De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 17 oktober pagina 2

17 oktober 1909 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1686 staathuishoudkunde" de leer van de stof felijke voortbrenging. Niet alleen de in het bovenstaande slechts bij wijze van voorbeeld genoemde juridische en politieke instellingen, ook de kunst, de godsdienst, de wetenschap, de mena,chelijke beschaving in haar geheel, de historie van het verleden, zijn als produkten van het menschelijk samenleven te beschouwen. Dit samenleven, echter, wordt beheerscht door de inrichting van den prodnktieven stoffolyken arbeid, door de produktie-wijte. De produktie-wijze, eindelijk, is te begrij pen uit haar eigen ontwikkelingswetten waarvan de algemeene strekking is dat de toenemende produktiviteit van den menschelijken arbeid als op gezette tijden de ?voortbrenging nienwe vormen doet aanne men, -waarmede ook de samenstelling van de maatschappij min of meer belangrijk wordt gewijzigd, en daarmee, eindelijk, ook het geestelijk leven van de menschen. Zoo heeft eerst het primitieve kömmunisme plaats moeten maken voor de eenvoudige warenproduktie: het partikuliere bezit der produktiemiddelen min of meer gelijkmatig verdeeld over de waren producenten, en deze wederom voor de kapitalistische waren produktie, waarbij de produktiemiddelen in een klein getal handen samengetrokken, en de massa der eertijds zelfstandige pro ducenten in den loondienst der kapitalisten zijn getreden. Deze opeenvolgende arbeidsinrichtingen, echter, gaan niet als van zelf, hetzij geleidelijk, hetzjj op korten termijn, in elkander over. Want bij iedere ekonomische inrichting past een geheel van maat schappelijke vormen en van denkbeelden en 'gevoelens, aan welke de strekking eigen is de bestaande produktiewijze te doen voortduren. De mensehen geven niet gaarne óp hetgeen zij voor waar en voor goed hielden; en evenmin 'of nog minder hetgeen hun balang dient. Zoo werkt, hetgeen 't voortbrengsel van de oude produktiewijze was, op zijn beurt als een oorzaak die de produktiewijze bestendigt en de nieuwe tegenhoudt. Deze weerstand moet worden overwonnen. De vroegere maatschappelijke vormen, de vroegere ideeën, die met de oude produktiewijze opkwamen en haar uitbreiding en bevestiging bevorderden, doch nu veranderd zjjn in even zoo vele belemmeringen voor de ontvouwing der produktieve krachten, moeten voor nieuwe plaats maken. De toestand doet zich voor waarin de vormen der maatschappij en van het geestelijk leven niet meer in overeen stemming zijn met de ontwikkelingshoogte der produktieve krachten. Slechts de machts oefening der met de nieuwe produktiewijze opkomende klasse, kan dien toestand beëin digen De revolutionaire beweging is een politieke en geestelijke beweging: een strijd om staatkundige macht en voor nieuwe denkbeelden, een aktie voortgekomen uit de ekonomische beweging en door haar gedragen. * # Hetgeen wij de eerste helft van de for mule der historisch- materialistische theorie noemden, handelt over de verhouding van den mensch tot de maatschappij. De tweede helft handelt over de betrekking van de maatschappij tot de proiuktiewijze. Beide deeleo, dus, betreffen zeer verschillende on derwerpen of groepen van onderwerpen. Wie deze tweeledigheid van de formule niet in het oog .houdt, zal het histori-ich-materialisme nooit kunnen begrijpen, nog minder haar ia de praktijk van eenig historisch onderzoek dunnen toepassen. Marx en zijn medewerker Engels, die onafhankelijk van Marx tot dezelfde konklusie was gekomen, plachten de door hen onderstelde volgorde der faktoren aan te duiden door te spreken van de ekonpmie als de laatste instantie." De produktiewijze hielden zij niet voor de eenige of direkte oorzaak van de historische verschijnselen, maar voor de indirekte. De direkte oorzaken heeft men volgens hen in de samenstelling der maatschappij te zoeken, die de eerste instantie uitmaakt. Zoo zal inen niet slagen wanneer men b. v. tracht een godsdienstvorm uit de inrichting van .imHIIIinilMIIMIIllMMIIlltlllMllllllMMinimMimilllmillllllllHImillllM DEOüTRöfUNMONSIuüRNOÜLEHS, Naar het Engelsch, van LEONAED MERRICK. Wanneer de menschen ook maar over hem spreken ik zal hem maar Noulens noe men over zijn roman?, zijn stijl, de eigen aardigheden van zijn talent, dan kan je er zeker van zijn, dat iemand zal zeggen: maar wat houden ze van elkaar, hij en zijn vrouw! Zs verafgoden elkaar gewoon!" Je hoort 't zeker en telkens als ik 't zelf hoor, dan denk ik aan de geschiedenis die hij me dien oenen avond vertelde ik herinner me nog de schrik die ik toen kreeg. In het begin was mijn verwachting niet hoog gespannen. Toen ik binnen kwam, zei z|jn vronw: Ik vrees dat hij geen erg aan genaam gezelschap zal zijn; hij moet een ver haal schrijven voor Li Voix, en hy kan maar geen onderwerp vindan hp beeft zijn her sens al den heelen dag gepijnigd.' Heelemaal geen emoties verwachtend, had ik toen voor gesteld om een andere keer eens te komen dineeren. Maar ze wilde me niet laten gaan. Misschien kan iets dat jij vertelt hem op een onderwerp brengen," verklaarde ze, en hij kan dan binnen een uur het verhaal opschrijven of dichten als jij weg bent." Dus bleef ik, en na het diner lag hij op de sofa, jammerend over 't noodlot dat hem tot een schrijver gemaakt had. De salon was verbonden met zijn studeerkamer en door de open deur kon hij zyn schrijftafel zien, hem uitnoodigend, het blaadje papier dat ze voor hem had klaar gelegd, de opgestoken lamp, het hoopje sigaretten. Ik wist dat ze hoopte dat dat gezicht hem zou prikkelen maar het bleek al gauw dat hij heelemaal niet meer aan een verhaal dacht. Hij sprak over Antoine in zijn nieuwe rol, over een boek van Anatole France, over de revue in Parisiana. Toen klonk in de vestibule de telefoonbel en zijn vrouw stond op om de boodschap te hooren. Hallo! Hallo!" Ze kwam niet terug. Er was een stilte, en toen mompelde hij: Ik ben benieuwd of soms een onbekende zich gedrongen heeft gevoeld me een ver haal te telefoneeren." den stoffdlijken arbeid zonder meer te ver klaren. Maar wel heeft Kautsky in zijn jongste werk over het Christendom dezen godsdienst uit de politieke en maatschap pelijke gegevens getracht te verklaren, die vóór en omstreeks het begin onzer jaartel ling in bepaalde streken van Zuid Europa en aangrenzende dealen van Aziëte vinden waren. Doch deze wetenschappelijke en politieke gegevens: de gesteldheid van de samenleving in zekere tijlen en landen, zonden niet te begrijpen zijn zonder kennis van de plaatselijke ekonomie. Om het historisch-materialisme te kunnen toepassen, zijn derhalve twee verschillende groepen van kundigheden nooiig. Ia de eene groep bestudeert men den mensch als maatschappelijk wezen. In de aniere, de maatschappij als inrichting voor den produktieven arbeid. Men kan ook den bouw der samenleving als een gegeven toestand aanmerken, om de grondslagen waarvan men zich verder niet bekommert. Gegeven de klasse-tegenstellingen, de nationale en internationale betrekkingen, de verhouding van de menschen tot de natuur, blijft b v. de verklaring van een kunstperiode een op zichzelf volledige taak. Intusschen onder stelt de vruchtbare hanteering der histo risch-materialistische methode niet enkel de kennis van de werking der maatschappelijke invloeden op den mensch, maar ook van den bouw der maatschappij op haar ekono mische grondslagen. * * # Zooveel zal, onderstellen we, uit dit onver mijdelijk gebrekkige exposéeener theorie, welker juistheid uitsluitend door de praktijk van hare toepassing moet bewezen worden, voor den belangstellenden lezar duidelijk zijn geworden, dat de kritische manier dia haar meent te kunnen vernietigen door haar te plaatsen voor min of meer snugger gekozen moeilijkheden, de methode van den heer Da Haan alleen de ontkunde van den beoordeelaar bewijst. De heer De Haan be wijst niet alleen dat hij het historischmaterialisme niet kent, maar ook zyn onbe voegdheid om over wetenschappelijke theo rieën in't algemeen te spreke'. Immers, aan genomen dat geen der thans levende gebrui kers van de marxistische methode bij machte zouden zijn op een bepaald punt of punten antwoord te geven welk ernstig beoordee laar, vragen we, zou daaruit iets ten nadeele van de theorie of hare voirstaaders willen afleiden ?... Op grond van eenige waarnemingen uit de historische werkelijkheid van hun eigen tij ijformulearden M »rx en Eagels eeu theorie waaraan zij meenen een algemsene geldig heid te mogen toeschrijven. In het door ons aangehaalde stuk zagt Mirx dat hij het resultaat zijner studiën, voor de Rainuche Zeitung" noodig gemaakt, als leiddraad ging gebruiken bij zijn verderen arbeid. Do hypothese dat aldus de raenschelijke historie te verklaren is, beter dan door eaaige bestaande, krijgt meer waarschijnlijkheid naarmate z^j een grooter getal verschijn selen bevredigend heeft doen verklaren. . Marx en Engels zelf en op hun voorbeeld een steeds talrijker geworden school vau socialistische auteurs van verschillenden landaard, hebben min of meer breedvoerige toepassingen gegeven bij het onderzoek van ver uifceenloopende onderwerpen. Oor spronkelijke historisch materialistische gaschriften zijn in ons land geleverd door dr. H. Gorter en Henriëtte Koland Holst o a over aesthetiek en litteratuurgeschiedenis, door dr. A Pannekoek o ver wij sbageerte, door dr. W. van Ravesteyn Jr. over onze zeven tiende Eeuw, door mr. W. A. Bonger over kriminilogie. Naar hetgeen het historisch materialisme heeft verricht, niet naar het geen nog te verrichten is, moet, gelijk iedere andere wetenschappelijke theorie, ook deze worden beoordeeld. Of zou men op welk gebied ook der natuurwetenschap b.v., aan de voorstanders van eenige theorie den eisch mogen stellen dat zij willekeurig ge kozen problemen als voor de vuist zullen oplossen, en aanstonds van ieder verschijn sel een aannemelijke verklaring leveren? Wat?" zei ik. 't Klinkt gek hè? Maar 't is eens gebeurd op precies zoo'n avond als deze, toen ik evenmin iets te schrij ven had. 't Is waarachtig waar. Vanuit de stilte vertelde een vrouw me een prachtige geschiedenis. Natuurlijk heb ik er nooit gebruik van gemaakt, en ik weet ook niet of zij zelf dat ooit gedaan heeft, maar ik heb het nooit vergeten. Jaren lang kon ik geen telefoon hooren bellen zonder te beven. Zelfs na nog, watmeer ik nog laat zit te werken, merk ik dat k naar haar stem verlang." Was 't zoo'n vreemde geschiedenis?" Hij sloeg een blik naar da studeerkamer als om zich ta verzekeren dat zijn vrousv niet uit de vestibule was gekomen. Kan je gelooven dat een man een vrouw die hij nooit ontmoet heeft, waarachtig kan gaan liefhebben?" vroeg hij. Ik geloof niet dat ik je begrijp." Er was slechts Oi'a vrouw in mijn leven die alles en alles voor ma was," zsi hij, ea ik heb haar nooit gezien." Wat moest ik antwoorden? Ik keek hem aan. Alles wel beschouwd, waarom zou dat zoo ongelooflijk zijn?" vroeg hij. Schenken we onze liefde aan een gezicht of aan een karakter? Ik zwear je dat ik het karakter van die vrouw niet beter had kuunen leeren kennen aU wij elkaar onse gedachten in eikaars armen haiden toavertroawd. Ik wist alles van haar, behalve kleinigheden welke. een vreemde ziet op 'c oogonblik dat hij wordt voorgesteld haar lengte, haar gszicht, haar naam, of ze getrouwd of ongetrouwd was. Neen, die dingen heb ik nooit geweten. Maar haar smaak, haar sympathieën, haar ziel, dat innerlijke van ds vrouw, kende ik even goed als ay zelf." Hij aarzelde. Ik ben in eeu moeilijk geval. Als 't zal lijken dat ik niet van mijn vrouw houd, dan ben ik een filister; als ik je echter laat denken dat we even gelukkig samen zijn geweest als de menschen zich verbeelden, dan zul je de belangrijkheid, vau hetgeen ik je ga vertellen, niet inzien. Ik wil je dit zeg gen: voordat onze wittebroodsweken ooi waren. verveelde ik haar. Toen we geëngageerd waren, sprak ik tegen haar van mijn illuzies over haar; toen we getrouwd waren, sprak ik tegen haar over mijn overtuiging, van mijn huis. Die verandering ontstelde haar, ze was verslagen. Ik wilde dat ze belangstelling De lezer die tot de slotsom mocht zijn gekomen, dat wij in het historisch-mate rialisme een filosofisch systeem hebben te zien, dat, als een uit velen, voor geleerden van beroep interesant kan zijn, maar voor gewone beschaafde menschen van weinig be lang, wordt verzocht zijn oordeel nader te overwegen. Marx, het is waar, richtte zich tegen een bepaalde wijsbegeerte, maar wel beschouwd is het bijzondere in zijn opvat ting dit, dat het historisch-materialisme minder een nieuwe filosofie is, dan wel aan de filosofieën in de verklaring van mensch en maatschappij een einde maakt. Niet aan eenig wijsgeerig stelsel of eenigen gods dienst is de door latere onderzoekingen steeds meer bevestigde hypothese ontleend, dat de maatschappij in haar diepste' wezen en kenmerkende samenstelling is eau werk-inrichting, en de mensch wat de maatschappij van hem maakt. Dit is een meening uit de waarneming van de wer kelijkheid al n afgeleid. Marx en Engels dus, hebben twee dingen gedaan: ten eerste gezegd wat zij in de werkelijkheid hebben gevonden, en bovendien, dat zij alleen in de werkelijkheid hebben gezocht. Zij zagen de menschen leven in een maatschappij, en het verschil tusjchen maatschappijen neer komen op een verschil in produktiewijze. Iets anders hadden zij niet noodig gehad om eenige gebeurtenissen ia het leven van de menschen te verklaren; naar iets anders, besloten zij, heeft men niet te vragen. Het menschelijk leven is altijd een maatscbappslijk leven geweest: van de wetenschap pan die niet den measch als dierlijk schepsel beschouwen, noch de natuur buiten den mensch, van de vakken die men daarom de maatschappelijke wetenschappen noemt, is dus de maatschappij: wat zy i» en hoe zij op het leven van de menschen werkt, het eenige onderwerp. Alles wat met de menschen gebeurt, gebeurt in een maat schappij, en om te begrijpen hoe het gebsurt, onderzoeke men de maatschappij en daarin de plaats van de menschen. Eeuwige waarheden of wetten of ideeën onafhankelijk van het wezsn der samenleving, of eenige macht boven de samenleving: voor het historisch-materialisme bestaan zij niet, die alles wat de samenleving bavat, ook het geloof aan zoolanige buiten-miatschappelijke faktoren uit de samenle ?ing meent te moeten verstaan. Alles, dus, wat het historisch materialisme ons levert, is een methode bij de studie van het menschelijk leven, vau de manschelijke geschiedenis in den ruiouten zin. Of men dit alles veel of weinig zal mogen noemen, hangt af van het tijdstip waarop men spreekt. Wanneer thans iemand de m >eite nam, van de natuurkundige wetenschappen te beweren dat haar onderwerp uitsluitend de natuur is, en dat zij mat geen andere fak toren dan natuurlijke oorzaken hebbeu te rekenen, door waarneming vau do natuur te vinden zou den indruk maken, een grojt tfatil jiran te laat te komsa. Zoo zal ook eenmaal het historisch mate rialisme, de lesr dat hetgeen in de maat schappij voorvalt enkel maatschappelijke oorzaken, heaft, moeilijk van een gemeen plaats te onderscheiden zijn. Eenmaal zal de juistheid van de methode zoozeer in het algemeene bewustzijn zijn overgegaan, dat men zich niet dan met mooita zal kunnen voorstellen, ho9 zij als een nieuwe en revo lutionaire waarhei'l haar plaats heeft moeten veroveren. Op dit oo^eublik echter, nu nog zoovelen meenen de maatschappelijke ver schijnselen uit buiten-maatschappelijke oor zaken to moeten verklaren, is de nuttigheid van de theorie nog oneindig groot. 22 September. F. v. i,. GOKS. voor me had. Als antwoord gaapte ze en weende. O haar tranen! Haar urenlange tranen! Haar tranen die mijn liefde uitdoofden! De philosoof wordt gemaakt, niet geboren; in de eerste paar jaren kwam ik er heftig tegen in opstand. Ik had behoefte aan een vriend, een ver trouwde, en ik had me nooit zoo eenzaam gevoeld. We hadden een verdieping in de Euo de Lontay en de telefoon was in mijn studeer kamer. Eens laat op een avond, toon ik daar zat te peinzen, schrikte de telefoon bel me op, en eea stem eeu vrouwen stem zei: Ik ben zoo eenzaam is wil Jf> zoo graag met u spreken voor ik ga slapen." Ik kan je 't vreemde van dat verzoek, dit ma zoo plotseling van verre bereikte, niet beschrijven. Ik wist natuurlijk dat het onzin was, maar 't leek me alsof ver weg in de stad een z'.el zonder naam de kreet in mijn eken hart had herhaald. Ik gaf toe aan een aandrang; en ik zei: Ik ben ook erg eenzaam ik geloof dat ik op u gewacht, heb." Er was eea stilte, en toen vrosg ze teleur gesteld : Wie bent u?" Niet de man dien u dacht; zoi ik tot haar, maar iarnand vol tlroef verlangen." Ik hoorde haar zacht lachen. Hoe- vr&emi," mompolda zij. Wees barmhartig," ging ik voort. We zijn beiden treurig, en 't noodlot wil blijk baar dat we elkaar troosten." 't Kan u niet compromittesren. Want ik weet zelfs niet wie u bent. Blijf en p:aat maar een paar minuten met me." Waarover wilt u hebben dat ik praat?" O, 't onderwerp dat ons beiden za: iatresseeren. U zelf." Na een ooganblik zei ze : Ik r;chud mijn hoofd." Dat ia erg onvriendelijk van u," zei ik. En ik heb nog niut eens de vergoeding dat ik 't u zie doen." Denk je weer een stilte en toen klonk haar stern weer in mijn oor: Ik zal u zeggen wat ik voor u doen kan Ik kan u een geschiedenis vertallen." De werkelijkheid te hooren zou ik r.og prettiger vin Ion," bekende ik. Maar toch, als ik moet kiezen tusscheu TT geschiedenis of uw zwijgen, din kies ik zeker da geschie denis !" Hnltatnli en fle Romantiek Multatuli en de Romantiek, door dr. J. PBISSEN J.Lz. W. L. en J, Brusse, 1909. Dit geschrift is de kloeke en fraaie herdruk van een opstel, dat de schrijver het vorige jaar in De Bewtging verschynen deed, en dat toen om verschillende redenen de aandacht trok. Allereerst otalat het wel min of meer een eer-hers;el bedoelt. Dit wordt er aiet met zooveel woorden in uitgesproken, maar dr. Prinsen zou niet met zoo groote geestdrift een plaats in de wereld-literatuur en boven een goei deel van de vaderlandsche voor zijn held hebben opgeëiecht, indien hy daartoe niet genoopt was door de gedachte dat ze hem onthouden werd. Dat hy het, hoe harts tochtelijk ook, zonder bitterheid gedaan heeft, maakte het mogelijk dat ieder naar hem kon luisteren. Het meegevoel voor zijn eigen ridderlyk pogen zoowel als voor den bewonderde kon wakker worden, zelfs in hen die hun bedenkingen niet zouden achterhonden. En eenmaal luisterend, moest ook de minst over tuigde dankbaar zyn voor zoo talryke bewyzen van een belangwekkende belezenheid. Hoe hebben wij niet allen gedweept met Multatuli l De tijd heugt me dat een heele wereld van edelaardige ondeugendheid my openging uit een deel van de Idem, gevon den op het boekenrek van een oom by wien ik koffiedronk. Daarna las ik den Max Have laar, waarby Droogstoppel rny'n verachting, Havelaar mijn bewondering, Siïdja my'n tra nen wekte, en ik de rede voor de hoofden van Labik een meesterstuk van welsprekend heid, de toespraak aan den Koning, waar het boek mee besluit, een diadeem van fierheid vond. De aanteekeningen achter het werk waren my gewijde waarheid, en toen niet lang daarna de Uirecteur van ds Hoogere Burger school verbood een oproeping aan te slaan, waarby wij in vlammend* bewoordingen gel delijke bijdragen vraagden voor den kluize naar van Ingelheim, toen werd hij door ons geminacht als een blijkbare Droogstoppel. In eerstvolgende j wen bereidde ik my op het schrijven van een opstel meermalen voor, door een bladzijde van de Ideën te lezen. Multatuii had een verrukkelijke manier van onmiddelijk en nauwgezet te zijo. Bovendien was hy hoog van toon en verhief zich boven dan lezer, tot wien hij toch van zeer nabij het woord richtte. Ik was nog te jong voor Haet ea Potgieter, die mij beiden sterk beïn vloedden. Ma u* men kon niet te jong zijn voor Multatuli. Neen, wij waren werkelijk op dat oogenblik zijn vriendenen zijn vaaudragers, ik tenminste, en misschien meer andoren van mijn leeftijd, en hij werd door ons gehoorzaamd en toe gejuicht en met de hoogsten gelijk gesteld. Mijn jongere zelf, van wien ik nu, helaas, alleen de herinnering bewaar, kan dan ook niet acddrs dan met dr. Prinsen heftig instem men ! A! zijn lofspraken zeg ik hem na, en wanneer de geschiedschrijver van de nederlandsche letterkunde tusschen '80 en '90 den invloed van Douwes Dekker op de toenmalige jongeren za> hebben te melden, dan betuige hij dien wat mij aangaat zonder voor behoud. Toch is het waar dat die invloed kort gsduurd heeft. Zy die hun hoogste eer in het schrijven van verzen, van sonnetten stelden, hadden er voor hun kunst weinig aan. En de schrijvers van verhalend proza bamiaden Zola, Flaubert, de broeders De Goncourt, meer dan den Nederlander. Zijn opstandige geest was ona lief geweest en bleef het, maar zijn talent heeft niet lang op ons nagewerkt. Er is hier sprake van een belangrijk onderscheid. A's dr. Prinsen in Multatuli een nederlandsch vertegenwoordiger van de Romantiek Ik bewonder u v smaak," zei ze. Bent u op uw gemak. Zit u?" Ik ging glimlachend zitten: Madame.. ." Zi antwoordia niet. Toen zei ik; VLademoiseüe .. ." Nog geen antwoord. Nu zeg u dan ten minste of u't goedvindt dat ik rook terwijl ik naar u luister?" Ze lachte. U drijft de beleefdheid ver l" Hoe ver?" vroeg ik gauw. Maar r,e wilde zelf niet zeggen van hoe 'n afstand ze tot me gprak. Luister," be fa! ze, en begon : liet 'u een geschiedenis van twee geliefden, PAU! en Roaamonde. Zs zouden trouwen, maar Kosaoaonde stierf te spoedig. Toen ze op sterven lag, gaf ze hem eeu krul van het rnoaie bruine naar, dat hij placht te kussen. Tot weerzien*,lieveling,"flaiiterdeay. Het zal erg vervelead zijn in den Hemel zonder je. Vör,;ee: niet dat ik op je wacht, en blyf ine trouw. Wanneer je liefde voor mij ver bleekt, dan zal je deze krul ook zien Terbleeken " ledsren dag gedurende dea winter strooide Paul bloemen op haar graf en snikte. Ea in de lenta strooide hij bloemen en zuchtte. En in den zomer betaalde hij iemand orn bloemea voor hem te strooien. Soms als hij keek nasr het haar van het gestorven meisje, daïht hij dat het bleeker was dan het geweest ?was, maar daar hij er nu zelden maer naar keek. kon hij zichtelf gemakkelijk overreden dut hij zich vergiste. Toen ontmoette hij een vrouw die hern weer gelukkig maakte; en de wind verstrooide de. verdorde bloemen van Rosamonde's graf en liet het kaal. Eens op een da^ vond Paui's vroaw een pakje dat vergeten in een la van zijn bureau !ag; jaloerach opende zij het voor hij het haar kon verhinderen. Paul was bang dat het zien ervan haar bedroef! zou maken en sloeg haar met angstige oogen gada. Maar ze begon te lachen. Wat ben ik toch flauw !" riep ze uit. Ik was bang dat hè: haar zou zijn van een meisje dat je halt liefgehad'.'' Be krul T,yas sneeuwwit". Haar fantastisch verhaal", vervolgde Nouiens, dat ze vertelde meteen ernst die ik niet kan weergeven, maakte heel veel indruk op me. Ik zei er niets van, ik maakte haar geen compliment, ik vroeg enkel: Wie bent u ?" Dat is een vraag", waarschuwde ze me, die u niet moet doen, Nu, verveelt u u nog?" Neen. Intreaseert 't u eea beetje?" Heel veel". wil teekenen, dan feeft hy aan het begrip Romantiek een uitbreiding waardoor het vrywel de geheele literatuur van 1760?1850 omvat. Ik verzet mij niet daartegen, en ook niet tegen het verband waarin hy Romantiek met Renaissance, en deze met de Oudheid ziet. Geen werkmanier is vruchtbaarder aan vergelijking en bespiegeling dan zulk eene vanbegrips-mtbreidingen-verwantgehapping. Maar niet enkel dat hy het denkbeeld ver ruimt en verbindt, hij beperkt het ook. Het meest in het oog valland deel der beweging" zoo schryft hy is de opstand van het indi vidu tegen de maatschappij. Het revolutionnaire is het, wat boven alles uitschreeuwt in allerlei tonen; fel, hevig verzet tegen-het dorre, doodloopende, futiele, gekunstelde in politiek, in zeden, in godsdienst, in kunst, in het leven; een hardnekkige strijd in allerlei vorm tegen alle pruderie en schijnheiligheid; een zoeken naar de kern des lerens, naar waarheid, dat van pure waarheidsliefde soms uitloopt op een pittoreske karikatuur; een dartel, gillend losbreken uit de suffe orde; een woest, toor nig verscheuren van alle banden; een luid ruchtig betoogen vanlang vermoffeldeeeuwige waarheden; een tergend omtrappen van alles wat in heiligen eerbied was geschuwd of aan gebeden, een verheerlijking van christendom en vaderland voor zoover dit de antithese tegen een verdord heidendom, een vervoosde klassiek noodig maakt»; ean bewierooken van wat tot nof toe was verachten verafschuwd; een pralend tentoonspreiden van twijfel en ongeloof aan wat tot nog toe als eeuwige waarheid had gegolden; een gierend triomfeeren van vlammende sensualiteit; een alle traditie hoonend in-praktyk-brengen van theoriën, die den eerzamen bnrger de haren te berge deden rijzen; heilige ernst in den vorm soms van kwajongensachtigedwaasheid, een verschijnsel, in zyn geheelen omvang een verrukkelijk schouwspel, omdat er leven en passie gloeit in alles en allen, een gezegend noodweer, dat de atmosfeer heeft gezuiverd, dat lucht en ruimte heeft gegeven, waaraan we danken dat we thans vry kunnen ademen en in kalm bewustzijn Ie ven en kunst kunnen overzien." Ik heb opzettelijk de heele plaats afgeschreven, omdat er duidelijk uit bly'kt hoezeer de schrijver aan een groot aantal uitingen en werkingen het opstandige ziet als, zeker niet het uitsluitende, maar toch het meest in-het-oog-vallend romantische. Niet het uitsluitend-romantisehe. Daarvoor kent hij te goed die zelfde lieden, die hij in hun weerbarstigheid teekent, als dichterlijke en geestelijke bouwmeesters: verkondigers en kunstenaars. Hier ligt nu evenwel de lyn waarover ik den Multatuli-bewonderaar moeielyk volgen kan. Als gij Multatuli vanwege zijn strijdbaren aanleg stelt naast Byron, naast Hugo, naast Heine, din ia de overeenstemming ons duidelijk en wij zullen terwille van zyn stijl zijn navolging niet afkeuren, maar noemt ge hem nu met die mannen in n adem van algemeene bewondering, dan zeggen we: neen, als kunstenaars, als verkondigers, als geeste lijke bouwmeesters zijn die mannen mér geweest. Multatuli bad geest, gevoel, verbeelding en een bewonderenswaardig vermogen van uitdrukking, maar wat was de Idee die achter zijn gedachten leeft? Hijzelf, als de ten onrechte niet gekroonde keizer van Insulinde. Dit was de grijpbare Idee, die zelfs nog in zijn late brieven aan Roorda vervolgd kin worden. Daartegenover toonde hij in alles wat hy aanvatte, hetzy van studie of praktijk, een ontoereikendheid, die eerst schuilging achter de schittering van zijn schrijftalent en de aandoenlijkheid van zijn omstandigheden, die daarna lang werd vergeven of vergoelijkt terwille van zijn persoonlijkheid, maar die zich voor geen ernstig onderzoeker van zijn geschriften verbergen kon. Een ptrtoonlijke Idee en ontoereikendheid van daarbij behoorende talenten. In deze dubbele zwakte zie ik de reden waarom jeugdige bewonderaars zoo kort op hem vertrouwden. Ik zeg dit, niet omdat ik geloof dat dr. Prinsen het niet weten zou. Maar omdat zijn aandrift tot eerherstel van den te zeer naar achter geschoven meester hem het onderHiiiiiuimmimi Ik voel me ook gelukkiger dan zoo even. En nu adieu". Wacht nog even", verzocht ik, zeg me, wanneer ik weer met u kan spreken?" Ze aarzelde; en ik verzeker je dat ik nooit met meer angst het antwoord van een vrouw heb afgewacht terwijl ik haar hand vast hield, dan nu ik wachtte op het antwoord van deze vrouw, die ik niet eens zien kon. Morgen ?" opperde ik. In den ochtend ?" 's Morgens zou 't moeilijk gaan". ,,'i Middags T' 's Middags zou 't onmogelijk zijn". Dan 's avonds, op hetzelfde unr ?" Misschien", weifelde ze. A'.s ik vrij ben". Mijn nummer", zei ik, is 15S9, kan u 't nu even opschrijven?" Ik heb 'c gedaan". Herhaal 't alstublieft, zoodat er geen ver gissing mogelijk is". 1539. Is 't goed?" Ja. dank u". Goeden nacht." Goeden nacht, slaap wel." Je zult misschien denken dat ik 's morgens om 't geval lachen moest, dat ik de emotie, die ik gevoeld had, bespottelijk vond. Maar dan heb je 't mis. Ik werd meer en meer nieuwsgierig: ik merkte dat ik Baar de af spraak uitkeek niet een vreeselijk verlangen. We hadden ongeveer twintig minuten ge sproken. Voor elkaar verborgen inet half Parijs misschien tusschen ons; en ik had dien avond niets tastbaardere te verwachten. Miar toch ondervond ik alle gevoelens van een man die wacht op een gesprek, op een om helzing. Wat beteekende het? Ik was ver ward. Ik begreep de mogelijkheid vaa litfde op 't eerste gezicht; maar zou de geest ook verwantschap kunnen vinden door een telefoon ? Er is een zin in feuilletons die me altijd gahinierd had: Voor zijn ongeduld leek 't dat de klok stilstond." 't Leek me altijd bespottelijk. Sinds dien avond heb ik dien zin nooit meer veroordeeld, want werkelijk, ik dacht meer dan eens dat de klok was blijven stilstaan. En om de spanning nog te vergrooten opende mijn vrouw, die zelden in mijn studeerkamer kwam, de deur. Ze zag dat ik niet werkte en wiide toen wat bij me komen praten. Mon Dieu! Nu 't uur einlelyk naderde, was mijn vrouw in de kamer en ze zag er uit alsof ze den heelen nacht wilde blijven zitten' De wijzers van de klok gicgen voort en nu aldoor vlugger, A!s ze toch bleef tot

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl