Historisch Archief 1877-1940
5', 1686
DE AMSTERDAMMER
A°. 1909.
WEEKBLAD VOOK NEDERLAND
On-cLer red-aotL© -STSLTL IMjc. H. IF. L. "WHZESSHsTQ-.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ...... t 1.50, fr. p. post / 1.65
Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling, , mail 10.
Afeonderhjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Zondag 17 October.
Advertentiën van 1?5 regels ? 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
/?0.25
. O30
,0.40
INHOUD:
VAN VEBBE EU VAN NABIJ: Ferrer.
Kroniek. Brieven uit het Zuiden. Het
Marxisme zooalg het is, door F. v. d. Goes.
FEUILLETON: Da ontrouw van Monsieur
Koulena. Naar het Engelscb, van Leonard
Metriek. KUNST EN LETTEREN:
Multatuli en de Romantiek, door dr. J. Prinsen
J.Sm., beoord. door Albert Verwey. Rente
en Woeker, door Peregrinue. Kerk en
Bent*, door L. Schnepper. Berichten.
VBOUWENBUBRIEK: Miss Margery I.
Corbett, met portret, door Marti na O. Kramers.
Fabrieksstad. ALLERLEI, met afb.,
door Interim. UIT DE NATUUR, door E.
Heimans. De nieuwste ontdekkingsreizen
van Sven Hedin, met afb., door v. d. E.
Portret van Ferrer. Portret van prof. dr.
H. W. Nolens. Muziek in de hoofdstad,
door Ant. Averkamp. Tooneel.Moor Frans
Mjjnssen. Reinheid van zeden in Japan,
door Lod. van Hierop. Eenwelgemeende
waarschuwing, door ***. Ideeën van
Hamman. FINANCIEELE EN
OECONOMISCHE KRONIEK door V. d. M. en V. d.
S. Post- en Telegraafpwsoneel. door X.
Sint Feit en Van Tast?DAMBUBRIEK.
SCaAAKSPEL. ADVERTENTIËN.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitimiiiiiiMiiiliiiiiiiiiiimiiiiimiiiiiiiiiiiiiiHW*
F ju R R E K.
Tot voor een paar dagen had de pu
blieke opinie hier in Holland, met slechts
wat de dagbladen zeiden tot haar be
schikking, niet het recht Francisco Ferrer
voor onschuldig of schuldig te houden.
Wie zou hier in Nederland, zoo ver van
Spanje vandaan, en met betrekkelijk zoo
weinig gegevens, de beschuldigingen
wraken of bevestigen, volgens welke jde
Barcelöneesche scholenstichter in de
oproeren van Juli de werkzame hand
had gehad? Men kon gissen en een
persoonlijke opinie hebben. Een oordeel
openlijk uitspreken mocht men niet.
Dat is thans anders geworden. Een
journalist van de Matin, die voor dezen
interview vreemd genoeg met open armen
schijnt te worden ontvangen door kerke
lijke organen, vroeg den
bisschop-coadjutor van Barcelona zijne opinie. De
opinie van dezen Heer, welke men
overigens in alle bladen vermeld ziet,
drukken wij hier, wat haar voornaamste
deel betreft, af zooals wij haar vertaald
vinden in De Tijd.
De revolutie was, zeide de prelaat, niet,
zooals Ferrer bij zyn verhoor had verklaard,
een spontane beweging geweest, maar een e,
die sinds gernimen t^jd voorbereid was
door de voortdurende propaganda van
Lerroux en Ferrer.
En al had Ferrer misschien niet direct
deel genomen aan de ongeregeldheden van
Juli j.L, toch verdiende hij, zeide de bis
schop, gestraft te worden, omdat h\j de
hoofden der arbeiders op hol had gebracht
en door zij* propaganda het ontstaan der
troebelen bevorderd had.
Wanneer men nu gelezen heeft, dat
de krijgsraad de bewijzen zou hebben
gehad (bewijzen echter die, omdat een
Krijgsraad berechtte, niet zijn ie contro
leeren) van Ferrers persoonlijke mede
werking aan de troebelen van Juli, en
men verneemt daarna dat de man, die
door zjjn positie in 't hart leeft van
't officieele Barcelona de
bisschopcoadjutor, vertegenwoordiger van de aan
gevallen en zich verdedigende Kerk
tegen een journalist van wien hij weten
kan, dat hij bewijzen zoekt van Ferrers
persoonlijke schuld, aan wien hij dus die
bewezen zou opdringen als hij er zelf
in ernst een oogenblik aan geloofde,
kalmweg zegt: Misschien heeft Ferrer wel
niét direct deel genomen, enz."... als
men daarvan kennis krijgt, dan is
het, het een in verband met het ander,
glashelder, dat Ferrer aan die directe
deelneming niet schuldig staat.
Thans kan men dus met vrij volkomen
zekerheid zeggen: In een tijd, dit
Cataloniëkalm was, dat geen noodweer de
regeering dwong tot vonnissen zonder
rechtswaarborgen, heeft men een intel
lectueel en finantieel krachtig politiek
tegenstander, dien het aangenaam kon
wezen uit te schakelen, haasje-repje, als
gold het een spoed -affaire, om het leven
gebracht. Men heeft hem met yaarlijk
laaghartige haast, tusschen licht en
donker'' zooals teekenachtig de Vlaamsche
Gazet het uitdrukt, van kant gemaakt,
vermoord, gemold.
Misschien trekt iemand de echtheid in
twijfel van 's bisschops interview. Dit
schijnt onnoodig, daar de heele katholieke
pers, wier instinct hier een goede gids
is, de echtheid ervan aanneemt. Maar
ware zij toevallig onecht, had nimmer
die prelaat aldus gesproken, de geest
van zqn woorden deed reeds in de
Roomsche bladen de ronde vóór de zijne
openbaar werden. Sedert dagen reeds
kon men als argumenten voor Ferrers
fusilleering lezen, dat hij zoo bevriend
was met revolutionairen, dat op zijn
scholen godslasterlijke en staatsgevaarlijke
theorieën werden verkondigd, dat hij een
kopstuk was der republikeinsche en
anarchistisch gezinde anticlericalen.... De
geest van clericale rechtspleging werd alree
tot in ons land toe zichtbaar: de geest
die liefst, als het kan naar geen
feiten vraagt, geen feiten oordeelt, maar
wegruimt de personen, die hem in het
algemeen vijandig zijn, om hals brengt
de intellectueele vertegenwoordigers van
nieuwe gedachten om die gedachten.
Het geval Ferrer is een sprekend ge
val van inquisitoriale justitie.
Stel dat wij hadden moeten aannemen
de mogelijkheid van 's mans schuld.
Stel, dat wij niet mér wisten dan een
week geleden, toen het nieuws uit Spanje
over de berechting van deze zaak weinig
helder was. Dan nog ware deze terecht
stelling een kaakslag geweest aan de
eischen van rechtspleging, als na zooveel
voor haar vergoten bloed de moderne
beschaving stelt.
Daar was een man, die zijn leven
besteed bad aan het kweeken van
onroomsche ideeën; die het clericalisme
van zijn land, dat hu verderfelijk vond,
afbreuk deed op allerlei wijzen, waarvan
de kracht voor ieder duidelijk was, maar
de onwettigheid uit niets kon blijken,
in 25 lange jaren uit niets was gebleken.
Die man, zeer begaafd en zeer invloed
rijk, moest een voortdurend gevaar
schijnen aan de clericale machthebbers.
Gef aar te meer, omdat hij geen vat gaf.
Op hem is geloerd, daar kan men staat
op maken! Wat men thans achteraf
vertelt van de booze dingen, die op zijn
scholen gebeurden, kan men veilig noe
men niets dan laster, uit deze ne o
verdat het clericalisme eerder zou
ingegrepen.
Op hem is 't oog van 't Gezag altijd
gevestigd geweest.... Hij werd, leest men
trouwens in de kranten, voortdurend door
de politie bespioneerd. Welnu, die man,
waarop de haat van Eerk en autoriteiten
zich samentrok, zou eindelijk rekenschap
moeten geven van zijn daden voor de
justitie van die machthebbers. De burger
lijke rechtbanken zijn dan toch altijd nog
emanaties van het hoogste gezag. De
burgerlijke rechtbanken in Spanje zijn
dan, gelooven wij, toch nog niet aan
Ferrer en de zijnen verkleefd ? De
burgerlijke rechtbanken zijn ginds immers
de rechtbanken van een clericaal land en
een clericale monarchie... Breng hem
voor die rechtbanken", riep het beschaafde
Europa, voor zoover het niet clericaal was.
Neen! bij gesloten deuren is hij be
recht" door vijf... kapiteins!
Waar gruwen wij nu van ? Van den
dood van dien eenen man, dien we geen
van allen kenden ? Is alle verontwaardi
ging niets anders dan een relletje van
de Loge", zooals verdwaasde lieden be
weren ? Maar zou het clericalisme over
de heele wereld dan werkelijk niet be
grijpen, waar de gansche beschaving thans
van in opstand komt ?
Wij gruwen ervan, dat er in ons mid
den een Europeesche r-egeering i's, die tegen
standers heimelijk vonnist en dan haastig
om hals brengt. Wij gruwen van wat wij
voelen als een justitieele afmaking, die
te veel lijkt op een sluipmoord.
Onlangs stelde onze medewerker, de
Fransche teekenaar Ibels, Alfonso ge
blinddoekt voor aan de hand van het
Spaansche clericalisme. Hij werd lang
zaam door de zwarte figuur naar den
afgrond geleid. Wij leiden u ten Hemel,
mjjn zoon", zeide de priester.
Het is mij anders of ik daal," pro
beerde de koning te zeggen.
En hij voelde goed, want de afgrond
was vóór hem.
Het is best mogelijk, dat De Tijd gelijk
heeft, als zéveronderstelt dat, mocht de
Paus werkelijk voor Ferrer zijn in de
bres gesprongen, hij dit niet alleen ge
daan heeft voor Ferrer zelf.... maar
voor de Spaansche monarchie.
Wie die bij eenig nadenken dit niet
inziet ?
weging,
hebben
EBONIEK.
ENOELSCHE KINDERACHTIGHEDEH.
WÜkregen een Engelsen tijdschrift in
handen, de Graphic of de London News,
waarin groote afbeeldingen voorkomen van
de Halve Maen", in gedeelten en geheel,
varende en voor anker. Er was veel onder
en boven bijgezet: over Hudson, over de
geestdrift voor den grootren Engelschman",
over de huldiging van de Engelsche onder
nemingsgeest", over de sympathieën voor
Engeland"... en, och arme, geen woord
over ons kleine bescheiden landje! The
Half Hoon", zoo stond er, heette het
schip: geen enkel woord Hollandsen. Geen
idee had de redactie van het achtbare tijd
schrift, geen vleugje van den schijn van
een idee, dat er daar in New-York nog aan
Hollanders gedacht werd
Welk een vaderlandsliefde bij onze groote
naburen in een groot en grootsch- denkend
tijdschrift!
Maar 't ia toch eigenlijk maar kleine
vaderlandsliefde....
ONZE PLANNEN MET MAK8.
Men weet, dat
Flammariondoorkilometergroote teekeng, met spiegels en dergelijke,
büde Marsbewoners een enorme visitekaart
van onze oude Aarde wil pousseeren.
Thans zijn nog andere geleerden in de
weer, die wederom op andere wijze con
necties willen aanknoopen met onze neven
in het hemelruim.
Het schijnt een vreemde bezigheid, waarbij
men al te weinig denkt aan de gevaren,
die eraan verbonden kunnen zijn.
Men vergeet immers te gemakkelijk, dat
niemand vermoeden kan hoe die wezens op
een geheel andere planeet bewerktuigd
zijn: Leven ze als wij in drie dimensies ?
Of denken en handelen zij in een veel grooter
aantal? Kunnen zij, zooals wij het vermo
gen hebben omvev te slaan, ons menachen
omver denken ? Is het niet gevaarlijk die
wezens, waar wüabsoluut geen getuigen"
van hebben, op de aanwezigheid van onze
geringheden opmerkzaam te maken ? Heeft
men wel bedachtj dat wij ernstig zijn en dat
ginds op Mars geleerde guiten kunnen wo
nen, die er vermaak in zouden scheppen,
stel de Duitsche universiteiten op zonder
linge dwaalsporen te brengen ? Het is toch
geenszins uitgesloten, dat op Mars de
ironie een denkwijze ware, zooals bij ons
de proefondervindelijke wetenschappelijk
heid inheemsch is.
In welke taal zal men met Mars gaan
convereeeren ? Het Latijn schijnt wel het
meest aangewezen, maar wie kent er
helaas nog Latijn ? En wat zal een geleerde,
die uit naam van de Aarde een huwelijks
aanzoek afslaat van Mars. in het midden
brengen, als de vreemde zevenendertig- of
negentienbeenige professor van die planeet
in superbe muziek-taal de ring van Saturnus
aanbiedt als verlovingsring?
Wij gelooven, dat voor de rust van onze
alwetendheid en geleerde ernst het veel
beter is de Marsbewoners als van minderen
stand, of iets dergelijks, absoluut te negeeren.
Brieven uit het Zuiden.
Limburg * * *.
"We zouden terugkomen op het onlangs
geboren Limburgsch Volkslied.
Het verschijnsel der geboorte en het
product zelf verdienen dat.
We kunnen ons voorstellen, dat een zeker
landsdeel, bevolkt met een speciaal ras met
eigen taal, in die taal een lied heeft, waarin
de ras-deugden of althans -eigenschappen
worden bezongen. Maar dat zoo iets in
Limburg, samengesteld uit zooveel hetero
gene bestaaddeelen, geschiedt, is niets dan
eene uiting van opgeschroefd provincialisme.
li 't dus uit beginsel af te keuren, ook
de uitvoering zal nooit succesvol kunnen
zijn, daar in den oorsprong reeds de fout
van het maaksel ligt.
Als bewijs dat niets Limburg typeerends
is gemaakt of kon gemaakt worden, ver
gasten wij onze lezers op enkele coupletten:
Waar in 't bronsgroen eikenhout
't Nachtegaaltje zingt;
Over 't malsche korenveld
't Lied des leeuweriks klinkt;
Waar de hoorn des herders schalt
Langs des beekjes boord ;
Daar is mijn Vaderland,
Limburgs dierbaar oord.
Waar der vadren ichoone taal
Klinkt met heldre kracht,
Waar men kloek en fier van aard
Vreemde praal veracht,
Eigen zeden, eigen schoon,
't Hart des v»lks bekoort,
Daar enz.
Men ziet: niets speciaal Limburgsch.
De kleur van het eikenhout is daar toch
niet anders dan elders?
Zingt alleen A&&I de leeuwerik over het
korenveld ?
En dan de sehoone taal!"
Welk dialect is daarmede bedoeld? Het
Roermondsch, het Maastrichtsen of het
Cuycksch? Neen, m?n kon er even goed
Gelderland, mijn Vaderland" boven zetten
en het zal met hetzelfde succes gezongen
worden.
Dan heeft de ondeugende Roermondenaar,
die in jeugdige onbezonnenheid, wat heeft
hu er niet over moeten hooren!, eene
parodie er op maakte, tenminste iets speci
fieks geleverd. Men hoore slechts:
Waar in vechtpartij ontaardt
Kermis «n festijn,
Waar m 11 liters men verzwelgt
Bier en brandewijn,
Waar men nu en dan elkaar
Welgemoed vermoordt,
Daar is m ij n Vaderland,
Limburgs dierbaar oord.
Waar de onbevaarbre Maas
Langzaam verder stroomt,
Waar men niet graas; moedig waagt
L;ever drinkt en droomt,
Waar men oor-verscheurende
Dialecten hoort,
Daar enz.
Als altijd is de parodie bitter, maar zij
typeert ten minste; en is, in deze dagen
van oplevende Maas-yereenigingen, de
ironie niet kostelijk, die de onbevaarbre
Maas" stelt tegenover de (uit een niet ge
citeerd couplet) breede stroom der Maas,
die statig zeewaarts vloeit."
Men is hier boos geweest, maar heeft
toch gelachen. Dat laatste toch doet de
Limburger gemakkelijk, O9k al dank zij
zijne goedigheid en zijne... oppervlakkigheid.
't Lijkt hard eene geheele provincie van
deze eigensctiap te betichten, maar de be
wijzen liggen zoo voor de hand, dat w
niet geaarzeld hebben dit oordeel neer te
schrijven. Men behoeft b.y. maar eens naar
de Limburgsche pers te zien en hare pro
ducten te lezen, dan te weten dat men daar
mede tevreden is, en men voelt dat hier
alles aan de oppervlakte blijft.
We weten, dat de provinciale pers niet altijd
eren hoog kan staan, maar van eene gehalte
als de Limburgache, is zij toch nergens te
vinden.
Men herinnert zich met ons den tijd van
de beruchte medewerking van pastoor Th.
aan de Limburger Koerier"; al is op het
oogenblik een dergelijk type nu niet te
vinden, het soort der persvoortbrengselen
is sedert inderdaad niet veel veranderd.
Feitelijk bestaat er niet n serieus
nieuwsblad; de geheele pers hierigtenden
tieus. Ja, de groote buitenlandsche gebeur
tenissen worden zelfs door een politiek
katholieke bril gekeken. Nog altijd doet
de vrijmetselarij" door opgeld als de groote
boeman, al ondervindt zij tegenwoordig
groote concurrentie van het diep ver
dorven Frankrijk."
Is 't dan wonder, dat de slechte" liberale
hollandsche couranten nog altijd veel aftrek
vinden on d er jh e t meer intellectueele publiek ?
Wel wordt daartegen, tot zelfs van de
preekstoel gewaarschuwd en staat thans de
Maasbode" in de bijzondere gunst en be
scherming der geestelijkheid, maar het
liberale gif is nog lang niet geweerd.
Voor alles heeft Limburg behoefte aan een
degelijk, onafhankelijk provinciaal nieuws
blad dat met een ruimen blik en breede
opvatting niet alleen bestaat om te vertellen
wat de geestelijkheid wil, maar in den
ruimsten zin objectief de wereld- en
landsgebeurtenifsen weergeeft.
Misschien dat dan eens bij ons de schan
daal-literatuur verdwijnt misschien, want
den laatsten tijd is het er ten opzichte daar
van niet beter op geworden.
We hebben hier het oog op 2 wekelijks
verschijnende pamfletten waarvan de publi
catie boven den Moerdijk wel tot de onmo
gelijkheden zou behooren.
't Was in de dagen der Maastrichtsche
Katholieke itraatdemonstraties die het
socialisme zouden vernietigen en den
expater Coelestinus moesten wegjagen, dat
blijkbaar naar de meening der clericale
leiden de gewone pers niet actief of agressief
genoeg was en dezen te Maastricht een
weekblad deden verschijnen onder den titel
de Bessem", met als motto :
Mastreech veuroet, de bessem in de
hand.
Veeg links en rechts et voel papier
aon kant."
Een blaadje te min van vorm en inhoud
om onder de oogen van een gewoon fatsoen
lijk mensch te komen.
Maar nog was 't niet genoeg, want daar
verscheen een tegenstander onder de lieflijke
?naam de Smik" (zweep).
En BU ging 't er op los!
Geen persoon wordt gespaard.
Niets of niemand is den schrijvers heilig.
We kunnen niet zeggen welk van de twee
pamfletten het verachtelijkst is:
De Bessem" die uitmunt door giftigheid
en perfiditeit of de Smik" die heil zoekt
in de meest groffe platheden.
Maar erger nog dan de verschijning, is
het feit dat ze gelezen worden.
Zaterdagsavonds en Zondagsmorgens zit
een groot gedeelte van Maastricht, en de
zoogenaamde imtellectuels werkelijk niet
met de minste belangstelling, uit te kijken
naar Bessem of Smik, zich afvragend wie
er nu weer over de hekel zal gehaald wor
den. En dat gaat onder het motto Ma
streech venroet"!l
Nog nooit is in de oogen van ieder wel*
denkend mensch Maastricht zóó laag ge
zonken geweest als thans, nu het dergelijke
pamfletten tolereert, leest, ja zelfs er naar
verlangt. *
Zeiden we te veel (oen we over opper
vlakkigheid spraken?
Hadden we ons niet veel sterker kunnen
uitdrukken P
Naar den oorsprong van dergelijke toe
standen zullen wij 'n andermaal eens zoeken.
Het Marxisme zooals het is.
De titel, in ieder geval, was uitmuntend
gekozen: Geen Marxisme". Want wel nie
mand die zich ooit eenigszins ernstig met
de historisch-malerialistische leer van Marx
en Engels heeft beziggehouden, zal in de
ratelende kolommen van den heer J. I. de
Haan, in het voor-vorig nr. van dit Week
blad, iets van den waren inhoud dier theorie
hebben kunnen ontdekken. Ergens heeft deze
heer gevonden dat volgens Marx en Engels
het geestelijk leven van de messenen af
hangt" van de produktiewijze,en over de woor
den van deze gebrekkige formule redeneert
hu nu maar toe,... hoe mal dat allemaal is,
hoe toch iedereen begrijpt dat het niet deugt,
hoe duidelijk het foutieve er van blijkt,
hoe eenvoudig de weerlegging er van kan
zijn enz., enz.
Een opzettelijke weerlegging van dezen
anderen en jongeren Rammelslag, zullen wij
niet trachten te Ie veren. Wy meenden echter
dat aan sommige lezers van dit blad een
beknopte uiteenzetting van hetgeen het
Marxisme inderdaad is, na wat zij van deze
kluchtige kritiek mogen- gelezen hebben,
niet onwelkom zou zijn. Zelfs zij die nooit
in de gelegenheid waren het veelbesproken
historisch-materialisme nader te beschou
wen, zullen hebben gevoeld dat de inlich
tingen die zulke tegenstanders verstrekken,
weinig waarde bezitten.
* «
*
Het bestaan van de menschen wordt niet
bepaald door hun bewustzijn, maar omge
keerd wordt hun bewustzijn bepaald door
hun maatschappelijk bestaan." Aldus Marx
ter inleiding van zijn geschrift Zur Kritik
der politisehen Oekonomie", gedateerd Lon
den, Januari 1859; welke voorrede om de
korte samenvatting zijner historisch-mate
rialistische theorie, waarvan de aangehaalde
woorden als de kern uitmaken, een stuk
van bijzonder gewicht is gebleven.
De vorm van deze stelling is zooals men
ziet, de ontkenning van een andere stelling.
Er moet voor het kiezen van dien vorm
een reden zijn geweest. Wie het genoemde
voorbericht in zijn geheel leest, ziet spoedig
welke reden. De stelling van Marx was
gericht tegen de stelling der Hegeliaansehe
filosofie, die in den tijd toen Marx zijn
studiën begon in haar volle kracht stond,
op Marx zelf van grooten invloed is geweest.
Uit deze zelfde korte voorrede kan men
opmaken hoe hij, nog voor het jaar 1844,
tot andere meeningen was gekomen. Zijn
aanraking met de werkelijkheid van
ekonomie en geschiedenis, met maatschappelijke
en politieke aangelegenheden van zijn tijd
waarmee Marx als redaktenr van de
te Keulen verschijnende Rheinischen
Zeititng verplicht was geworden zich bezig te
houden had zijn gedachten in een rich
ting gedreven die zij niet meer zouden
verlaten.
Mijn onderzoek", schrijft Marx, bracht
mij tot het resultaat dat rechtsbetrekkingen
en staatkundige vormen noch uit zichzelf
verklaard kunnen worden, noch uit de zoo
genaamde algemeene ontwikkeling van den
menschelijken geest, maar dat zij veeleer
ontspruiten uit de stoffelijke levensverhou
dingen ..."
Welke stoffelijke verhoudingen" hij be
doelt, omschrijft Marx als volgt: wat bij
Hegel, zegt hij, op het voorbeeld van de
Engelsohen en Franschen der 18e Eeuw,
de burgerlijke maatschappij" heet.
En men gevoelt dat het stelsel kompleet
zal zijn zoodra op deze vraag nog het ant
woord gegeven is: als de (burgerlijke) juri
dische en politieke vormen te verklaren zijn
uit een (burgerlijke) samenleving, welke is
dan de grondslag en de bewegende kracht
van deze samenleving?
*»*
In het eerste deel van deze korte formu
leering zijner theorie, breekt Marx met de
heerschende begrippen van zyn tijd. De
staatkundige en rechtsvormen van iedere
gegeven maatschappij behooren niet te
worden opgevat als uitdrukkingen eenerin
het menschelijk brein tot zelfbewustzijn
gekomen absolute idee. Omgekeerd zijn de
ideeën waarnaar wij ons richten bij het
scheppen van die vormen, uitdrukking van
de behoeften der maatschappij, nauwkeu
riger: van de belangen der in een gegeven
samenleving regeerende maatschappelijke
klasse.
Hoe, echter, is het samenstel der maat
schappij, hoe het karakter van een maat
schappelijke klasse te begrijpen? Wat,
anders gezegd, is in laatste instantie de
drijfkracht van de noch door een God, noch
door een zelfstandige Idee bewogen lotge
vallen van het menichelijk geslacht, die
evenwel betrokken zijn in een voortdurend
ontwikkelingsproces? Marx heeft in de
voorrede van 1859 aldus het antwoord ge
geven: de wijze van samenstelling der
burgerlijke maatschappij is te zoeken in de