, dat het
ui t-geputte boeken waren, waaruit zoo weinig
sainenhangends en wezenlijks te putten viel.
Maar men- moet zich die lijst, & l'instar van
heusohe wetenschappelijke werken opgemaakt,
niet al te ernstig denken. De wakkere putter,
die de heer v. d. H. is? puttcded. w. z com
pileerde vlijtig en vulde de rest aan uit zijn
notitieboekjes, waarin hij wijd en zy'd, vroeg
en spa, de liedje» en zegjes, de manieren en
gebruiken, doea en denken van 't O very seelsch,
Drentsch, Betuwsch en Brabantsch land volk
heeft genoteerd. Dat was een verdienstelijk
werk van verzamelen en als hij dat nuch
ter opgeschreven had, zonder dichterlijke,
wijsgeerige of wetenschappelijke uitsteeksels,
zo a geen mensch hem lastig gevallen, in
tegendeel, alle mensch hem dankbaar ge
weest z\jn. Hij ware dan ook niet voortdurend
met min of meer natuurlijke" verklarinkjes
aangekomen, onder 't stamelen van
eerbiedsbetuigingen voor de Wetenschap, die 't ao
herrlich weit gebracht", terwijl daarente
gen de bekende breedheid van denken",
een geleerde eigen en ook een tikje vrome
gemoedelijkheid hem weer beletten die mate
rialistische verklaringen zoo grifweg te aan
vaarden.
Doch hem speelde een zondige lust naar
volledige wetenschappelijkheid of weten
schappelijke volledigheid parten. Zijn on
samenhangende notities moesten zich voegen
in systematische geheelen, die de materie
volledig behandelden en het ganache volks
lever, in al zyn uitingen, moest behandeld
worden, al zou het boek nog zoo dik, ja, al
zoudea het vele dikke boeken worden!
Maar toen kwam, blijkens het voorbericht,
gelukkig d» wijze uitgever, de heer W. J.
Thieme & Co., en riep halt. Laat ons", zoo
sprak hij, eerst eens kijken of n dik boek,
aanlokkelijk door de illustraties van den
talentvollen Prop, er bij het publiek in
gaat. Daarna kunt u, eventueel, nog zpo'n
deel geven, waarin Kerk en School, Volks
lied, Volksboeken, Volkstaal behandeld
worden. Maar voorloopig dunkt me nu bijna
500 pagina's met anecdotiek Volksgeloof en
Volksleven teusch al wel".
Wij vermeenen echter an het doet ons
genoegen den wakkeren uitgever te kun
nen verzekeren, dat het groote en geachte
publiek wel voldoende byten zal.
Dat is n.1. verzot op onsamenhangende
w etenswaard i gheden.
FRANS COENEN.
Een MsUit Het Hieltje.
In een vorig artikel heb ik aangetoond, dat
volgens de eenstemmige leer der Concilies der
Kerkvaders en der Pausen door Lucas VI: 35
het GEÜOD gegeven wordt van volstrekt geen
winst ter wille van 'eene geleende som aan
te nemen.
IQ overeenstemming hiermede vertaalden
de H. Hieronymus (in de Vulgata) en Allioli
zeer juist met inde" en dafiir". In het
Bijbeltje daarentegen vinden wij in plaats van
De nachtmerrie werd hoe langer hoe ver
bijsterender. Door mijn eigen gegil half ont
waakt, voelde ik wel de warmte van het bed
en drong de realiteit der omgeving duidelijk
tot me do>r, maar het groenig glanzende
schrikbeeld voelde ik zoo onieë«l mogelijk
van buiten op straat tegen den gevel opstijgen,
vensters, deuren en andere afsluitingen ver
breken en op mij afkomen.
Het straalde mij eensklaps helwit in de
oogen. Idioot van schrik voelde ik duidelijk
een gedeelte van mijn hersensubstantie vloei
baar worden toen i t m«t een gil ontwaakte.
Het was mij n hospita, die met een wapperend
olielichtje voor mijn bed stond. Ze droeg
het haar in twee vlechtjes en het spijt me
nu nog dat ik lachte toen ze vroeg welke a
dokter ik hebben wou. Ik wou geen dokter
hebben, ik had alleen maar gegild omdat ik
nachtmerrie had. Het had echter precies
geklonken alsof ik aangetast was door
buikvliesonts:eking, builenpest of iets dergelijks
en of ze thee zou zetten, daar kalmeerde je
zoo van. Ik had geen anderen wenBch dan
dat ze me alleen zou jlaten. Voor het verdere
rustige verloop van den nacht was alleen
noodig het bewustzijn dat de hond weg was.
Dat kon ik krijgen door uit mijn raam te
kijken en daarvan wilde ik haar geen getuige
laten zyn. Ze ried me aan op mijn rechter
kant te gaan liggen en vertrok.
Nauwelijks was ze weg of ik sprong als
een tijger naar het raam ... maar het lag
er nog het mispunt, glurend en kwispelend.
Eensklaps vond ik de formule: ik zou den
publiekrechtelijken weg bewandelen en
gevoeleargumenten terzijde stellen.
Bloeddorstig kleedde ik mij aan om een
agent te zoeken, die het nachtrustroovende
inde"'(er: voor), het woordje teug". HlBrdbor,
werd. da zin van dezen voor het maatschappe
lijk leven zoo gewichtigen tekst op zijn minst
genomen verduisterd ten bate van het
kapitalisme, ,,
Nu: komt Mr. D. A. P. W. Kooien in het vorige
nummer op eigen gezag, naar het schijnt.
aan dezen tekst eene andere uitlegging geven,
Hooren wij wat de bekende Freibnrger
hoogleeraar pater Alb. Weisz O. P. in zijne
Sociale Fragfc" (Vertrag22.) van
eene-dergelijkt» tekstverklaring zegt.
.,80 ist es vor allem die'auadrficklicheLehre
der Heiligen, schrift, sowohl des Alten als
des Neuen Testamentes, dasz Ju r das
Gelddarlehen als solches, das heiszt sowobl für
den dargeliehenen Gegenstand, das Geld, als
auch für den Act des Darleihens blos zum
des Leihens willen, kein Zusats gefordert wer
den* dürfe. Zwar bat"es immer deren gegeben,
welche in den fraglichen stelle a diesen Inhalt
nicht finden zu sollen glaubten. Die Kiiche
aber bat ausdiücklich entechieden, dasz
gerade jenes Wort im Evangelium, dessen
Deutucg am meuten angefochten wird, im
angegebenen Binne erkiart weiden toüsse, und
dasz jede abweichende auslegurig alsein Angriff
cuu f den Glanben wnd mi f die UnfMbarkeit
der Kirche zu betrachten eti"
Volgens Weisz moet dus de proef van
schriftuurverklaring door Mr. Kooien in het
vorige nummer afgelegd, beschouwd worden
als te zijn een aanval op het Geloof en op
de onfeilbaarheid der Kerk.
Zoo rer wil ik- niet gaan,, maar
alleen..vaatstellen; dat uitzdjp.artikeltje zonneklaar blijkt,
dat Mr. Kooien met andere voormannen der
zoogenaamde- Kathi Sc e. Actie in. Nederland
een aanhanger is van. de kapitalistische dwaal
leer, dat het namelijk geen. woeker ia eene
matige winst ter wille van het gemutileerde
kapitaal (het geleende geld) op te eischen.
En wanneer hij nu van zijn kapitalistisch
standpunt uit de vertaling \an Lucas VI-.36
in het Bijbeltje zeer gelukkig" noemt (hoewel
in strijd met de Leer en met de Vnlgata inde"
valschelijk door terug"enrit-tdoor?ervoor"
is vertaald) dan bewijst dit opnieuw, dat ik
als verdediger der kerkelijke leer terecht aan
merking heb gemaakt op de vertaling van
pater vaa Kasteren.
PEREQBIÏJTTS.
Rente en Woetor.
M. d. R.
Mag ik ook een woord in het midden bren
gen over het rentevraagstuk, beschouwd van
katholiek standpunt?
Peregrhura beweert, dat de meesten der
tegenwoordige katholieke moraal-theologen
afwijken van de beginselea der Kerk en de
leer der H. Schrift door het rente-nemen voor
geleend geld geoorloofd te achten.
Voorop zy gezet, dat voor ons het gezag
der H. Schrift, in zake geloofs- en zedeleer,
afdoende is. Maar een test van de H. Schrift
kan meer of minder duidelijk zijn. En zoolang
we dan geen authentieke, kerkelijke verkla
ring hebben, moeten we den zin der woorden
zien op te maten uit den context ea allerlei
omstandigheden. Ook is het mogelijk, dat een
text wél duidelijk is, maar de omstandigheden
in het maatschappelijk leven zóó veranderd
zijn, dat de test eenvoudig niet meer toe
passelijk is.
Nu beroept zich Peregrinus n op de z. i.
duidelijke woorden van LUC. VI 35 n op de
authentieke verklaring daarvan, meermalen
door het Kerkgezag gegeven, om te bewijsen,
dat er voor ona katholieken een onvoorwaar
delijk verbod bestaat, om rente voor geleend
geld te vorderen.
Zonder op me te willen nemen, alle opinies
va a katholieke theologen en philosofen te
verdedigen, stel ik me in dit geval toch aan
de zijde van pater Cathrein e. s. tegenover
Peregrinus. En wel om deze reden: de be
wuste text en de oude wetgeving der Kerk,
daarop gebaseerd, verbieden iets anders dan
wat wünu in gewone omstandigheden ver
staan onder rente-nemen voor geleend geld.
Dat wijzen de omstandigheden uit.
Ter verklaring het volgende:
Ieder mensch is verplicht, een ander een
liefdedienst te bewijzen, als deze hem noodig
heeft.
En voor zulk een liefdedienst mag men
zich niet laten betalen.
Ja, een liefdedienst kun niet betaald wor
den. Uit den aard der zaak is het onmogelijk.
Daar is geen betaalmiddel denkbaar, wat
tegen de moreele waarde van een liefdewerk
is op te wegen. De dingen zijn te
ongelijkslachtig.
Wél kunnen twee partijen zich wederkeerig
vrijwillig bij contract verplichten tot ongelijk
soortig hulpbetoon, maar een vaststaande
stoffelijke waarde, welke altijd er voor is op
te vorderen, kan zulk een dienstbetoon niet
hebben.
Nu is tengevolge van den gebrekkigen
toestand onder de menschen, het maatschap
monster (Zwaaneigecaar, kellner met het
blosje), naar de stadsbelt moest brengen ter
asphyxiatJe,
Buitengeköuen vond ik het afschuwelijk
koud en zocht naar mijn sleutel om de in
het slot gevallen huisdeur weer open te doen
en mijn overjas te halen, maar de sleutel
zat in de overjas.
Ik vloekte wederom, ik geloof dat het op
dit moment duivekater" was. De hond kefte
en sprong met zijn vuile pooten tegen mijn
beste broek aan, verheugd over het
uitgangetje, zijn laatste vermoedelijk. Ik had lust
dit nog te bekorten door hem op staanden
voet te lynchen, maar ik was bang dat hij
me bijten zou. Ik geloof niet dat ik ooit zoo
uit mijn humeur geweest ben. Ik schold op
wat mij het dierbaarst was, op familie,
vrienden en professoren.
Toen ik mijn deur uitging stotterde het
carillon van het stad huis een inleidingsmotief
voor de tweede ure na middernacht, die
weldra over de stad werd uitgezongen met
dreinende klepelslagen, waarvan de
Academieklok wakker schrok en met een paar haastige
meppen, volkomen overbodig ook kwam
vertellen dat het twee uur was, waarna de
andere uurwerkdragende gemeentegebouwen
tot drie uur toe by tnsschenpoozen volhielden
dat 't nog Altijd twee uur was, totdat de
brembeer op 't stadhuis hier een eind aan
maakte en met het slaan van drieën een
nieuwe serie van onjuistheden opende.
Een vol uur had ik al naar den verlos
senden in 't duister glimmenden helm van
een agent gezocht. Eindelijk bij de Singel
brug een gedaante... helaas slecht» de
brugwachter, die een half uur geleden twee
ge' pelijke lieven feitelijk zóó, dat ieder mensch
in bjjpa alle opzichten liefdediensten, van
anderen noodig heeft.
De hulp van dokter, apotheker, advocaat
onderwijzer enz.' enz. ig in den grond, niet
andera dan liefdewerk.
Van betalen, in den waren zin dea woords,
kau ten opzichte van hun hulpbetoon dan
ook geen sprake; zijn. Hoeveel guldens is
waard een advies- van geneesheer A. met een
scherpzinnigheid X, een geleerdheid P, een
attentheid Q, een, tijdverlies R ?
Zulk een liefdBdienst is ook het leenen
van geld, hetzij dit geschiedt door vakman
nen bankiers hetzij door particulieren.
Voor al deze caritatieve werken, ook voor
het geld-leenen, geldt de algemeene regel, dat
men er toe verplicht is, als men het kan doen
en de andere hulp noodig heeft.
En omdat al deze aefdewerken geen gelds
waarde hebben, mag men voor het praesteiren
ervan geen geld vorderen, zooals men een
tafel of kast kan laten betalen ook al heeft de
ander die noodig;
Van den anderen kant echter is ook dit waar:
men is nooit verplicht meer hulp te verstrek
ken dan coodig is. Als iemand met n spijker
geholpen is, hoef ik hem niet .een pond' te
geven. |gg
Zoo is een dokter wel verplicht, zieken te
helpen, maar de patiënten moeten zorgen
dat het ofler, wat ze van hem vorderen, zoo
klein mogelijk zij, want tot meer dan het
noodzakelijke is hij niet gehouden. Hij mag
dus eischen, dat hij in staat gesteld wordt,
zich en zijn gezin behoorlijk te onderhouden
daar hem door zyn praktijk de gelegen
heid ontnomen wordt, dit op e*n andere
manier te doen.
Bit gaat ook door voor dengene, die geld
leent. Deze liefdedienst, als zoodanig, ia niet
te betalen, en er mag ook niets voor ge
vraagd worden. Dit is altijd woeker.
Maar wie een ander geld ter leen geeft,
behoeft bij zijn liefdedienst niet verder te
gaan dan noodig is.
Omdat nu geld altijd in ondernemingen
kan gestoken worden, zoodat men altijd in
staat is er een zeker procent voordeel van
te trekken, is men natuurlijk niet gehouden,
van dit voordeel af te zien, zoo de opnemer
van bet geld hem dat vergoeden kan, en met
de hoofdsom geholpen is.
Heeft iemand het geld bepaald uoodigen
kan by den geldschieter niet schadeloos
stellen, dan zou deze wél verplicht kunnen
zijn renteloos te leenen.
Van een principiëele verandering ig in de
katholieke moraal dus geen sprake.
Alleen hierin is verandering gekomen: in
de tijden, toen het renteverbod gegeven is,
kon men het geld niet gemakkelijk en
oogenblikkelijk in flnantiëele ondernemingen ste
ken en vruchtbaar maken; toen bracht dus
het uitleenen van geld niet van zelf winst
derving mee.
Nu is dat wél het geval.
Het zou onredelijk zijn, te vorderen, dat
de een den ander helpt met geld, en daar
enboven nog schade lijdt, zoo dit laatste kan
verholpen worden.
Amsterdam.
T TI. KWAKMAN,
R. K. Pr.
BerMlei
TOLSTOY heeft twee nieuwe boeken voltooid.
Het eene behandelt het Poolsche vraagstuk,
het andere wijst op den overvloed van onze
conventioneele gewoonten.
Mrs. HUMPHBY WABD'S nieuwe roman
Canadian Born, waarvan het eerste gedeelte in de
October-aflevering van Cornhill's Magazine is
opgenomen, verschijnt tevens in de Revue de
deux rnondes onder den titel George Andenon.
M. J. DE GOEJE. Te Grïii, is verschenen
Michael Jan de Goeje, biographische Skizze
door Dr. Hans Untersweg,
DUTCH NEW-YOKK is de titel van een pas
verschenen boek van Esther Singleton, waarin
wordt beschreven het dagelijksch leven van
de Hollandsche stichters van Nieuw-Amster
dam, hun woonhuis, tuin, boederij, meubelen,
gewoonten, maaltijden, ochtend-gebed, werk
zaamheden, in 't kort: het geheele doen en
laten van hun huisgezin. Talrijke illustraties
naar oude teekeningen, portretten en
photographiën van verschillende verzamelingen
reliquïen van de eerste Hollandsche kolo
nisten, verhoogen de waarde en belangrijkheid
van dit boek.
40 cents p«r. regeL
BOUWT t« N tl K SP EB T.
Inlichtingen bij het bouwbureau Art i",
aldaar.
C. H. VAN DER TELDEN, Fa. Q. B. BOSCH, Hofjow.
KALTEttSTB. 153, b/h Spi, imsterdam. IA. 2845.
Eenige
Fabrikanten
ngerSühne
Slutógart
HooMdepötte AMSTERÖAM: Kalverstr. 157
E. F. DEÜSCHLE-BBNGEE. ?]
?vant mei -talrijke weu ?
-we /modellen, waatcnder
/? d
J 4 ?£>,-.
GEBR. SIMONS
WORDT TERUGGENOMEN
FABRIKANTEN VALTOfl ZODEN AMSTERDAM
Verkrijgbaar bij:
HIRSCH & Cie., Hofl., Leidscheplein.
ADRIAAN SCHAKEL, Hofl., Heiligenweg.
H. MEYEK, Hofl., Koningsplein.
Mag. KEIZERSHOF, Nieuwendijk.
C. NIEUWENKAMP KOTTING & ZOON,
Galerij 29.
Kleeding-Mag. M. DE KONING, Batavia.
Winkel-Maatschappij, EIGEN HULP, Batavia.
Verdere adressen onzer contractanten ver
strekken gaarne
VALTON & ZONEN, A'dam.
Koopt UITSLUITEND BOTJCB O IS I» Fit RIJKSCONTROLE.
De STAAT GARANDEERT U een ONVERVALS?HT product,
Boterbaudel ZUIDL,
REGULIERSGRACHT 27. TELEFOON 8935.
zien had die de Kerkhoflaan waren inge
wandeld. Voor zonsopgang zouden er geen
nieuwen langs komen dacht hij.
En vind je dat geen schandaal?" vroeg
ik den man.
Och meneer, antwoordde de brugwachter,
agenten gaan overdag reeds tot de
zeldzaamheden behooren"".
Toen vertelde ik in 't kort de geschiedenis
van het hondje. Hij stelde belang in het
geval en verklaarde bereid te zijn mij te
helpen z:eken. Hij ,zou de operaties aan
vangen bij het standbeeld van Leeuwenhoek
en ik van af de Singelbrug, ons voortbe
wegende in de richting van de Boschpoort,
waar we zouden samenkomen en elkander
het wederzijdsche succes of wan-succes
meiedeelen.
Als de hond hem voor de variatie
nageloopen was, zou ik natuurlijk mijn piek ge
schuurd hebben, maar hij drentelde me ge
trouw achterna en taalde zelfs niet naar drie
haringkoppen, die in de goot voor een
fruitwinkel lagen te dobberen en waarop ik
hem in 't voorbygaan wees.
Bij de Bosshpoort stond de brugwachter
me al te wenken met den wijsvinger aan de
lippen ten teeken dat ik behoedzaam naderen
moest,
Ik heb ze," fluisterde hij, maar loop
zachtjes, anders zijn we ze subiet weer kwijt"".
Onverwachts stonden we voor de mannen.
Het waren nachtwakers en ze zaten vadsig
op de stoep van het academische Ziekenhuis.
Ze waren zeer ontsticht over onze komst,
mijn geval interesseerde hen heelemaal niet,
ressorteerde niet onder hun
ambtsbevoegdheid, ging de gewone politie aan. Zij walkten
slechts, onbeheerde honden waren hun vak"
niet. Wijs me dan eens een gewone politie
agent wiens vak het dan wel is," snauwde ik,
een dood gewone is me voldoende. Van mijn
huis af tot hier toe zoek ik er al als een gek
naar, kyk in stegen en sloppen, maar vind
er geen."
Dat komt, zei een van de kerels, dat
de politie hier 's nachts zoo gekleed is, dat
ze opgaat in de duisternis en alles zien kan
zonder zelf gezien te worden""".
Het was waarschijnlijk een citaat uit een
dienstboekje. Van deze mannen was niets
meer te hopen. De brugwachter en ik lieten
dit reglementaire tweetal zonder uchtendgroet
in den killen nevel achter. De brugwachter
zette er geducht de sokken in : uit de richting
van zijn verlaten brug klonk het schorre
gekrijsch van een ongeduldig sleepboot
kapitein.
Ik was weder met den hond alleen in de
stille straat, keek hem aan, zuchtte diep en
zag het care canem" der ouden in een
nieuw licht.
Het stadsleven was inmiddels ontwaakt,
winkels werden geopend, waar meiden en
knechts de toonbanken poetsten.
Een reddende gedachte schoot me eensklaps
door het hoofd.
Honger voorwendend betrad ik eenmagazijn
van fijne vleeschwaren, kocht een ons
Italiaansche vleeschkaas, trok de deur achter me
dicht en liet den hond er achter.
Naar men wil hing hy drie dagen later als
brea^-fast- bacon voor de ramen.