Historisch Archief 1877-1940
No. 1C8G
D K A M S T E II I) A M M E il \V EEKBLAD V O O.B NEDERLAND.
Uitzicht over het Indnsdal van het paleis in Leh. 2. De Eadeja van Stogh.
3. Portaal van het paleis van Leh. 4. Voorname Lama in Leh.
Er zit iets arms in zijn eenvoud. Maar
hoe schoon is ze ook. Zie hem aange
komen op de eerste pleisterplaats na de
hoofdstad Simla van onder de konink
lijke Himalaja-ceders uit, in welker
overvloedig groen de huizen van Simla
als lichtgekleurde zwaluwnesten liggen
weggedoken". Zijn karavaan is gevormd.
Als een bende marktschreeuwers hokt
zij samen onder de platanen. Het schelden
onder elkaar van zijn knechten, uit alle
rassen samengeraapt, en het
kameraadschappelijk naar elkaar trappen van de
paarden, door de wachtvuren belicht, is
hem, op zijn kisten met zilveren ropijen
gezeten, een gedruisch, dat
hemnauweFerrer.
lijks treft. Hij speelt onderwijl aangenaam
met zijn drie jonge hondjes, in Srinagar
van de straat meegelokt en van generlei
waarde, maar in de wildernis een wel
kome afleiding."
Van dorp tot dorp trekkende komt de
maa, die reeds twintig jaren in die streken
rondtoog, oude bekenden tegen. Aan de
frens van Thibet den grijzen Abdullah,
ie van ontroering in snikken uitbarst
en naar Oostersch gebruik Sven Hedins
voet in den stijgbeugel om vat. Abdullah
zou mee! Geen overleggen, dat Hedin
hem aanbeval, wasén oogenbliknoodig:
ik ga mee, al kreeg ik maar een ropij
per maand!" Maar Abdullah, merkt
TBJIBim^ '^i^f*'-^
Francisco Ferrer, die in het fort Montjuich
Woensdag j L werd gefusilleerd.
? IMimMtlllHmiUtmilHMImlIIIHIIIMHMIIMMIIMIHHMIIIimilMlllllimill
Inziet ii de HoofdM
Op het abonnementsconcert van Donderdag
7 dezer is de zevendeeyoiphonie van Manier
nog warmer ontvangen dan op de
Zondagmatinee, een paar dagen te voren. Misschien
was de uitvoering nog sohooner, losser en
vrijer.
En mijn indruk ? ... Ten opzichte van de
eerste vier deelen bljjft mijn meening onge
wy'zigd; het Finale echter, dat my' bjj de
eerste uitvoering verraste door zy'n
schwungvollen" aanhef en imposant slot en my daar
door voor zy'n geheel zeer innam den eersten
keer, kon my by de tweede uitvoering niet
voortdurend boeien.
In het midden komt iets gezochts voor,
dat den vloed van gedachten stremt en den
indruk maakt van gekunsteld te zy'n.
Toch is Mahler's symphonie een buiten
gewoon interessant werk; het il een uiting
van een zelfstandigen geest, die zy'n eigen
weg gaat en zich niet laat leiden door den
smaak van het publiek. Als de componist
hier gezegd heeft, dat hij reeds blijde was
niet uitgefloten te zy'n, dan ligt hierin een
erkentenis van wat hemgewoonly' k in
Duitschland wacht, maar tevens ook een bewijs dat
bij het publiek geen concessies pleegt te
maken.
In het tweede deel kwam slechts Wagner's
Meistersinger voorspel" tot uitvoering, onder
Mahler's leiding.
Onze gast heeft zich met dat werk in
gevaarlijk gezelschap begeven; want de
urwüchsige1' kracht van dit toch ook door en
door moderne werk, liet den toehoorder
bemerken, hoe, zonder extravagante hulp
middelen, toch een grootschen indruk bereikt
kan worden.
Dat Mahler een fameus dirigent is, niet
alleen van zy'n eigen compositiën, bewees
hy' in de leiding van Wagner's werk. Niet
alle intentiën kwamen volgens den
klaarblijkelyken wil des dirigenten, tot hun recht.
Vooral echter in het uitwerken van enkele
middenstemmen, trachtte Mahler iets
by'zonders te bereiken. Ook den dirigent Mahler
viel een hartelijk applaus ten deel.
Nadat in het vorige nummer enkele bij
zonderheden over'het 25-jarig jubileum van
het Conservatorium zy'n medegedeeld, rest
my slechts de aangename taak, eenige
woorden te wijden aan het schitterend ge
slaagde Feestconcert.
Met een zeer fraaie Suite ?oor orchest van
Kor Kuiler, onder leiding van den componist,
werd de avond geopend. Het is een werk
van door en door gezonde qualiteit, uitmun
tend geïnstrumenteerd en door Kuiler met
veel entrain gedirigeerd.
Daarna gaven de heeren W. de Boer en
E. Röntgen een doorslaand bewy's van hunne
hoog staande techniek en grooten ernst, met
de voordracht van Brahms' Doppelconcert
voor viool en violoncel. Maakt Brahms het
den uitvoeiders niet gemakkelijk, ook het
publiek moet ter dege met Brahms vertrouwd
zijn, wil het genieten van de duistere schoon.
beid van dit werk. Dat de beide jonge kunste
naars er in geslaagd zy'n hun gehoor te doen
medeleven met Brahms' kunst, bewezen de
hartelijke toejuichingen.
Toen daarna mevrouw Noordewier het
podium betrad, wist men dat men van Ne
derlands grootste zangeres iets zeer bijzonders
zou te hooren kry'gan. En inderdaad met
ingebonden adem luisterde men naar de
heerly'ke voordracht van Haydn's Scheppings
aria Auf starkem Fittige." Der Lerche
frohes Lied" zoowel als des zarten
Taubenpaares Girren" werd met onuitsprekelijke
reinheid weergegeven en als men hoorde van
der Nachtigallen s uwen Kehle" dacht men
aan de zangeres zelve.
Een kloek werk is de Fantasie voor orgel
en orchest van C. de Wolf. Zon men het in
zy'n harmoniek wel wat interessanter
gewenscht hebben, als klankeffect maakt het
grooten indruk. De opbouw van defugakon
wat beleid vol Ier en met meer climax geweest
zijn. Van Beger is in dit opzicht veel te leeren.
De totaalindruk van de Wolf's compositie
was toch een zeer aangename.
Buitengewoon veel succes mocht de jonge
componist en piano-virtuoos Willem
And r lessen inoogsten met zy'n klavier-concert;
een werk vloten vloeiend geschreven, zoowel
voor piano als voor orchest en met buiten
gewoon veel brio ten gehoore gebracht.
Tot slot van den avond werd Beethoven's
koor-phantasie uitgevoerd, met mejuffrouw
G ast a Koen aan den vleugel. Deze jonge
dame, die reeds een inspannend en dag achter
den rug had, nadat zg 's middags den pry's
van uitnemendheid had verworven, bekoorde
door haar echoonen klankvollen toon en door
baar smaakvolle muzikale voordracht. Eea
niet groot, ma^r uitmuntend koor, vertolkte
het vocale gedeelte.
Aan het concertgebouworkest was het
instrumentale gedeelte van den avond op
gedragen; dit was dus in de allerbeste handen.
De directeur van het conservatorium, de
heer Dan. da Lange, leidde met jeugdig vuur
alle nummers van het programma (behalve
Kuiler's suite).
Met groote voldoening zal de heer de Lange
op dezen schitterend geslaagden avond mogen
terugzien. Het conservatorium is zy'n schep
ping en de tallooze kransen en bloemstukken
die in den loop van den avond op het podium
gedragen werden, mogen hem tot een stree
lend bewijs strekken, hoe zy'n arbeid wordt
gewaardeerd.
Eeeds werden in het vorige nummer eenige
namen genoemd van in alle deelen der oude
en nieuwe wereld beroemd geworden kunste
naars en kunstenaressen, die aau de inrichting
hunne opleiding genoten hebben. Moge de
thans ingetreden nieuwe aëra van het Con
servatorium, hetwelk sedert kort gehuisvest
is in een zijner waardig Heim", een voor
de kunst even verblijdend resultaat afwerpen.
* *
*
Wanneer er een nieuw werk van grooten
stijl, dus voor koor, soli en orchest, voor
het eerst ten gehoore wordt gebracht, dan
mag dit altoos als een belangrijke gebeur
tenis worden aangemerkt.
Wanneer dus de Christelijke
Oratoriumvereeniging, onder leiding van den heer Johan
Schoonderbeek, Vrijdag 22 dezer Quo Vadis"
van den hier nog onbekenden componist
Nowowiejski uitvoert, dan behoeft het niet
overbodig geacht te worden, hierop meteen
enkel woord vooraf de aandacht te vestigen.
Felix Nowowiegjki is te Ermeland in
OostPruisen geboren (1877.) Hy' studeerde te
Berlijn aan het Sternsche Conservatarium en
later aan de Meisterschule" by Max Bruch:
In 1902 verwierf hij den Mey'erbeer-prijs, die
hem in staat stelde te reizen en zy'ne studiën
te voltooien. Thans woont de componist te
Berlijn.
Quo Vadis",'1 de roman van den Poolschen
schrijver Sienkiewiecz, is zeker algemeen be
kend. Aan de ban i van A. Jüngst den
tekstHedin zelf op, was te oud en te ge
brekkig voor Thibet, en de voorwaarden
die hij later aan den half-E uropeeschen
Robert, den administrateur der groote
karavaan, mededeelde, waren veel realisti
scher dan die, welke hij in de eerste
vreugde van het wederzien stelde, waarop
wij elkaar den volgeaden morgen voor
eeuwig vaarwel zeiden."
In dezen toon, dezen toon van
vlugzien, vlug voelen en vlug gevoeld hebben,
van met frissche kracht vaarwel zeggen
voor de eeuwigheid" is dit leerzame en
opwekkende boek geschreven. Had ik
ongelijk toen ik het Eagelsch" noemde?
bewerker, heeft de componist zy'n stof gegroe
peerd in vier scènes en een slotkoor.
De eerste scène houdt zich bezig met den
brand te Rome, de tweede met den optocht
der praetorianen op het Forum Romanum,
de derde met een nachtelijke bijeenkomst
der Christenen in de Satakomben en het
vierde tafereel met de verschijning van Chris
tus aan Petrus. Het slotkoor zingt dan, by'
w|jze van epiloog, een groote dnbbelfnga op
de woorden Preis und Dank".
Zooals men uit deze indeeling wel kan
vermoeden, is aan het koor het belangrijkste
en gewichtigste gedeelte toevertrouwd. Van
den roman, als zoodanig, herkent men dan
ook in Nowowiesjki'g -werk niet veel meer.
Er komen slechts een paar solopartijen in
voor. Die van Petrus, Lygia en een overste
der praetorianen.
Een blik in het klavier-uittreksel doet ons
aanstonds zien dat Nowowiesjki's oratorium
in grooten stijl is opgebouwd. Het zon
voorBarig zy'n thans reeds te Spreken over den
indruk dien het werk maakt; doch zeker zal
men met spanning de eerste opvoering mogen
tegemoet zien. ANT. AVERKAMP.
Toneel "
De getemde Feeks" (?Neder!.
Tooneel").
De getemde Feeks" is een kostelijk fan
tastisch spel, dat tot ondergrond heeft
een vrooly'k bekeken stukje waarheid. Zoo
behoort het dus ook te worden gespeeld.
Dartel, luchtig, fleurig moet de vertooning
wezen. Wat drommel: we zy'n immers in
Italië, onier den blauwen hemel. En het
veld staat vol met bloemen.
De heer W. P. de Laur had de leiding
En het fantastische spel deed in de voor
stelling aan als: onwaarschijnlijke realiteit.
De handeling van De getemde Feeks" vol
trok zich op^het tooneel, maar het stuk in
de voorstelling en het stuk dat de lezing
ervan doet zien, leken eigenlijk niet zoo heel
veel meer op elkaar dan een opgezet hondje
op dat zelfde hoadje toen 't nog leefde. Er
zy'n andere geesten toe noodig dan de heer
W. P. de Leur en deze vertolkers, om den
geest van Shakespeare in de voorstelling te
doen leven, en aan het stuk door de voor
stelling een acceptabel, want minstens met
het innerlijk harmonieerend, uiterly'k
te geven.
In de vroegere voorstelling van De ge
temde Feeks" by' dit gezelschap, in het
tooneeljaar 1901 2, speelde de heer Roijaards
den Petruccio." Deze Petruecio bleek het
product van eene fleurige fantasie. Zy'n ruw
heid was spel. Hij was en bleef een edelman
van een verbeelding.
De Petruccio is trouwens een van de
bestgeslaagde creaties des heeren Roy'aards.
Ditmaal had de heer Ko van Dy'k deze rol
te spelen gekregen. En zijn Petruccio stond
ook in fl^uurlijken zin zwaar op de beenen.
De ruwheid van de Petruccio des heeren
van Dijk tegen Katharina", leek reëel en
werkte daardoor revolteerend.
De Katharina van Mevr. Mann-Bouw
meester is onze herinnering onjuist, dat
zij de rol in 1901/2 meer in den sty l speelde
van haar tegenspeler van toen,
PetruccioRoy'aards? naderde de Madame-sans-G
necreatie der kunstenares. Wij hebben eene
sterke bewondering voor de groote
tooneelspeelster, maar wij moeten bekennen: hare
Katharina is uiterlijk en innerlijk eene weinig
fijne charge. Wat het uiterly'k betreft, denken
wy' o. a. aan de muiskleurig geschminkte
wang na het ongeluk met de paarden, die
den val in de modder hadteülustreeren. Men
ziet wel eens op het tooneel soldaten uit den
krijg terugkeeren, die van zacht- getint leerwerk
omhangen zijn. De wang van de Katharina is
een ander uiterste. En waar blijft op dese wijze
het fantastische spel".
Het spel der overigen paste by' het spel
der hoofdvertolkers. Het opkomen van den
heer Adolf Bouwmeester echter bracht even
eeue aangename verrassing, en ook het be
grip dat uit het zeggen van de rol hier en
daar bleek, naderde Shakespeare wat dichter.
Al vindt men by het overzien der kleine
creatie deze nog erg ongelijk.
En nu wij het woord zeggen" hebben
gebruikt, vol ge de uiting van onze hernieuwde
verbazing, dat zoo velen der jongere acteurs
niet beter dit belangrijke deel van het mate
riaal des tooneelspelers verzorgen: dedctie.
De dictie: hier nog maar alleen bedoeld
als: behoorlijk kunnen spreken, den klank
zijne, wy' zouden bijna zeggen: materiesle,
waarde kunnen geven. Hoeveel wordt er op
het tooneel niet weggemompeld, ingeslikt",
in elk geval onverstaanbaar gemaakt. Terwijl
niet als, al dan niet gangbaar, verweer kan
worden aangevoerd, dat het uiterlijk plas
tische het woord reeds in zich opnam. De
dictie blijve natuurlijk steeds middel en
de tooneelspeler behoort haar te houden
op hare plaats io het geheel zijner creatie.
Er waren ook in deze voorstelling tooneel
spelers die men herhaaldelijk niet kon ver
staan. Er was er een, die voortdurend zy'ne
verachting uitte voor de letter r. en zijne
genegenheid daarentegen voor de letter g.
Zoo hoorden wy' in zeker moment
welluidely'k: (De wijsheid van uw volgzaamheid,
Biarica,) boogt juist my' hondegd kgonen
doog de neus".
Wy' spraken hierboven van een minstens
met het innerlijk harmonieerend uiterlijk".
Wy' veroorloven ons te herinneren aan onze
woorden naar aanleiding van de M a c b e t
hvoorstelling (Wbld. van 12 Sept.) Een met
het innerly'k harmonieerend uiterlijk, of,
sterker, het uiterlijk van een innerlijk het
is mogelijk, dat de heer de L?ur c. s. zulke
woorden onverstaanbare, nieuwer wetsche
malligheid vinden. Zoodat wy' eene Babylo
nische spraakverwarring veroorzaken, eene
B'sche spraakverwarring zér in het klein.
Decor en kostuum, lang niet de belangrijkste,
maar toch zeer belangrijke factoren bij het
scheppen van een uiterly'k beeld, in den door
ons bedoelden zin, waren ook by' de voorstel
ling van De getemde Feeks" in aard gelijk
aan 't geen men in den regel by de Kon.
Vereeniging" te zien krijgt. Z\j steunen niet de
fantasie van den toeschouwer, houden die
fantasie integendeel gebonden.
Alles in deze voorstelling hoor Je trouwens
wel zoo wat bij elkaar. De voorstelling liep"
niet slecht; zy' had geen opdringerige pre
tentie ; maar, om den indruk in een enkel
woord saamtevatten, ze was burgerlijk,
burgerly'k l
FRANS MIJNSSKN.
Reinheid m zeden in Jap,
Japan bevindt zich in een eigenaardige
ontwikkelinzstoestand. Vandaar dat omtrent
de reinheid van zeden zulke lijnrecht met
elkander in tegenspraak zijnde uitspraken
ons bereiken, zodat wij op 't eerste ogenblik
of bij gebrek aan het daarvoor nodige
inzicht by' voortduring zouden zeggen, dat
n van de beide onjuist moest wezen. Toch
is my bij nader onderzoek gebleken, dat op
de feitelike gegevens van beide richtingen
niets valt af te dingen. Zulk een uitspraak
kan dus alleen dan onjuist worden, wanneer
zij ziek vermeet het karakter van haar afzon.
derlik geval te veralgemenen en met een
oppervlakkige gemakkelikheid van gevolg
trekking te verklaren, dat de zeden van Japan
in 't algemeen al dan niet rein te noemen zijn.
M. i. kan aan de Japanse zeden in n
opzicht een karakter van een zekere reinheid
niet worden ontzegd, terwijl in een ander
opzicht reinheid beslist ontbreekt. En het
laat zich verklaren uit de ontwikkelingstoe
stand van dit volk, zo gans verschillend met
die van onze West-Europese staten, welke wij
onwillekeurig om te beginnen als maatstaf bij
onze beoordeling gaan aanleggen.
Japan staat nog onder het teken van het
naturalisme, wat o. a. blijkt uit z'n godsdienst.
Toch niet meer de zuivere kinderlikheid van
het naturalisme. Deze is vertroebeld door de
verstandigheid, teken van groeivordering. Nu
is het evenwicht verstoord net zo als in de
moeilike leeftijd van onze aankomende jon
gens. Aan de ne kant hebben zij nog behou
den iets van het kinderlik-reine aan de andere
kant willen zij man zijn met de mannen. En
dit laatste betekent helaas, wanneer de leiding
van een geestelike reliegie en van ware
menselikheid ontbreekt: een gaan huldigen van de
tweeërlei moraal, een erkennen van de supre
matie van de man als geslachtswezen en
dienovereenkomstig zich een levenspraktijk
eigen maken.
Zo zien wy' het gebeuren algemeen gespro
ken bij onze tot volwassenheid komende
jongelui en in het Japanse volk.
Men verlieze echter niet uit het oog, dat
de reinheid uit de kinderjaren met haar
naïeve onschuld een geheel ander karakter
bezit, van gans anderen aard is, dan de rein
heid in den volgroeiden staat, die zich heeft
weten uit te leven naast het besef van
onreinheidsbestaan. Zo kan de naieve reinheid van
den kinderliken staat haar bekoorlikheid
blijven behouden, niettemin uit algemeen
zedelik oogpunt is haar waarde, in vergelyk
met de reinheid van den volwassen staat,
zeer gering.
Dit voorop stellend, wil ik dan aan enige
voorbeelden duidelik maken hoe in het tegen
woordige ontwikkelingsstadium van Japan
een samengaan valt te bespeuren van
kinderUke reinheid met mannelike onreinheid, van
zeden die te ener zijde het naief-reine, te
anderer zijde het seksueel-onreiae (waarbij
de beheersing van zinnelike neigingen ont
breekt) vertonen.
De heer S. L. Veenstra, in Japan vertoefd
hebbend, vertelde 1) hoe het hem opviel dat
bij het baden, hetgeen daar dageliks ook
door de geringste geschiedt een heerlike
onbevangenheid heerst. Daar men in Japan
geen afzonderlike badkamers kent, zo deelt
hij ons mee, gebeurt het dikwels, dat het
dienstmeisje 's avonds om een uur of elf
geheel ontkleed door de huiskamer naar de
keuken gaat, waar de kuip met heet water
staat. Men vindt dat iets doodgewoons en
ziet er niets vreemls of onbehoorliks in.
Zo staan ook in de gemeenschappelike bad
huizen de kuipen naast elkaar, zonder af
scheidingen.
Hoe er aan de naakte lichamen van elkan
der geen aanstoot genomen wordt, wordt ons
ook duidelik uit de mededelingen van Dr.
Matignon, die vertelt 2) hoe mannen, vrou
wen en kinderen na in de ri rieren en open
liggende badplaatsen gebaad te hebben geheel
naakt door de straten wandelen en aan de
kant van den weg gaan zitten om zie h in de
zonnestralen te laten drogen. De Japanners
hebben een grote liefde voor het water en
Professor Dr.lH. f, flolens,
Professor Dr. H. W. Nolens, de
nieuwbenoemde Buitengewoon Hoogleeraar
in de Arbeidswetgeving aan de
Universiteit te Amsterdam.
vinden het heerlik de lucht en het zonlicht
op hun huid te laten inwerken. Ook zijn ze
nog te veel natuurvolk om het in hun heerlike
klimaat niet lekker te vinden geheel naakt
of slechts met 'n enkel baadje aan rond te
lopen.
Zy kennen niet de vooroordelen en terug
houdendheid, welke onze Westerse volken
er toe gebracht hebben iets geheimzinnigs en
meestal iets vies' te zien in alles wat betrek
king heeft op het geslachtsleven. Dr. Michaut
heeft in z'n verschillende studies over Japan 3)
juist op dit kenmerkend Oosterse in hun
beschaving de nadruk gelegd. Dr. Charles
Rémy, die zelf in Japan gereisd heeft, zei
eveneens: Geen enkele Japanner kan zich
voorstellen, dat hij er kwaad aan zou doen,
de verschillende delen van z'n lichaam voor
een ander zichtbaar te laten." 4)
De heer Veenstra merkte nog op, dat da
Japanse kunst iets teers heeft, iets reins;
het seksuele element speelt daar geen rol in.
Men ziet er ook nimmer die zinnelike
reklameplaatjes, welke hier, b.v. in
sigarenen kapperswinkels zo stotend zijn. IQ een
partiknlier schrijven vat hij dit aldus samen :
De algemeene tendenz van 't publieke leven,
voor zoover men dat ziet is niet zooals hier,
gericht op zedebedervende zinnenprikkeling."
Trouwens het geraffineerde van al die
publieke zinnelikheid, zoals wij dat hier en
in de omliggende landen kennen, valt m. i.
niet anders te beschouwen dan als een
ontaardingsverschynsel, een etterend uitwas van
een moderne zieke over"-beschaving. Ik
weet zeer goed, dat alles kan worden inge
voerd, doch bij de primitieve beschaving van
een dergelijk natuurvolk als zodanig, behooi t
het allerminst thuis.
En nu enige voorbeelden van de
mannelike onreinheid. In de eerste plaats verwijs
ik naar de desbetreffende gegevens in het
nummer van 24 Juni 1909. 5) Hieruit bly'kt
onweerlegbaar de heerschappij van seksuele
zinnelikheid. Daarmee houdt verband het
prostitutie-wezen, van staatswege geregle
menteerd en gekazerneerd in de Joekakoe'g
(Josjiwara's; wijken van plezier"). Volgens
het uiterst belangrijke werk over de gere
glementeerde prostitutie van Louis Fiaux, 6)
vermeldden in 1898 de statistieken van het
Min. v. B. Z. het bestaan van 546 zulke
wy'ken, bevattende 10,172 huizen met eea
50,000 ingeschreven Trouwen. Ook na het
dekreet van 1900, wat aanleiding werd dat
11000 vrouwen de Josjiwara's verlieten, heb
ben weer anderen hun plaatsen ingenomen.
Zo geeft een opgaaf uit 1906 aan: een aantal
van 5033 prostituees in de stad Osaka, terwijl
in 1908 werd vermeld, dat in de Josjiwara
van Tokio (haar bizondere inrichting, te
midden van de weelderigste natuur heeft
o.a. Pierre Loti mooi beschreven) in 150
gebouwen ruim 4000 vrouwen geïnterneerd
zijn. 7) Naast al dezen zy'n er nog een 30,000
geeja's, die volgens Fiaux 8) nog iets anders
aanbieden dan hun zang en dans en voor
iets anders gebruikt worden dan bedienen.
Haar zedelik peil moet de laatste tijd zeer
gedaald zijn. Voorts moeten nog vermeld
een 10,000 koakubienes. De polygamie is
n.l. tegenwoordig door de wet der gewoonte
gehandhaafd gebleven.
Een goede blik op het standpunt van het
intellektuele deel der bevolking geven ook
de volgende woorden van Dr. Fritz
Wertheimer, midden Juli 1909 uit Tokio geschre
ven: Sedert het kuddeleven verdwijnt en
het individueele gevoel groeit, gaat
deJosjiwara, het gemeenschappelijk huis vaa plezier,
achteruit en neemt het nachtieren in de
groote stad toe. Wat beter is? Wie zal 't
zeggen. En als de Japansche studenten zich
thans beklagen over achteruitzetting omdat
het hun verboden is de Josjiwara te bezoeken
en hun Chineeschen collega's niet, dan kan
men slechts wenschen dat ook Tokio's ont
wikkeling als universiteitsstad de jongelui op
andere gedachten zal brengen." 9)
Om te besluiten noem ik nog de z.s.
koloniale verbintenis (Ie mariage dit colonial):
Vele echtgenoten laten door spesiaal voor
dit doel werkzame agenten hun eigen wettige
vrouwen aanbieden aan pas ontscheepte vreem
delingen, voor de tijd van hun korter of langer
durend verblyf. De verslaggever merkt erby'
op, dat deze tijdelike verbintenissen, z >als
men weet, tot 's lands gebruik (a la mode
du pays) behoren. 10)
LOD. VAN MIEHOP.
1) Zie Levenskracht" 3e Jg. No. 2, al
blijken de gevolgtrekkingen van den heer V.
niet juist te zy'n.
2) In de Journal de Módecine" van Bordeaux
van 1899.
3) Les Bains Chauds au Japon" (Bulletin
de thérapeutique, Paris 1892J en nog een
studie over La Médecine au Japon."
4) Nol es et mémoires sur Ie Japon', p. 83.
5) Weekblad De Amsterdammer". Vgi.
Blanke slavinnenhandel in Japan en China",
door H. v. d. Moer.
6) La Prostitution réglementeéet les
pouvoirs-publics dans les principaux tats dea
deux mondes, 1909, p. 91.
7) Münchener Medic. Wochenschrift 1908,
No. 17.
8) La Prost. régl. etc., p. 130.
9) Japansche Brieven, III, Tokio, in de
Nieuwe Ct." van 24 Aug. 1909.
10) Confér. intern, de Bruxelles 1899 t. II,
Appendice, p. 191?200. Prophylaxie de la
syphilis et des maladies vénériennes," par
Morita Mokichi.