Historisch Archief 1877-1940
No. 1691
DE. A M S T E II D A M M -E. R - W E J2 $' B b A D ? V OOR N E D E RL A N D.
EEN BEKEND FEIT
MABGI's Aroma
verbetert oogenblikkelijk den smaak van
zwakke soepen, bouillon, groenten, sausen enz.
IIIUIUtlHIimillHIIIIIIIIIIIIIII
Sint Nicolaas Mi , . . oot op de scholen ?
? Lést ditt
Als er bij onze penningmeesteres niet
meer giften inkomen, dan tot nu toe, dan
zat hu wél komen, maar gul zal hij niet
kunnen zijn.
Op 't oogenblik hebben we in kas ? 1237.
Dat lukt heel wat, maar als we er bij
voegen, dat we verleden jaar konden be
schikken over pi. m. ?3400, en dat deze som
hoofdelijk omgeslagen over de arme
Amsterdamsche sohoolbevolking voor elk kind een
traktatie beteekende van ongeveer P/% cent,
dan zal ieder het met ons eens zijn, dat
zelfs dat nog niet schitterend was.
Den onderwijzers en onderwijzeressen
echter waren er al heel blij mee. De
personeelen der scholen tastten ook in den zak ;
men gaf de grooten wat minder, de kleinen
wat meer, men wist te woekeren met wat
men had en het feest slaagde overal prachtig.
O, als gij eens zaagt, met hoe een blij
gezicht onze arme kleintjes het simpelste
stukje speelgoed of lekkers ontvangen uit
de eigen hand van Sinterklaas" omdat ze
het heele jaar zoet" zijn geweest.
Toe, gij, die onze oproep de vorige maal
wellicht over het hoofd hebt gezien, en
gij, die hebt gedacht, dat het zonder uw
gave dit jaar wel zou gaan, helpt ons,
zooveel ge kunt. Heusch, het gaat niet
zonder n, we hebben u allen noodig.
Elke bijdrage, hoe klein ook, wordt ver
antwoordt in De Volksschool, orgaan van
de afdeeling Amsterdam van den Bond van
Nederlandsche Onderwijzers, waarvan alle
gevers na afloop een exemplaar ontvangen.
Zendt uwe bijdragen : veel als 't kan,
maar weinig als 't moet, maar stuurt ze
m elk geval spoidlg aan het adres van de
Commissie voor het Sint Nicolaasfeest van
den Bond van NeA. Onderwijzers. Leidsehe
Gracht 58.
1 . * *
? . . *
; De Commissie vraagt ons hier een aan
beveling bij te voegen. Is dit wel noodig
na de welsprekendheid der boven vermelde
cijfers? Moet niet ieder vanzelf in den
zak gaan tasten, als hij ziet, dat er nog
slechts 2 Va cent per kind bij elkaar is om
het feestje te organiseeren dat, zoo het ook
maar op iets lijkt, voor de kleinen als een
zonnetje schijnt over een heelen winter P
,.-"., '. RED.
De Moei yft mi* teimis" oirfiet M
Sprak ik den. vorigen keer owr wat Charlotte
Perkin»- Gilman zegt over den invloed van
het tehuis pp de Lady of the house", ook
over het kind in zjjn verhouding tot het
tehuis heeft ze veel te zeggen, dat de moeite
Van het overdenken waard 'is, zelfs al is
men 't niet in alle oplichten met haar eens.
Ze begint met na een nog al uitvoerige in
leiding, enkele vragen te stellen: Waarvoor
wórdt eigenliyk het tehuis" opgericht door
een man en een vrouw? Wel, natuurlijk
ter , wille van de kinderen, die ze zullen
krygen, in de eerste plaats.
mum ....... iiiiiiiiiiiiiiini ..... IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIII ..... u
UIT DE NATUUR.
CCCIL. November.
Kille huivering op straat, v ereuflende
kunstwarmte in huis, dat i« de November-leüi
voor ons eiadamepschen. O, die kachels en
die verstopte neus, waar je elk jaar opnieuw
aan wennen moet; ik won, ja wat ik wou,
weet ik eigenlijk zelf niet, maar het werk
vlot niét best; ik heb op allerlei manieren
gemanoeuvreerd met de acht schuiven v»n
m|jn hyper-moderne calorifère, maar het
ia of te warm of te koud of te dampig ; raam
open: koude voeten, raam dicht: een warm
hoofd. Juist heb ik een mooi wetenschappelijk
werk ónder handen over de nieuwste ont
dekkingen uit de oerhistorie van de
mensenheid, van de Neandertaler en Heidelberger
en Madeleine-menschen die den winter in
grotten doorbrachten ; en ik had den titel
voor mijn opstel al neergeschreven; het kon
mooi worden, maar het wil niet. De ge
dachten dwalen af; in zoo'n grot heb je geen
kachel noodig ; ze gooien er dierenvellen op
zij en, of het in de tropen was, zitten ze
er in maximum-négligémet leem- en
ijzerverf poppetjes te teekenen op den kaïkwand
van hun winterhuis; want daar diep onder
den grond is het altijd even warm en het
tocht er niet. Zon het er zoo benauwd zijn
als hier ? Zij moeten toch ook vuur aanleggen,
al was het alleen om licht te hebben bij hun
kunstig teekenwerk. Zoo'n grot is dan ook
al het ware niet, om de kentering door te
komen. Hoe zou het nu buiten zijn in het
Spanderswoud of op Leiduin of ergens anders
in de buurt, waar het voor een maand nog
zoo weelderig was? Maar toen was ik niet
verkonden. Toch maar er uit, morgen vroeg
het Gooi maar weer in, dat is het dichtst
bq ; misschien doe ik een ideetje op voor een
ander opstel; die s t een tij d- voorouders loopen
niet weg.
In den trein is het al net zoo erg als thuis,
maar tenminste met een variatie : nu jeuken?
warm aan de voeten en prikkelig koud om
oorenen neus; de reis duurt gelukkig niet lang.
Het Spiegel, de villa- voorstad van Amsterdam,
ziet er niet heel opwekkend uit op dezen
November morgen. Menechem zijn er niet,
die slapen hier op Zondagmorgen al net zoo
lang als in de stad, schijnt het ; alleen bak
kers en melkboeren komen op uit de mist en
schuiven er weer in weg. Het regent drenserig
fijntjes, maar het tikkelt of het groote drop
pels waren óp mijn hoed, op de ijzeren hek
ken en op den grand ; allemaal geconden
seerde mist, die van de takken droppelt. De
grintweg ia klef en glibberig van al de natte
halfvergane bladeren en de stammen blik
En dan komt de vraag: is het tehuis, zooals
het is, werkelijk voor hen de beste omgeving?
Vinden ze daar alles wat zévoor hun vor
ming, ja zelfs voor hun verzorging, noodig
hebben?
Hierover wil de schrijfster kalm en rustig
met ons spreken, maar daarvoor is het noo
dig, zegt ze dat we ons gevoel
dichtschroeven en een tijdje alleen ons verstand laten
werken." Ze wil met ons en het kind en zijn
behoeften en het tehuis" nauwkeurig be
schouwen, en de conclusie laten trekken.
Ze begint met te verklaren dat ze volstrekt
niet van plan is ons over te halen tot de
overtuiging dat het kind van de moeder
gescheiden behoort te worden" of van zijn
tehuis" beroofd. Integendeel: het kind heeft
evenveel recht op een tehuis als ieder ander
ja meer zelf?, want in zijn belang is het
gesticht geworden.
We willen ons dus alleen deze beide vragei
stellen: Is het tehuis, zooals het is, de beste
en eenige plaats waar het kind kan worden
opgevoed? En: Zou het tehuis, in zijn kwa
liteit alsopvoedingsplaats voor kinderen, niet
anders en beter kunnen worden ingericht?
Een kind is allereerst een klein diertje,
wiens lichamelijk welzijn bevorderd en tot
verdere ontwikkeling gebracht moet wor
den. En ten tweede is het een klein menschje,
wiens geestelijk leven, het menschelijk leven,
een niet minder nauwkeurige zorg vereiscUt.
Hoe komt hu in het tegenwoordig tehuis"
dit alles tot zya recht? In hoeverre is dit
speciaal ingericht om in beide opzichten
heilzaam op het kind in te werken?
We bouwen huizen voor ons zélf, daarbij
rekening hondend met het klimaat, onze
nantieele draagkracht, enz. Maar in hoe verre
wordt er rekening gehouden met het kind,
dat er ia zal opgroeien? Welke inrichtingen
brengen we aan, die ten doel hebben het
kind genoegen te doen, hen te onderwijzen
en op te voeden, om zooveel mogelijk bij te
brengen tot zijn welzijn?
In zooverre het onze behoefte aan beschut
ting en behagelykheid deelt, profiteert het
er van, maar juist speciale, dingen die het
als kind noodig heeft, wat heeft de architect
die het plan voor het huis ontwierp, daarvoor
uitgedacht? Wat hebben de metselaar en de
timmerman gebouwd, speciaal voor het kind?
Is er iets in den omvang of de proporcies, in
het materiaal of de inwendige inrichting, de
afwerking of de versiering dat berekend is
op het welzijn van de kinderen, die er in
zullen wonen?
Het eenige wat hieraan herinnert, is, in de
bea£ ipgerighte hniaen een zonrfge
kinderkaïfielr." In 4én huis op de duizend ontmoe
ten wfe n vertrek, dat werkelijk voor kin
deren' bestemd is. Stel n eens voor dat onze
huizen maar n kamer hadden waarin de
volwassenen bijeen werden geduwd, terwijl
het overige gedeelte geheel gebouwd en in
gericht was met het oog op de belangen der
kinderen! Ik vrees dat we ons vrijwel terug
gezet zouden voelen bij een dergelijke inrich
ting I En toch zijn er op de wereld veel meer
kinderen dan volwassenen.
... In elk geval het tehuis behoort aan
het kind; het kind is oorzaak'dat het be
staat ; theoretisch staat het vast, dat we in
IIMHHIMIHIHIIIIIMMIHillMIIMIIIII
keren bleekwit van het water, dat er langs
omlaag glist.
Overal aftakeling, havelooze perken met
nog n natte roos en twee verfomfaaide
dahlia's; hier en daar slordige kiezelpaden
met diepe voetprenten vol water en bemorst
met groen-en-gele
bladeren;omhoog:boomkruinen die niet kaal en niet vol zijn, zoo iets van
een mannenhoofd vóór het toilet, van tnsachen
de vijftig en zestig, dat zich lang goed ge
houden heeft, maar het nu te pakken krijgt.
Sommige perken liggen al in winterslaap,
dichtgestopt met mat en blad, om de bollen
te beschermen tegen de vroege vorst, die
niet komen wil. Nergens meer dat zorgvul
dige, dat opgeknapte, dat knussig-kokette,
anders zoo eigen aan villatninen. Nu ligt
op alles het merk van het
komt-er-niet-meerop-aan, van laat-maar-waaien, de sneeuw
dekt straks toch alles dicht. De kunst en de
natuur ze laten beiden den kop hangen, gereed
om in stille berusting over zich heen te laten
gaan, wat onvermijdelijk komen moet, en
hoe eerder hij komt, de levensvernietiger,
hoe liever.
Wat een stilte hier; dat treft een stadsmensen
toch telkens en telkens weer; nu ik er op
let, hoor ik niets, hoegenaamd niets, op wat
droppelgetik na en ja,heel in de verte een trein
of een wagen. Zijn er dan heelemaal geen
vogels, zelfs geen musschen meer in Bussum?
Die geven bij ons in de stad toch niet om
wat mist en regen. Vlinders en bijen ver
wachten wij niet meer, maar vogels?
Eerlijk gezegd het valt mij tegen, ik had
ten minste nog een restje herfstleven verwacht
hier tusschen de zomer verblijven. Maar ik
ben er al tusschen uit, zoo op eens er uit;
tusschen twee rijen sparren door kijkt de heide
mij aan, grauw en bruin met gelige
steilafgestoken en afgetrapte zand wallen. Het is of
het dezelfde plek niet is, die mij altijd zoo'n
opluchting, zoo'n blij ruimte-gevoel geeft.
Toch wel een mooi stemmingsbeeld dat kiekje
daar voor mij, met zijn lijst van zwarte spar
rekruinen, al is dan die stemming geen
opwekkendejde nevel maakt den afstand grooter;
het dennebosch er achter lijkt wel een uur
ver, zoo flauw en blauwig steekt het af tegen
de donkere heuvelige heide. Een groote don
kere vogel zweeft er boven, dat moet een
slechtvalk of een buizerd zijn, hu lijkt me te
groot voor een boomvalk of een sperwer. Zie
hem rustig zwenken. Wat zoekt die? Ook
vogels die er niet zijn?
Wat nu? De heide op gaan? Maar de strui
ken maken je schoenen zoo door en door nat;
daar zijn alleen vetlaarzen tegen bestand.
Er zijn evenwel ook nog droge paadjes en de
hoornen hier druppelen zoo vervelend.
Voornit dan maar; eens kijken wat die roofvogel
wil,en wat hij doen zal,als hu een mensen uit de
MAGGI's Bouillon Blokjes.
Deze dienen voor de bereiding van beerlijken
bouillon per kop.
is, dat het gebruik van
MAGGI's Producten
in elke huishouding GELD, TIJD en ARBEID bespaart.
MAGGI's Soepen in Tabletten
geven in korten tijd, slechts met prater ge
kookt, aangenaam smakende en voedzame soepen.
HiiimmiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiituiiiiMUMiltluiiliilHH'ililHf'itiflllitiliMiHiiiiiMtiimiiiKiiiii
zijn belang trouwen en «en huishouden op
zetten."
Waarom wordt er dan^zoo weinig rekening
gehouden met de werkelijke stichters van het
tehuis? De absolute ongeschiktheid van onze
buizen voor het kind en van het kind voor
het huis vindt zijn sterkste uitdrukking in
onze steden, waar veel huiseigenaars weigeren
hun huizen te verhuren aan families met
kinderen l Maar waar dienen de huizen dan
voor ? Voor kinderen; en nog eens voor kin
deren. Hoe hebben we dan tot dit toppunt
van absurditeit kunnen geraken ? Welke para
doxale golf strekt zich ttit tnsschen de huizen,
waar geen kinderen worden toegelaten" en
andere huizen ? Er is geea zichtbaar verschil
in hun inrichting. Geea enkel huis is er op
berekend, dat er kinderen in zullen wonen;
en de hier bedoelde huiseigenaars
accentueeren eenvoudig dit feit, door het gebruik van
hun huizen te beperken tot de personen voor
wie ze bestemd zijn -volwassenen."
Welk eigenschappen van kinderen zijn het,
die de verhuurders afschrikken? Als ge 't
hun vraagt, zullen ze' u antwoorden; Ze
vernielen den boel', ze maken zoo'n leven",
de andere huurders hebben er tegen" of
kinderen vernielen allerlei dingen in het
huis, zoodra ze hebben leeren loopen, en hun
gehuil is hinderlijk, zoolang ze nog babies"
zijn." En dit allea,js waar^ Veel kleintjes
zijn inderdaad een, voortdurende bron van
verdriet voor de b,ureri, door hun jammerlijk
huilen, en de meeste kleine kinderen hinderen
anderen door hun luidruchtigheid bij het spel,
door hun hevig gegiï, als ze strafl'en onder
gaan. Maar is itaHeBnwadig? Moeten de
arme kleintjes bij dag en by nacht huilen;
en moeten kinderen- zoo'n vreeselijk leven
maken, en zoo dikwijls gestr,aft worden ? 1)
Waarom is het acclimatiseéririgsproces in
deze wereld zoo moeielyk en pijnlijk voor
onze kleintjes?" Zou dat niet anders kunnen?
Gelukkig is er tenminste in dit opzicht eenige
vooruitgang merkbaar in de laatste jaren!
Maar in elk geval: Wat 'heeft het tehuis"
den pasgeborene aan te bieden. Allereerst in
lichamelijk opzicht? Een plaats, die gebouwd
en ingelicht is voor verschillende gemengde
en met elkaar in botsiug komende doeleinden,
alles behalve een omgeving, die, wat lucht,
licht, verwarming en kleur betreft, voor
bakerkindertjes bestemdv?is-.:pn die zóó rustig ge
houden kan wórden,' als dat voor de jonge
hersentjes en het kl*ine'ttcfeaarrrpje eigenlijk
noodig zou z\jni Ii|l|géirJcijéL; *3 de pasge
borene komt in een omgeving, waarin een
zeker aantal , vqlw.»8senc|ttjnscjb.en koken,
vegenT' afstöffen, wasscnen, gtriiken, knippen,
naaien, 'eten, caatwaSgohea}-bszbeken ont
vangen, kleeden. ,en ujtkleeden en slapen,
en waarin, in de kleine htieljes en gaatjes,
die dan nog Vïfl. blifténj Kinderen kunnen
worden opgevoed".
Een andtere maal yert&r "IE fi8g\wel iets
over 't geen Charrotte Perkins over dit onder
werp zegt. r . i N. VAtr HICHTÜM.
1) Hierover ware veel te zeggen: ik meen,
dat elk gezond, goei verzorgd kind toóh nu
en dan eens flink moet uithuilen, en dziblijft
altijd hinderlijk voor vreemden, evenals zelfs
de gewone vroolijkKéiS van-,kleine kinderen,
Illllllllllllllllllllllllll i lltlHlIlilllllll'llllllllllllimil lllllliiii
n Kruiibek.
(111. uit De Levende Natuur).
donkere laan op de open heide ziet verschijnen.
Het is hier friescher ; de wind schijnt op
te steken en te draaien meteen, meer naar
het oosten toe; de nevels bewegen met gol
vingen of het water was; ze laten even heele
plekken heide en bosch vrij, om ze dan weer
te o y er stroomen. Het regent heelemaal niet
meer en een lichtere vlek in het hemelgrijs
wy'st de plek waar zoo ongeveer de zon moet
staan. De bruine vogel zwaait wat hooger op
zoodat hij bijna wegdoezelt in de mist ; maar
vlucht niet, daar komt nog een tweede uit
de nevel opduiken; ze jagen met hun beiden.
Maar op wat dan toch? Muizen komen bjj zulk
nat weer in het geheel niet te voorschijn.
Aan den overkant uit het bosch komt nog
iemand de heide op; een boer met een hark of
zoo iets op den schouder. De beide roof /ogels
laten na elkaar een scherp klingend geluid
hooren en zwenken meteen weg. Ik verbeeld
my, dadelijk daarop een ' zwak gepiep te
hooren; voor mij en naast mij verneem ik het
nu duidelijk; het zijn angstige vogelgeluidjes,
en ik hoor nu ook stellig geritsel,
vleugelgefladder in de lage heidestruikjes ; er is
ook beweging merkbaar. Aan natte voeten
denk ik niet meer; ik moet weten wat daar
wegschuilde voor de roof vogels, en lang behoef
ik niet te zoeken. Alsof hij mij de moeiteen
de nattigheid wilde besparen, kwam bij het my'
zelf vertellen ; ik ben het : de kuifleeuwerik.
Op het hoogste van de lage struikjea vlak
bij me sprong hij met een wipje, de spitse
kuif ging op en neer: eerst een onmiskenbare
juichtoon, een blijde schreeuw van verlossing,
dan gooide de leeuwrik zijn kort en krachtig
liedje de lucht in. Den kop naar rechts
en linüs en boven wenden^ bij elke drie of
vier tonen, stond daar, zich rekkend boven
het strnikje, dat mooie diertje zijn blijdschap
uit te galmen. En hij kreeg accompagneraent
ook; eerst weifelend dan ongedwongen, klonk
het op vijf, zes plaatsen in het rond, die zelfde
vroolijk schetterende leeuwsrikeroep. Er waren
hier stellig een twintig van die vogels bijeen;'
in hun angst voor de roofvogels, moeten ze
dicht bijeen gekropen zijn; nu verspreiden ze
Verteerbaarheid van spijzen. Opstellen
betreffenie kinderen en hun opvoeding.
Henri Lavedan's glimlach.
Een merkwaardige tabel over zware en lichte
verteerbaarheid van allerlei spijzen, is toege
voegd aan het zoo j uit-1 verschenen: Chemi
sche Kook- en Huishoud boek van dr. Klenk.
Voor huisvrouwen, kan 't misschien nuttig
zy'n, een kijkje te nemen op de volgende
aanwijzingen:
Rijst is 't lichtst verteerbaar voedsel. Eén
uur volstaat voor het digestie-proces.
l % uur vorderen: geklopte eieren, gersten
soep, gebraden wild, vruchten tot moes
gekookt, gekookte zalm en forellen, spinazie,
sellerie, sperges, erwten.
2 uur: gekookte melk, rauwe eieren, ge
kookte gerst, gebraden ossenlever, gekookte
zure appelen, gekookte stokvisch.
2Ji uur: versche, ongekookte melk, ge
kookte kalkoen.
2% uur: gebraden kalkoen, gebraden gans,
schapenvleesch, speenvarken, gla-boontjes,
linzen.
2% uur: pudding, zacht geroosterd
rundvleesch, kippén-fricaesé, oesters.
3 uur: zacht gekookte eieren, gesmoord
Bchapenvleesch, rauwe ham, biefstuk, bot,
gchol en koek.
3% uur: gebraden varkensvleesch, gezou
ten boter, hard gekookte eieren, oude kaas,
versche braad worst, pekelvleesch, gekookte
aardappelen, versch brood, gekookte witte
kool, gekookte uien.
4 uur: gekookt en gebraden wild,
kalfsvleesch, droog brood met koffie.
4% uur: gekookt, zacht Echapenvleesch,
zuurkool.
5 uur: zeer hard gekookte eieren, gebraden
rookworst, steenvruchten, kersen, pruimen,
rozijnen, amandelen, noten en champignons.
6 uur: oud pekelvleesch, vette paling.
Toevoeging van veel olie, ret en zuren
bemoeilijkt de digestie, die daarentegen be
vorderd wordt door toevoeging van zout,
specerijen: peper, mosterd, oude kaas,radijs,
suiker en wijn.
Voor zeer oude menschen worden zwaar
te verteeren spijzen door dr. Klenk ontraden.
Er zijn voorbeelden te over van oudjes die
aan indigestie bezweken.
- Die houden zich dus verre, van de spijzen,
meer dan drie uur vorderend, vóór zij ver
teerd zijn i
Bij 'brood "alleen kan de mensen niét
leven." Deze Bijbelwoorden zal de,
predikante Jnlia Bargha, haren toehoorders al
licht eens toevoegen. Neen! met brood
alleen, bedoelend alle stoffelijk voedsel,
kannen wij niet volstaan. Onze geest moet
gevoed, gekweekt, beschaafd, ontwikkeld
worden. lederen dag. Ieder uur.
Vrouwtjes, die dr. Klenk's tabel over ver
teerbaarheid van spijzen bestudeeren, doen,
daarmee een nuttig, verdienstelijk werk.
Digestie-stoornissen werken déprimeerend
op den mensch.
De huisvrouw moet bij 't samenstellen van
zich weer; maar van schuwheid of vluchten
voor mij was niets te bemerken. Met zeker
heid is het natuurlijk niet te zeggen, maar ik
ben er van overtuigd, dat deze makke en gezel
lige vogels heel goed begrepen, wie hun
aartsvy'and daar net verjaagd had; het gebeurt zoo
vaak, dat zij aan de tegenwoordgheid van ons
menschen hun bevrijding uit doodsgevaar te
danken hebben.
Natuurlijk was hun lied geen dank segging
voor de bewezen dienst, alleen een spontane
uiting van hun verlicht gemoed; toch zal dat
verjagen van sperwers en andere roofvogels
door voorbijgaande menschen hun wel toe
schietelijk maken; zulke gevallen kan een vo
gel best onthouden, en het is volstrekt niet on
mogelijk dat dit de oorzaak is, dat zoovele
vogels de nabijheid van de menschen zoeken
en blijken geven van zich in zijn gezelschap
te verheugen.
Dat kuifleeuwerikken dit doen, staat by
my vast; het is een van de vogels, die ik mij
het best uit mijn jeugd herinner en die mg
vaak den langen weg over de heide hielp
verkorten.
Ook nu ging het gezelschap met mij mede ;
op het smalle paadje trippelde er n par
mantig geen tien pas ver voor mij uit, en eerst
vlak bij het dennen bosch vloog hij op en
keerde over mij heen terug; boven mijn hoofd
hief hij zijn liedje nog een s aan; by' het slot was
hij alweer op het pad, dat ik net had verlaten.
De lucht was intusschen heel wat opge
klaard; dat had ik door het letten op de
gelukkige vogels niet eens bemerkt; de zon
straalde nog wel niet, maar hy' was er; en hing
als een kleine dof-nikkelen maan boven het
paarsgrijze bosch.
Onder de boomen aan den rand kruipt de
natte heide nog een eindje het bosch in en
vecht daar met het slaapmos om de stand
plaats, maar de heide kan niet leven zonder
de volle maat van licht en lucbt, en geeft het
maar gewonnen tegen het mos en de dennen.
Als er niet een vinnig koud windj e woei.zou men
hier in het naaldbosch gaan gelooven, dat het
nog zomer was. Het gemis aan bloemen treft
u niet; want die zy'n er 's zomers ook baast
niet; en van het verbleeken en afvallen van
de bladeren is alleen bij een enkele verdwaalde
berk iets te bemerken; ja, aan de bramen toch
ook, nu ge er bepaald op gaat letten; die
hebben enkele wynroode bladeren. Het mos
is er veel voller en meer frisscher en aaneen
sluitend dan 's zomers, maar ook veel natter,
het is n groote spons, een en al vocht, goed
dat er zoo vele paadjes door hetbosch loopen.
Hoe verder net bosch in, hoe minder
de natte koude zich voelbaar maakt en
met den nevel wordt het ook beter; die
blijft bijna heelemaal aan de zoom achter.
Hier valt er weer een honderd pas vooruit te
't menu, wel degelijk rekening honden met
de werkkracht der verschillende magen en
maagjes, overgelaten aan haar omzichtig
beleid.
Zij, die büde aanstaande feestdagen ge
legenheid mochten vinden, zich rustig een
uurtje op te bergen: met een boeksken in
een hoeksken," zou ik raden, zich een zoo
even verschenen broehuretje (prijs 60 ets.) aan
te schaffen, getiteld: Opstellen betreffende
kinderen en hun opvoeding," van E. H. Du
Qussne-van Oogh.
Uit elk der acht opstellen:
I. Over een Oud boek en over een Nieuw.
IL Ellen Key; haar Eeuw, van het
Kind." :
III. De Opvoeding Een Durf."
I V. Predestineeren.
V. Over geven en wat wij geven.
VI. Kleuren een Bezigheid.
VII. De Huiskamer.
VIII. Het Kind in de Natuur.
zal menige huisvrouw, menig moedertje iets
putten, dat zij in haar hart bewaart en
overlegt" het onmisbaar iets dat ons maant
op de eenvoudige, sympathieke wijze van
mevrouw DuQuesne?Van Gogh, dat wy niet
kunnen volstaan met onze kinderen te voeden;
dat op ons rust de ernstige verantwoordelijk
heid, ze te moeten opvoeden", geestelijk te
kweeken tot bruikbare menschen, wier ont
wikkeld zedelijk bewustzijn een stevige leid
draad is bij 't ommed walen in 's Levens
doolhof.
In aansluiting met l'esprit gaulois bezit de
dramaturg Henri Lavedan, de welbekende
auteur van Nouveau Jeu en Le Duel Ie
sourire gaulois. Een van de medewerkers
van De Figaro komt het deze
weeklachendkoutend vertellen. Er bestaat onderscheid
tusschen deftige en vlottende gesprekken;
dat is tusschen een manier van ondegelijke
en degelijke conversatie. L'art de
laCónversation" behoort niet uitsluitend tot nationaal
bezit der Franschen; alle andere beschaafde
streken kunnen met gelijk recht er zich' op
beroemen doch eenig is l'art de caitser bij
de Franschen van allerlei maatschappelijke
klassen en allerlei maatschappelijke beroepen.
Wy zouden bet kunnen noemen: glimlachend
en bevallig een praatje houden. Vooral geen
zwaarwichtigheid, geen philosophie, politiek
nnd leider auch theologie" er by halen [ De
wereld voor een korte poos met al hare
gruwelijke tegenstellingen om haar as, en t
om de zon laten draaien; het talent verstaan
degelijke defdgheid en deftige degelijkheid''" *
aan alle vroede, hetzij beschreven als onbe- '
schreven vaderen o ver-te-laten. Die kunst
van kouten verstaat Henri Lavedan bijzonder
goed. Zyn lachend woord bekoort ais sommige
Fransche landschappen. Het is tintelend en
geschakeerd (L'esprit de M.-Lavedan est tont
de nuances), vermijdt alle scherpe kleuren
zonder flauw van tint te zijn en bereikt
daardoor een huppelenden cadans, waarbij
een glimlach van mond en oog niet mag ont
breken. Maar degelijk, deftig, zwaarwichtig,
pedant? Praat er mij niet van l
CAPRICE.
zien, en dat is goed ook, want rondom mij heen
zweven hooge geluidjes van goudhaantjes
en diepere trilklanken van staartmeezen.
Even schiet een lichtstraal door het boscb,
de zon keek door een nevelscheur; en meteen
voelt zich een roodborstje verplicht het
feit te belofzingen; het zat vlak bij mij,
maar ik had het niet gezien, nu laat het
tegen een zwartgroene tak zijn roodekeeltje
en witte buikje kijken; en zy'n beide gitoogjes
schitteren als glimlicht in het donkere kopje.
Voor' ik het weet, ben ik al aan de groote
Sparrelaan; wat een massa vrucht van het
jaar; ik herinner mij geen jaar dat er zooveel
gerijpt zijn. Daar hangt een tros van stellig
veertig van die mooie havanna bruine kegels
dicht opeen; het lijkt wel een bananentros.op de
kleur na. Maar daar zit beweging in, en dat
kan de wind toch niet doen. Midden in die
gedachte, hoor ik een ongewoon geluid en sta
doodstil; eens heb ik het gehoord van dezen
herfst, op Leiduin, een maan i geleden. Geen
twijfel, dat zijn kruisbekken. Ge weet wel die
vreemde vogel, die in den Harzen Thuringen
of eigenlijk in den Oeral thuis hoort, en die in
Januari op een nest met eieren in de be
sneeuwde sparren zit;de vogel met den
gekruisten snavel,waarmee hij de nagels uit de handen
van Christus trachtte te trekken en waarmee
hu nu sparrezaden uit de kegels peuzelt.
Het bloed zit hem nog op borst en kop.
Duidelijk is van die eene daar vooraan het
bloedrood op zy'n borst en rug te zien, anderen
zijn alleen van voren rood, op de zijden groen
en er is een half witte, half bruine bij: een
gedeeltelijke albino. Hup, daar gaat de bende,
ze hebben me gezien. Bij een andere
sparrengroep strijken ze neer, ik er maar langs een
omweg op een draf j e heen, dat doet hijgen,
het maakt meteen warm; nu voorzichtig,
daar heb ik de bonte bende dicht bij mij, wel
een twintig in n spar. Als een papegaai
pakt er een met zijn poot een kegel beet,
houdt zich met de andere vast, en bewerkt
de vrucht met zijn curieusen snavel, de
schubben vallen voor mijn voeten neer.
Weer die vreemde piepgeluiden; een dof
suizend wiekgeluid en weg scheert de troep;
nog maar eens ze na; het gelukt weer, tot
vier keer toe. Ik zou er haast den trein door
verzuimen, op een holletje naar het station.
Koud of huiverig ben ik heelemaal niet meer,
mijn voeten zijn wel niet droog, maar lekker
warm, en van verkoudheid merk ik niets
meer.
Ik houd niet van kwakzal veren, maar mag
ik dit ideetje, (ik dacht wel dat ik er een
zou opdoen) eens ter overdenking en onder
zoek bij de H.H. medici aanbevelen: een
Schnuppfen te genezen door een geforceerde
marsen over de heide of door het duin.
E. HEIMANS.