Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1691
de afscheiding en van ket gelijkmaken
van het terrein, totaal ? 1500. te
betalen. Hij krügt dan 30 vierk. M..grond
in bruikleen en de gemeente legt op de
reit een tijdelijke bestrating.
Hoe vindt men de nagemaakte waardig
heid, waarmee het gesjacher wordt voor
gedragen 1
B. en W. zijn tot de conclusie gekomen,"
«taat er, dat de schutting... de omgeving
in niet geringe mate ontsiert."
Hé, zegt de lezer, nu pas? Vreemd!
'Maar komaan, denkt hij, beter laat dan
nooit Doch h\j leest verder. En hu ver
neemt dan van een groot-winkelier, die
juut als B. en W. tot die conclusie", na
lange jaren, zijn gekomen, juist op dat
oogenbUk dat het hem dus geen cent hoeft
te kosten te verkrijgen wat hij wenscht,
het innig nobele en altruïstische plan opvat
de heele geschiedenis voor zijne rekening
te nemen.
Welk een echt-Hollandsche eigenschappen
lieren ons Dagelijksch Bestuur!
Kaufmünnisch, wat!
. De heer Sutorius protesteerde. Hu vrosg
?adere toelichting.
O, zei wethouder Van den Bsrgh, wy
kebben die schutting altijd leelijk gevonden,
?nar op een goeden dag hebben we ook
besloten haar weg te nemen, en toen we
hiertoe besloten hadden, hebben we den
winkelier gevraagd: wilt u wat bijdragen ?
En toen heeft de winkelier gezegd: ja."
Wanneer dat ZDO is", antwoordde de
heer Sutoriu» (OB het was een goed ant
woord, dat de heele Raad in een motie van
afkeuring had moeten belichamen), vind ik
"het niet waardig, dat men om dat schan
daal" weg te krijgen een medeburger lastig
valt om een bijdrage."
En w\j op onze benrt zeggen: uit wet
houder Van den Bergh's woorden valt
slechts tweeërlei te conoludeeren:
of het heele verhaaltje is verzonnen en
men doet maar, ter wille van het decorum,
?kof men, ook zonder betaling door een
«nder.de schutting zou hebben weggenomen;
of om Dagelijkseh Bestuur heeft tegen
over den winkelier zich dubbelzinnig ge
lagen.
'Zeker: zich dubbelzinni i gedragen. Er
kaat jaren lang een schutting, waar voor
zóó langen tijd geen schutting hoort. Het
stadsbestuur zelf vindt 't ding zoo leeljjk,
dat hst eindelijk óók gaat inzien:'t is onze
plicht die schande voor Amsterdam te
verwijderen. Daarna gaat het naar een man
wiens zaken door de nabijheid van 't wrakke
zoodJ3 schade lijdt, verbergt hem dat Am
sterdam zelve baar plicht eindelijk gaat
doen, en zegt: als u ongeveer alle kosten
draagt zou er wel kans -wezen... En de
winkelier,'denkend, dat 't anders wel nooit
ia! gebeuren... betaalt.
Holland op zijn,.. op zijn... Hoe is 't ook
weer?
Zeg het maar! Holland op zijn smalst!"
De rechten van het nageslacht.
In 'n Van Dag tot Dag", verdedigde
onlangs het Handelsblad de rechten der
Joden op wat verondersteld wordt te zijn
het Graf van David in Jeruzalem, waarnaar
*)) groep Engelsehen een onderzoek instelden.
Een beroep op piëteit zou eerst beteekenis
krijsen door bet afdoend betoog, dat inder
daad aas den eerbied, dooden verschuldigd,
te kort gedaan wordt door de wijze waarop
en bet doel waarmee de opgraving geschiedt.
Ean beroep op de Wet der Israëlieten,
EEN PETROLEÖM-VENTEB,
DOOB
JOHANHA STEKETEE.
Op eens stond Wouter voor zy'n huisbaas,
den boer, die naast hem woonde in het
rechter, aan den anderen kant gelijke gedeelte
van h«t hals. Al eenige dagen had hu hem
en ook zijn vrouw omzichtig ontloopen,want
dien vorigen Zaterdag had Wouter de huur
niet kunnen betalen en beloofd deze zoo
spoedig mogelijk te brengen. Het was nu al
Woensdag en oog had hij de verschuldigde
eea galden dertig cents niet bij elkaar kun
nen krijgen, terwyl hem al weer angstig
bedreigde de huur van den komenden Zater
dag. Sinds hy°hier woonde, van af Januari,
nu meer dan negen maanden, was het nog
twee keer gebeurd, dat Wout niet op lijd
met betalen had kunnen zijn.
Dat vond hjj vreeaelyk en innerlijk streed
hij dan een geweldigen strijd tegen z'n on
macht, die alleen de spieren van zijn mager
bleek gezicht zenuwachtig-vertrekken deed.
t Ging slecht met 't petroleum- venten. Met
niemand sprak hij erover, zelfs niet met
Keetje, zg'n vrouw. Bij niemand klaagde hij.
Zelf bad Mj 't gewild.
Als jongen was hij eerst bij een timmerman,
later bij een smid in de leer geweest, maar
ioo'n ambacht was een onmogelijkheid voor
hem, omdat hy altijd last bad van de zenuwen
en bijna voortdnrend beefde.
: Non, hoe ataot 't met betaolen ? vroeg
grof de boer, brutaal op hem neerziende.
Ik zon niet tot Zaoterdag wachten, want dan
is 't voor twee keer, twee gulden zestig,
klonk 't bedenkelijk.
Wouter beefde zoo, dat bjjj moeite had de
kan, die hg was komen vullen, bij de ge
meenschappelijke pomp, buiten staand
tusschen de twee tninen in, vast te houden.
Ik zal, ik hoop ze je van avond nog te
brengen, stotterde hij, zenuwachtig-knippend
met de oogen,
Met hopen krijg ik m'n centen niet en
van de centen mot ik 't hebben, begrepen,
.en de boer kwam met 't dik-roode gezicht
brntaal-dicht bij 't zijne.
Wouter zweeg, angstvallig zoekend naar
verontschuldiging en uitkomst, maar wat bij
hem opkwam, krenkte zijn trots en hij zweeg.
die het openen van een graf zon verbieden,
staat of valt met de gegrondheid der aan
spraken van de hedendaagjche Joden op
dat graf.
De vraag naar de geldigheid dier aan
spraken heeft echter ook een ruimere be
teekenis, dan alleen in verband met bedoelde
oudheidkundige nasporingen. Heel
Palaestira of althans 'n goed deel ervan wordt
door en voor de Joden opgevorderd. Nu
kan het best mogelijk zijn, dat zij van die
landstreek meer terecht brachten dan er
onder Turksch beheer van gemaakt werd;
dat daar een uitkomst zou zijn voor de vele
Joden wien in Rusland het leven onmoge
lijk gemaakt wordt; maar wat is hun
recht'' op dat Pala-stina.
Als er rechtmatige aanspraken gelden
kunnen op het land van zóó verre voor
vaderen, dan kan het een curieuze quaestie
zijn hoe bijv. het door de Groote Volks
verhuizing teweeggebracht onrecht' te her
stellen is. Uit bedoeld Handelsbladartikel
zoowel als uit het streven der Zionisten
(voor zoover hun bedoeling geen enkel
philanthropische is) spreekt geen historische
zin, maar veeleer een de historie geheel
miskennende onzin, die met 'n beroep op het
verleden tegen de rechtmatigheid van het
heden opponeert; een denkwijze die in
wezen geen andere is dan de reactionnaire
gezindheid der Russen, die de Joden dood
slaan, omdat deze het voortbestaan van het
oudrussisch régime in gevaar brengen.
C.
Brieven nit het Zuiden.
LIMBURG ***
Onder de op den voorgrond tredende
persoonlijkheden in Zuid-Limburg is de
laatste tijden wel niemand zooveel bespro
ken als de heer j ir. mr. Ch. Ruys de
Beerenbrouek, het kamerlid op non-activiteit
vojr Gulpen.
Is hij ook in Holland bij allen die wel
eens over politiek lezen een goede bekende,
bij ons in Limburg is hu bijna het symbool
van een beginsel.
Dit werd zóó sterk dat er wel over
Ruys-politiek" werd gesproken en ge
schreven.
De heer Ruys is voor de clericalen hier
de" voorman, wij gelooven niet dat er
veel vereenigingen zijn die hem niet als
voorzitter of althans als leidend bestuurslid
hebben, dat er veel vergaderingen zijn die
niet door hem worden geopend of althans
beheerscht. 't Is geen wonder dat een
persoonlijkheid die zóó sterk op den voor
grond treedt, die zich zoo met alles bemoeit,
een groote schare voorstanders heeft, maar
ook een even groote rij tegenstanders.
Komt daar nog bij dat zoo iemand is
een man die staat of valt met zijne denk
beelden, die geen oogenblik weet te geven
of te nemen, die de deugd" propageert op
eene wijze die haar zoo uiterst weinig be
minnelijk maakt, die voortdurend op het
zelfde aambeeld slaat en, tegen alles en
iedereen in, zijne ideeën en plannen wil
doordrijven, dan is 't geen wonder dat niet
meer gesproken kan worden van voor of
tegenstanders, maar veeleer van blinde be
wonderaars, en verwoede vijanden.
De geheele politieke actie die zich sints
December in de pers, in vergaderingen en
op straat heeft afgespeeld staat dan ook in
het teeken pro of contra Ruya.
Hoewel onze politieke tegenstander waar
deeren wij in hem zijn werkkracht en
doorzettingsvermogen, betreuren 't echter
dat deze laatste eigenschap meer en meer
op drijverij gaat gelijken, en dat naar onze
vaste overtuiging zijn optreden voor Lim
burg, als provincie van Nederland, een
ware ramp zal blijken te zijn.
Wübehoeven allereerst slechts te wijzen
op het ongelukkig oogenblik dat de heer
Ruys niet kon nalaten eenige collega's ge
meenteraadsleden te beschuldigen van het
maken van misbruik van hun ambt, hetgeen
hem een veroordeelesd vonnis van het Ge
rechtshof te 's Hertogenbosch wegens
smaadschrift" bezorgde.
iiiiiiiiiiMiiMHiHiiiiiiiiiiiinriiiiiiiimiiiiiiiHuitmiiiiiiiiiimiMiiimimi
De boer begreep dat zwijgen niet, dadelijk
vermoedend nu k waad willend heid en hard
snauwde hij hem toe: Als je die huur
niet kunt opbrengen man, dan mot ja een
ander huis huren. Je kunt er hier genog
krijgen van een gulden in de week en voor
minder kun je ook nog terecht, voor zestien
stuivers kun jij al best een kamer huren...
zeg. Verschrikt staarde Wouter hem aan,
de mond open ...
Dat is beter dan op een ander te teren,
zei wreed de boer. Toen keerde hij Wouter
zijn breeden rug toe, mompelend:?Daaran
motten we ons dan maar houen.
Wouter stond beduusd. Alles draaide hem
voor de oogen.
Langzaam lichtte de September-morgen op
uit een nevelzee : de landen omhullend, de
heg vol herfstmazen, herfstdraden langs de
boomen, dauw op den grond. Geel bleekte
de zon door.
Met zijn waterkan ging hij peinzend't huis
in, de deel door, het kleine, wat-donkere
voorkamertje in,waar Keetje, geduldig en netjes,
zat te helpen't kleintje, dat zoog, de oogjes toe,
de kleine handjes als knuistjes in elkaar.
De haat tegen zijn buurman voelde Wouter
in zich stijgen. Nooit had hij zijn buurman
goed kunnen verdragen, maar altijd had hij
zijn afkeer ingedrukt. Ze mosten emmers in
vrede leven, zoo dicht bij elkaar.
Maar nooit had hij gevoeld, dat hij hem
zóó haten kon ...
Feitelijk had ie hem zooeven de huur op
gezegd en trotscb, als Wouter van natuur
was, wilde hy er nou 't liefst dadelijk uit
ook, maar 't speet hem zoo om Keetje, die
hier zoo matig buiten zat met met'r kindje,
gezond, dicht bij het boech en om lijn hof,
waarin al de wintergroenten zoo prachtig
stonden, beter en mooier nog, dan die van
buurman, die toch vetter mestte. Dat hadden
ze van daarnaast ook niet goed verdragen
kunnen. Met zoo'n nijdigheid in der oog
had buurvrouw kunnen zeggen: wat staan
jouw boonen er prachtig voor, Wout!"
Eruit most hy nou toch, meende hij.
Bedenkelijk, meelijdend keek hij naar
moeder en kind, er tegen opziend om erover
te beginnen.
Ik mot de huishuur van Zaterdag nog
geven, bromde hij binnensmonds, 't wordt
tijd. 't Is de laatste dagen bar slecht met de
verkoop gegaan. Wil je gelooven,ik hebvan
Maandag af nog geen gulden verdiend en
toch den gansenen dag gesjouwd met de kar.
De hel-blauwe oogen in't bolronde,
bruinHierdoor is een tweespalt ontstaan die
nog verergerd en onderhouden werd door
het met alle middelen strijden tegen allen
die wars zij van clericale overheersching.
Want al is de heer Ruys de man die het
clericale vaandel draagt en daardoor zich
het meest bloot geeft, in werkelijkheid gaat
naast den parsoaenstrijd, het gevecht
tusschen clericalen en antielericalen.
De aanval is, gekomen van clericale zijde.
Sedert jaren werd te Maastricht door eene
afdeeling van de S.D.A.P. uitgegeven: De
Voorvechter, een veertiendaags blaadje.
Daarmede werd kalm en bezadigd gecol
porteerd zonder dat iemand er aanstoot
aannam. Dit zou echter anders worden toen
de heer Van Vorst, eerder pater Coelestinus,
propagandist der S.D.A.P. in Maastricht en
redacteur van De Voorvechter werd. ?
In 1905 werd patar Coelestinus, Capucijn
te Tilburg, er nog op uitgezonden om de
propagandisten der S. D. A. P. te vernie
tigen, ja werd hem zelfs aen Roomse h
Kamereandidatuur aangeboden, en thans is
hij redacteur van De Voorvechter.
Wie hem echter toen hoorde, en zelfs op
het Eucharistisch congres te Hasselt in 190é,
kon gevoeld hebben dat daar sprak iemand
met roqde" neigingen.
Zóó zijn er meer geweest en nog onder
Priesters en Paters, maar weinigen weten
zich te onttrekken aan alles wat zoolang
voor hun het heiligste is geweest.
Dat een dergelijk man de geest van De
Voorvechter deed veranderen i's geen wonder.
In een manifest der S. D. A. P. van die
dagen blijkt trouwens, dat men dit rok
daar voelde. Daarin stond immers te lezen
dat zoolang de slagen van het blad vielen
alleen op de koppen der groot-kapitalisten,
de priesters dit lieten begaan, maar dat zij
eerst in verzet kwamen toen de aanval ook
geschiedde op de priesters, als begunstigers
der kapitaal-bezitters!
Da Kroniek Roomsche Stichtelijkheden
of te wel de Heerlijkheden der Roomsche
Kerk" leverde echter wel de droppel die
de emmer deed overloopen.
Toen is het volk de straat opgeloopen,"
schreef de Limburger Koerier in Een
kalm woord" den 9 Jan. 1909.
Maar dit kalm woord" kwam, evenals
indertijd een Wat nu", te laat.
Immers van oploopan" was geen sprake.
De gewone Maastrichtenaar zou zich nog
niet over iets hebben druk gemaakt; maar
h\j is de straat opgejaagd door finatieke
clericalen en politieken streber.
Toen is Maastricht dagen achtereen ge
plaagd door straatoploppen, waarbij het
Limburg aan Christus" per transparant
aan den Maastrichtenaar werd voorgehouden.
In die dagen werden ook de meetings
gehouden, waarin doldriftige en ophitsende
redevoeringen der clericalen-leiders het volk
dol" moesten maken; toen hield jhr. Ruys
zijn beruchte reden dia in iertijd de heer
Thomson naar de pen deed grijpen, en toen
werd den Protestanten verteld dat zij toch
dankbaar moesten zijn zoolang gastvrijheid
genoten te hebben in Maastricht.
Is 't wonder dat er een geest van twee
dracht kwam, te meer daar men voelde dat
die heftige actie wel gericht was tegen de
sociaal-democraten, maar dat de bedoeling
toch eigenlyk was om anderen te treffen
en wel al degenen die een andere politieke
meening hebben dan die welke de clerg
thans voorstaat. De socialisten zijn nog zoo
gevaarlijk niet; die halen misschien wel
enkelingen geheel van de Kerk af, maar
daardoor is voorloopig geen afval en masse"
te wachten. Neen, het gevaar dreigt ergens
anders.
Limburg is met zijne bewoners een reli
gieus land; nergtns vindt men eenroornsch
geloof zich zóó openlijk manifesteeren als
daar; kruisbeelden, prosessies, heilige huis
jes, wijzen er u telkens op dat gij in een
roomsen land vertoeft.
Niet licht zal de Limburger zijn geloof
en ketk den rug toedraaien; ook niet degene
die zeer licht" in het geloof is. Traditie,
familie, en toekomst houden hem lang aan
de kerk gebonden.
gekleurde gezicht keken hem medelijdend aan.
't Is zoo'n tobberd, zoo'n goeierd,
bepeinsde zij.
Wouter strooide nu de oude porie-monnaie
leeg op de houten, goed-schoongehouden,
ronde tafel, uit z'n binnenzakken haalde hij
ook nog eenige centen. Ijverig begon hij
toen te tellen, rrnest allemaal centen, enkele
dubbel! j es er onder: 't geld, dat hij voor de
olie had ontvangen.
Een gulden zevenentwintig en een
halve cent, hijgde hij eindelijk. Bijna ben
ik er.
Wanhopig voelde hij opnieuw in z'n zakken,
keek toen nog eens in z'n portemonaie.
Ik heb ook nog een paar centen in
mijn zak, zei Keetje en het kindje op zij
scbuivend, haalde zij ze eruit: vier centen.
Wouter's wanhopig gezicht klaarde op.
Ik heb er maar drie van noodig. Een cent
en een halve eent schoof hij terug naar
haar toe en met de rest ging hij dadelijk
naar de deur. Ik breng 't maar eerst even,
dan ben ik eraf, zei hij, onderwijl gedrukt
door de gedachte, drie dagen later weer die
zelfde som bij elkaar te moeten hebben.
Hy trof de buurvrouw, een gezond uitziende
boerin, alleen thuis.
Als 'c je belieft, zei hij en hij telde
't geld voor haar uit op tafel.
't Is in orde, zei ze kortaf en in den
blik, waarmee zy hem aanzag, voelde hij
spot en nijd.
Enne, vroeg ze, ondanks zich zelf
halfbeschaamd, wou je er toch nog in blijven?
As jullie liever een goedkooper huis hebben,
kunnen wij weer beste huurders krijgen voor
dit. 't Is zoo gewild, dit huis, hè.
Wij gaan eruit, vóór volgende week 'n
Zaterdag, beloofde hy, zich groot houdend.
Tegen dien tijd kun jullie 't weer verhuren.
Maar thuiskomend, beefde hij van woede
en ergernis.
We motten eruit, volgende week al,
schreeuwde hy. Die sarkoppen, die pest
koppen! Za kennen betere huurders krijgen.
Ze zullen ze hebben ook!
Zyn smal gezicht was nu blauw-wit en zijn
grijze, droeve oogen staarden wanhopend en
verbitterd.
't Is wel jammer voor het kind, klaagde
Keetje en voor den hof... je kunt niet alles
meenemen, wat er in staat.
Gaen donder blijft er in, vloekte hy in
zijn nijd tegen z'n buren, die een uit weg zocht.
Hij beefde over zijn geheele lichaam en
zijn tanden klapperden tegen elkaar.
Maar hoe religieus de Limburger mag
zijn, staatkundig is hij volstrekt niet ker
kelijk". Er zijn er zeer zeker die het zijn,
maar au-fond is de doorsneè-limburger een
liberaal man; niet liberaal in den zin van.
pplitiek-liberaal, maar in dien van vrijzin
nig in levensopvatting.
Als zoodanig moet hu dan echter, nu
naast het politiek-roomsch-katholieke van
dezelfde menschen een streven uitgaat van
alles een geloofszaak te maken, met deze
richting in botsing komen. En deze botsing
wordt gevreesd.
De Limburger is geheel anders dan de
Noord-Brabander; hij staat veel vrijer en
onafhankelijker tegenover zijne geestelijk
heid en bij velen is dan ook ontstaan een
geest van verzet tegen de geloof» speciali
seering die de clergéhier wil doordrijven.
Men weet hoe ? met uitzondering voor
de mijnwerkers de interconfessioneel
werklieden vereenigingen door de Bisschop
pen zijn verboden, en nu is men bezig voor
alles roomsehe vereenigingen" op te rich
ten. Voor kort heeft men nog kunnen lezen
tot welke eaormiteiten dat aanleiding heeft
gegeven.
Daartegen nu begint in alle lagen der
maatschappij verzet te komen.
Religieus, zeker; roomsen, ook zeker;
maar niet bij iedere daad vindt men_ 't
noodzakelijk dat te manifesteeren. Dringt
dat besef dieper door dan zal dit zonder
twijfel ook velen af keeron va a christelijke
politiek" en zóó komt er hier principieelen
strijd, die wel eens eerder in het nadeel
der heerschers van thans kan afloopen, dan
men vermoedt.
Waar de macht der rechterzijde zóó in
het voordeel is der Katholieke Kerk, men
denke slechts aan het onderwijs, is 't dui
delijk dat de geestelijkheid hier met alle
macht strijdt tegen dat opkomend gevoel
van verzet en dat dit te vernietigen grooter
actueel belang heeft dan de striji tegen
de S.D.A..P.
De heftige politieken strijd die hier ont
staan is en steeds verder gaat, heeft dan
ook eigenlijk als inzet: de oppermacht
van het leeken- of het geestelijk element in
zaken buiten het geloaf en de kerk staande."
Dat deze strijd ons nog wel eens tot be
schouwingen zal nopen, ligt voor de hand.
HERMAN POOHT, Enküe verzen. Bij
Meindert Boogaerdt Jnn. Zeist, 1909.
Een enkel woord over deze verzen.
't Was wel de herfs*', die herfstwind hitste
Tot strooper, die van struik en stam
De laatste bloeme' en biaadren ritste
En ging en gierend wederkwam.
't Was wel de herfst, die brak de dammen:
DJ regen gutste neer,
En d'aarde stond in grauwe vlammen
Van najaarsweer.
Vergissen wij ons niet, (bet is hier ietwat
in den blinde tasten) dan is in dit, weliswaar
uiterst gebrekkige, vaerejen een persoonlijk
heid verscholen, of wel een talent, wat in
dit geval hetzelfde is. Er zyn verrassingen
in, die men, van denzelfden aard, doch
schaarsch verspreid, ook in de andere stukjes
wedervind. Verrassingen, bruuskhedan ware
wellicht een beter woord, bruusk heden die
toonen dat de dichter de dingen wil zien
en zien op zijn manier, en werkelijk heeft
hij juisi de kracht diarin te slagen. Dit ia
iets anders zijn dan ijdele opzettelijkheid
alleen. De drang naar zulk persoonlyk-zyn
kan ontstaan uit het sterke voorgevoel, eens
een eigen geluid te kannen geven. Er kun
nen vele valsche tonen aangeheven worden,
doch ook de eigen toon wordt bij deze
zoeking dikwerf voor langer of korter getroffen.
De herfst die herfstwind hitste tot strooper"
Die gemeene petroleumhandel, schold
hij weer, daar verdoet een mensen zijn beste
krachten an en geen droog brood verdien je
er mee, geen droog brood, wat ik je zeg.
As je honderd kan verkoopt in een halve
week, dan is het prachtig en wat heb je dan
verdiend? Eén gulden. Daar kan een mensch
ommers niet van leven. We hebben zoo
schriel gedaan, zoo schriel, dat ik er soms
akelig van werd om jou en om dien kleine
later, bij de gedachte, hoe dat most met 'op,
as we niks voor hem hadden. En nou 't ia
toch al mis gegaan....
Eu dan mot je zien de courant, die onder
nemers en aandeelhouders van de petroleum
handel, schatrijk worden ze allemaal. Dat is
gemeeD, as je dat vergelijkt. En as je nog
maar een beetje geld hebt, dan ken je ook
nog wel goede zaken in de petroleum doen,
maar zoo met niks voor den inkoop, is 't de
ondergang van een mensch.
Nou is er hier weer een winkelier begon
nen me; petroleum te laten venten voor l
cent minder de kan, net als van De Auto
maat" zelf.
Die brengt er ons allemaal onder.
Wie koopt ze voor negen cent, als ie ze
voor acht even goed krijgen kan ? Geen
mensch ommers I
Keetje knikte ook toestemmend. Dat 't
zoo'n slecht vak was, had ze nooit geweten.
En dan, wie nog koopt, gebruikt gas er
bij. Neen 't is niks gedaan. En dan motten
ze je nog verwijten, dat je geen ambacht ge
leerd hebt, verdommelinge! Ik kon 't ommerg
niet, met mijn zenuwe. Ik kost geen spijker
op zijn kop slaan.
Maar in je tuin kun je werken, helderde
Keetje op. Geen hof staat beter dan de jou we.
En als j a alles daarin hebt, hoef je andera
ook niet veel te koopen.
Ja, dat kan ik, stemde hij toe, vooral
as 't voor my'n eigen is. Dan word ik niet
gehaast en dan alleen kan ik er kalm by
blijven. Als iemand me op de vingers ky'kt,
is 't al mis.
Ze zwegen.
Toen ging Wouter naar buiten en z'n
oliekar uit het schuurtje schuivend, keek hij
over dat vruchtbare en bloeiende stukje
grond, dat hij met zoo'n liefde had be
werkt.
Kool en andyvie, boonen en erwten; alles
gaf het ia ryken oogst.
Vóór zijn tijd zou hij 't nu van de wortels
moeten rukken. Dat scheen hem wreed toe,
ala een vernieling van arbeid en vrucht.
het is een kleine vond, temeer daar de vol
gende Tegels in hunne levendigheid het beeld
zuiver honden. Dedammen" inden eersten
regel van het tweede couplet, wat bedoelt
de schrijver daarmede? Doch mag dit dan
ook wellicht een vulwoird zyn, de kracht
van het voorgaande werkwoord zal gevoeld
worden, en de juiste plaats van den tweeden
regel, die, daar de eerste een verwachting
opwekt, en met de derde reeds weder een
nieuwe toon wordt ingeiet, den vollen nadruk
verkrijgt, noodig om deze enkele woorden,
die op zichzel?e natuurlijk krachteloos zyn,
tot plastiek te maken. De twee stilten, ver
oorzaakt door de ademtochten voor en na
deze strophe, geven er het karakter van een
plotseling uitbrekende vlaag aan. De
slotregelen honden het embryo van een impressie
in, die krachtig had kunnen zyn, do.ch niet
voldoende bepaald ie. In 't kort: dit 'ereje
beeft iets van een waarachtig gedicht. Een
teer liedje in dit bundeltje is ook dat voor
een meisje":
:Nu naast mij uitgelaten
Dit parelzuiver kind
Maar loopt te babbel praten,
Door zon en zuidenwind"
enz.
Eenvoud, die meestal te gewoon is, of
in gewoonheid verloopt, kenmerkt deze
verzenproeven. Ontroering is er hier en daar
voorzeker, men leze slechts de avond in de
lighal", doch de smaak, het gevoel voor de
edele bestemming van het gedicht, ontbreekt.
Wat eenigszins verwondert, daar deze jonge
dichter Van de Woestyne aandachtig schijnt
gelezen te hebben.
DIRK COSTEK.
Opstellen betreffende kinderen en hun opvoe
ding, door E. H. DU QÜESNK-VAW
GOGH. Baarn, J. F. van der Ven. 1909.
Lief knaapje aan haar zy,
Klein kindje in beur armen,
Jong vrouwtje voor de hut,
De echaam'Ie stulp der armen.
E. H. DU Q. v. G.
Met des* idylle van de armo»de, verder
uitgesponnen in nog een tweetal minder ge
lukkige conpletjes, leidt de schrijfster een
lief boekje in, waarvan ik gaarne wat liefs
wou zeggen. Maar de realiteit.. enfin ik
heb dit stylbloempje in mijn knoopsgat ge
stoken en het blaadje omgeslagen, waar ik
op veel wit het gespierde woord van dr. G.
A. N. Allebégedrukt vond:
... Want gedurende die eerste jaren worden
de deug den ingeprent, waardoor denatiën bloeien."
Juist, juist l Liten we nu de vraag stellen:
welke deugden zyn dat? En hoe moeten wij
ze den kinderen inprenten? Ik heb ook de
volgende 76 bladzijden van het boekje gele
zen, ik heb daar veel gemoedelijke, lieve
dingetjes in gevonden, die men met de
schrijfster eens is, al vind ik 't jammer, dat
blykens bladz. 15 en 16 de schryfater zich
de moeder enkel voorstelt in een elegant
interieur, het mat-blauwe of mosgroene
reformkleed fijn afstekend tegen het
parelgrijs pluche van de moderne rustbank, waarop
zij een namildagunrtje rustig doorbrengt."
Maar de vraag is in het boekje niet gesteld,
laat staan beantwoord. Toch kan ik iedere
ernstige moeder wel aanraden het boekje te
koopen, al ware 't alleen maar om het tweede
blaadje er uit te kunnea knippen en ineen
gouden lijstje op baar bureautje te zetten.
J. KLEEFSTBA..
Daniël Hert z" (Nederlandsche
Tooneelvereeniging).
Na een tooneelstuk te hebben zien opvoe
ren als dit Daniël Hertz", gaat men onwil
lekeurig na-peinzen over de vraag: hoe 't
had kunnen zijn.
En men stelt zich voor: een gevoelige
jonge-man die, in streng reactionnaire omge
ving opgegroeid, onder woidende zelfstandig
leert zien, de zyde van het proletariaat kiest
en daardoor met zyne familie, zyn geheele
iMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiHiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiituiiiuuiiiimiiiiniit
De rijp-groene boonen-ranken bloeiden
nog: roode en witte bloemtroasen, vlug
vrucht zettend.
De andyvie, j ais t opgehouden, geelde,...
O 't was bijna een onmogelijkheid nu dit
alles over te geven.
En toch, 't moest.
In puar-hlauwen hemel glansde nu vol
goud de zon en daarin straalde de hsrfatdag
in al z'n tinten van groen, rood, bruin,
oranje. Gael-goud glansde langs de stammen
der zware beuken en eiken, die naar het
bosch voerden. Goud lag gesprenkeld over
de wégen over alle de landen van vrucht
baarheid. Het gouden licht jirchte aan den
horizont....
O God, wat was de aarde mooi! Met de
hem-aangeboren, schier-onbewuste liefde voor
de natuur voelde Wouter 't sterker dan ooit,
nu in de bittere tegenstelling van 't eigen
verdriet, dat hem overweldigde. Waarom had
hij, juist hy, zoo'n slecht baantje?
Waarmee had hy dat verdiend ? Slechter
dan de mees en, was h ij toch niet!
Neen, dood-eerlijk en eenvoudig. Misschien
al te simpel, misschien was dat z'n gebrek.
Hij piekerde erover, niet vattend, waar 't
hem aan lag.
Maar gemeen vond ie 't, dat je met die
zelfde petroleum zoo rijk, Echatryk worden
kou, terwyl hij, met al zyn sjouwen, er het
noodige niet oiae verdienen kon.
Want de ryksten, dat waren de sterksten
en de sterksten, dat waren de machtigen.
Zooals z'n buurman hem nekken kon, zoo
kon iedere sterkere dat een zwakkere.
Als hy nog maar lichaamskracht had
gehad....
Maar ook dat ontbrak hem.
En hy voelde nu ook dat gemis als een
onrechtvaardigheid, van de natuur, van z'n
ouders mieechien, van het toeval wellicht
alleen....
Zijn broers en zusters waren toch allen
sterker en flinker, dan hij..,.
Het was druk op straat dien morgen.
Verward keek hy rond zich, schoof toen
krassend de oliekar de dorpstraat in.
H$ moest voortmaken, ergens een huis
zien te huren en dan daarginds het plekje
grond, dat hy in zoo'n liefde had bewerkt,
gaan vernielen, omdat hij 't niet meer ge
bruiken mocht.
De magere gestalte scheef-slierend voor de
oliekar, ging by het dorp door....