De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 17 oktober pagina 7

17 oktober 1909 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1C8G D K A M S T E II I) A M M E il \V EEKBLAD V O O.B NEDERLAND. Uitzicht over het Indnsdal van het paleis in Leh. 2. De Eadeja van Stogh. 3. Portaal van het paleis van Leh. 4. Voorname Lama in Leh. Er zit iets arms in zijn eenvoud. Maar hoe schoon is ze ook. Zie hem aange komen op de eerste pleisterplaats na de hoofdstad Simla van onder de konink lijke Himalaja-ceders uit, in welker overvloedig groen de huizen van Simla als lichtgekleurde zwaluwnesten liggen weggedoken". Zijn karavaan is gevormd. Als een bende marktschreeuwers hokt zij samen onder de platanen. Het schelden onder elkaar van zijn knechten, uit alle rassen samengeraapt, en het kameraadschappelijk naar elkaar trappen van de paarden, door de wachtvuren belicht, is hem, op zijn kisten met zilveren ropijen gezeten, een gedruisch, dat hemnauweFerrer. lijks treft. Hij speelt onderwijl aangenaam met zijn drie jonge hondjes, in Srinagar van de straat meegelokt en van generlei waarde, maar in de wildernis een wel kome afleiding." Van dorp tot dorp trekkende komt de maa, die reeds twintig jaren in die streken rondtoog, oude bekenden tegen. Aan de frens van Thibet den grijzen Abdullah, ie van ontroering in snikken uitbarst en naar Oostersch gebruik Sven Hedins voet in den stijgbeugel om vat. Abdullah zou mee! Geen overleggen, dat Hedin hem aanbeval, wasén oogenbliknoodig: ik ga mee, al kreeg ik maar een ropij per maand!" Maar Abdullah, merkt TBJIBim^ '^i^f*'-^ Francisco Ferrer, die in het fort Montjuich Woensdag j L werd gefusilleerd. ? IMimMtlllHmiUtmilHMImlIIIHIIIMHMIIMMIIMIHHMIIIimilMlllllimill Inziet ii de HoofdM Op het abonnementsconcert van Donderdag 7 dezer is de zevendeeyoiphonie van Manier nog warmer ontvangen dan op de Zondagmatinee, een paar dagen te voren. Misschien was de uitvoering nog sohooner, losser en vrijer. En mijn indruk ? ... Ten opzichte van de eerste vier deelen bljjft mijn meening onge wy'zigd; het Finale echter, dat my' bjj de eerste uitvoering verraste door zy'n schwungvollen" aanhef en imposant slot en my daar door voor zy'n geheel zeer innam den eersten keer, kon my by de tweede uitvoering niet voortdurend boeien. In het midden komt iets gezochts voor, dat den vloed van gedachten stremt en den indruk maakt van gekunsteld te zy'n. Toch is Mahler's symphonie een buiten gewoon interessant werk; het il een uiting van een zelfstandigen geest, die zy'n eigen weg gaat en zich niet laat leiden door den smaak van het publiek. Als de componist hier gezegd heeft, dat hij reeds blijde was niet uitgefloten te zy'n, dan ligt hierin een erkentenis van wat hemgewoonly' k in Duitschland wacht, maar tevens ook een bewijs dat bij het publiek geen concessies pleegt te maken. In het tweede deel kwam slechts Wagner's Meistersinger voorspel" tot uitvoering, onder Mahler's leiding. Onze gast heeft zich met dat werk in gevaarlijk gezelschap begeven; want de urwüchsige1' kracht van dit toch ook door en door moderne werk, liet den toehoorder bemerken, hoe, zonder extravagante hulp middelen, toch een grootschen indruk bereikt kan worden. Dat Mahler een fameus dirigent is, niet alleen van zy'n eigen compositiën, bewees hy' in de leiding van Wagner's werk. Niet alle intentiën kwamen volgens den klaarblijkelyken wil des dirigenten, tot hun recht. Vooral echter in het uitwerken van enkele middenstemmen, trachtte Mahler iets by'zonders te bereiken. Ook den dirigent Mahler viel een hartelijk applaus ten deel. Nadat in het vorige nummer enkele bij zonderheden over'het 25-jarig jubileum van het Conservatorium zy'n medegedeeld, rest my slechts de aangename taak, eenige woorden te wijden aan het schitterend ge slaagde Feestconcert. Met een zeer fraaie Suite ?oor orchest van Kor Kuiler, onder leiding van den componist, werd de avond geopend. Het is een werk van door en door gezonde qualiteit, uitmun tend geïnstrumenteerd en door Kuiler met veel entrain gedirigeerd. Daarna gaven de heeren W. de Boer en E. Röntgen een doorslaand bewy's van hunne hoog staande techniek en grooten ernst, met de voordracht van Brahms' Doppelconcert voor viool en violoncel. Maakt Brahms het den uitvoeiders niet gemakkelijk, ook het publiek moet ter dege met Brahms vertrouwd zijn, wil het genieten van de duistere schoon. beid van dit werk. Dat de beide jonge kunste naars er in geslaagd zy'n hun gehoor te doen medeleven met Brahms' kunst, bewezen de hartelijke toejuichingen. Toen daarna mevrouw Noordewier het podium betrad, wist men dat men van Ne derlands grootste zangeres iets zeer bijzonders zou te hooren kry'gan. En inderdaad met ingebonden adem luisterde men naar de heerly'ke voordracht van Haydn's Scheppings aria Auf starkem Fittige." Der Lerche frohes Lied" zoowel als des zarten Taubenpaares Girren" werd met onuitsprekelijke reinheid weergegeven en als men hoorde van der Nachtigallen s uwen Kehle" dacht men aan de zangeres zelve. Een kloek werk is de Fantasie voor orgel en orchest van C. de Wolf. Zon men het in zy'n harmoniek wel wat interessanter gewenscht hebben, als klankeffect maakt het grooten indruk. De opbouw van defugakon wat beleid vol Ier en met meer climax geweest zijn. Van Beger is in dit opzicht veel te leeren. De totaalindruk van de Wolf's compositie was toch een zeer aangename. Buitengewoon veel succes mocht de jonge componist en piano-virtuoos Willem And r lessen inoogsten met zy'n klavier-concert; een werk vloten vloeiend geschreven, zoowel voor piano als voor orchest en met buiten gewoon veel brio ten gehoore gebracht. Tot slot van den avond werd Beethoven's koor-phantasie uitgevoerd, met mejuffrouw G ast a Koen aan den vleugel. Deze jonge dame, die reeds een inspannend en dag achter den rug had, nadat zg 's middags den pry's van uitnemendheid had verworven, bekoorde door haar echoonen klankvollen toon en door baar smaakvolle muzikale voordracht. Eea niet groot, ma^r uitmuntend koor, vertolkte het vocale gedeelte. Aan het concertgebouworkest was het instrumentale gedeelte van den avond op gedragen; dit was dus in de allerbeste handen. De directeur van het conservatorium, de heer Dan. da Lange, leidde met jeugdig vuur alle nummers van het programma (behalve Kuiler's suite). Met groote voldoening zal de heer de Lange op dezen schitterend geslaagden avond mogen terugzien. Het conservatorium is zy'n schep ping en de tallooze kransen en bloemstukken die in den loop van den avond op het podium gedragen werden, mogen hem tot een stree lend bewijs strekken, hoe zy'n arbeid wordt gewaardeerd. Eeeds werden in het vorige nummer eenige namen genoemd van in alle deelen der oude en nieuwe wereld beroemd geworden kunste naars en kunstenaressen, die aau de inrichting hunne opleiding genoten hebben. Moge de thans ingetreden nieuwe aëra van het Con servatorium, hetwelk sedert kort gehuisvest is in een zijner waardig Heim", een voor de kunst even verblijdend resultaat afwerpen. * * * Wanneer er een nieuw werk van grooten stijl, dus voor koor, soli en orchest, voor het eerst ten gehoore wordt gebracht, dan mag dit altoos als een belangrijke gebeur tenis worden aangemerkt. Wanneer dus de Christelijke Oratoriumvereeniging, onder leiding van den heer Johan Schoonderbeek, Vrijdag 22 dezer Quo Vadis" van den hier nog onbekenden componist Nowowiejski uitvoert, dan behoeft het niet overbodig geacht te worden, hierop meteen enkel woord vooraf de aandacht te vestigen. Felix Nowowiegjki is te Ermeland in OostPruisen geboren (1877.) Hy' studeerde te Berlijn aan het Sternsche Conservatarium en later aan de Meisterschule" by Max Bruch: In 1902 verwierf hij den Mey'erbeer-prijs, die hem in staat stelde te reizen en zy'ne studiën te voltooien. Thans woont de componist te Berlijn. Quo Vadis",'1 de roman van den Poolschen schrijver Sienkiewiecz, is zeker algemeen be kend. Aan de ban i van A. Jüngst den tekstHedin zelf op, was te oud en te ge brekkig voor Thibet, en de voorwaarden die hij later aan den half-E uropeeschen Robert, den administrateur der groote karavaan, mededeelde, waren veel realisti scher dan die, welke hij in de eerste vreugde van het wederzien stelde, waarop wij elkaar den volgeaden morgen voor eeuwig vaarwel zeiden." In dezen toon, dezen toon van vlugzien, vlug voelen en vlug gevoeld hebben, van met frissche kracht vaarwel zeggen voor de eeuwigheid" is dit leerzame en opwekkende boek geschreven. Had ik ongelijk toen ik het Eagelsch" noemde? bewerker, heeft de componist zy'n stof gegroe peerd in vier scènes en een slotkoor. De eerste scène houdt zich bezig met den brand te Rome, de tweede met den optocht der praetorianen op het Forum Romanum, de derde met een nachtelijke bijeenkomst der Christenen in de Satakomben en het vierde tafereel met de verschijning van Chris tus aan Petrus. Het slotkoor zingt dan, by' w|jze van epiloog, een groote dnbbelfnga op de woorden Preis und Dank". Zooals men uit deze indeeling wel kan vermoeden, is aan het koor het belangrijkste en gewichtigste gedeelte toevertrouwd. Van den roman, als zoodanig, herkent men dan ook in Nowowiesjki'g -werk niet veel meer. Er komen slechts een paar solopartijen in voor. Die van Petrus, Lygia en een overste der praetorianen. Een blik in het klavier-uittreksel doet ons aanstonds zien dat Nowowiesjki's oratorium in grooten stijl is opgebouwd. Het zon voorBarig zy'n thans reeds te Spreken over den indruk dien het werk maakt; doch zeker zal men met spanning de eerste opvoering mogen tegemoet zien. ANT. AVERKAMP. Toneel " De getemde Feeks" (?Neder!. Tooneel"). De getemde Feeks" is een kostelijk fan tastisch spel, dat tot ondergrond heeft een vrooly'k bekeken stukje waarheid. Zoo behoort het dus ook te worden gespeeld. Dartel, luchtig, fleurig moet de vertooning wezen. Wat drommel: we zy'n immers in Italië, onier den blauwen hemel. En het veld staat vol met bloemen. De heer W. P. de Laur had de leiding En het fantastische spel deed in de voor stelling aan als: onwaarschijnlijke realiteit. De handeling van De getemde Feeks" vol trok zich op^het tooneel, maar het stuk in de voorstelling en het stuk dat de lezing ervan doet zien, leken eigenlijk niet zoo heel veel meer op elkaar dan een opgezet hondje op dat zelfde hoadje toen 't nog leefde. Er zy'n andere geesten toe noodig dan de heer W. P. de Leur en deze vertolkers, om den geest van Shakespeare in de voorstelling te doen leven, en aan het stuk door de voor stelling een acceptabel, want minstens met het innerlijk harmonieerend, uiterly'k te geven. In de vroegere voorstelling van De ge temde Feeks" by' dit gezelschap, in het tooneeljaar 1901 2, speelde de heer Roijaards den Petruccio." Deze Petruecio bleek het product van eene fleurige fantasie. Zy'n ruw heid was spel. Hij was en bleef een edelman van een verbeelding. De Petruccio is trouwens een van de bestgeslaagde creaties des heeren Roy'aards. Ditmaal had de heer Ko van Dy'k deze rol te spelen gekregen. En zijn Petruccio stond ook in fl^uurlijken zin zwaar op de beenen. De ruwheid van de Petruccio des heeren van Dijk tegen Katharina", leek reëel en werkte daardoor revolteerend. De Katharina van Mevr. Mann-Bouw meester is onze herinnering onjuist, dat zij de rol in 1901/2 meer in den sty l speelde van haar tegenspeler van toen, PetruccioRoy'aards? naderde de Madame-sans-G necreatie der kunstenares. Wij hebben eene sterke bewondering voor de groote tooneelspeelster, maar wij moeten bekennen: hare Katharina is uiterlijk en innerlijk eene weinig fijne charge. Wat het uiterly'k betreft, denken wy' o. a. aan de muiskleurig geschminkte wang na het ongeluk met de paarden, die den val in de modder hadteülustreeren. Men ziet wel eens op het tooneel soldaten uit den krijg terugkeeren, die van zacht- getint leerwerk omhangen zijn. De wang van de Katharina is een ander uiterste. En waar blijft op dese wijze het fantastische spel". Het spel der overigen paste by' het spel der hoofdvertolkers. Het opkomen van den heer Adolf Bouwmeester echter bracht even eeue aangename verrassing, en ook het be grip dat uit het zeggen van de rol hier en daar bleek, naderde Shakespeare wat dichter. Al vindt men by het overzien der kleine creatie deze nog erg ongelijk. En nu wij het woord zeggen" hebben gebruikt, vol ge de uiting van onze hernieuwde verbazing, dat zoo velen der jongere acteurs niet beter dit belangrijke deel van het mate riaal des tooneelspelers verzorgen: dedctie. De dictie: hier nog maar alleen bedoeld als: behoorlijk kunnen spreken, den klank zijne, wy' zouden bijna zeggen: materiesle, waarde kunnen geven. Hoeveel wordt er op het tooneel niet weggemompeld, ingeslikt", in elk geval onverstaanbaar gemaakt. Terwijl niet als, al dan niet gangbaar, verweer kan worden aangevoerd, dat het uiterlijk plas tische het woord reeds in zich opnam. De dictie blijve natuurlijk steeds middel en de tooneelspeler behoort haar te houden op hare plaats io het geheel zijner creatie. Er waren ook in deze voorstelling tooneel spelers die men herhaaldelijk niet kon ver staan. Er was er een, die voortdurend zy'ne verachting uitte voor de letter r. en zijne genegenheid daarentegen voor de letter g. Zoo hoorden wy' in zeker moment welluidely'k: (De wijsheid van uw volgzaamheid, Biarica,) boogt juist my' hondegd kgonen doog de neus". Wy' spraken hierboven van een minstens met het innerlijk harmonieerend uiterlijk". Wy' veroorloven ons te herinneren aan onze woorden naar aanleiding van de M a c b e t hvoorstelling (Wbld. van 12 Sept.) Een met het innerly'k harmonieerend uiterlijk, of, sterker, het uiterlijk van een innerlijk het is mogelijk, dat de heer de L?ur c. s. zulke woorden onverstaanbare, nieuwer wetsche malligheid vinden. Zoodat wy' eene Babylo nische spraakverwarring veroorzaken, eene B'sche spraakverwarring zér in het klein. Decor en kostuum, lang niet de belangrijkste, maar toch zeer belangrijke factoren bij het scheppen van een uiterly'k beeld, in den door ons bedoelden zin, waren ook by' de voorstel ling van De getemde Feeks" in aard gelijk aan 't geen men in den regel by de Kon. Vereeniging" te zien krijgt. Z\j steunen niet de fantasie van den toeschouwer, houden die fantasie integendeel gebonden. Alles in deze voorstelling hoor Je trouwens wel zoo wat bij elkaar. De voorstelling liep" niet slecht; zy' had geen opdringerige pre tentie ; maar, om den indruk in een enkel woord saamtevatten, ze was burgerlijk, burgerly'k l FRANS MIJNSSKN. Reinheid m zeden in Jap, Japan bevindt zich in een eigenaardige ontwikkelinzstoestand. Vandaar dat omtrent de reinheid van zeden zulke lijnrecht met elkander in tegenspraak zijnde uitspraken ons bereiken, zodat wij op 't eerste ogenblik of bij gebrek aan het daarvoor nodige inzicht by' voortduring zouden zeggen, dat n van de beide onjuist moest wezen. Toch is my bij nader onderzoek gebleken, dat op de feitelike gegevens van beide richtingen niets valt af te dingen. Zulk een uitspraak kan dus alleen dan onjuist worden, wanneer zij ziek vermeet het karakter van haar afzon. derlik geval te veralgemenen en met een oppervlakkige gemakkelikheid van gevolg trekking te verklaren, dat de zeden van Japan in 't algemeen al dan niet rein te noemen zijn. M. i. kan aan de Japanse zeden in n opzicht een karakter van een zekere reinheid niet worden ontzegd, terwijl in een ander opzicht reinheid beslist ontbreekt. En het laat zich verklaren uit de ontwikkelingstoe stand van dit volk, zo gans verschillend met die van onze West-Europese staten, welke wij onwillekeurig om te beginnen als maatstaf bij onze beoordeling gaan aanleggen. Japan staat nog onder het teken van het naturalisme, wat o. a. blijkt uit z'n godsdienst. Toch niet meer de zuivere kinderlikheid van het naturalisme. Deze is vertroebeld door de verstandigheid, teken van groeivordering. Nu is het evenwicht verstoord net zo als in de moeilike leeftijd van onze aankomende jon gens. Aan de ne kant hebben zij nog behou den iets van het kinderlik-reine aan de andere kant willen zij man zijn met de mannen. En dit laatste betekent helaas, wanneer de leiding van een geestelike reliegie en van ware menselikheid ontbreekt: een gaan huldigen van de tweeërlei moraal, een erkennen van de supre matie van de man als geslachtswezen en dienovereenkomstig zich een levenspraktijk eigen maken. Zo zien wy' het gebeuren algemeen gespro ken bij onze tot volwassenheid komende jongelui en in het Japanse volk. Men verlieze echter niet uit het oog, dat de reinheid uit de kinderjaren met haar naïeve onschuld een geheel ander karakter bezit, van gans anderen aard is, dan de rein heid in den volgroeiden staat, die zich heeft weten uit te leven naast het besef van onreinheidsbestaan. Zo kan de naieve reinheid van den kinderliken staat haar bekoorlikheid blijven behouden, niettemin uit algemeen zedelik oogpunt is haar waarde, in vergelyk met de reinheid van den volwassen staat, zeer gering. Dit voorop stellend, wil ik dan aan enige voorbeelden duidelik maken hoe in het tegen woordige ontwikkelingsstadium van Japan een samengaan valt te bespeuren van kinderUke reinheid met mannelike onreinheid, van zeden die te ener zijde het naief-reine, te anderer zijde het seksueel-onreiae (waarbij de beheersing van zinnelike neigingen ont breekt) vertonen. De heer S. L. Veenstra, in Japan vertoefd hebbend, vertelde 1) hoe het hem opviel dat bij het baden, hetgeen daar dageliks ook door de geringste geschiedt een heerlike onbevangenheid heerst. Daar men in Japan geen afzonderlike badkamers kent, zo deelt hij ons mee, gebeurt het dikwels, dat het dienstmeisje 's avonds om een uur of elf geheel ontkleed door de huiskamer naar de keuken gaat, waar de kuip met heet water staat. Men vindt dat iets doodgewoons en ziet er niets vreemls of onbehoorliks in. Zo staan ook in de gemeenschappelike bad huizen de kuipen naast elkaar, zonder af scheidingen. Hoe er aan de naakte lichamen van elkan der geen aanstoot genomen wordt, wordt ons ook duidelik uit de mededelingen van Dr. Matignon, die vertelt 2) hoe mannen, vrou wen en kinderen na in de ri rieren en open liggende badplaatsen gebaad te hebben geheel naakt door de straten wandelen en aan de kant van den weg gaan zitten om zie h in de zonnestralen te laten drogen. De Japanners hebben een grote liefde voor het water en Professor Dr.lH. f, flolens, Professor Dr. H. W. Nolens, de nieuwbenoemde Buitengewoon Hoogleeraar in de Arbeidswetgeving aan de Universiteit te Amsterdam. vinden het heerlik de lucht en het zonlicht op hun huid te laten inwerken. Ook zijn ze nog te veel natuurvolk om het in hun heerlike klimaat niet lekker te vinden geheel naakt of slechts met 'n enkel baadje aan rond te lopen. Zy kennen niet de vooroordelen en terug houdendheid, welke onze Westerse volken er toe gebracht hebben iets geheimzinnigs en meestal iets vies' te zien in alles wat betrek king heeft op het geslachtsleven. Dr. Michaut heeft in z'n verschillende studies over Japan 3) juist op dit kenmerkend Oosterse in hun beschaving de nadruk gelegd. Dr. Charles Rémy, die zelf in Japan gereisd heeft, zei eveneens: Geen enkele Japanner kan zich voorstellen, dat hij er kwaad aan zou doen, de verschillende delen van z'n lichaam voor een ander zichtbaar te laten." 4) De heer Veenstra merkte nog op, dat da Japanse kunst iets teers heeft, iets reins; het seksuele element speelt daar geen rol in. Men ziet er ook nimmer die zinnelike reklameplaatjes, welke hier, b.v. in sigarenen kapperswinkels zo stotend zijn. IQ een partiknlier schrijven vat hij dit aldus samen : De algemeene tendenz van 't publieke leven, voor zoover men dat ziet is niet zooals hier, gericht op zedebedervende zinnenprikkeling." Trouwens het geraffineerde van al die publieke zinnelikheid, zoals wij dat hier en in de omliggende landen kennen, valt m. i. niet anders te beschouwen dan als een ontaardingsverschynsel, een etterend uitwas van een moderne zieke over"-beschaving. Ik weet zeer goed, dat alles kan worden inge voerd, doch bij de primitieve beschaving van een dergelijk natuurvolk als zodanig, behooi t het allerminst thuis. En nu enige voorbeelden van de mannelike onreinheid. In de eerste plaats verwijs ik naar de desbetreffende gegevens in het nummer van 24 Juni 1909. 5) Hieruit bly'kt onweerlegbaar de heerschappij van seksuele zinnelikheid. Daarmee houdt verband het prostitutie-wezen, van staatswege geregle menteerd en gekazerneerd in de Joekakoe'g (Josjiwara's; wijken van plezier"). Volgens het uiterst belangrijke werk over de gere glementeerde prostitutie van Louis Fiaux, 6) vermeldden in 1898 de statistieken van het Min. v. B. Z. het bestaan van 546 zulke wy'ken, bevattende 10,172 huizen met eea 50,000 ingeschreven Trouwen. Ook na het dekreet van 1900, wat aanleiding werd dat 11000 vrouwen de Josjiwara's verlieten, heb ben weer anderen hun plaatsen ingenomen. Zo geeft een opgaaf uit 1906 aan: een aantal van 5033 prostituees in de stad Osaka, terwijl in 1908 werd vermeld, dat in de Josjiwara van Tokio (haar bizondere inrichting, te midden van de weelderigste natuur heeft o.a. Pierre Loti mooi beschreven) in 150 gebouwen ruim 4000 vrouwen geïnterneerd zijn. 7) Naast al dezen zy'n er nog een 30,000 geeja's, die volgens Fiaux 8) nog iets anders aanbieden dan hun zang en dans en voor iets anders gebruikt worden dan bedienen. Haar zedelik peil moet de laatste tijd zeer gedaald zijn. Voorts moeten nog vermeld een 10,000 koakubienes. De polygamie is n.l. tegenwoordig door de wet der gewoonte gehandhaafd gebleven. Een goede blik op het standpunt van het intellektuele deel der bevolking geven ook de volgende woorden van Dr. Fritz Wertheimer, midden Juli 1909 uit Tokio geschre ven: Sedert het kuddeleven verdwijnt en het individueele gevoel groeit, gaat deJosjiwara, het gemeenschappelijk huis vaa plezier, achteruit en neemt het nachtieren in de groote stad toe. Wat beter is? Wie zal 't zeggen. En als de Japansche studenten zich thans beklagen over achteruitzetting omdat het hun verboden is de Josjiwara te bezoeken en hun Chineeschen collega's niet, dan kan men slechts wenschen dat ook Tokio's ont wikkeling als universiteitsstad de jongelui op andere gedachten zal brengen." 9) Om te besluiten noem ik nog de z.s. koloniale verbintenis (Ie mariage dit colonial): Vele echtgenoten laten door spesiaal voor dit doel werkzame agenten hun eigen wettige vrouwen aanbieden aan pas ontscheepte vreem delingen, voor de tijd van hun korter of langer durend verblyf. De verslaggever merkt erby' op, dat deze tijdelike verbintenissen, z >als men weet, tot 's lands gebruik (a la mode du pays) behoren. 10) LOD. VAN MIEHOP. 1) Zie Levenskracht" 3e Jg. No. 2, al blijken de gevolgtrekkingen van den heer V. niet juist te zy'n. 2) In de Journal de Módecine" van Bordeaux van 1899. 3) Les Bains Chauds au Japon" (Bulletin de thérapeutique, Paris 1892J en nog een studie over La Médecine au Japon." 4) Nol es et mémoires sur Ie Japon', p. 83. 5) Weekblad De Amsterdammer". Vgi. Blanke slavinnenhandel in Japan en China", door H. v. d. Moer. 6) La Prostitution réglementeéet les pouvoirs-publics dans les principaux tats dea deux mondes, 1909, p. 91. 7) Münchener Medic. Wochenschrift 1908, No. 17. 8) La Prost. régl. etc., p. 130. 9) Japansche Brieven, III, Tokio, in de Nieuwe Ct." van 24 Aug. 1909. 10) Confér. intern, de Bruxelles 1899 t. II, Appendice, p. 191?200. Prophylaxie de la syphilis et des maladies vénériennes," par Morita Mokichi.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl