Historisch Archief 1877-1940
No.
1&85i)E AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
ii ie Hooftttat,
Men was bier niet vergeten, welken
indruk Frite Kreirier, de groote
Oostenrijksohe violist, ten vorigen jare gemaakt heeft.
Ten minste de groote concertzaal was Donder
dag 30 September weder ouderwetsch vol.
Behalve de vioolconcerten van Beethoven
«n Tschaikowsky (op. 36), speelde Kreisler
nog het E-dar concert van Baoh. Beethoven's
eerste Leonore-ouverture móést daaraan ten
offer vallen.
. Niet geheel heeft mq Kreisler in dit concert
k'nnnen voldoen. In 't eerste deel liet de
stemming tusschen solo-instrument en orchest
te wenschen over en in het laatste deel
heerschte er geen' overeenstemming van
tempo büsolist en dirigent. Slechts de
Middensatz, n dier heerlijke Largo's, zooals
Bso h er zoovele geschreven heeft, genoot
«en eerste-ranga vertolking, j Niet onvermeld
mag blijven de smaakvolle en klankschoone
registratie van het orgel' in dit deel.
Na Bacb, Beethoven. En hier was Kreisler
in zijn element. Met verbluffende zekerheid
werden reeds aanstonds de gevaarlijke octaven
van het begin, overwonnen. En zekerheid en
gemak waren de eigenschappen, die men het
geheele werk door kon waarnemen. Maar
ook steeds was de toon ziel vol en tot het
hart sprekend. Bijzonder schoon wal ook de
cadens aan het ei ad e van het eerste deel
(van Kreisler zei ven?) met een goed ge
vonden polyphone zetting van het hoofd
motief.
Het is mogelijk dat men zich Beethoven's
meesterwerk stijlvoller, strenger weergegeven
kan denken. Ik herinner aan Joachim'j op
vatting, welke voor zijne leerlingen Eldering,
Petri e.a. tot model gediend heeft; ook Flescb.
speelt het concert met diezelfde rustige klas
sieke ingetogenheid. Schooner echter en meer
vervuld van zinnelijke' charme, dan in
Kreisler's voordracht, kan ik mg het concert
niet weergegeven denken.
Het was niet meer applaus dat den kunste
naar loonde, het was een orkaan van toe
juichingen, een ovatie en... welverdiend.
Na de Pauze hoorden wij het concert van
Tschaikowsky, een echt yirtnozenwerk. Het
eerste deel was in muzikaal opzicht echter
toeh wel wat al te onbelangrijk. Eene
Canzonetta als tusschensatz, bleek een mooi
effectvol en klankachoon intermezzo te zijn
van overigens niet diep liggende lyriek. En
het Finale.... echt vuurwerk. Natuurlijk
wederom daverende toejuichingen. Maar
Kreisler was mij toch het liefst In Beethoven.
Een fragment uit Berlioz' dramatische
symphonie Romeo et J u liet t e" n.l. Romeo seul
Tristesse Grande Fête chez Capulet," werkte
na al die solonummers zelfs van het
allerbeste kan men wel eens te veel krijgen
als een verkwikking, als een lafenis
voor het por. Zoo'n. heerlijke orchestklank
weegt toch op tegen de meeste solonummers.
En het was of het orchest zich er eveneens
over verheugde, dat het zich weer eens kon
laten gaan. Het was prachtig]
fe*En zoo is dan Mahler's zevende symphonie
hier ook ten gehoore gebracht. Mahler maakt
het iemand niet gemakkelijk in den geest
zijner werken door te dringen. Hij
isafkeerig van elke analyse en zoo bevatte dan het
piogramma van Zondag 3 dezer eenanalyse
van... Beethoven's eerste symphonie.
Toch zal wel iedereen aan het einde van
Mahlers's symphonie, zich bewust zijn ge
weest met een belangrijk werk kennis ge
maakt te hebben.
Niet steeds echter is de indruk ervan even
i sterk; hier en daar vermoedt men dat meer het
verstand dan het hart is werk saam geweest.
Het Finale echter, om het maar aanstonds
te zeggen, is een der merk waardigste uitingen
van symphonische kunst, die in den laatsien
tijd zijn ontstaan.
Maar laat ik beginnen met den eerszen Satz,
een Allegro con fuosco", na een langzame
inleiding. Deze laatste brengt ons al aanitonds
een der hoofdmotieven in den Tenorhoorn;
een motief dat men gemakkelijk onthoudt
door zQn dalenden sprong in de kleine septime.
Talloos zijn de varianten die de componiat
van dit motief geeft en dan wordt de
septimesprong ook wel prijsgegeven. Ook in de
derde en vierde Satzen ontmoet men dit
motief. Een tweede thema, het hoofdmotief
van het eerste allegro treedt voor het eerst op
in de trombones in es kl. 3 met de lage
As van de bassen als orgelpunt. Iets later
brengen violoncellen en doorns het in e kl.
3, zoodat men deze toonaard als hoofd
toonaard mag beschouwen. In het Finale
wordt dit motief weder aangewend.
Buitengewoon; kunstig weet de componist
dat materiaal te verwerken. Steeds wordt
men getroffen door de vindingrijkheid van
Mahler maar niet altijd wordt men geboeid
door zijn orchestklank. Men schijnt het in
den laatsten tijd maar niet zonder gestopte
trompetten, hoorn en andere koperen blaasin
strumenten te kunnen stellen. Beoogt men nu
zeker programmatisch klankeffect hiermede te
bereiken, dan kan men er vrede mede hebben,
maar dan is het wenachelijk dat de toehoor
der op de hoogte gebracht wordt van 's com
ponisten bedoeling; gebeurt dat niet, dan
ontstaat alleen bij hem een indruk die zijn
schoonheidsgevoel kwe'st; want bekoorlijk
zijn deze instrumentale effecten in geenen
deele. Naast vele van zulke brutale momen
ten staan echter buitengewoon mooie pas
sages, die men slechte langer en
veelvuldiger zou wenschen; zoo b.v. de fraaie pas
sage in C dur van de violen en later die
in b kl. 3 van violoncel en alten, dan nog
de mooie expressieve melodie in B dur enz.
Aan het einde van den Satz krijgt men den
indruk een bijzonder knap werk te hebben
leeren kennen van zeer hoog staande com
positietechniek.
De drie middendeelen worden door Mahler
Nachtmnsik" genoemd. Zeer bekoorlijk is
h«t begin van den tweeden Satz voor twee
hoorns en houten blaasinstrumenten. Toch
kon het verdere verloop van het stuk mij
niet steeds boeien. Dit was nog meer het
geval met den derden Satz, door Mahler
voorzien van het opschrift Schattenhaft."
Het vierde gedeelte een Andante Amoroso"
toonde ons Mahler in een andere physionomie.
Het was ais hoorde men daar weder den
sprookjes-componist, die zoo gaarne zijn stof
put uit des KnabenWunderhorn." Liefelijk
en schoon en toch origineel zijnde motie ven
van dit poëzieiijk toonstnk.
In het Rondo-Finale, volgens het program
maboek door den componist der Tag" be
titeld, ruischen ons Meistersinger-klanken
tegemoet.
Feestelijk van stemming en schwungvoll"
van opbouw, geniet men van de bezonken
De Halve Maen" voor Je Waven te lei-Tut
Het Echip de Halve Maen", onder grooten toeloop van volk op de kaden, voor de Eerehaven te New-York geankerd
kracht, die uit dit deel spreekt en als het laatste
fortissimo-accoord voorbij is, dan juicht men
den componist in opgetogenheid toe.
Zóó dachten blijkbaar de toehoorders er
ook over, want aan het einde van het werk
bracht men den meester een ovatie.
De uitvoering onder de rustige en zekere
leiding van den componist was indruk wekkend
schoon. Vermoedelijk zal de componist wel
niet vele zóó hoog staande uitvoeringen van
zijne symphonie dirigeeren.
Op het abonnementsconcert van Donderdag
7 dezer staat de symphonie in gezelschap
van het Meistersingervorspiel op het pro
gramma. Zeker een eigenaardige combinatie.
In het volgende nummer zal ik mededeelen,
óf en in hoeverre dan mijn meening over
Mahler's zevende is gewijzigd.
Een eenig concert van ons kunstenaarspaar
Messchaert en Röntgen. Deze aankondiging
was voldoende om de kleine zaal van het
Concertgebouw vol te doen stroomen. En
terecht, men weet het reeds van te voren
dat het genot van den meest exquisen aard
zal zijn.
Messchaert, voortreffelijk gediaponeerd,
zong zich weer thuis in de zielen van de
toehoorders, die nooit moede worden te luis
teren naar de heerlijke tonen van zachte,
stille lyriek, naar die forsctie klanken van
hartstocht en wanhoop, maar ook naar de
schalksche, ondeugende lokstem van den
Zauber der sie fest gebannt", zooals
Brahms' liedje luidt.
Wat waren die vier Schuberts prachtig
eenvoudig; zoo zonder onopgesmuktheid,
zonder raffinement, maar daarom juist zoo
waar. En wat was die Mainacht van Bhrams
mooi en niet minder In Waldeseinsamkeit",
in > poe zie gedrenkt en met een wonderbaar
schoone klavierbegeleiding.
Als noviteit hoorden wij vier liederen van
Fritz Kaufmann, die ons een hoogen dunk
gaven van 's componisten talent. Niet alleen
dat de stemming van de gedichten bijzonder
goed getroffen is, maar ook de muzikale be
werking, met name de klavierpartij, staat op
een hoog peil. Kennst du das Leid" is een
juweel en hoe mooi rustig en gedragen in
zijn onovertrefbaar pianissimo zongMesschaert
dit lied. Vision" is een [aangrijpend stuk
evenals lm Sturm", een wild bruisend ge
zang met een onstuimige begeleiding. Doch
ook Nachtgesang" is een lied dat reeds
dadelijk een gnnstigen indruk maakt.
Hoe Röntgen begeleidt maar dat weet
en bewondert men immers algemeen? Hij
is Messchaert's evenknie.
Als eolist deed hij ons genieten van
Beethovens As-dur sonate met de mooie variaties,
de treurmarech en het delicaat-fijne Rondo
(hoe geniaal de overgang van de marsen
naar het Finale), en van zijne nieuwste com
positie voor klavier Dolce far niente", een
cyclus van zes nummers, die door het publiek
uiterst dankbaar is ontvangen. De elegante
en in een eigenaardige kleur, gehouden
Valse'' de pittige Hnmoreeque' het Old
Irish folksong het droomerige Vineta" en
de eenigszins in Schumaun'schen geest
gehouden Epilog" deden opnieuw uitkomen
welk een fijn besnaard kunstenaar wij in
Röntgen bezitten] en hoe fraai hij voor klavier
weet te schrij ren.
Moge dit manuscript spoedig naar den
drukker gezonden worden.
ANT, AVBEKAMP.
Manihche Teelmaatscliappij 1909.
Notities.
De teekening die Floris Ferster dit j aar ten
toonstelt is : Een gedeelte van de
Hooglandsche kerk te Lalden (1909). Zij is gedaan in
waskrijt, en behandeld met de ervaring en
de vertrouwdheid met dit materiaal die den
schilder eigen is. Ze stelt voor een gordijn
(groen) hangend boren een houten zijkant
van banken, licht dat doorvalt en zorg
vuldig geteekeude pilasters. Het gordijn
is de hoofdzaak in dit werk geworden, en
wel zoodanig dat de teekening niet is een
kerk met een Groen Gordijn maar een Groen
Gordijn met een kerk. Het onderdeel is door
te veel aandacht tot de hoofdzaak geworden,
en heeft daardoor het geheel verkleind. Het
geheel is koel en zuiver gehouden en met
groote nauw-zinnende zorg behandeld. Zeer
natuurgetrouw is het?maar (enatuurgetrouw.
Er is in zeker opzicht niet getracht ten eerste
naar de natuurlijkheid van het kunstwerk, maar
naar de nauwkeurigheid van het gegeven.
Het bewijs daarvan is voor mij de eene
scheeve licht-arm. Deze is scheef ten opzichte
van een geheel dat gebouwd is feitelijk op
vertikale lijnen (op de teekening namelijk).
E MI van die twee lichtarmen is in die op
gang gehouden, maar een tweede steekt zijn
scheeve lijn zonder compensatie door het
geheel. Ook dunkt de perspectief vooral van
het gordijntje me niet volkomen in orde. Als
stof en als kracht van teekening is dit echter
bizonder. Ik hoop dat Verster eens een
schilderij moge maken van eenzelfde gegeven
maar meer de kerk, en met het détail iets
meer verholen. 2. Briës Geldersche bin
nenhuis is beter dan aan bet spinnewiel".
Het licat beweegt zien vrijer en transparan
ter door de ruimte, en in de Vrouwenfiguur
die bij het raam zit is meer. grootheid be
reikt dan hem gewoonlijk lukt. Die figuur
stijgt boven het hem gewone uit. 3. Masten
broek'» Avondschemering (No.61) ofschoon de
voorgrond te groot is, heeft een weligheid
van vormen, en een weligheid van licht die
ofschoon het werk zeker geen bizondere diepte
bevat, het tusschen zijn overig, wel te handig
werk doen kiezen. 4. Te handig is alles van
Albert Roelof» hier, en te oppervlakkig. Het
heef c die gauwigheid die geen inhoud meer
heeft en Roelofs is te veel schilder om zich
zoo gansch te vergooien. De kritikus moet
hier waarschuwen, ex officio. Zoo hij dit niet
deed, zoo ware de schilderkunst hem niets
dan een ijdel aanzien en zich vermeien. En
toch Londen toonde het pas schilder
kunst is een krans van roode, schoone, har
ten aan de schoonheid geboden; en toch
Londen liet het zien schilderkunst is een
voudige statigheid zooals de buste van den
Doge Leonardo Loredano van Bellini(G); of
een wy'd uitgebouwd geheel als Veronese; of
diepe gouden weelde en naakt vol op van
Titiaan; of blijheid en teedre droefheid van
Piero di Cosimo; of ze is nog de met-ge
bouwde innigheid van Fantin's; mr. en
mrs. Edwards. Als Roelofs zoo door gaat
wordt het werk werk voor het boudoir.
5. Haverman's Frits Jansen heeft naast veler
lei, de onaangename zijde van een te sterken
omtrek; de heele figuur is in een zwarte
lijn gevangen en teekenen in kleur,
modelleeren zij beter gezegd, verschilt van
het enkel lineaire immers? Zoo was ook de
Van der Maarel die zeer geprezen is, niet zoo
goed als hij mocht lijken. De verhoudingen
waren niet zuiver; alleen de twee groote
klenrvlekken geel-blauw wekten de aan
dacht. 6. La touche Amour des Roses, een
aap bij bloemen etc. was belangrijk, maar
Le boequet de Versailles in niets van inte
resse. Te noemen nog is de teekening van
Th. Schwartze; 18 Isaac Israëls, om de matte,
rijke kleur; Leon Frederics, 30; en een 3-tal
portretten van Jan Veth: 118, 119,126; een
enkele De Zwart; als Van Gogh is hij soms
onrustig.
WETENSCHAPPELIJKE
Noordpool-onderzoek. In verschil
lende tijdschriften zijn reeds waarnemingen
gepubliceerd die betrekking hebben op Mars,
die in deze tijden geschikter dan ooit is om
bestudeerd te worden. Bij deze publicaties
komen ook figuren voor van een der
poolkappen van Mars; eigenaardige
afsmeltingFverschijnselen worden waargenomen, het ge
heele verval van de poolbedekking (of deze
vaa sneeuw of van vast koolzuur is, willen
wij onbeslist laten) vindt met belangwekkende
détails plaats, die door ons op ons doode
gemak nagegaan worden in de herbergzame
omgeving van een sterrewacht. Dit wetende
vragen wij ons af: is het niet denkbaar dat
wij eerder van de pooltoestanden van Mars
op de hoogte zullen zijn, dan van die onzer
eigen aarde?
Niet wetende welke verrassingen ons dit
najaar nog brengen kan, tengevolge ven de
ingespannen aandacht waarmede Mars gevolgd
wordt in de groote sterrewachten, kunnen
wij toch wel met zekerheid zeggen dat wy
ons niet behoeven te schamen over gebrek
aan kennis van onze eigen pool of liever;:
polen. Op bijgaande figuur zijn vier kaartjes
van de Noordpoolstreek weergegeven, waarop
zwart aangegeven zijn alle streken die nog
totaal ondoorzocht waren in de jaren die onder
de kaartjes vermeld zijn. Dan blijkt toch wel
dat wij in minder dan een eeuw aardig voor
uitgegaan zyn in kennis van de Noordpool.
Terwijl in 1820 het grootste gedeelte dat
binnen den poolcirkel ligt (dus boven den
breedtegraad 6ÖV-0 nog zwart is en een klein
gedeelte bekend (wit en gestippeld in de
figuur), zien wij in 1853 en 1882 hei zwarte
onbekende hoe langer hoe meer plaats makem
voor het gestippelde bekende, totdat in 1907
een betrekkelijk klein gedeelte zwart is ge
bleven. Ii 1820 zyn er zelfs nog flinke zwarte
brokken buiten den poolcirkel, en dat is ook
sterk verminderd totdat in 1907 nog alleen
een klein stukje in Zuidelijk Groenland onbe
kend is geb even buiten den poolcirkel.
Slechts een betrekkelijk klein gedeelte der
ontdekte gebieden blijkt uit land (wit) te
bestaan; uitgestrekte zeeën (<estippeld) schei
den de kleine eilanden. Opmerkelijk is hoe
da poolgsheimen eerst vooral van Earopeeache
zijde zijn doorzocht, maar het is niet te ont
kennen dat later ook de Amerikaanache kant
stevig bewerkt is en dat het zwarte brok dat
de twee onderzoekers-legers nog tegenhoudt,
* *
*
Dat de teekenmaatschappij nog leden
mist die er in hooren, weet waarschijnlijk
het bestuur evenwel als ik. Ik zal het daarom
niet meer herhalen.
PLASSCHAEBT.
steeds smaller wordt. Groenland biedt in zijn
binnenste nog stevig weerstand, beschermd
door de dikke gletscherlaag die alles o
verpantsert ; maar het leelijkste brok is nog de
driehoek tusschen Azië, Amerika en Noord
pool. Laten wy hopen dat het geen eeuw meer
duren zal eer ook dit nog onbekende deel
veroverd zal zyn.
De vraag is: zal dit bereikt worden door
sport-pogiagen om in den kortsten tijd, met
de vlugste reizen te springen van bekende
streken naar de Pool en weer terug. Wat
voor waardevolle waarnemingen kunnen ver
richt worden met onwetenschappelijke haast
en de bijgedachte: ik moet niet alleen 't
eerst aan de Pool zyn, maar ook 't eerst
weer binnen het bereik van couranten en
publiek". Niet van dergelijke wedstrijden
moeten wij het meeste verwachten, maar
wel van de lange geduldige tochten, die vele
betrouwbare nauwkeurig* waarnemingen op
leveren. Niet wat er precies op de Pool zelf
waar te nemen is, heeft het grootste belang,
maar wel alles wat in de geheele Poolomgeving
voorvalt. Kostbare expedities zijn het meest
te waardeeren, die niet hun ideaal zoeken
in eenige minuten hooger breedtegraad, maar
die wel door een groote staf van onderzoekers
een schat van waarnemingen verzamelen.
P. VAN OLST.
1820 1853 ~~Ï&8Z 1907
Onbekende gebieden om de Noordpool. Zwart: onbekend terrein; wit: bekend land; gestippeld: bekende zee.
Toneel.
Het Volk van Maandagavond jl. breng*
onder Ingezonden de volgende:
Verklaring: Wij, medespelers der
Vroolijke Vrouwtjes van Windsor",
verklaren eenstemmig dat de regie des heeren
Royaards ons geen knellende band is geweest,
doch veeleer een sterke steun in
hetdoorvoeren der door ons uit te beelden
karakters. Wij wenschen te protesteeren tegen de
wijze waarop het den heer Fr. Mgnssen
om redenen ons onbekend behaagd heeft
in het weekblad Da Amsterdammer" den
moeite vollen arbeid van den regisseur
Rojjaards voor deza Shakespeare-vertooning
te beoordeel en en in een zoo geheel valsch
licht te stellen."
Deze verklaring" is geteekend: Philomène
van Kerckhoven- Jonkers, Sophie de Vries,
G. Cauwenberg, C. van Kerckho ven, Anna
Sablairolles, L. Chrispijn Jr, D. van Ollefen,
Jacquelme Royaards-Sandberg, Joh. P. Mnsch.
Zij is dus geteekend door bijna alle
hoofdvertolkers van De Vroolijke Vrouwtjes".
Het is inderdaad verpletterend. En:
roerend. Zulk een plotseling, algemeen, zulk
een spontaan protest. Eene dergelijke groe
peering en masse" om het vaandel bekoort
n: wordt ep ons tooneel zelden gezien. Hoe
verpletterend, vereert zij das ook den
kritiek-echrijver van De Amsterdammer".
Enkele opmerkingen: De dames en heeren
onderteekenaren van het manifest, hebben
geen knellenden band gevoeld. Wij zonden
ons kunnen verbazen, maar salueeren
met de hoed. De dames en heeren zijn zér
beslist in hunne uiting l Doch wij in de
zaal, en dat deden wij in ons artikel uit
komen, hebben dien knellenden band wél
gevoeld. En wat de voorstelling in de zaal
doet, daarop komt 't aan, zonden we zeggen.
Er staan een paar woorden in het mani
fest, die minstens onvriendelijk zijn: het
tusschenzinnetje om red enen ons onbekend."
Om redenen ons onbekend" is de gebruike
lijke gekuischter vorm van daar steekt wat
achter." Deze veronderstelling is, wij her
halen, minstens onvriendelijk. En, indien
niet als van zelf aan een besoin de la causa"
werd gedacht, ook een beetje onzinnig. Want
om alleen dit te zeggen : vóór de vertooning
der Vroolijke Vrouwtjes", was de knel
lende band" reeds door anderen geconstateerd.
Niet minder duidelijk" dan wij. Wij zijn
bereid, of liever, om met de geachte
manifestanten te spreken, het zal ons
behagen, desverlangd het geheugen van de
dames en heeren ten deze op te frisschen.
Hetgeen wij heden nalaten; omdat het niet
in onze bedoeling ligt meer dan noodig is
onwelwillend" te zijn. Zoo heet 't immers,
wanneer men eene onaangename waarheid
zegt?
Wij zyn er intusechen van overtuigd,
en nu hebben wij 't niet meer tot de dames
en heeren, dat op den duur deze waarheid
minder gevaarlijk is voor den leider van Het
Tooneel", dan b.v. het door dik en
danopgehemel. De heer Royaards zelf zou kunnen
vergeten, w£ar het eigenlijke terrein ligt van
zijn werk; het terrein, dat opnieuw en zoo
duidelijk werd aangewezen door zijne brillante
creatie van Mercadet".
FfiAKS MlJNSSEN.
iiiiiliHiiiiHiiiiiiiiuiHiiMHiimiiiiMimiimiiiiiiiiiiliiiiMimiiiiiiiilimit
De nieuwe belastingwetten in DnitschlanU,
Denfeuive belastingen.
Vroeger Nu
In plaats van cijfers en staten geven we
hier liever een aanschouwelijk beeld van de
prijsverhooging van eenige artikelen van
dagelijksch gebruik welke bij onze Oosterburen
door de invoering van de nieuwe belasting
wetten is ontstaan.
Het plaatje spreekt genoeg uit zichzelf, om
nadere toelichting te kunnen ontberen.
(Limb. Koerier).
llllllllllmiHdmillMtlllMHHIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIItllllllHllltllHHIIHIIIIIIIH
Koïadorns als auteur.
Heden verschijnt onder de auspiciën van
Jan Feith een bundel redevoeringen van den
WelEd. Heer M. L;nnewiel, in Nederland (en
naar hij zegt daarbuiten) bekend onder den
aristocratischen naam van Kokadorus.
De heer Feith leidt den gebundelde (waar
is de tijd, dat predikanten in de bundeling
van hun preeken de kroon zagen van een
welbesteed leven?!) den gebundelden Koka
dorus passend in. Ziehier een fragment van
zijn Voorwoord" over 's reienaars talenten :
Vervolgens dien je altijd op de hoogte te
blijven van alles wat er in het dagelijksche
leven omgaat; je moet op je duim kennen
de onderwerpen van den dag, omdat bet
publiek daarin belang stelt. Op politieke
toespelingen zijn de menschen dol. Maar
daarbij moet je met overleg te werk gaan,
want wat ze zich hier gezegd willen hebben,
verdragen ze daarginds niet, terwijl je voor
een deftig publiek de boel weer heel anders
hebt voor te dragen dan voor een troepje
boeren. Dat is vooral een heele zorg in
politieke dagen. Kwam Kokadorus in de een
of andere plaats, waar hu den politieken
smaak niet kende, en informeerde hij links
en rechte, dan drong de een aan op een
antiKuyperiaansche inleiding bij den verkoop van
zijn bretels. Bindt 'm z'n broek op," stookte
zoo een; maar een ander bezwoer hem bij
hoog en laag: Haal Kuyper d'r niet bij, man,
want ze zouen je hier steenigenl"
Of hij kwam in een stad, waar sommigen