Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTEEDAMMEH WEEKBLAD VOQH NEDERLAND.
No.
koman; want teveajpjefs zal men in de gebeele
iauiteklitteratnnr iets vinden wat Wagaer's
Wattweben" in poëtische aaïveteit en
iaaigeid op aijde atoeeft. De natuur zelve alleen
ia in «tart een nog grootere en reinare stem
ming te weeg te brengen.
Prachtig is ook de scène na het dooden
van den draak, wanneer 'Mime in het
genoBgelgke vooruitzicht op het bezit van den
Nibelungenbort neb voortdurend tegenspreekt
en ten «hrtt* door 8i«gfried'« zwaard wordt
ft
f
*-, -f
De eerste scène van de derde acte .is zeker
een .der moeilijkst te begrijpen en meest
gecaMptfaeeEde vaa het geheele
Nibernagendrama. Wie echter doordrongen ia iu den
geest -van den tekst en in den rijken over
vloed TOB muzikale zinnebeelden, zal b
zoader-^eaieten van Wotan's vragen aan Erda.
Ho» ongedwongen ' en gem.kkelgk weet
Wagner daa hierna weder den lichten toon
te treffen, die de taal . van het
Woud«ngeige net mica wede «waagt. Een «ogenblik
Bug wordt men b*>ig gehouden door den
dialoog van Wotan met Siegfried «n nadat
dam dan ia stokken geslagen heeft 4» speer
dw aen« sgn e waard in tweeën deedapringea,
daa komt Wagner met al de heerlijkheid
a$B»r melo&wëvwaaUe en «ketievenrijkdom
«n orchestrale klankenpracht esn zee van
Kuilt «n séhoaabeid over ons uitstorten. Dan
«otgt aan der verrofekelpale momenten van
dégeboete NibelBkgea- partituur; bet lang
zaam ontwaken van SiegfriecPs liefde, het
BaaMaiiinljjlr weeesteeven van Btünahilde in
aeltowwnstaija vaa baar goddelgkeaoorsprong,
«a eiaael|}k baar bezweken voor de
bartetaaktdVke afönaaa va» den Walrangeaioon.
Ataaea liefelijke verpooaag hebben om
dan nog de klanten, waarmede Wagner aak
m)» «Bgfeied-Mytt" doet aanvangen, de «oven
palÜMM ea waaneer dn eindelijk de woor
den Mir etratdt turSttmieSksgfci.d'g Stern;
er i* mir «wig er iet mér immer Erb' mud
Sgea, ein' nnd aft' fenobteaéa Liebe,
Jaobendw oif' bet anhemn ankt, dan kenrt men
?tnd» weder tot het bewnstagn ean der heer
lijkste en geniaalste «Maagen van Wagaer'a
geert te tobbe» mogen hooien,
ontelbare saaien moobt acfcrgver
Siegtóed-*>pF««riag hSwoaea betig
Uen ato ea*ad**l van het geheel, fcete
g«lgk hiee,ala drama « part. Maar bij
berinmttt zich aiet ooit een voorstelling te hebben
bjte»w»nmd, waar all» fretowm zoo gelakkag
naaiiiaaiiiiliiii tot mat verfcrijgan va* een zoo
bf nitetak «obittereaa' geheel als bg da
opwring der Wagawr-weeniging -op Donder
dag 4 deeer,
- ItflB weet wat «as otchest vermag. Hoe
de anaaUfkite ea ing*wikkeld«te
mstrnment«ombinatiëa steeds duidelijk en rond en
waauierbaar seboaa klinken l Geheel
derjjkdean «an Wagaar's Sèefrïed-partituwr werd
voor ons opengelegd in een klaafcweelde dw
daa val tewoadering deed omzien tot het
genie wan den meeater, dat oog 8teede*l3«an
Jtekrteadfi aan schijnt aan dan m«iikal/en
,,M*ar ook bet orebeat dat veortreffel jjk '
gedapaaaerd blaak te 290, verdient onse
balde «aar Aa glansrijke reproductie van het
iasttomeatata gedeelte der uitvoering.
. Sau Siagfried jeng en achoan gebouwd,
met een intelligent galaat, vlag en overmoe
dig 'ia apal en met een orgaan dat toe het
katete toe wwUaidend kiosk; ziedaar dea
Siegfried van Heinrich Hensel. Het is waar,
men heeft wel eens klank voller tenorstem
gehoord. Enkele toaen konden nog vrijer
kliakaa «n de «okmiedaBedet*' inaden aog
glawrfrer de «aal togBrongen werden; «ok
kon de derde acte muzikaal nog
gresteraekerheid verdragen. Maar dan iuflfii daad ana a»n
ook een ideaal- Sieghtod hebben vadnrege».
Zóó was het t oei reeds buitengewoon ver
kwikkend een vertolker dezer realeischende
Itartjj te hooien, die zgn rol ten einde toe
«óat bét grootste gemak zingt en voortdurend
bljjken geelt van intfilligent spel.
M de andere rollen waren aan beproefde
wi ook bekwame klachten toevertroawd.
Vooreerst de ,Mime" van Jnlius Lieban, die
man zich niet beier denken kan. Dan
Feinhals Wanderer" wiens A.uf WolkigenHöh'n
wehnen die Götter" m|j nog in de ooren klinkt.
Voorwaar een imposante verschoning. Im
posant Ju spel en zang.
Pan Daalder Zador, die aU Alberich zeker
>Qns gelQke zoekt en arl Brann die aan de
Fa/ner-partg buitengewoon veel relief weet
te fleven.
" Bvrouw Lefller Bnrchardt hebben w
mede als laolde en als Biünnhilde in
GótterdaawBerung" leeren waardeeren. Zjj heeft
in stem en gebaar inderdaad de grootheid
vanden Wotanadochter. Majestueus was haar
wedergaye van de derde acte.
MeVronw T. Kjaus-Osborne was een ideale
BrQaj zooals zi' die moeilijke scène met
Feinfaala zong, zoo duidelijk in woord en
klankichoon in sang, was het een genot haar
te mogen aanhooren. Die Slimme des
Waldvogels" werd door mevrouw Emmy Burg
unuiiuutiuiiHiiiiiiiMiiiiminiiuiiHiiiiiiiiiiiniiiiii
IIIIIIIIIIIIIIIIIIHII
PRINSITO.
Naar S VEN HKDIN.
Het was den vijftienden December van het
Vorige jaar. N» een lezing, die ik voor
Japan, ners en Etrrepeanen ia Seoel gehouden had,
?at ik in gesprek met eenige Japansche
vrienden in de anders zoo leege zaal. Daar
buiten lag de nauwe straat, stil en donker;
de eterren schitterden van de sng'dende koude.
PfotwQag klonken luide hoefslagen op den
hard bevroren grond. Ean paar fakkels, ge
dragen door rijdende herauten, werpen hun
roed-gelen, fiückerenden gloed op winkels en
gevete en op de ewraUerietroep, die daar
aofeter volgde; slechts een zwakke weerschijn
van 4e fakkels verlicht flauw «en kleine
«warte overdekte wagen, die door twee
paardea getrokken werd en waarachter nog eenige
rtöters ?aandraafden. Een paar seconden
afocbM en de «toet wan verdwenen; het
gelóü^Aer hoeven ging in de verte verloren.
BIT ws* Tffiu Ito, die van een dienstreis in
zgne hoofdstad terugkeerde. One gesprek was
ettderbroken, mijn Japamebe Trienden waren
pieefatif opgestaan. Men voerde, dat een
OoeMV vwwbggegaan waa.
Dea volgenden dag bracht ik den Dictator
TBM Korea een bezoek. Hét resklerrtiegebotrw,
een ner eenvoudig rood bals met grtjae
boogvensters, ligt op een heuvel en
beheewcfet het mowfk der Koreaansche en
Japansche huizen. Lakeien in livrei, nemen
Zimmermann gezongen. Wel goed, maar tosh
koa ik mg die hooge tonen nog lichter deuken.
Be beer Emil Valdek uit Darmstadt had
wederom de regie ia handen en hg' kweet
ziefa op de van hem bekende voortreffelijke
wg'ze van zgn taak. '
De decors waren schitterend mooi, evenzoo
de lichteffecten en de prachtig voorbijtrek
kende wolken; een woord van hulde hiervoor
aan dan krachtigen medehelper, wiens naam
bescheidenlijk niet op het programma ver
meld wordt.
Maar Viotta is toch de man die met zgn
tooverstaf al deze uitnemende factoren west
te bezielen en te dwingen tot proestaties die
de nitarete grenzen van hun groot kunnen
bereiken en daarom een zoo diepen indruk
maken. Hem dus vooral onzen dank voor de
heerlijke opvoering, die een der schoonste
bladzijden mag vullen in hét gedenkboek
onzer Amsterdamsche Wagnerveieeniging!
ANT. AVERKAMP.
Ta. VAN MIEWEDE, Vvtösiontów. Utrecht,
H. Honig, 1909.
Zes novellen: Vertrouwen, Geloof, Donkere
dagen, Zonntland, EgAime en Leventillwie.
Het eenige aardige, prijzenswaardige van
dit boek vind ik dat de auteur het niet, ge
makzuchtig, naar de voorstgeplaatste novelle
heeft gedoopt, maar dat hg «esocht heeft naar
een samenrattenden titel. Ea daar werkelijk
vrg wel in geslaagd is. Al zon het ook niet
de moeite waard zijn dit hier in den breede
aan te toonen.
Overigens... ja!... Wanneer mentotdea
heer Van Merwede zei: u «r boek is
ouderwetech, muffig, saai en zelf* wat temerig
ouderwetsch, dan zon hg waarschijnlijk hoonend
glimlachen en denken: o, daar is weer zoo'n
moderne, zoo'a nienwe-gidemen, «oo'n mwe
realist, die van mrjn fijne gemoedskuust
nataarljjk «een eiar begrijpt, aai men tot
hem: tgk eens bier, uw ety'l beeft niets
persoonlgks, u wtaal is slap, vaal en onlogisch,
gükoot beechrgren noch vBrtaliea, dan zou
hg iets brommen alt: ja ja, 's. begrijp het
al, geen woordkunst, hè? tukt van
diesMuwerwetsche aanatellerjj van eigen-gefabriekte
voorden en combinatie» van woorden met
streepjes er tastenen... Daarom zou bet van
geen nnt zgn aoo iets tegen den beer Van
Merwede te «eggen, Mj BC u meenen alleen
de litteratorea tegen zich te hebban en
morgen mkwehien weer zoo'n pietluttig boek
uitgeven. Daarom moet men dat niet doea,
maar dea beer Van Msrwede aanspreken
aldus: Mijnheer, gq sgt klaurblgkelga: eea
goedhartig en deugdzaam man, gq hebt het
goede mat ons voor en wilt voor ons ver
haaltjes schrijven, waarmede wij ons voordeel
kanoen doen. Maar, mijnheer, dat wat n ons
daar vertelt, dat wisten wg hensch allemaal
allang, er is letterlijk geen b'adzij in u w boek
die wg' niet al vete jaren geleden hg anderen
geiaien hebbes d.w.z. niet precies zoo;
wg denken er niet aan u van plagiaat t»
beschuldigen maar, ja, dat ie 't nu eigenlijk
juist, die anderen hebben niet allén datzelfde
al gezegd, naar ze hebben iiet tevens béter
gezegd, krachtiger, welsprekender, met meer
pathos, ja dat was nu niet hun bette kantl
maar vooral ook met meer geest «n leven
digheid, begrijpt u wel I U'most niet kwalijk
aemen, maar wg hebben zoo weinig tgd, en
wg willen alleen nog maar lezea boeken
waaraan wg vooronj zelf iets kunnen hebben,
boakea waar iets ia staat wat wg nog niét
KW heel lang wisten of soo goed begrepen
hadden tets nieawq, raat B, ietsfcisoh, iets
oorspronkelijke, iets pittigst
HKEMAN EOBBKRS.
Getprek:
A. Zeg, heb je dat baek van Moretco ge
lezen; Jotttnaltetieke Manoeuvres met den
Zedenspiegel? *.)
B. Neen.
A, Moet je toch 'ie doen.
B. Waarom?
A. Omdat bet de moeite waard ia.
B. De moeite waard? Dan zon 't al iets
keel extra-büoadere moeten zgn l Bgnageen
enkel nieuw boek is tegenwoordig de moeite
waard. Je leest ze omdat je toch 'n beetje
op de hoogte blij ren wilt van wat je
tijdgenootea maken, maar je hebt er bg'na altijd
spijt vaa als je bedenkt dat je in dezelfde
aren een van de uitatekendste boeken uit de
wereldliteratuur had kunnen lezen. Endaa...
ean boek met herdrukken uit een krant nota
bene l Hoor k, ik besteed eiken morgen bg' m'n
ontbjjt en eiken avond na het eten 'n kwartier,
'n half nar hoogstens, aan m'n krant
waat je moet dan toch zoowat weten wat
er omgaat, hé? maar meer tjjd heb ik er
waarachtig aiet voor over,'t is al wel l En dan
*). Rotterdam, W. L. & J. Brusse, zonder
jaartal.
tlllllllllimijllllllllllllimiltUMHHIIIHHIIIIIimilllltllMIIIIIIIIIIIIINIIIIII
mgn mantel aan en ik treed een Europeesch
gemeubeld salon binnen, waar de geheele
staf wacht, secretarissen van militaire-,
marine- en burgerlijke zaken. Onder de
eerste zag ik de generaals Murato en Okaesji,
voorheen militaire attachés in Stockholm,
die daarom de OBderscheidingateekenen der
Zweedeche zwaardorde droegen. Niemand
spreekt, er wordt slechts gefluisterd en men
is in een afwachtende, plechtige stemming;
daar gaat de deur open en de kleine,
achten-zestig jarige man, grijs gebaard en met
gele gelaatskleur, in wiens banden het lot
van Korea berust, treedt binnen; iedereen
staat op en buigt ata voor een koning.
Hg begroet mg en heet mij welkom. Wg'
nemen plaats in een lenningstoel bij het
vuur. Alles zwijgt, slechts het geknetter van
opvlammend bont onderbreekt de stilt».
Prins Ito haalt een renzeasigaar te voor
schijn en biedt er mij ook een aan. Prins
Ito versch^nt nooit zonder sigaar. Prins
Ito steekt zijn torpedo aan, en «it in gedachte,
terwijl hg zwijgend in het vaur Maart. Na
eenigea tg'd vraagt hg mij iets betreffende
Tibet. Hg spreekt uitstekend Engelsen, maar
zeer langzaam. Ik antwoord ae-m uitvoerig;
hg stelt er belaag in en vraagt verder. Hg
wordt warm, meer van bet gesprek dan van
bet vuur, en vertelt episoden uit zijn eigen
leven, rgk aan gebeurt «nissen.
Hjj vertelt van zijn expresse zending naar
Stóekhefcn in bet jaar 1873, van de schoon.
beid dwr stad en de gastvrijheid vaa koning
Oscar; bf baalt herinneringen vaa Parijs
op, waar hi} den Perzische* SiahNazr-Eddin
ontmoette; naar aanleiding daarvan vertel
ik eenige grappige anecdoten van den ouden
nog 'is gaan herkauwen oude krantestukjes
dank je l
A. Heel vriendelijk! Je schijnt te vergeten
dat ik ook wel 't ia kranten schrijf ....
Enfin! saus rancune l ....
B. Je begrgpt me verkeerd. Ik erken dat
er tegenwoordig heel wat talent besteed
wordt aan het schrijven in kranten. Jouw
stukjes lees ik dikwijls met pleizier, geloof
me. Ea die van meneer Moresco zullen ook
wel aardig zgo. Maar wie herdrukt zoo iets
nu, in een boek l Dan is toch alle aardigheid
eraf l In het publiceeren van een boak zit toch
altg'd al eenige pretensie, maar als dat boek
dan nog ui t oude kranten-artikeltjes bestaat...
Wél, 't is of je b.v. zelf je tafelgesprekken
zou gaan opteekenea en uitgeven, met je
portret. voorin I M'n hemel, is er -dan geen
chic en geen largesse meer in de wereld?
E ijk zgn aaa geest en gevoel en dan die
rykdom nonchalant wegsmijten in conver
satie, in brieren, in een krant desnoods!
Dat kan iets koninklg'ks hebben, zoo iemand
noem ik 'n moderne edelman l Maar zelf je
eigen krnmmelijas op gaan rapen om er een
boekje van te fabriceeren l... Een houding!..
A. Wat draaf je weer door! Maar ik ga
er niet op in. Doe jij nu maar 'ia wat ik je
aanbaveel en lees dat boek van Moresco, té?
B. (schokt met z'a schouders) Och!....
A, (na een poosje zwijgen). Waarom lees
j B een boek een roman, een .drama, een
handel gedichten ? Toch niet om bet
verhaattje, de .verwikkeling, de spanning?
Waarom kyk je naar een schilderij ? Toch
niet om de voorstelling ? Wat intresseert je
in olie kunst? Toch enkel de ziel van den
kunïtensar, niet-waar ?... Je maakt kennis met
een sterk en fijn voelend en denkend menscb,
die het vermogen bezit je zgn gevoel en
gedachten, zijn levensvisie, heel zuiver mee te
deelen 'n vermogen wat de meeste
menschen nu eenmaal mis-ien. Welnu, wat doet
het er dan toe of de inhoud van het boek
dat je leest vroeger in een krant of in een
tijdschrift heeft gestaan.?(Bg'na alle romans
en novellen staan tegenwoordig eerst in tijd
schriften.) Als het je maar in kennis brengt
met iemand die.... iemand is, die iets te
zeggen heeft, iets dat de moeite waard is l
B. Na sla j g toch door! Want ik verlang
wel degelijk compositie in een boek, ik
verlang dat de inhoud iets objectief moois
is en, cok van een bundel, dat de inhoud
.een geheel vormt.
A. Zoo, noa, laten we dan over die ob
jectieve schoonheid een andere keer 'w
booaaen... Eea geheel ?.. Wel, het boek van
Moresco, in al z'n b ante verscheidenheid van
inhoud: 'n stuk o rer Japan, een over de vivi
sectie, een over de luiheid, een over de re
clame, over vrouwenkiesrecht, orer
Bembrandt, over da auto, orer de theestoof, over
Venetië, orer bat oads j*jr... weat ik al!...
't is tóch een gafaeel. Ean geheel zooils b.v.
de Spectator van Van Effen of de Essays
van Lirnb. Sana comparaison natuurlijk . ..
't Ia een geheel door de gaast, da milde,
humane geest, het karakter ...
B. Nou zeg, ik moet verder... Ik zal zien
dat ik 't eens ia handen krij ;... 'k Beloof
het je ... Tot ziens l...
Tueede geiprek.
B. Zeg!
A. Ja!
B. Dat boek van Moresco, weet je wel...
A. Ja...
B. 'k Heb 't gelezen. Je hadt toch wel
'n beetje gelg'k. 'n Beminnelijke kerel... Ik
had j nut wat ia Verlaine zitten blaren. Toen
kreeg ik zijn boekje in handen. Die man
heeft hdrt. Merkwaardig, dat hg' juist dat
vers aanhaalt, van Verlaine, wat mg inder
tijd ook zoo oattaglgk beef t getroffen: O mon
D ie u, vons m'avez bleaeéd'amour...
HEBMAM EOBDEBS.
Cesare Lombroso's dood ktram velen, onder
wie ook schrijver dezer regelen, die juist een
peging bad gedaan met den meester in brief
wisseling te treden, zeer onverwacht. Als
eerbiedige hulde aan den grooten geleerde zij
hier nu de zakelijke inhoud van dezen Brief,
der ihn nicht erreichte" medegedeeld. Moge
dit stukje ertoe bijdragen, dat de belangstel
ling in het levenswerk van Lombroso nog
wordt verhoogd.
Het was louter toeval, dat mgn lektnur
van Lombroso's Homo delinquens" samen
viel met die van het tweede boak van den
Ilias. Ineens stond het mg klaar voor den
geest, dat in de regels 212?271 van dat
tweede boek zooal geen bewijs voor de ge
grondheid van Lombroso'i theorieën omtrent
den Homo deliequena", dan toch een krach
tig documentum rcferens naar de waarschijn
lijkheid ervan te lezen viel.
De opmerking is, naar ik wil hopen, nieuw;
is althans noch door Lombroso zelf, noch
door zgn echool gemaakt. Ook prof. dr. G.
IIIIIMMIIItlHIIIIIIIIMIIIIIIIIIIItllllllllllllllllllllMHIIIIIIHIIIIEIMIIIIIIIIItll
Shah, die groote vroolgkheid teweeg bren
gen zóó zelfs, dat de staf het waagt om
te laohen. Prins Ito diept steeds meer op,
hg spreekt nu minder langzaam, echter nooit
levendig, en al lacht hg ook eens, de stille,
plechtige atmosfeer, die alom heerscht,
verdwg'nt toch niet Hij vertelt van zijn poli
tieke zendingen naar Peking, hoeveel
geduldoefeningen en overreding het kostte,
alvorens met Li-hung-tsjang tot eenig
doel te geraken en alvorens de manda
rijnen zich lieten bewegen de tractaten te
onderteekenen, en eindelijk komt hij dan aan
het vraagstuk over de toekomst van Korea,
over de richting die hg' volgt en zijne
wenschen In beknopte, duidelijke zinnen geeft
hij info' een overzicht van zy'n politiek.
Twee uren zgn verloopen; Prins Ito steekt
zgn derde sigaar op en zegt: Nu moet gy
verder maar zelf oordeelen. Ik heb eenige
van deze heeren opgedragen n alle inlich
tingen te geven, die gjj noodig hebt. Nu
verzoek ik u, am de dagen, die gg hier door
brengt, te gebruiken om aanteekeningen te
publiceeren, echter niet alleen voor de Zweden
maar ook voor andere Europeanen. Vraag
hnn dan, of mijn politiek niet de goede was
en of een andere groote mogendheid welke
ook in onze plaats anders gehandeld zou
hebben.
In de daarop volgende dagen ontmoette
ik prins Ito bi) verschillende gelegenheden.
Hg overlaadde mg met goedheid en gast
vrijheid hu telegrafeerde naar Antoeng,
Moekden en Port Arthur, en ik reisde als
een vorst door die streken van het verre
Oosten thans door de stralen der opgaande
zon beschenen. Het lag voor de hand, dat
Jelgersma, dien ik daaromtrent raadpleegde,
schreef mg, ze nog niet in eenig geschrift
te hebben gelezen. Juist door die nieuwheid
heeft ze voor mg een eigenaardige bekoring.
Het misdadiger stype wordt, volgens Lom
broso, geconstitueerd uit een samenstel van
anomalieën, waaronder ik de volgende vind
opgenoemd: gchedelafwg'kingen (b.v. téte en
pain de aucre), spaarzame baardgroei,
echeelzien, kreupelaeid (klompvoet), geringe
borstpmvang, spraakzaamheid, twistgierigheid,
impulsiviteit, humor van laag allooi, lafheid.
Ia het nu niet opmerkelijk, dat beteanig»
misdadigerstype, dat bij Homerus voorkomt,
ik bedoel Thersites , al deze anomalieën
vertoont? Laat ik u de plaats bjj Homerus
(Ilias, II, 212 e. v.) even vertalen, u daarbij
in het kert de situatie voor den geest roepend.
Een bui van moedeloosheid heeft de
Achaeërs voor Troje bevangen. Allen, ver
langend naar vrouw en kind, den strijd moede,
zijn bereid tot den terugkeer. Op aansporen
van Pallas Athene weet Odyweus echter er
den moed weer in te krijgen. Op drastische
wijze overreedt hg' het volk: koningen en
edelen door vteitaal, den gemeenen man door
stokslagen. De Achaeërs, reeds bezig scheep
te gaap, k eer en terug en zetten zich neder
ter vergadering. Als alles rustig is, staat een
man op en begint met veel omhaal van
woorden een smaidrede te honden. Die
man i» Thersites.
Thersites alleen was als een dolleman
aan het scfareeawea. Altg'd liep hg met de
een of aadere rare idee in zijn hoofd rond.
Ean impulsief individu, onhebbelijk, altg'd
iu oppositie tegen de vorsten, steeds bezig
de dingen belachelijk voor te stellen. Hg' was
de leelgkste man, die ooit naar Troje was
getogen, scheel keek ijj> en kreupel was hg,
met enge schouders en ingedrukte borst. Zgn
hoofd had den vorm van ean «uikerbrood
en «en spaarzame baard bedekte zyn kin.
Aehilles en Ody*seni hadden speciaal het
land aan hem, want hg belasterde ben
steeds".
Tot zoover Homerus.
Het Grieksch eens napluizend, vind ik, dat
vele der gebruikte adjectira hapax
legomena" *) zgn, en misschien door Hemerus
gebruikt om juist dit iniiridu te typeeren.
De vertaling van die aotjectiva is door mg
van de beste commentatoren overgenomen,
die toch zeker niet bg hun vertaling aan
Lombroso gedacht zullen hebben l
Valt nu niet met eenigen grond aan te
nemen, dat Homerus, die nauwkeurig waar
nemende kunstenaar, zulk een type als
Thersites niet louter heeft; gefantaseerd, maar
uit zgn omgeving heeft gecopiëerd?
Naar aanleiding van dit laatste merkte mg'
prof. Jelgertma op:
Men moet hierbij echter bedenken, dat
men altijd de neiging gehad heeft, misda
digers leelg'k te maken en dus licht een der
kenmerken van Lombroso opnoemt. Dit
neemt echter niet weg, dat de schildering
nogal typijch ie."
Deze bewering van prof. Jelgersma, hoawel
in bet algemeen zeer juist, heeft bij mij dit
ne bezwaar: bet misdadigerstype, zooals
wg dit in onze tegenwoordige drakenromans
vindea, wijkt van die leelgkheid geheel en
al af. De held der drakenromans is gespierd,
lenig, listig, bel homme, een soort don Juan.
Zbodra echter een eerlijk kunstenaar aan het
woord is, nadert zgn type dat van Homerus.
Lombroso zelf heeft de conjunctuur waar
schijnlijk nergens ge ronden, anders zou hij,
die gteeda met zooreel instemming de
documents humaina" der litteratuur citeerde
(Zola, Flaubert e. a.), iet geval zeker hebben
genoemd.
Leiden, NOT. '09. J. H.
* = nmaal gebezigd,
Qeoefite Redactit,
Maandag 25 October jl. hebban wij weer
eens kunnen luisteren naar een voordracht
van mevrouw Annie Begant, Presidente der
Theosofische Vereeniging, over de Komst van
den Christus". Intusachen geloof ik, dat bet
publiek wel het recht heeft te weten, wat
die Theosofische" Vereeniging, die een plaats
in zijn midden vraagt, eigenlijk is. Ter nadere
inlichting mogen daarom, de volgende feiten
dienen:
De Theosophische Beweging werd gesticht
door Mevrouw Helena Petroraa Blavatsky.
Wat was de grondslag en wat werd met de
Theosophie bedoeld?
De Theosophie is de kern van alle gode
diensten en wijsbegeerten. Haar grondslag is
de Centrale Gedachte", de Eenheid \ran alle
Leren. Dat is het Goddelijk Bïwustzijn, dat
in ieder mensen leeft en dat zijn beste en
verhevenste deel omvat. Men kan het ver
gelijken met de zee. Oppervlakkig beschouwd
lijkt iedere echuimkop een afzonderlek wezen
en toch hebben zjj alle n
gemeenschapik voor de curiositeit" zooals Prins Ito
zei den keizer van Korea moest zien. Zgne
Majesteit mag zonder de toestemming van
Prins Ito geen Europeanen ontvangen: deze
zelf of een van tijn getrouwen moet hierby
tegenwoordig «t n.
Ik was vergezeld door Burggraaf Soné, den
tegenwoordigen generaal- resident en den gene
raal-veldmaarschalk Hasegawa,den veroveraar
van Port Arthur in den cbineeschen oorlog.
Dit ia echter een heel bizondere gebeurtenis
die ik bij een andere gelegenheid wel eens
vertellen zal.
Waar de Japanners aoo binonder veel
notitie van mij namen wilden de Koreanen
ook niet achter big ven: een deputatie ver
zocht mg allerbeleefdst om eene lezing te
houien in de groote zaal van de Young
Men's Christian Association en om deel te
nemen aan een Koreaanach. gaat maal. Er
werd echter uitdrukkelijk gesegd, dat er geen
Japanners bjj tegenwoordig mochten zijn.
Daar ik deze voorwaarde een weinig uitdagend
vond, raadpleegde ik Prins Ito, die de zaak
geen hinderpalen in den weg wilde stellen.
Zijn kring was echter van een andere meening
en raadde mij een dergelijke demonstratie
tegen de Japanners af. Ik stelde dientenge
volge de voorwaarde, dat minstens twee
Japanners nitgenoodigd zonden worden, wat
dan ook na veel omhaal vaa woorden ge
beurde.
Geiurende zgn roemrgk leven, waarin hg
Japan tot modernen staat hervormde en het
Keizerrijk Korea er aan toevoegde, kon Ito
zich catnurlg'k niet aan die vele uiterlgke
onderscheidingen onttrekken, waarover zijn
land beschikte, die ons echter, zijn verheren
pergke moeder: de zee. Een andere
vergelijkiag: leg een stuk wit papier op een rood
tafelkleed. Beschrijf opdat stuk allerlei kleine
cirkels. Die stellen de individuen voor; zg'
Chg'nen alle afzonderlijke wezen?. Prik nu
in 't middelpunt van eiken cirkel een gaal je:
het roode puntje, dat ge dan ziet, is dat
Goddelijk Bewnatzgn, die Centrale Gedachte,
die hen allen bindt.
Een natuurlijk uitvloeisel hiervan is
Universeele Broederschap metterdaad. Maar, zal
men vragen, broederschap is al zoo vaak
verkondigd; wat is nu het verschil? Het is
dat, dat Broederschap van sentiment tot fun
dament is geworden; door 't beseffen der
Centrale Gedachte is Broederschap van een
bloot gevoelen een feit, een wetenschap, een
noodzakelijkheid voor ons geworden. En
daardoor heeft zg in de practg'k eenzoo/eel
grooter waaide. Mét geestelijken groei wordt
dan ook niets anders bedoeld dan verruiming
van dat bewustzijn, vergrooting van het
roode puntje", ? bevordering van het zedelgk
leven. Ons verstand kan slechts, daaraan
dienstbaar gemaakt, tija. taak ver rullen.
Daarom is de Toeojophie geen bloot intel
lectualisme, doch Oneindig Mededoogeo, en
de Lear van het Hart". En zjj is de lerende
ontkenning van al te materialisme en pessi
misme.
Ter illustratie mogen de volgende aanha
lingen van Mevr. Blavatgky dienen:
Werkelijke Theosppbie is altruïsme,
en wg kannen h»t niet te dikwglft her
halen. Het k broederlijke liefde,
wederegdsch hulpbetoon, onafgebroken toewij
ding aan de waarheid. Ate desaenschan
maar eens zullen beseffen, dat dé&rin
alleen warkelgt geluk gevonden kan
worden ea nooit in rgkdom, bezit of
eenige zelfzuchtige bevrediging, dan zal
de donkere wolk wegtrekken en een
nieuwe mensehheid zal er op de aarde
geborea worden. Dan zal de Gooden
Keu «r inderdaad komen".
Het is gemakkelijk een Theosoof te
worden. Ieder, die eea rein, onzelfzuchtig
leven leidt, en meer genet vindt in het
helpen -van zijn naaste dan zelf hulp te
ontvangen; ieder, die immer bereid is
om agn eigen genoegens op te offeren
om anderen van dienst te kannen zgn,
en de Waarheid, het Goede en de Wijs
heid ter wille van haarzelf lief heeft en
niet om het voordeel, dat deze kunnen
aanbrengen is een Theosoof."
Laat niet de felle zon n traan van
smart drogen, eer gij zelf dien van des
lijders oog hebt wegge wisent. Maar laat
iedere brandende baan nee/vallen op
uw hari en daar big ren rusten, en wisch
hem nimmer af, voordat de smart, die
hem deed vloeien, weggenomen is."
Dat de TheesopMe de hoogste zedelijkheid
in zich sluit, spreekt wel van zelf. Theo
sophie is de hoogste moreele wet", zegt
Mevr. Blavatsky, en De Theosophie.... is
een Goddelijke Wetenschap en een zedelijk
wetboek, zóó verheven, dat geen Theosoof
in staat is het recht te doen wedervaren''.
De boodschap, die Mevr. Blavatsky aan de
wereld bracht, belichaamde zg in een orga
nisatie, die oorspronkelijk heette
"Theosophisch Genootschap en Uoiverseele Broe
derschap" en die in 1875 te Ne w-York werd
opgericht. Onder haar helpers waren William
Qnan Judge, H. S. Olcott en anderen. Hoewel
zijzelf officieel slechts den poet van
Correspondeerende Secretaresse bekleedde, was zg
toeli het Hart en de Ziel der Beweging, die
haar idealen moest verwezenlijken. En daarin
was W. Q. Jndge al tg d een harer getrouwste
belpers. Hg bleef voortdurend het hoofd
doel : Broederschap op den voorgrond stellen
en waarschuwde voor afdwalingen en alle
z. g. occulte" kansten (astralisme) en der
gelijk verstandelijk egoisme, welker beteekeaie
straks aai besproken worden.
Het feit, dat hg dit deed, was een doorn
in het oog van een corporatie van Indische
priesters (Brahmanen), die zich van de be
weging trachtten meester te maken. Na den
dood van Merr. Blavatsky (1891) maakte
zich Mevr. Annie Besant, die zich in 1889
bjj de beweging had aangesloten, tot tolk
van die ontvredenheid ea begon een aanval
tegen het karakter en de persoon van den
Heer Jndge, waarin ay gesteund werd door
Col. Olcott. In 1893 werd die aanval openlijk
en werd Judge beschuldigd onechte astrale
verschijnselen te hebben geproduceerd, een
beschuldiging, die niet bewezen is en trou
wens ook niet de ware reden van den aanval
was. De Amerikaansche leden besloten hieraan
eea eind te maken en op de Jaarlgksche
Conventie te Boston van 28 en 29 April 1895
werd een motie tot rechtvaardiging en hand
having van W. Q. Judge aangenomen met
191 stemmen tegen 10, vertegenwoordigende
een meerderheid van het totale ledental van
het Genootschap. Dit voorbeeld werd ook in
Europa en elders gevolgd. De Heer Judge
werd President voor zgn leren, terwijl Mevr.
Besaut en haar aanhangers vo irtgiagen met
MIIIIIIMItMIMIIIIImmiMltllllllllllMIIMIimilllMIIIINtHIIMIIIIIIIMIinilll
werken in aanmerking genomen, geheel
zonder belang toeschijnen.
In het jaar 1885, na zgn terugkeer uit Europa,
kreeg hij den gravelyken titel,
nadenchineeschen oorlog, dien van Markies en na den
russischen oorlog werd hg tot Prins benoemd.
In Korea had hg den titel Keizerlijke
Hoogheid" maar in Japan slecbt8?Excellentie".
Da officleele rangorde in Japan bestaat uit
zestien klassen. Ito, Yamagata en Oyama,
die daarenboven de eenige Japanners buiten
het keizerlijke huis zgn, wien de keten der
Chrysanthemumorde verleend is, zgn lid van
de eerste klasse der tweede rang. In op n
na de hoogste klasse kan men slechts
door hooge geboorte en in de allerhoogste
eerst na zgn dood komen.
Gedurende het verblijf van Ito in Korea,
woonde zijne gemalin in Tokic. Van zyne
beide dochters is eene met een zoon van den
Markies Inonye getrouwd, die daardoor, naar
bet eigenaardige gebruik in Japan, door Ito
als kind aangenomen werd, en diens beroemde
naam erfde; de jonge Ito is dus de aange
nomen zoon en schoonzoon van den grooten
staatsman.
Zijne eenzaamheid in Seoel droeg Ito met
wg sgeerige berusting; het hem opgelegde werk
vulde al zgn tgd. Het nieuwe Japan was
grootendeels zijn werk; nu schiep hg een
fiieuw rg'k in Korea. Hij werkte onvermoeid
door en overal verdiepte hij zich in tot in
de kleinste details.
Niets was in staat hem van den voorge
nomen weg af te brengen nech zijne politieke
tegenstanders, noch de sterke oppositie in het
moederland, noch de raadgevingen van zijne
vrienden; hg' stuurde altg'd altijd recht op