De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 21 oktober pagina 2

21 oktober 1909 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1691 de afscheiding en van ket gelijkmaken van het terrein, totaal ? 1500. te betalen. Hij krügt dan 30 vierk. M..grond in bruikleen en de gemeente legt op de reit een tijdelijke bestrating. Hoe vindt men de nagemaakte waardig heid, waarmee het gesjacher wordt voor gedragen 1 B. en W. zijn tot de conclusie gekomen," «taat er, dat de schutting... de omgeving in niet geringe mate ontsiert." Hé, zegt de lezer, nu pas? Vreemd! 'Maar komaan, denkt hij, beter laat dan nooit Doch h\j leest verder. En hu ver neemt dan van een groot-winkelier, die juut als B. en W. tot die conclusie", na lange jaren, zijn gekomen, juist op dat oogenbUk dat het hem dus geen cent hoeft te kosten te verkrijgen wat hij wenscht, het innig nobele en altruïstische plan opvat de heele geschiedenis voor zijne rekening te nemen. Welk een echt-Hollandsche eigenschappen lieren ons Dagelijksch Bestuur! Kaufmünnisch, wat! . De heer Sutorius protesteerde. Hu vrosg ?adere toelichting. O, zei wethouder Van den Bsrgh, wy kebben die schutting altijd leelijk gevonden, ?nar op een goeden dag hebben we ook besloten haar weg te nemen, en toen we hiertoe besloten hadden, hebben we den winkelier gevraagd: wilt u wat bijdragen ? En toen heeft de winkelier gezegd: ja." Wanneer dat ZDO is", antwoordde de heer Sutoriu» (OB het was een goed ant woord, dat de heele Raad in een motie van afkeuring had moeten belichamen), vind ik "het niet waardig, dat men om dat schan daal" weg te krijgen een medeburger lastig valt om een bijdrage." En w\j op onze benrt zeggen: uit wet houder Van den Bergh's woorden valt slechts tweeërlei te conoludeeren: of het heele verhaaltje is verzonnen en men doet maar, ter wille van het decorum, ?kof men, ook zonder betaling door een «nder.de schutting zou hebben weggenomen; of om Dagelijkseh Bestuur heeft tegen over den winkelier zich dubbelzinnig ge lagen. 'Zeker: zich dubbelzinni i gedragen. Er kaat jaren lang een schutting, waar voor zóó langen tijd geen schutting hoort. Het stadsbestuur zelf vindt 't ding zoo leeljjk, dat hst eindelijk óók gaat inzien:'t is onze plicht die schande voor Amsterdam te verwijderen. Daarna gaat het naar een man wiens zaken door de nabijheid van 't wrakke zoodJ3 schade lijdt, verbergt hem dat Am sterdam zelve baar plicht eindelijk gaat doen, en zegt: als u ongeveer alle kosten draagt zou er wel kans -wezen... En de winkelier,'denkend, dat 't anders wel nooit ia! gebeuren... betaalt. Holland op zijn,.. op zijn... Hoe is 't ook weer? Zeg het maar! Holland op zijn smalst!" De rechten van het nageslacht. In 'n Van Dag tot Dag", verdedigde onlangs het Handelsblad de rechten der Joden op wat verondersteld wordt te zijn het Graf van David in Jeruzalem, waarnaar *)) groep Engelsehen een onderzoek instelden. Een beroep op piëteit zou eerst beteekenis krijsen door bet afdoend betoog, dat inder daad aas den eerbied, dooden verschuldigd, te kort gedaan wordt door de wijze waarop en bet doel waarmee de opgraving geschiedt. Ean beroep op de Wet der Israëlieten, EEN PETROLEÖM-VENTEB, DOOB JOHANHA STEKETEE. Op eens stond Wouter voor zy'n huisbaas, den boer, die naast hem woonde in het rechter, aan den anderen kant gelijke gedeelte van h«t hals. Al eenige dagen had hu hem en ook zijn vrouw omzichtig ontloopen,want dien vorigen Zaterdag had Wouter de huur niet kunnen betalen en beloofd deze zoo spoedig mogelijk te brengen. Het was nu al Woensdag en oog had hij de verschuldigde eea galden dertig cents niet bij elkaar kun nen krijgen, terwyl hem al weer angstig bedreigde de huur van den komenden Zater dag. Sinds hy°hier woonde, van af Januari, nu meer dan negen maanden, was het nog twee keer gebeurd, dat Wout niet op lijd met betalen had kunnen zijn. Dat vond hjj vreeaelyk en innerlijk streed hij dan een geweldigen strijd tegen z'n on macht, die alleen de spieren van zijn mager bleek gezicht zenuwachtig-vertrekken deed. t Ging slecht met 't petroleum- venten. Met niemand sprak hij erover, zelfs niet met Keetje, zg'n vrouw. Bij niemand klaagde hij. Zelf bad Mj 't gewild. Als jongen was hij eerst bij een timmerman, later bij een smid in de leer geweest, maar ioo'n ambacht was een onmogelijkheid voor hem, omdat hy altijd last bad van de zenuwen en bijna voortdnrend beefde. : Non, hoe ataot 't met betaolen ? vroeg grof de boer, brutaal op hem neerziende. Ik zon niet tot Zaoterdag wachten, want dan is 't voor twee keer, twee gulden zestig, klonk 't bedenkelijk. Wouter beefde zoo, dat bjjj moeite had de kan, die hg was komen vullen, bij de ge meenschappelijke pomp, buiten staand tusschen de twee tninen in, vast te houden. Ik zal, ik hoop ze je van avond nog te brengen, stotterde hij, zenuwachtig-knippend met de oogen, Met hopen krijg ik m'n centen niet en van de centen mot ik 't hebben, begrepen, .en de boer kwam met 't dik-roode gezicht brntaal-dicht bij 't zijne. Wouter zweeg, angstvallig zoekend naar verontschuldiging en uitkomst, maar wat bij hem opkwam, krenkte zijn trots en hij zweeg. die het openen van een graf zon verbieden, staat of valt met de gegrondheid der aan spraken van de hedendaagjche Joden op dat graf. De vraag naar de geldigheid dier aan spraken heeft echter ook een ruimere be teekenis, dan alleen in verband met bedoelde oudheidkundige nasporingen. Heel Palaestira of althans 'n goed deel ervan wordt door en voor de Joden opgevorderd. Nu kan het best mogelijk zijn, dat zij van die landstreek meer terecht brachten dan er onder Turksch beheer van gemaakt werd; dat daar een uitkomst zou zijn voor de vele Joden wien in Rusland het leven onmoge lijk gemaakt wordt; maar wat is hun recht'' op dat Pala-stina. Als er rechtmatige aanspraken gelden kunnen op het land van zóó verre voor vaderen, dan kan het een curieuze quaestie zijn hoe bijv. het door de Groote Volks verhuizing teweeggebracht onrecht' te her stellen is. Uit bedoeld Handelsbladartikel zoowel als uit het streven der Zionisten (voor zoover hun bedoeling geen enkel philanthropische is) spreekt geen historische zin, maar veeleer een de historie geheel miskennende onzin, die met 'n beroep op het verleden tegen de rechtmatigheid van het heden opponeert; een denkwijze die in wezen geen andere is dan de reactionnaire gezindheid der Russen, die de Joden dood slaan, omdat deze het voortbestaan van het oudrussisch régime in gevaar brengen. C. Brieven nit het Zuiden. LIMBURG *** Onder de op den voorgrond tredende persoonlijkheden in Zuid-Limburg is de laatste tijden wel niemand zooveel bespro ken als de heer j ir. mr. Ch. Ruys de Beerenbrouek, het kamerlid op non-activiteit vojr Gulpen. Is hij ook in Holland bij allen die wel eens over politiek lezen een goede bekende, bij ons in Limburg is hu bijna het symbool van een beginsel. Dit werd zóó sterk dat er wel over Ruys-politiek" werd gesproken en ge schreven. De heer Ruys is voor de clericalen hier de" voorman, wij gelooven niet dat er veel vereenigingen zijn die hem niet als voorzitter of althans als leidend bestuurslid hebben, dat er veel vergaderingen zijn die niet door hem worden geopend of althans beheerscht. 't Is geen wonder dat een persoonlijkheid die zóó sterk op den voor grond treedt, die zich zoo met alles bemoeit, een groote schare voorstanders heeft, maar ook een even groote rij tegenstanders. Komt daar nog bij dat zoo iemand is een man die staat of valt met zijne denk beelden, die geen oogenblik weet te geven of te nemen, die de deugd" propageert op eene wijze die haar zoo uiterst weinig be minnelijk maakt, die voortdurend op het zelfde aambeeld slaat en, tegen alles en iedereen in, zijne ideeën en plannen wil doordrijven, dan is 't geen wonder dat niet meer gesproken kan worden van voor of tegenstanders, maar veeleer van blinde be wonderaars, en verwoede vijanden. De geheele politieke actie die zich sints December in de pers, in vergaderingen en op straat heeft afgespeeld staat dan ook in het teeken pro of contra Ruya. Hoewel onze politieke tegenstander waar deeren wij in hem zijn werkkracht en doorzettingsvermogen, betreuren 't echter dat deze laatste eigenschap meer en meer op drijverij gaat gelijken, en dat naar onze vaste overtuiging zijn optreden voor Lim burg, als provincie van Nederland, een ware ramp zal blijken te zijn. Wübehoeven allereerst slechts te wijzen op het ongelukkig oogenblik dat de heer Ruys niet kon nalaten eenige collega's ge meenteraadsleden te beschuldigen van het maken van misbruik van hun ambt, hetgeen hem een veroordeelesd vonnis van het Ge rechtshof te 's Hertogenbosch wegens smaadschrift" bezorgde. iiiiiiiiiiMiiMHiHiiiiiiiiiiiinriiiiiiiimiiiiiiiHuitmiiiiiiiiiimiMiiimimi De boer begreep dat zwijgen niet, dadelijk vermoedend nu k waad willend heid en hard snauwde hij hem toe: Als je die huur niet kunt opbrengen man, dan mot ja een ander huis huren. Je kunt er hier genog krijgen van een gulden in de week en voor minder kun je ook nog terecht, voor zestien stuivers kun jij al best een kamer huren... zeg. Verschrikt staarde Wouter hem aan, de mond open ... Dat is beter dan op een ander te teren, zei wreed de boer. Toen keerde hij Wouter zijn breeden rug toe, mompelend:?Daaran motten we ons dan maar houen. Wouter stond beduusd. Alles draaide hem voor de oogen. Langzaam lichtte de September-morgen op uit een nevelzee : de landen omhullend, de heg vol herfstmazen, herfstdraden langs de boomen, dauw op den grond. Geel bleekte de zon door. Met zijn waterkan ging hij peinzend't huis in, de deel door, het kleine, wat-donkere voorkamertje in,waar Keetje, geduldig en netjes, zat te helpen't kleintje, dat zoog, de oogjes toe, de kleine handjes als knuistjes in elkaar. De haat tegen zijn buurman voelde Wouter in zich stijgen. Nooit had hij zijn buurman goed kunnen verdragen, maar altijd had hij zijn afkeer ingedrukt. Ze mosten emmers in vrede leven, zoo dicht bij elkaar. Maar nooit had hij gevoeld, dat hij hem zóó haten kon ... Feitelijk had ie hem zooeven de huur op gezegd en trotscb, als Wouter van natuur was, wilde hy er nou 't liefst dadelijk uit ook, maar 't speet hem zoo om Keetje, die hier zoo matig buiten zat met met'r kindje, gezond, dicht bij het boech en om lijn hof, waarin al de wintergroenten zoo prachtig stonden, beter en mooier nog, dan die van buurman, die toch vetter mestte. Dat hadden ze van daarnaast ook niet goed verdragen kunnen. Met zoo'n nijdigheid in der oog had buurvrouw kunnen zeggen: wat staan jouw boonen er prachtig voor, Wout!" Eruit most hy nou toch, meende hij. Bedenkelijk, meelijdend keek hij naar moeder en kind, er tegen opziend om erover te beginnen. Ik mot de huishuur van Zaterdag nog geven, bromde hij binnensmonds, 't wordt tijd. 't Is de laatste dagen bar slecht met de verkoop gegaan. Wil je gelooven,ik hebvan Maandag af nog geen gulden verdiend en toch den gansenen dag gesjouwd met de kar. De hel-blauwe oogen in't bolronde, bruinHierdoor is een tweespalt ontstaan die nog verergerd en onderhouden werd door het met alle middelen strijden tegen allen die wars zij van clericale overheersching. Want al is de heer Ruys de man die het clericale vaandel draagt en daardoor zich het meest bloot geeft, in werkelijkheid gaat naast den parsoaenstrijd, het gevecht tusschen clericalen en antielericalen. De aanval is, gekomen van clericale zijde. Sedert jaren werd te Maastricht door eene afdeeling van de S.D.A.P. uitgegeven: De Voorvechter, een veertiendaags blaadje. Daarmede werd kalm en bezadigd gecol porteerd zonder dat iemand er aanstoot aannam. Dit zou echter anders worden toen de heer Van Vorst, eerder pater Coelestinus, propagandist der S.D.A.P. in Maastricht en redacteur van De Voorvechter werd. ? In 1905 werd patar Coelestinus, Capucijn te Tilburg, er nog op uitgezonden om de propagandisten der S. D. A. P. te vernie tigen, ja werd hem zelfs aen Roomse h Kamereandidatuur aangeboden, en thans is hij redacteur van De Voorvechter. Wie hem echter toen hoorde, en zelfs op het Eucharistisch congres te Hasselt in 190é, kon gevoeld hebben dat daar sprak iemand met roqde" neigingen. Zóó zijn er meer geweest en nog onder Priesters en Paters, maar weinigen weten zich te onttrekken aan alles wat zoolang voor hun het heiligste is geweest. Dat een dergelijk man de geest van De Voorvechter deed veranderen i's geen wonder. In een manifest der S. D. A. P. van die dagen blijkt trouwens, dat men dit rok daar voelde. Daarin stond immers te lezen dat zoolang de slagen van het blad vielen alleen op de koppen der groot-kapitalisten, de priesters dit lieten begaan, maar dat zij eerst in verzet kwamen toen de aanval ook geschiedde op de priesters, als begunstigers der kapitaal-bezitters! Da Kroniek Roomsche Stichtelijkheden of te wel de Heerlijkheden der Roomsche Kerk" leverde echter wel de droppel die de emmer deed overloopen. Toen is het volk de straat opgeloopen," schreef de Limburger Koerier in Een kalm woord" den 9 Jan. 1909. Maar dit kalm woord" kwam, evenals indertijd een Wat nu", te laat. Immers van oploopan" was geen sprake. De gewone Maastrichtenaar zou zich nog niet over iets hebben druk gemaakt; maar h\j is de straat opgejaagd door finatieke clericalen en politieken streber. Toen is Maastricht dagen achtereen ge plaagd door straatoploppen, waarbij het Limburg aan Christus" per transparant aan den Maastrichtenaar werd voorgehouden. In die dagen werden ook de meetings gehouden, waarin doldriftige en ophitsende redevoeringen der clericalen-leiders het volk dol" moesten maken; toen hield jhr. Ruys zijn beruchte reden dia in iertijd de heer Thomson naar de pen deed grijpen, en toen werd den Protestanten verteld dat zij toch dankbaar moesten zijn zoolang gastvrijheid genoten te hebben in Maastricht. Is 't wonder dat er een geest van twee dracht kwam, te meer daar men voelde dat die heftige actie wel gericht was tegen de sociaal-democraten, maar dat de bedoeling toch eigenlyk was om anderen te treffen en wel al degenen die een andere politieke meening hebben dan die welke de clerg thans voorstaat. De socialisten zijn nog zoo gevaarlijk niet; die halen misschien wel enkelingen geheel van de Kerk af, maar daardoor is voorloopig geen afval en masse" te wachten. Neen, het gevaar dreigt ergens anders. Limburg is met zijne bewoners een reli gieus land; nergtns vindt men eenroornsch geloof zich zóó openlijk manifesteeren als daar; kruisbeelden, prosessies, heilige huis jes, wijzen er u telkens op dat gij in een roomsen land vertoeft. Niet licht zal de Limburger zijn geloof en ketk den rug toedraaien; ook niet degene die zeer licht" in het geloof is. Traditie, familie, en toekomst houden hem lang aan de kerk gebonden. gekleurde gezicht keken hem medelijdend aan. 't Is zoo'n tobberd, zoo'n goeierd, bepeinsde zij. Wouter strooide nu de oude porie-monnaie leeg op de houten, goed-schoongehouden, ronde tafel, uit z'n binnenzakken haalde hij ook nog eenige centen. Ijverig begon hij toen te tellen, rrnest allemaal centen, enkele dubbel! j es er onder: 't geld, dat hij voor de olie had ontvangen. Een gulden zevenentwintig en een halve cent, hijgde hij eindelijk. Bijna ben ik er. Wanhopig voelde hij opnieuw in z'n zakken, keek toen nog eens in z'n portemonaie. Ik heb ook nog een paar centen in mijn zak, zei Keetje en het kindje op zij scbuivend, haalde zij ze eruit: vier centen. Wouter's wanhopig gezicht klaarde op. Ik heb er maar drie van noodig. Een cent en een halve eent schoof hij terug naar haar toe en met de rest ging hij dadelijk naar de deur. Ik breng 't maar eerst even, dan ben ik eraf, zei hij, onderwijl gedrukt door de gedachte, drie dagen later weer die zelfde som bij elkaar te moeten hebben. Hy trof de buurvrouw, een gezond uitziende boerin, alleen thuis. Als 'c je belieft, zei hij en hij telde 't geld voor haar uit op tafel. 't Is in orde, zei ze kortaf en in den blik, waarmee zy hem aanzag, voelde hij spot en nijd. Enne, vroeg ze, ondanks zich zelf halfbeschaamd, wou je er toch nog in blijven? As jullie liever een goedkooper huis hebben, kunnen wij weer beste huurders krijgen voor dit. 't Is zoo gewild, dit huis, hè. Wij gaan eruit, vóór volgende week 'n Zaterdag, beloofde hy, zich groot houdend. Tegen dien tijd kun jullie 't weer verhuren. Maar thuiskomend, beefde hij van woede en ergernis. We motten eruit, volgende week al, schreeuwde hy. Die sarkoppen, die pest koppen! Za kennen betere huurders krijgen. Ze zullen ze hebben ook! Zyn smal gezicht was nu blauw-wit en zijn grijze, droeve oogen staarden wanhopend en verbitterd. 't Is wel jammer voor het kind, klaagde Keetje en voor den hof... je kunt niet alles meenemen, wat er in staat. Gaen donder blijft er in, vloekte hy in zijn nijd tegen z'n buren, die een uit weg zocht. Hij beefde over zijn geheele lichaam en zijn tanden klapperden tegen elkaar. Maar hoe religieus de Limburger mag zijn, staatkundig is hij volstrekt niet ker kelijk". Er zijn er zeer zeker die het zijn, maar au-fond is de doorsneè-limburger een liberaal man; niet liberaal in den zin van. pplitiek-liberaal, maar in dien van vrijzin nig in levensopvatting. Als zoodanig moet hu dan echter, nu naast het politiek-roomsch-katholieke van dezelfde menschen een streven uitgaat van alles een geloofszaak te maken, met deze richting in botsing komen. En deze botsing wordt gevreesd. De Limburger is geheel anders dan de Noord-Brabander; hij staat veel vrijer en onafhankelijker tegenover zijne geestelijk heid en bij velen is dan ook ontstaan een geest van verzet tegen de geloof» speciali seering die de clergéhier wil doordrijven. Men weet hoe ? met uitzondering voor de mijnwerkers de interconfessioneel werklieden vereenigingen door de Bisschop pen zijn verboden, en nu is men bezig voor alles roomsehe vereenigingen" op te rich ten. Voor kort heeft men nog kunnen lezen tot welke eaormiteiten dat aanleiding heeft gegeven. Daartegen nu begint in alle lagen der maatschappij verzet te komen. Religieus, zeker; roomsen, ook zeker; maar niet bij iedere daad vindt men_ 't noodzakelijk dat te manifesteeren. Dringt dat besef dieper door dan zal dit zonder twijfel ook velen af keeron va a christelijke politiek" en zóó komt er hier principieelen strijd, die wel eens eerder in het nadeel der heerschers van thans kan afloopen, dan men vermoedt. Waar de macht der rechterzijde zóó in het voordeel is der Katholieke Kerk, men denke slechts aan het onderwijs, is 't dui delijk dat de geestelijkheid hier met alle macht strijdt tegen dat opkomend gevoel van verzet en dat dit te vernietigen grooter actueel belang heeft dan de striji tegen de S.D.A..P. De heftige politieken strijd die hier ont staan is en steeds verder gaat, heeft dan ook eigenlijk als inzet: de oppermacht van het leeken- of het geestelijk element in zaken buiten het geloaf en de kerk staande." Dat deze strijd ons nog wel eens tot be schouwingen zal nopen, ligt voor de hand. HERMAN POOHT, Enküe verzen. Bij Meindert Boogaerdt Jnn. Zeist, 1909. Een enkel woord over deze verzen. 't Was wel de herfs*', die herfstwind hitste Tot strooper, die van struik en stam De laatste bloeme' en biaadren ritste En ging en gierend wederkwam. 't Was wel de herfst, die brak de dammen: DJ regen gutste neer, En d'aarde stond in grauwe vlammen Van najaarsweer. Vergissen wij ons niet, (bet is hier ietwat in den blinde tasten) dan is in dit, weliswaar uiterst gebrekkige, vaerejen een persoonlijk heid verscholen, of wel een talent, wat in dit geval hetzelfde is. Er zyn verrassingen in, die men, van denzelfden aard, doch schaarsch verspreid, ook in de andere stukjes wedervind. Verrassingen, bruuskhedan ware wellicht een beter woord, bruusk heden die toonen dat de dichter de dingen wil zien en zien op zijn manier, en werkelijk heeft hij juisi de kracht diarin te slagen. Dit ia iets anders zijn dan ijdele opzettelijkheid alleen. De drang naar zulk persoonlyk-zyn kan ontstaan uit het sterke voorgevoel, eens een eigen geluid te kannen geven. Er kun nen vele valsche tonen aangeheven worden, doch ook de eigen toon wordt bij deze zoeking dikwerf voor langer of korter getroffen. De herfst die herfstwind hitste tot strooper" Die gemeene petroleumhandel, schold hij weer, daar verdoet een mensen zijn beste krachten an en geen droog brood verdien je er mee, geen droog brood, wat ik je zeg. As je honderd kan verkoopt in een halve week, dan is het prachtig en wat heb je dan verdiend? Eén gulden. Daar kan een mensch ommers niet van leven. We hebben zoo schriel gedaan, zoo schriel, dat ik er soms akelig van werd om jou en om dien kleine later, bij de gedachte, hoe dat most met 'op, as we niks voor hem hadden. En nou 't ia toch al mis gegaan.... Eu dan mot je zien de courant, die onder nemers en aandeelhouders van de petroleum handel, schatrijk worden ze allemaal. Dat is gemeeD, as je dat vergelijkt. En as je nog maar een beetje geld hebt, dan ken je ook nog wel goede zaken in de petroleum doen, maar zoo met niks voor den inkoop, is 't de ondergang van een mensch. Nou is er hier weer een winkelier begon nen me; petroleum te laten venten voor l cent minder de kan, net als van De Auto maat" zelf. Die brengt er ons allemaal onder. Wie koopt ze voor negen cent, als ie ze voor acht even goed krijgen kan ? Geen mensch ommers I Keetje knikte ook toestemmend. Dat 't zoo'n slecht vak was, had ze nooit geweten. En dan, wie nog koopt, gebruikt gas er bij. Neen 't is niks gedaan. En dan motten ze je nog verwijten, dat je geen ambacht ge leerd hebt, verdommelinge! Ik kon 't ommerg niet, met mijn zenuwe. Ik kost geen spijker op zijn kop slaan. Maar in je tuin kun je werken, helderde Keetje op. Geen hof staat beter dan de jou we. En als j a alles daarin hebt, hoef je andera ook niet veel te koopen. Ja, dat kan ik, stemde hij toe, vooral as 't voor my'n eigen is. Dan word ik niet gehaast en dan alleen kan ik er kalm by blijven. Als iemand me op de vingers ky'kt, is 't al mis. Ze zwegen. Toen ging Wouter naar buiten en z'n oliekar uit het schuurtje schuivend, keek hij over dat vruchtbare en bloeiende stukje grond, dat hij met zoo'n liefde had be werkt. Kool en andyvie, boonen en erwten; alles gaf het ia ryken oogst. Vóór zijn tijd zou hij 't nu van de wortels moeten rukken. Dat scheen hem wreed toe, ala een vernieling van arbeid en vrucht. het is een kleine vond, temeer daar de vol gende Tegels in hunne levendigheid het beeld zuiver honden. Dedammen" inden eersten regel van het tweede couplet, wat bedoelt de schrijver daarmede? Doch mag dit dan ook wellicht een vulwoird zyn, de kracht van het voorgaande werkwoord zal gevoeld worden, en de juiste plaats van den tweeden regel, die, daar de eerste een verwachting opwekt, en met de derde reeds weder een nieuwe toon wordt ingeiet, den vollen nadruk verkrijgt, noodig om deze enkele woorden, die op zichzel?e natuurlijk krachteloos zyn, tot plastiek te maken. De twee stilten, ver oorzaakt door de ademtochten voor en na deze strophe, geven er het karakter van een plotseling uitbrekende vlaag aan. De slotregelen honden het embryo van een impressie in, die krachtig had kunnen zyn, do.ch niet voldoende bepaald ie. In 't kort: dit 'ereje beeft iets van een waarachtig gedicht. Een teer liedje in dit bundeltje is ook dat voor een meisje": :Nu naast mij uitgelaten Dit parelzuiver kind Maar loopt te babbel praten, Door zon en zuidenwind" enz. Eenvoud, die meestal te gewoon is, of in gewoonheid verloopt, kenmerkt deze verzenproeven. Ontroering is er hier en daar voorzeker, men leze slechts de avond in de lighal", doch de smaak, het gevoel voor de edele bestemming van het gedicht, ontbreekt. Wat eenigszins verwondert, daar deze jonge dichter Van de Woestyne aandachtig schijnt gelezen te hebben. DIRK COSTEK. Opstellen betreffende kinderen en hun opvoe ding, door E. H. DU QÜESNK-VAW GOGH. Baarn, J. F. van der Ven. 1909. Lief knaapje aan haar zy, Klein kindje in beur armen, Jong vrouwtje voor de hut, De echaam'Ie stulp der armen. E. H. DU Q. v. G. Met des* idylle van de armo»de, verder uitgesponnen in nog een tweetal minder ge lukkige conpletjes, leidt de schrijfster een lief boekje in, waarvan ik gaarne wat liefs wou zeggen. Maar de realiteit.. enfin ik heb dit stylbloempje in mijn knoopsgat ge stoken en het blaadje omgeslagen, waar ik op veel wit het gespierde woord van dr. G. A. N. Allebégedrukt vond: ... Want gedurende die eerste jaren worden de deug den ingeprent, waardoor denatiën bloeien." Juist, juist l Liten we nu de vraag stellen: welke deugden zyn dat? En hoe moeten wij ze den kinderen inprenten? Ik heb ook de volgende 76 bladzijden van het boekje gele zen, ik heb daar veel gemoedelijke, lieve dingetjes in gevonden, die men met de schrijfster eens is, al vind ik 't jammer, dat blykens bladz. 15 en 16 de schryfater zich de moeder enkel voorstelt in een elegant interieur, het mat-blauwe of mosgroene reformkleed fijn afstekend tegen het parelgrijs pluche van de moderne rustbank, waarop zij een namildagunrtje rustig doorbrengt." Maar de vraag is in het boekje niet gesteld, laat staan beantwoord. Toch kan ik iedere ernstige moeder wel aanraden het boekje te koopen, al ware 't alleen maar om het tweede blaadje er uit te kunnea knippen en ineen gouden lijstje op baar bureautje te zetten. J. KLEEFSTBA.. Daniël Hert z" (Nederlandsche Tooneelvereeniging). Na een tooneelstuk te hebben zien opvoe ren als dit Daniël Hertz", gaat men onwil lekeurig na-peinzen over de vraag: hoe 't had kunnen zijn. En men stelt zich voor: een gevoelige jonge-man die, in streng reactionnaire omge ving opgegroeid, onder woidende zelfstandig leert zien, de zyde van het proletariaat kiest en daardoor met zyne familie, zyn geheele iMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiHiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiituiiiuuiiiimiiiiniit De rijp-groene boonen-ranken bloeiden nog: roode en witte bloemtroasen, vlug vrucht zettend. De andyvie, j ais t opgehouden, geelde,... O 't was bijna een onmogelijkheid nu dit alles over te geven. En toch, 't moest. In puar-hlauwen hemel glansde nu vol goud de zon en daarin straalde de hsrfatdag in al z'n tinten van groen, rood, bruin, oranje. Gael-goud glansde langs de stammen der zware beuken en eiken, die naar het bosch voerden. Goud lag gesprenkeld over de wégen over alle de landen van vrucht baarheid. Het gouden licht jirchte aan den horizont.... O God, wat was de aarde mooi! Met de hem-aangeboren, schier-onbewuste liefde voor de natuur voelde Wouter 't sterker dan ooit, nu in de bittere tegenstelling van 't eigen verdriet, dat hem overweldigde. Waarom had hij, juist hy, zoo'n slecht baantje? Waarmee had hy dat verdiend ? Slechter dan de mees en, was h ij toch niet! Neen, dood-eerlijk en eenvoudig. Misschien al te simpel, misschien was dat z'n gebrek. Hij piekerde erover, niet vattend, waar 't hem aan lag. Maar gemeen vond ie 't, dat je met die zelfde petroleum zoo rijk, Echatryk worden kou, terwyl hij, met al zyn sjouwen, er het noodige niet oiae verdienen kon. Want de ryksten, dat waren de sterksten en de sterksten, dat waren de machtigen. Zooals z'n buurman hem nekken kon, zoo kon iedere sterkere dat een zwakkere. Als hy nog maar lichaamskracht had gehad.... Maar ook dat ontbrak hem. En hy voelde nu ook dat gemis als een onrechtvaardigheid, van de natuur, van z'n ouders mieechien, van het toeval wellicht alleen.... Zijn broers en zusters waren toch allen sterker en flinker, dan hij..,. Het was druk op straat dien morgen. Verward keek hy rond zich, schoof toen krassend de oliekar de dorpstraat in. H$ moest voortmaken, ergens een huis zien te huren en dan daarginds het plekje grond, dat hy in zoo'n liefde had bewerkt, gaan vernielen, omdat hij 't niet meer ge bruiken mocht. De magere gestalte scheef-slierend voor de oliekar, ging by het dorp door....

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl