Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1686
staathuishoudkunde" de leer van de stof
felijke voortbrenging.
Niet alleen de in het bovenstaande slechts
bij wijze van voorbeeld genoemde juridische
en politieke instellingen, ook de kunst, de
godsdienst, de wetenschap, de mena,chelijke
beschaving in haar geheel, de historie van
het verleden, zijn als produkten van het
menschelijk samenleven te beschouwen. Dit
samenleven, echter, wordt beheerscht door
de inrichting van den prodnktieven
stoffolyken arbeid, door de produktie-wijte.
De produktie-wijze, eindelijk, is te begrij
pen uit haar eigen ontwikkelingswetten
waarvan de algemeene strekking is dat de
toenemende produktiviteit van den
menschelijken arbeid als op gezette tijden de
?voortbrenging nienwe vormen doet aanne
men, -waarmede ook de samenstelling van
de maatschappij min of meer belangrijk
wordt gewijzigd, en daarmee, eindelijk, ook
het geestelijk leven van de menschen. Zoo
heeft eerst het primitieve kömmunisme
plaats moeten maken voor de eenvoudige
warenproduktie: het partikuliere bezit der
produktiemiddelen min of meer gelijkmatig
verdeeld over de waren producenten, en
deze wederom voor de kapitalistische waren
produktie, waarbij de produktiemiddelen in
een klein getal handen samengetrokken,
en de massa der eertijds zelfstandige pro
ducenten in den loondienst der kapitalisten
zijn getreden. Deze opeenvolgende
arbeidsinrichtingen, echter, gaan niet als van zelf,
hetzij geleidelijk, hetzjj op korten termijn,
in elkander over. Want bij iedere
ekonomische inrichting past een geheel van maat
schappelijke vormen en van denkbeelden
en 'gevoelens, aan welke de strekking eigen
is de bestaande produktiewijze te doen
voortduren. De mensehen geven niet gaarne
óp hetgeen zij voor waar en voor goed
hielden; en evenmin 'of nog minder hetgeen
hun balang dient. Zoo werkt, hetgeen 't
voortbrengsel van de oude produktiewijze
was, op zijn beurt als een oorzaak die de
produktiewijze bestendigt en de nieuwe
tegenhoudt. Deze weerstand moet worden
overwonnen. De vroegere maatschappelijke
vormen, de vroegere ideeën, die met de
oude produktiewijze opkwamen en haar
uitbreiding en bevestiging bevorderden,
doch nu veranderd zjjn in even zoo vele
belemmeringen voor de ontvouwing der
produktieve krachten, moeten voor nieuwe
plaats maken. De toestand doet zich voor
waarin de vormen der maatschappij en van
het geestelijk leven niet meer in overeen
stemming zijn met de ontwikkelingshoogte
der produktieve krachten. Slechts de machts
oefening der met de nieuwe produktiewijze
opkomende klasse, kan dien toestand beëin
digen De revolutionaire beweging is een
politieke en geestelijke beweging: een strijd
om staatkundige macht en voor nieuwe
denkbeelden, een aktie voortgekomen uit
de ekonomische beweging en door haar
gedragen.
* #
Hetgeen wij de eerste helft van de for
mule der historisch- materialistische theorie
noemden, handelt over de verhouding van
den mensch tot de maatschappij. De tweede
helft handelt over de betrekking van de
maatschappij tot de proiuktiewijze. Beide
deeleo, dus, betreffen zeer verschillende on
derwerpen of groepen van onderwerpen. Wie
deze tweeledigheid van de formule niet in het
oog .houdt, zal het histori-ich-materialisme
nooit kunnen begrijpen, nog minder haar ia
de praktijk van eenig historisch onderzoek
dunnen toepassen. Marx en zijn medewerker
Engels, die onafhankelijk van Marx tot
dezelfde konklusie was gekomen, plachten
de door hen onderstelde volgorde der
faktoren aan te duiden door te spreken van
de ekonpmie als de laatste instantie." De
produktiewijze hielden zij niet voor de
eenige of direkte oorzaak van de historische
verschijnselen, maar voor de indirekte. De
direkte oorzaken heeft men volgens hen in
de samenstelling der maatschappij te zoeken,
die de eerste instantie uitmaakt. Zoo zal
inen niet slagen wanneer men b. v. tracht
een godsdienstvorm uit de inrichting van
.imHIIIinilMIIMIIllMMIIlltlllMllllllMMinimMimilllmillllllllHImillllM
DEOüTRöfUNMONSIuüRNOÜLEHS,
Naar het Engelsch, van LEONAED MERRICK.
Wanneer de menschen ook maar over hem
spreken ik zal hem maar Noulens noe
men over zijn roman?, zijn stijl, de eigen
aardigheden van zijn talent, dan kan je er
zeker van zijn, dat iemand zal zeggen: maar
wat houden ze van elkaar, hij en zijn vrouw!
Zs verafgoden elkaar gewoon!" Je hoort 't
zeker en telkens als ik 't zelf hoor, dan denk
ik aan de geschiedenis die hij me dien oenen
avond vertelde ik herinner me nog de
schrik die ik toen kreeg.
In het begin was mijn verwachting niet
hoog gespannen. Toen ik binnen kwam, zei
z|jn vronw: Ik vrees dat hij geen erg aan
genaam gezelschap zal zijn; hij moet een ver
haal schrijven voor Li Voix, en hy kan maar
geen onderwerp vindan hp beeft zijn her
sens al den heelen dag gepijnigd.' Heelemaal
geen emoties verwachtend, had ik toen voor
gesteld om een andere keer eens te komen
dineeren. Maar ze wilde me niet laten gaan.
Misschien kan iets dat jij vertelt hem op een
onderwerp brengen," verklaarde ze, en hij kan
dan binnen een uur het verhaal opschrijven
of dichten als jij weg bent."
Dus bleef ik, en na het diner lag hij op de
sofa, jammerend over 't noodlot dat hem tot
een schrijver gemaakt had. De salon was
verbonden met zijn studeerkamer en door de
open deur kon hij zyn schrijftafel zien, hem
uitnoodigend, het blaadje papier dat ze voor
hem had klaar gelegd, de opgestoken lamp,
het hoopje sigaretten. Ik wist dat ze hoopte
dat dat gezicht hem zou prikkelen maar het
bleek al gauw dat hij heelemaal niet meer
aan een verhaal dacht. Hij sprak over
Antoine in zijn nieuwe rol, over een boek van
Anatole France, over de revue in Parisiana.
Toen klonk in de vestibule de telefoonbel en
zijn vrouw stond op om de boodschap te
hooren.
Hallo! Hallo!"
Ze kwam niet terug. Er was een stilte, en
toen mompelde hij:
Ik ben benieuwd of soms een onbekende
zich gedrongen heeft gevoeld me een ver
haal te telefoneeren."
den stoffdlijken arbeid zonder meer te ver
klaren. Maar wel heeft Kautsky in zijn
jongste werk over het Christendom dezen
godsdienst uit de politieke en maatschap
pelijke gegevens getracht te verklaren, die
vóór en omstreeks het begin onzer jaartel
ling in bepaalde streken van Zuid Europa
en aangrenzende dealen van Aziëte vinden
waren. Doch deze wetenschappelijke en
politieke gegevens: de gesteldheid van de
samenleving in zekere tijlen en landen,
zonden niet te begrijpen zijn zonder kennis
van de plaatselijke ekonomie.
Om het historisch-materialisme te kunnen
toepassen, zijn derhalve twee verschillende
groepen van kundigheden nooiig. Ia de
eene groep bestudeert men den mensch als
maatschappelijk wezen. In de aniere, de
maatschappij als inrichting voor den
produktieven arbeid. Men kan ook den bouw
der samenleving als een gegeven toestand
aanmerken, om de grondslagen waarvan
men zich verder niet bekommert. Gegeven
de klasse-tegenstellingen, de nationale en
internationale betrekkingen, de verhouding
van de menschen tot de natuur, blijft b v.
de verklaring van een kunstperiode een op
zichzelf volledige taak. Intusschen onder
stelt de vruchtbare hanteering der histo
risch-materialistische methode niet enkel de
kennis van de werking der maatschappelijke
invloeden op den mensch, maar ook van
den bouw der maatschappij op haar ekono
mische grondslagen.
* *
#
Zooveel zal, onderstellen we, uit dit onver
mijdelijk gebrekkige exposéeener theorie,
welker juistheid uitsluitend door de praktijk
van hare toepassing moet bewezen worden,
voor den belangstellenden lezar duidelijk zijn
geworden, dat de kritische manier dia haar
meent te kunnen vernietigen door haar te
plaatsen voor min of meer snugger gekozen
moeilijkheden, de methode van den heer
Da Haan alleen de ontkunde van den
beoordeelaar bewijst. De heer De Haan be
wijst niet alleen dat hij het
historischmaterialisme niet kent, maar ook zyn onbe
voegdheid om over wetenschappelijke theo
rieën in't algemeen te spreke'. Immers, aan
genomen dat geen der thans levende gebrui
kers van de marxistische methode bij machte
zouden zijn op een bepaald punt of punten
antwoord te geven welk ernstig beoordee
laar, vragen we, zou daaruit iets ten nadeele
van de theorie of hare voirstaaders willen
afleiden ?...
Op grond van eenige waarnemingen uit
de historische werkelijkheid van hun eigen
tij ijformulearden M »rx en Eagels eeu theorie
waaraan zij meenen een algemsene geldig
heid te mogen toeschrijven. In het door
ons aangehaalde stuk zagt Mirx dat hij het
resultaat zijner studiën, voor de Rainuche
Zeitung" noodig gemaakt, als leiddraad ging
gebruiken bij zijn verderen arbeid. Do
hypothese dat aldus de raenschelijke historie
te verklaren is, beter dan door eaaige
bestaande, krijgt meer waarschijnlijkheid
naarmate z^j een grooter getal verschijn
selen bevredigend heeft doen verklaren.
. Marx en Engels zelf en op hun voorbeeld
een steeds talrijker geworden school vau
socialistische auteurs van verschillenden
landaard, hebben min of meer breedvoerige
toepassingen gegeven bij het onderzoek
van ver uifceenloopende onderwerpen. Oor
spronkelijke historisch materialistische
gaschriften zijn in ons land geleverd door dr.
H. Gorter en Henriëtte Koland Holst o a
over aesthetiek en litteratuurgeschiedenis,
door dr. A Pannekoek o ver wij sbageerte, door
dr. W. van Ravesteyn Jr. over onze zeven
tiende Eeuw, door mr. W. A. Bonger over
kriminilogie. Naar hetgeen het historisch
materialisme heeft verricht, niet naar het
geen nog te verrichten is, moet, gelijk iedere
andere wetenschappelijke theorie, ook deze
worden beoordeeld. Of zou men op welk
gebied ook der natuurwetenschap b.v., aan
de voorstanders van eenige theorie den
eisch mogen stellen dat zij willekeurig ge
kozen problemen als voor de vuist zullen
oplossen, en aanstonds van ieder verschijn
sel een aannemelijke verklaring leveren?
Wat?" zei ik.
't Klinkt gek hè? Maar 't is eens gebeurd
op precies zoo'n avond als deze, toen ik
evenmin iets te schrij ven had. 't Is waarachtig
waar. Vanuit de stilte vertelde een vrouw
me een prachtige geschiedenis. Natuurlijk
heb ik er nooit gebruik van gemaakt, en ik
weet ook niet of zij zelf dat ooit gedaan
heeft, maar ik heb het nooit vergeten. Jaren
lang kon ik geen telefoon hooren bellen
zonder te beven. Zelfs na nog, watmeer ik
nog laat zit te werken, merk ik dat k naar
haar stem verlang."
Was 't zoo'n vreemde geschiedenis?"
Hij sloeg een blik naar da studeerkamer
als om zich ta verzekeren dat zijn vrousv
niet uit de vestibule was gekomen.
Kan je gelooven dat een man een vrouw
die hij nooit ontmoet heeft, waarachtig kan
gaan liefhebben?" vroeg hij.
Ik geloof niet dat ik je begrijp."
Er was slechts Oi'a vrouw in mijn leven
die alles en alles voor ma was," zsi hij, ea
ik heb haar nooit gezien."
Wat moest ik antwoorden? Ik keek
hem aan.
Alles wel beschouwd, waarom zou dat
zoo ongelooflijk zijn?" vroeg hij. Schenken
we onze liefde aan een gezicht of aan een
karakter? Ik zwear je dat ik het karakter
van die vrouw niet beter had kuunen leeren
kennen aU wij elkaar onse gedachten in
eikaars armen haiden toavertroawd. Ik wist
alles van haar, behalve kleinigheden welke.
een vreemde ziet op 'c oogonblik dat hij
wordt voorgesteld haar lengte, haar gszicht,
haar naam, of ze getrouwd of ongetrouwd
was. Neen, die dingen heb ik nooit geweten.
Maar haar smaak, haar sympathieën, haar
ziel, dat innerlijke van ds vrouw, kende ik
even goed als ay zelf."
Hij aarzelde.
Ik ben in eeu moeilijk geval. Als 't zal
lijken dat ik niet van mijn vrouw houd,
dan ben ik een filister; als ik je echter laat
denken dat we even gelukkig samen zijn
geweest als de menschen zich verbeelden,
dan zul je de belangrijkheid, vau hetgeen ik
je ga vertellen, niet inzien. Ik wil je dit zeg
gen: voordat onze wittebroodsweken ooi waren.
verveelde ik haar.
Toen we geëngageerd waren, sprak ik tegen
haar van mijn illuzies over haar; toen we
getrouwd waren, sprak ik tegen haar over
mijn overtuiging, van mijn huis.
Die verandering ontstelde haar, ze was
verslagen. Ik wilde dat ze belangstelling
De lezer die tot de slotsom mocht zijn
gekomen, dat wij in het historisch-mate
rialisme een filosofisch systeem hebben te
zien, dat, als een uit velen, voor geleerden
van beroep interesant kan zijn, maar voor
gewone beschaafde menschen van weinig be
lang, wordt verzocht zijn oordeel nader te
overwegen. Marx, het is waar, richtte zich
tegen een bepaalde wijsbegeerte, maar wel
beschouwd is het bijzondere in zijn opvat
ting dit, dat het historisch-materialisme
minder een nieuwe filosofie is, dan wel aan
de filosofieën in de verklaring van mensch
en maatschappij een einde maakt. Niet aan
eenig wijsgeerig stelsel of eenigen gods
dienst is de door latere onderzoekingen
steeds meer bevestigde hypothese ontleend,
dat de maatschappij in haar diepste' wezen
en kenmerkende samenstelling is eau
werk-inrichting, en de mensch wat de
maatschappij van hem maakt. Dit is een
meening uit de waarneming van de wer
kelijkheid al n afgeleid. Marx en Engels
dus, hebben twee dingen gedaan: ten eerste
gezegd wat zij in de werkelijkheid hebben
gevonden, en bovendien, dat zij alleen in
de werkelijkheid hebben gezocht. Zij zagen
de menschen leven in een maatschappij, en
het verschil tusjchen maatschappijen neer
komen op een verschil in produktiewijze.
Iets anders hadden zij niet noodig gehad
om eenige gebeurtenissen ia het leven van
de menschen te verklaren; naar iets anders,
besloten zij, heeft men niet te vragen. Het
menschelijk leven is altijd een
maatscbappslijk leven geweest: van de wetenschap
pan die niet den measch als dierlijk
schepsel beschouwen, noch de natuur buiten
den mensch, van de vakken die men daarom
de maatschappelijke wetenschappen noemt,
is dus de maatschappij: wat zy i» en hoe
zij op het leven van de menschen werkt,
het eenige onderwerp. Alles wat met de
menschen gebeurt, gebeurt in een maat
schappij, en om te begrijpen hoe het
gebsurt, onderzoeke men de maatschappij en
daarin de plaats van de menschen. Eeuwige
waarheden of wetten of ideeën onafhankelijk
van het wezsn der samenleving, of eenige
macht boven de samenleving: voor het
historisch-materialisme bestaan zij niet, die
alles wat de samenleving bavat, ook het
geloof aan zoolanige
buiten-miatschappelijke faktoren uit de samenle ?ing meent
te moeten verstaan.
Alles, dus, wat het historisch materialisme
ons levert, is een methode bij de studie van
het menschelijk leven, vau de manschelijke
geschiedenis in den ruiouten zin.
Of men dit alles veel of weinig zal mogen
noemen, hangt af van het tijdstip waarop
men spreekt.
Wanneer thans iemand de m >eite nam,
van de natuurkundige wetenschappen te
beweren dat haar onderwerp uitsluitend de
natuur is, en dat zij mat geen andere fak
toren dan natuurlijke oorzaken hebbeu te
rekenen, door waarneming vau do natuur
te vinden zou den indruk maken, een
grojt tfatil jiran te laat te komsa.
Zoo zal ook eenmaal het historisch mate
rialisme, de lesr dat hetgeen in de maat
schappij voorvalt enkel maatschappelijke
oorzaken, heaft, moeilijk van een gemeen
plaats te onderscheiden zijn. Eenmaal zal
de juistheid van de methode zoozeer in het
algemeene bewustzijn zijn overgegaan, dat
men zich niet dan met mooita zal kunnen
voorstellen, ho9 zij als een nieuwe en revo
lutionaire waarhei'l haar plaats heeft moeten
veroveren. Op dit oo^eublik echter, nu nog
zoovelen meenen de maatschappelijke ver
schijnselen uit buiten-maatschappelijke oor
zaken to moeten verklaren, is de nuttigheid
van de theorie nog oneindig groot.
22 September.
F. v. i,. GOKS.
voor me had. Als antwoord gaapte ze en
weende.
O haar tranen! Haar urenlange tranen!
Haar tranen die mijn liefde uitdoofden!
De philosoof wordt gemaakt, niet geboren;
in de eerste paar jaren kwam ik er heftig
tegen in opstand.
Ik had behoefte aan een vriend, een ver
trouwde, en ik had me nooit zoo eenzaam
gevoeld.
We hadden een verdieping in de Euo de
Lontay en de telefoon was in mijn studeer
kamer. Eens laat op een avond, toon
ik daar zat te peinzen, schrikte de telefoon
bel me op, en eea stem eeu vrouwen
stem zei:
Ik ben zoo eenzaam is wil Jf> zoo graag
met u spreken voor ik ga slapen."
Ik kan je 't vreemde van dat verzoek, dit
ma zoo plotseling van verre bereikte, niet
beschrijven. Ik wist natuurlijk dat het onzin
was, maar 't leek me alsof ver weg in de
stad een z'.el zonder naam de kreet in mijn
eken hart had herhaald. Ik gaf toe aan een
aandrang; en ik zei:
Ik ben ook erg eenzaam ik geloof dat
ik op u gewacht, heb."
Er was eea stilte, en toen vrosg ze teleur
gesteld :
Wie bent u?"
Niet de man dien u dacht; zoi ik tot haar,
maar iarnand vol tlroef verlangen."
Ik hoorde haar zacht lachen. Hoe- vr&emi,"
mompolda zij.
Wees barmhartig," ging ik voort. We
zijn beiden treurig, en 't noodlot wil blijk
baar dat we elkaar troosten."
't Kan u niet compromittesren. Want ik
weet zelfs niet wie u bent. Blijf en p:aat
maar een paar minuten met me."
Waarover wilt u hebben dat ik praat?"
O, 't onderwerp dat ons beiden za:
iatresseeren. U zelf."
Na een ooganblik zei ze : Ik r;chud mijn
hoofd."
Dat ia erg onvriendelijk van u," zei ik.
En ik heb nog niut eens de vergoeding dat
ik 't u zie doen."
Denk je weer een stilte en toen klonk haar
stern weer in mijn oor:
Ik zal u zeggen wat ik voor u doen kan
Ik kan u een geschiedenis vertallen."
De werkelijkheid te hooren zou ik r.og
prettiger vin Ion," bekende ik. Maar toch,
als ik moet kiezen tusscheu TT geschiedenis
of uw zwijgen, din kies ik zeker da geschie
denis !"
Hnltatnli en fle Romantiek
Multatuli en de Romantiek, door dr. J.
PBISSEN J.Lz. W. L. en J, Brusse, 1909.
Dit geschrift is de kloeke en fraaie herdruk
van een opstel, dat de schrijver het vorige
jaar in De Bewtging verschynen deed, en dat
toen om verschillende redenen de aandacht
trok. Allereerst otalat het wel min of meer
een eer-hers;el bedoelt. Dit wordt er aiet met
zooveel woorden in uitgesproken, maar dr.
Prinsen zou niet met zoo groote geestdrift
een plaats in de wereld-literatuur en boven
een goei deel van de vaderlandsche voor
zijn held hebben opgeëiecht, indien hy daartoe
niet genoopt was door de gedachte dat ze
hem onthouden werd. Dat hy het, hoe harts
tochtelijk ook, zonder bitterheid gedaan heeft,
maakte het mogelijk dat ieder naar hem kon
luisteren. Het meegevoel voor zijn eigen
ridderlyk pogen zoowel als voor den bewonderde
kon wakker worden, zelfs in hen die hun
bedenkingen niet zouden achterhonden. En
eenmaal luisterend, moest ook de minst over
tuigde dankbaar zyn voor zoo talryke
bewyzen van een belangwekkende belezenheid.
Hoe hebben wij niet allen gedweept met
Multatuli l De tijd heugt me dat een heele
wereld van edelaardige ondeugendheid my
openging uit een deel van de Idem, gevon
den op het boekenrek van een oom by wien
ik koffiedronk. Daarna las ik den Max Have
laar, waarby Droogstoppel rny'n verachting,
Havelaar mijn bewondering, Siïdja my'n tra
nen wekte, en ik de rede voor de hoofden
van Labik een meesterstuk van welsprekend
heid, de toespraak aan den Koning, waar het
boek mee besluit, een diadeem van fierheid
vond. De aanteekeningen achter het werk
waren my gewijde waarheid, en toen niet lang
daarna de Uirecteur van ds Hoogere Burger
school verbood een oproeping aan te slaan,
waarby wij in vlammend* bewoordingen gel
delijke bijdragen vraagden voor den kluize
naar van Ingelheim, toen werd hij door ons
geminacht als een blijkbare Droogstoppel. In
eerstvolgende j wen bereidde ik my op het
schrijven van een opstel meermalen voor,
door een bladzijde van de Ideën te lezen.
Multatuii had een verrukkelijke manier van
onmiddelijk en nauwgezet te zijo. Bovendien
was hy hoog van toon en verhief zich boven
dan lezer, tot wien hij toch van zeer nabij
het woord richtte. Ik was nog te jong voor
Haet ea Potgieter, die mij beiden sterk beïn
vloedden. Ma u* men kon niet te jong zijn
voor Multatuli.
Neen, wij waren werkelijk op dat oogenblik
zijn vriendenen zijn vaaudragers, ik tenminste,
en misschien meer andoren van mijn leeftijd,
en hij werd door ons gehoorzaamd en toe
gejuicht en met de hoogsten gelijk gesteld.
Mijn jongere zelf, van wien ik nu, helaas,
alleen de herinnering bewaar, kan dan ook
niet acddrs dan met dr. Prinsen heftig instem
men ! A! zijn lofspraken zeg ik hem na, en
wanneer de geschiedschrijver van de
nederlandsche letterkunde tusschen '80 en '90 den
invloed van Douwes Dekker op de toenmalige
jongeren za> hebben te melden, dan betuige
hij dien wat mij aangaat zonder voor
behoud.
Toch is het waar dat die invloed kort
gsduurd heeft. Zy die hun hoogste eer in
het schrijven van verzen, van sonnetten
stelden, hadden er voor hun kunst weinig
aan. En de schrijvers van verhalend proza
bamiaden Zola, Flaubert, de broeders De
Goncourt, meer dan den Nederlander. Zijn
opstandige geest was ona lief geweest en
bleef het, maar zijn talent heeft niet lang
op ons nagewerkt.
Er is hier sprake van een belangrijk
onderscheid.
A's dr. Prinsen in Multatuli een
nederlandsch vertegenwoordiger van de Romantiek
Ik bewonder u v smaak," zei ze. Bent
u op uw gemak. Zit u?"
Ik ging glimlachend zitten: Madame.. ."
Zi antwoordia niet.
Toen zei ik; VLademoiseüe .. ."
Nog geen antwoord.
Nu zeg u dan ten minste of u't goedvindt
dat ik rook terwijl ik naar u luister?"
Ze lachte. U drijft de beleefdheid ver l"
Hoe ver?" vroeg ik gauw.
Maar r,e wilde zelf niet zeggen van hoe 'n
afstand ze tot me gprak. Luister," be fa! ze,
en begon :
liet 'u een geschiedenis van twee geliefden,
PAU! en Roaamonde. Zs zouden trouwen,
maar Kosaoaonde stierf te spoedig. Toen ze
op sterven lag, gaf ze hem eeu krul van het
rnoaie bruine naar, dat hij placht te kussen.
Tot weerzien*,lieveling,"flaiiterdeay. Het
zal erg vervelead zijn in den Hemel zonder
je. Vör,;ee: niet dat ik op je wacht, en blyf
ine trouw. Wanneer je liefde voor mij ver
bleekt, dan zal je deze krul ook zien
Terbleeken "
ledsren dag gedurende dea winter strooide
Paul bloemen op haar graf en snikte. Ea in
de lenta strooide hij bloemen en zuchtte.
En in den zomer betaalde hij iemand orn
bloemea voor hem te strooien. Soms als hij
keek nasr het haar van het gestorven meisje,
daïht hij dat het bleeker was dan het geweest
?was, maar daar hij er nu zelden maer naar
keek. kon hij zichtelf gemakkelijk overreden
dut hij zich vergiste. Toen ontmoette hij een
vrouw die hern weer gelukkig maakte; en
de wind verstrooide de. verdorde bloemen
van Rosamonde's graf en liet het kaal. Eens
op een da^ vond Paui's vroaw een pakje
dat vergeten in een la van zijn bureau !ag;
jaloerach opende zij het voor hij het haar
kon verhinderen. Paul was bang dat het zien
ervan haar bedroef! zou maken en sloeg
haar met angstige oogen gada. Maar ze begon
te lachen. Wat ben ik toch flauw !" riep ze
uit. Ik was bang dat hè: haar zou zijn van
een meisje dat je halt liefgehad'.'' Be krul
T,yas sneeuwwit". Haar fantastisch verhaal",
vervolgde Nouiens, dat ze vertelde meteen
ernst die ik niet kan weergeven, maakte heel
veel indruk op me. Ik zei er niets van, ik
maakte haar geen compliment, ik vroeg
enkel: Wie bent u ?"
Dat is een vraag", waarschuwde ze me,
die u niet moet doen, Nu, verveelt u u nog?"
Neen.
Intreaseert 't u eea beetje?"
Heel veel".
wil teekenen, dan feeft hy aan het begrip
Romantiek een uitbreiding waardoor het
vrywel de geheele literatuur van 1760?1850
omvat. Ik verzet mij niet daartegen, en ook
niet tegen het verband waarin hy Romantiek
met Renaissance, en deze met de Oudheid
ziet. Geen werkmanier is vruchtbaarder aan
vergelijking en bespiegeling dan zulk eene
vanbegrips-mtbreidingen-verwantgehapping.
Maar niet enkel dat hy het denkbeeld ver
ruimt en verbindt, hij beperkt het ook. Het
meest in het oog valland deel der beweging"
zoo schryft hy is de opstand van het indi
vidu tegen de maatschappij. Het
revolutionnaire is het, wat boven alles uitschreeuwt in
allerlei tonen; fel, hevig verzet tegen-het dorre,
doodloopende, futiele, gekunstelde in politiek,
in zeden, in godsdienst, in kunst, in het leven;
een hardnekkige strijd in allerlei vorm tegen
alle pruderie en schijnheiligheid; een zoeken
naar de kern des lerens, naar waarheid, dat
van pure waarheidsliefde soms uitloopt op een
pittoreske karikatuur; een dartel, gillend
losbreken uit de suffe orde; een woest, toor
nig verscheuren van alle banden; een luid
ruchtig betoogen vanlang vermoffeldeeeuwige
waarheden; een tergend omtrappen van alles
wat in heiligen eerbied was geschuwd of aan
gebeden, een verheerlijking van christendom
en vaderland voor zoover dit de antithese
tegen een verdord heidendom, een vervoosde
klassiek noodig maakt»; ean bewierooken van
wat tot nof toe was verachten verafschuwd;
een pralend tentoonspreiden van twijfel en
ongeloof aan wat tot nog toe als eeuwige
waarheid had gegolden; een gierend
triomfeeren van vlammende sensualiteit; een alle
traditie hoonend in-praktyk-brengen van
theoriën, die den eerzamen bnrger de haren
te berge deden rijzen; heilige ernst in den
vorm soms van kwajongensachtigedwaasheid,
een verschijnsel, in zyn geheelen omvang een
verrukkelijk schouwspel, omdat er leven en
passie gloeit in alles en allen, een gezegend
noodweer, dat de atmosfeer heeft gezuiverd,
dat lucht en ruimte heeft gegeven, waaraan
we danken dat we thans vry kunnen ademen
en in kalm bewustzijn Ie ven en kunst kunnen
overzien." Ik heb opzettelijk de heele plaats
afgeschreven, omdat er duidelijk uit bly'kt
hoezeer de schrijver aan een groot aantal
uitingen en werkingen het opstandige ziet
als, zeker niet het uitsluitende, maar toch
het meest in-het-oog-vallend romantische.
Niet het uitsluitend-romantisehe. Daarvoor
kent hij te goed die zelfde lieden, die hij in
hun weerbarstigheid teekent, als dichterlijke
en geestelijke bouwmeesters: verkondigers en
kunstenaars.
Hier ligt nu evenwel de lyn waarover ik
den Multatuli-bewonderaar moeielyk volgen
kan. Als gij Multatuli vanwege zijn
strijdbaren aanleg stelt naast Byron, naast Hugo,
naast Heine, din ia de overeenstemming ons
duidelijk en wij zullen terwille van zyn stijl
zijn navolging niet afkeuren, maar noemt
ge hem nu met die mannen in n adem van
algemeene bewondering, dan zeggen we: neen,
als kunstenaars, als verkondigers, als geeste
lijke bouwmeesters zijn die mannen mér
geweest.
Multatuli bad geest, gevoel, verbeelding
en een bewonderenswaardig vermogen van
uitdrukking, maar wat was de Idee die achter
zijn gedachten leeft? Hijzelf, als de ten
onrechte niet gekroonde keizer van Insulinde.
Dit was de grijpbare Idee, die zelfs nog in
zijn late brieven aan Roorda vervolgd kin
worden. Daartegenover toonde hij in alles
wat hy aanvatte, hetzy van studie of praktijk,
een ontoereikendheid, die eerst schuilging
achter de schittering van zijn schrijftalent en
de aandoenlijkheid van zijn omstandigheden,
die daarna lang werd vergeven of vergoelijkt
terwille van zijn persoonlijkheid, maar die
zich voor geen ernstig onderzoeker van zijn
geschriften verbergen kon. Een ptrtoonlijke
Idee en ontoereikendheid van daarbij
behoorende talenten. In deze dubbele zwakte
zie ik de reden waarom jeugdige bewonderaars
zoo kort op hem vertrouwden.
Ik zeg dit, niet omdat ik geloof dat dr.
Prinsen het niet weten zou. Maar omdat zijn
aandrift tot eerherstel van den te zeer naar
achter geschoven meester hem het
onderHiiiiiuimmimi
Ik voel me ook gelukkiger dan zoo even.
En nu adieu".
Wacht nog even", verzocht ik, zeg me,
wanneer ik weer met u kan spreken?"
Ze aarzelde; en ik verzeker je dat ik nooit
met meer angst het antwoord van een vrouw
heb afgewacht terwijl ik haar hand vast
hield, dan nu ik wachtte op het antwoord
van deze vrouw, die ik niet eens zien kon.
Morgen ?" opperde ik. In den ochtend ?"
's Morgens zou 't moeilijk gaan".
,,'i Middags T'
's Middags zou 't onmogelijk zijn".
Dan 's avonds, op hetzelfde unr ?"
Misschien", weifelde ze. A'.s ik vrij ben".
Mijn nummer", zei ik, is 15S9, kan u
't nu even opschrijven?"
Ik heb 'c gedaan".
Herhaal 't alstublieft, zoodat er geen ver
gissing mogelijk is".
1539. Is 't goed?"
Ja. dank u".
Goeden nacht."
Goeden nacht, slaap wel."
Je zult misschien denken dat ik 's morgens
om 't geval lachen moest, dat ik de emotie,
die ik gevoeld had, bespottelijk vond. Maar
dan heb je 't mis. Ik werd meer en meer
nieuwsgierig: ik merkte dat ik Baar de af
spraak uitkeek niet een vreeselijk verlangen.
We hadden ongeveer twintig minuten ge
sproken. Voor elkaar verborgen inet half
Parijs misschien tusschen ons; en ik had dien
avond niets tastbaardere te verwachten. Miar
toch ondervond ik alle gevoelens van een
man die wacht op een gesprek, op een om
helzing. Wat beteekende het? Ik was ver
ward. Ik begreep de mogelijkheid vaa
litfde op 't eerste gezicht; maar zou de
geest ook verwantschap kunnen vinden door
een telefoon ?
Er is een zin in feuilletons die me altijd
gahinierd had: Voor zijn ongeduld leek 't
dat de klok stilstond."
't Leek me altijd bespottelijk. Sinds dien
avond heb ik dien zin nooit meer veroordeeld,
want werkelijk, ik dacht meer dan eens dat
de klok was blijven stilstaan. En om de
spanning nog te vergrooten opende mijn
vrouw, die zelden in mijn studeerkamer
kwam, de deur. Ze zag dat ik niet werkte
en wiide toen wat bij me komen praten.
Mon Dieu! Nu 't uur einlelyk naderde, was
mijn vrouw in de kamer en ze zag er uit
alsof ze den heelen nacht wilde blijven zitten'
De wijzers van de klok gicgen voort
en nu aldoor vlugger, A!s ze toch bleef tot