De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 21 oktober pagina 5

21 oktober 1909 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1691 DE. A M S T E II D A M M -E. R - W E J2 $' B b A D ? V OOR N E D E RL A N D. EEN BEKEND FEIT MABGI's Aroma verbetert oogenblikkelijk den smaak van zwakke soepen, bouillon, groenten, sausen enz. IIIUIUtlHIimillHIIIIIIIIIIIIIII Sint Nicolaas Mi , . . oot op de scholen ? ? Lést ditt Als er bij onze penningmeesteres niet meer giften inkomen, dan tot nu toe, dan zat hu wél komen, maar gul zal hij niet kunnen zijn. Op 't oogenblik hebben we in kas ? 1237. Dat lukt heel wat, maar als we er bij voegen, dat we verleden jaar konden be schikken over pi. m. ?3400, en dat deze som hoofdelijk omgeslagen over de arme Amsterdamsche sohoolbevolking voor elk kind een traktatie beteekende van ongeveer P/% cent, dan zal ieder het met ons eens zijn, dat zelfs dat nog niet schitterend was. Den onderwijzers en onderwijzeressen echter waren er al heel blij mee. De personeelen der scholen tastten ook in den zak ; men gaf de grooten wat minder, de kleinen wat meer, men wist te woekeren met wat men had en het feest slaagde overal prachtig. O, als gij eens zaagt, met hoe een blij gezicht onze arme kleintjes het simpelste stukje speelgoed of lekkers ontvangen uit de eigen hand van Sinterklaas" omdat ze het heele jaar zoet" zijn geweest. Toe, gij, die onze oproep de vorige maal wellicht over het hoofd hebt gezien, en gij, die hebt gedacht, dat het zonder uw gave dit jaar wel zou gaan, helpt ons, zooveel ge kunt. Heusch, het gaat niet zonder n, we hebben u allen noodig. Elke bijdrage, hoe klein ook, wordt ver antwoordt in De Volksschool, orgaan van de afdeeling Amsterdam van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers, waarvan alle gevers na afloop een exemplaar ontvangen. Zendt uwe bijdragen : veel als 't kan, maar weinig als 't moet, maar stuurt ze m elk geval spoidlg aan het adres van de Commissie voor het Sint Nicolaasfeest van den Bond van NeA. Onderwijzers. Leidsehe Gracht 58. 1 . * * ? . . * ; De Commissie vraagt ons hier een aan beveling bij te voegen. Is dit wel noodig na de welsprekendheid der boven vermelde cijfers? Moet niet ieder vanzelf in den zak gaan tasten, als hij ziet, dat er nog slechts 2 Va cent per kind bij elkaar is om het feestje te organiseeren dat, zoo het ook maar op iets lijkt, voor de kleinen als een zonnetje schijnt over een heelen winter P ,.-"., '. RED. De Moei yft mi* teimis" oirfiet M Sprak ik den. vorigen keer owr wat Charlotte Perkin»- Gilman zegt over den invloed van het tehuis pp de Lady of the house", ook over het kind in zjjn verhouding tot het tehuis heeft ze veel te zeggen, dat de moeite Van het overdenken waard 'is, zelfs al is men 't niet in alle oplichten met haar eens. Ze begint met na een nog al uitvoerige in leiding, enkele vragen te stellen: Waarvoor wórdt eigenliyk het tehuis" opgericht door een man en een vrouw? Wel, natuurlijk ter , wille van de kinderen, die ze zullen krygen, in de eerste plaats. mum ....... iiiiiiiiiiiiiiini ..... IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIII ..... u UIT DE NATUUR. CCCIL. November. Kille huivering op straat, v ereuflende kunstwarmte in huis, dat i« de November-leüi voor ons eiadamepschen. O, die kachels en die verstopte neus, waar je elk jaar opnieuw aan wennen moet; ik won, ja wat ik wou, weet ik eigenlijk zelf niet, maar het werk vlot niét best; ik heb op allerlei manieren gemanoeuvreerd met de acht schuiven v»n m|jn hyper-moderne calorifère, maar het ia of te warm of te koud of te dampig ; raam open: koude voeten, raam dicht: een warm hoofd. Juist heb ik een mooi wetenschappelijk werk ónder handen over de nieuwste ont dekkingen uit de oerhistorie van de mensenheid, van de Neandertaler en Heidelberger en Madeleine-menschen die den winter in grotten doorbrachten ; en ik had den titel voor mijn opstel al neergeschreven; het kon mooi worden, maar het wil niet. De ge dachten dwalen af; in zoo'n grot heb je geen kachel noodig ; ze gooien er dierenvellen op zij en, of het in de tropen was, zitten ze er in maximum-négligémet leem- en ijzerverf poppetjes te teekenen op den kaïkwand van hun winterhuis; want daar diep onder den grond is het altijd even warm en het tocht er niet. Zon het er zoo benauwd zijn als hier ? Zij moeten toch ook vuur aanleggen, al was het alleen om licht te hebben bij hun kunstig teekenwerk. Zoo'n grot is dan ook al het ware niet, om de kentering door te komen. Hoe zou het nu buiten zijn in het Spanderswoud of op Leiduin of ergens anders in de buurt, waar het voor een maand nog zoo weelderig was? Maar toen was ik niet verkonden. Toch maar er uit, morgen vroeg het Gooi maar weer in, dat is het dichtst bq ; misschien doe ik een ideetje op voor een ander opstel; die s t een tij d- voorouders loopen niet weg. In den trein is het al net zoo erg als thuis, maar tenminste met een variatie : nu jeuken? warm aan de voeten en prikkelig koud om oorenen neus; de reis duurt gelukkig niet lang. Het Spiegel, de villa- voorstad van Amsterdam, ziet er niet heel opwekkend uit op dezen November morgen. Menechem zijn er niet, die slapen hier op Zondagmorgen al net zoo lang als in de stad, schijnt het ; alleen bak kers en melkboeren komen op uit de mist en schuiven er weer in weg. Het regent drenserig fijntjes, maar het tikkelt of het groote drop pels waren óp mijn hoed, op de ijzeren hek ken en op den grand ; allemaal geconden seerde mist, die van de takken droppelt. De grintweg ia klef en glibberig van al de natte halfvergane bladeren en de stammen blik En dan komt de vraag: is het tehuis, zooals het is, werkelijk voor hen de beste omgeving? Vinden ze daar alles wat zévoor hun vor ming, ja zelfs voor hun verzorging, noodig hebben? Hierover wil de schrijfster kalm en rustig met ons spreken, maar daarvoor is het noo dig, zegt ze dat we ons gevoel dichtschroeven en een tijdje alleen ons verstand laten werken." Ze wil met ons en het kind en zijn behoeften en het tehuis" nauwkeurig be schouwen, en de conclusie laten trekken. Ze begint met te verklaren dat ze volstrekt niet van plan is ons over te halen tot de overtuiging dat het kind van de moeder gescheiden behoort te worden" of van zijn tehuis" beroofd. Integendeel: het kind heeft evenveel recht op een tehuis als ieder ander ja meer zelf?, want in zijn belang is het gesticht geworden. We willen ons dus alleen deze beide vragei stellen: Is het tehuis, zooals het is, de beste en eenige plaats waar het kind kan worden opgevoed? En: Zou het tehuis, in zijn kwa liteit alsopvoedingsplaats voor kinderen, niet anders en beter kunnen worden ingericht? Een kind is allereerst een klein diertje, wiens lichamelijk welzijn bevorderd en tot verdere ontwikkeling gebracht moet wor den. En ten tweede is het een klein menschje, wiens geestelijk leven, het menschelijk leven, een niet minder nauwkeurige zorg vereiscUt. Hoe komt hu in het tegenwoordig tehuis" dit alles tot zya recht? In hoeverre is dit speciaal ingericht om in beide opzichten heilzaam op het kind in te werken? We bouwen huizen voor ons zélf, daarbij rekening hondend met het klimaat, onze nantieele draagkracht, enz. Maar in hoe verre wordt er rekening gehouden met het kind, dat er ia zal opgroeien? Welke inrichtingen brengen we aan, die ten doel hebben het kind genoegen te doen, hen te onderwijzen en op te voeden, om zooveel mogelijk bij te brengen tot zijn welzijn? In zooverre het onze behoefte aan beschut ting en behagelykheid deelt, profiteert het er van, maar juist speciale, dingen die het als kind noodig heeft, wat heeft de architect die het plan voor het huis ontwierp, daarvoor uitgedacht? Wat hebben de metselaar en de timmerman gebouwd, speciaal voor het kind? Is er iets in den omvang of de proporcies, in het materiaal of de inwendige inrichting, de afwerking of de versiering dat berekend is op het welzijn van de kinderen, die er in zullen wonen? Het eenige wat hieraan herinnert, is, in de bea£ ipgerighte hniaen een zonrfge kinderkaïfielr." In 4én huis op de duizend ontmoe ten wfe n vertrek, dat werkelijk voor kin deren' bestemd is. Stel n eens voor dat onze huizen maar n kamer hadden waarin de volwassenen bijeen werden geduwd, terwijl het overige gedeelte geheel gebouwd en in gericht was met het oog op de belangen der kinderen! Ik vrees dat we ons vrijwel terug gezet zouden voelen bij een dergelijke inrich ting I En toch zijn er op de wereld veel meer kinderen dan volwassenen. ... In elk geval het tehuis behoort aan het kind; het kind is oorzaak'dat het be staat ; theoretisch staat het vast, dat we in IIMHHIMIHIHIIIIIMMIHillMIIMIIIII keren bleekwit van het water, dat er langs omlaag glist. Overal aftakeling, havelooze perken met nog n natte roos en twee verfomfaaide dahlia's; hier en daar slordige kiezelpaden met diepe voetprenten vol water en bemorst met groen-en-gele bladeren;omhoog:boomkruinen die niet kaal en niet vol zijn, zoo iets van een mannenhoofd vóór het toilet, van tnsachen de vijftig en zestig, dat zich lang goed ge houden heeft, maar het nu te pakken krijgt. Sommige perken liggen al in winterslaap, dichtgestopt met mat en blad, om de bollen te beschermen tegen de vroege vorst, die niet komen wil. Nergens meer dat zorgvul dige, dat opgeknapte, dat knussig-kokette, anders zoo eigen aan villatninen. Nu ligt op alles het merk van het komt-er-niet-meerop-aan, van laat-maar-waaien, de sneeuw dekt straks toch alles dicht. De kunst en de natuur ze laten beiden den kop hangen, gereed om in stille berusting over zich heen te laten gaan, wat onvermijdelijk komen moet, en hoe eerder hij komt, de levensvernietiger, hoe liever. Wat een stilte hier; dat treft een stadsmensen toch telkens en telkens weer; nu ik er op let, hoor ik niets, hoegenaamd niets, op wat droppelgetik na en ja,heel in de verte een trein of een wagen. Zijn er dan heelemaal geen vogels, zelfs geen musschen meer in Bussum? Die geven bij ons in de stad toch niet om wat mist en regen. Vlinders en bijen ver wachten wij niet meer, maar vogels? Eerlijk gezegd het valt mij tegen, ik had ten minste nog een restje herfstleven verwacht hier tusschen de zomer verblijven. Maar ik ben er al tusschen uit, zoo op eens er uit; tusschen twee rijen sparren door kijkt de heide mij aan, grauw en bruin met gelige steilafgestoken en afgetrapte zand wallen. Het is of het dezelfde plek niet is, die mij altijd zoo'n opluchting, zoo'n blij ruimte-gevoel geeft. Toch wel een mooi stemmingsbeeld dat kiekje daar voor mij, met zijn lijst van zwarte spar rekruinen, al is dan die stemming geen opwekkendejde nevel maakt den afstand grooter; het dennebosch er achter lijkt wel een uur ver, zoo flauw en blauwig steekt het af tegen de donkere heuvelige heide. Een groote don kere vogel zweeft er boven, dat moet een slechtvalk of een buizerd zijn, hu lijkt me te groot voor een boomvalk of een sperwer. Zie hem rustig zwenken. Wat zoekt die? Ook vogels die er niet zijn? Wat nu? De heide op gaan? Maar de strui ken maken je schoenen zoo door en door nat; daar zijn alleen vetlaarzen tegen bestand. Er zijn evenwel ook nog droge paadjes en de hoornen hier druppelen zoo vervelend. Voornit dan maar; eens kijken wat die roofvogel wil,en wat hij doen zal,als hu een mensen uit de MAGGI's Bouillon Blokjes. Deze dienen voor de bereiding van beerlijken bouillon per kop. is, dat het gebruik van MAGGI's Producten in elke huishouding GELD, TIJD en ARBEID bespaart. MAGGI's Soepen in Tabletten geven in korten tijd, slechts met prater ge kookt, aangenaam smakende en voedzame soepen. HiiimmiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiituiiiiMUMiltluiiliilHH'ililHf'itiflllitiliMiHiiiiiMtiimiiiKiiiii zijn belang trouwen en «en huishouden op zetten." Waarom wordt er dan^zoo weinig rekening gehouden met de werkelijke stichters van het tehuis? De absolute ongeschiktheid van onze buizen voor het kind en van het kind voor het huis vindt zijn sterkste uitdrukking in onze steden, waar veel huiseigenaars weigeren hun huizen te verhuren aan families met kinderen l Maar waar dienen de huizen dan voor ? Voor kinderen; en nog eens voor kin deren. Hoe hebben we dan tot dit toppunt van absurditeit kunnen geraken ? Welke para doxale golf strekt zich ttit tnsschen de huizen, waar geen kinderen worden toegelaten" en andere huizen ? Er is geea zichtbaar verschil in hun inrichting. Geea enkel huis is er op berekend, dat er kinderen in zullen wonen; en de hier bedoelde huiseigenaars accentueeren eenvoudig dit feit, door het gebruik van hun huizen te beperken tot de personen voor wie ze bestemd zijn -volwassenen." Welk eigenschappen van kinderen zijn het, die de verhuurders afschrikken? Als ge 't hun vraagt, zullen ze' u antwoorden; Ze vernielen den boel', ze maken zoo'n leven", de andere huurders hebben er tegen" of kinderen vernielen allerlei dingen in het huis, zoodra ze hebben leeren loopen, en hun gehuil is hinderlijk, zoolang ze nog babies" zijn." En dit allea,js waar^ Veel kleintjes zijn inderdaad een, voortdurende bron van verdriet voor de b,ureri, door hun jammerlijk huilen, en de meeste kleine kinderen hinderen anderen door hun luidruchtigheid bij het spel, door hun hevig gegiï, als ze strafl'en onder gaan. Maar is itaHeBnwadig? Moeten de arme kleintjes bij dag en by nacht huilen; en moeten kinderen- zoo'n vreeselijk leven maken, en zoo dikwijls gestr,aft worden ? 1) Waarom is het acclimatiseéririgsproces in deze wereld zoo moeielyk en pijnlijk voor onze kleintjes?" Zou dat niet anders kunnen? Gelukkig is er tenminste in dit opzicht eenige vooruitgang merkbaar in de laatste jaren! Maar in elk geval: Wat 'heeft het tehuis" den pasgeborene aan te bieden. Allereerst in lichamelijk opzicht? Een plaats, die gebouwd en ingelicht is voor verschillende gemengde en met elkaar in botsiug komende doeleinden, alles behalve een omgeving, die, wat lucht, licht, verwarming en kleur betreft, voor bakerkindertjes bestemdv?is-.:pn die zóó rustig ge houden kan wórden,' als dat voor de jonge hersentjes en het kl*ine'ttcfeaarrrpje eigenlijk noodig zou z\jni Ii|l|géirJcijéL; *3 de pasge borene komt in een omgeving, waarin een zeker aantal , vqlw.»8senc|ttjnscjb.en koken, vegenT' afstöffen, wasscnen, gtriiken, knippen, naaien, 'eten, caatwaSgohea}-bszbeken ont vangen, kleeden. ,en ujtkleeden en slapen, en waarin, in de kleine htieljes en gaatjes, die dan nog Vïfl. blifténj Kinderen kunnen worden opgevoed". Een andtere maal yert&r "IE fi8g\wel iets over 't geen Charrotte Perkins over dit onder werp zegt. r . i N. VAtr HICHTÜM. 1) Hierover ware veel te zeggen: ik meen, dat elk gezond, goei verzorgd kind toóh nu en dan eens flink moet uithuilen, en dziblijft altijd hinderlijk voor vreemden, evenals zelfs de gewone vroolijkKéiS van-,kleine kinderen, Illllllllllllllllllllllllll i lltlHlIlilllllll'llllllllllllimil lllllliiii n Kruiibek. (111. uit De Levende Natuur). donkere laan op de open heide ziet verschijnen. Het is hier friescher ; de wind schijnt op te steken en te draaien meteen, meer naar het oosten toe; de nevels bewegen met gol vingen of het water was; ze laten even heele plekken heide en bosch vrij, om ze dan weer te o y er stroomen. Het regent heelemaal niet meer en een lichtere vlek in het hemelgrijs wy'st de plek waar zoo ongeveer de zon moet staan. De bruine vogel zwaait wat hooger op zoodat hij bijna wegdoezelt in de mist ; maar vlucht niet, daar komt nog een tweede uit de nevel opduiken; ze jagen met hun beiden. Maar op wat dan toch? Muizen komen bjj zulk nat weer in het geheel niet te voorschijn. Aan den overkant uit het bosch komt nog iemand de heide op; een boer met een hark of zoo iets op den schouder. De beide roof /ogels laten na elkaar een scherp klingend geluid hooren en zwenken meteen weg. Ik verbeeld my, dadelijk daarop een ' zwak gepiep te hooren; voor mij en naast mij verneem ik het nu duidelijk; het zijn angstige vogelgeluidjes, en ik hoor nu ook stellig geritsel, vleugelgefladder in de lage heidestruikjes ; er is ook beweging merkbaar. Aan natte voeten denk ik niet meer; ik moet weten wat daar wegschuilde voor de roof vogels, en lang behoef ik niet te zoeken. Alsof hij mij de moeiteen de nattigheid wilde besparen, kwam bij het my' zelf vertellen ; ik ben het : de kuifleeuwerik. Op het hoogste van de lage struikjea vlak bij me sprong hij met een wipje, de spitse kuif ging op en neer: eerst een onmiskenbare juichtoon, een blijde schreeuw van verlossing, dan gooide de leeuwrik zijn kort en krachtig liedje de lucht in. Den kop naar rechts en linüs en boven wenden^ bij elke drie of vier tonen, stond daar, zich rekkend boven het strnikje, dat mooie diertje zijn blijdschap uit te galmen. En hij kreeg accompagneraent ook; eerst weifelend dan ongedwongen, klonk het op vijf, zes plaatsen in het rond, die zelfde vroolijk schetterende leeuwsrikeroep. Er waren hier stellig een twintig van die vogels bijeen;' in hun angst voor de roofvogels, moeten ze dicht bijeen gekropen zijn; nu verspreiden ze Verteerbaarheid van spijzen. Opstellen betreffenie kinderen en hun opvoeding. Henri Lavedan's glimlach. Een merkwaardige tabel over zware en lichte verteerbaarheid van allerlei spijzen, is toege voegd aan het zoo j uit-1 verschenen: Chemi sche Kook- en Huishoud boek van dr. Klenk. Voor huisvrouwen, kan 't misschien nuttig zy'n, een kijkje te nemen op de volgende aanwijzingen: Rijst is 't lichtst verteerbaar voedsel. Eén uur volstaat voor het digestie-proces. l % uur vorderen: geklopte eieren, gersten soep, gebraden wild, vruchten tot moes gekookt, gekookte zalm en forellen, spinazie, sellerie, sperges, erwten. 2 uur: gekookte melk, rauwe eieren, ge kookte gerst, gebraden ossenlever, gekookte zure appelen, gekookte stokvisch. 2Ji uur: versche, ongekookte melk, ge kookte kalkoen. 2% uur: gebraden kalkoen, gebraden gans, schapenvleesch, speenvarken, gla-boontjes, linzen. 2% uur: pudding, zacht geroosterd rundvleesch, kippén-fricaesé, oesters. 3 uur: zacht gekookte eieren, gesmoord Bchapenvleesch, rauwe ham, biefstuk, bot, gchol en koek. 3% uur: gebraden varkensvleesch, gezou ten boter, hard gekookte eieren, oude kaas, versche braad worst, pekelvleesch, gekookte aardappelen, versch brood, gekookte witte kool, gekookte uien. 4 uur: gekookt en gebraden wild, kalfsvleesch, droog brood met koffie. 4% uur: gekookt, zacht Echapenvleesch, zuurkool. 5 uur: zeer hard gekookte eieren, gebraden rookworst, steenvruchten, kersen, pruimen, rozijnen, amandelen, noten en champignons. 6 uur: oud pekelvleesch, vette paling. Toevoeging van veel olie, ret en zuren bemoeilijkt de digestie, die daarentegen be vorderd wordt door toevoeging van zout, specerijen: peper, mosterd, oude kaas,radijs, suiker en wijn. Voor zeer oude menschen worden zwaar te verteeren spijzen door dr. Klenk ontraden. Er zijn voorbeelden te over van oudjes die aan indigestie bezweken. - Die houden zich dus verre, van de spijzen, meer dan drie uur vorderend, vóór zij ver teerd zijn i Bij 'brood "alleen kan de mensen niét leven." Deze Bijbelwoorden zal de, predikante Jnlia Bargha, haren toehoorders al licht eens toevoegen. Neen! met brood alleen, bedoelend alle stoffelijk voedsel, kannen wij niet volstaan. Onze geest moet gevoed, gekweekt, beschaafd, ontwikkeld worden. lederen dag. Ieder uur. Vrouwtjes, die dr. Klenk's tabel over ver teerbaarheid van spijzen bestudeeren, doen, daarmee een nuttig, verdienstelijk werk. Digestie-stoornissen werken déprimeerend op den mensch. De huisvrouw moet bij 't samenstellen van zich weer; maar van schuwheid of vluchten voor mij was niets te bemerken. Met zeker heid is het natuurlijk niet te zeggen, maar ik ben er van overtuigd, dat deze makke en gezel lige vogels heel goed begrepen, wie hun aartsvy'and daar net verjaagd had; het gebeurt zoo vaak, dat zij aan de tegenwoordgheid van ons menschen hun bevrijding uit doodsgevaar te danken hebben. Natuurlijk was hun lied geen dank segging voor de bewezen dienst, alleen een spontane uiting van hun verlicht gemoed; toch zal dat verjagen van sperwers en andere roofvogels door voorbijgaande menschen hun wel toe schietelijk maken; zulke gevallen kan een vo gel best onthouden, en het is volstrekt niet on mogelijk dat dit de oorzaak is, dat zoovele vogels de nabijheid van de menschen zoeken en blijken geven van zich in zijn gezelschap te verheugen. Dat kuifleeuwerikken dit doen, staat by my vast; het is een van de vogels, die ik mij het best uit mijn jeugd herinner en die mg vaak den langen weg over de heide hielp verkorten. Ook nu ging het gezelschap met mij mede ; op het smalle paadje trippelde er n par mantig geen tien pas ver voor mij uit, en eerst vlak bij het dennen bosch vloog hij op en keerde over mij heen terug; boven mijn hoofd hief hij zijn liedje nog een s aan; by' het slot was hij alweer op het pad, dat ik net had verlaten. De lucht was intusschen heel wat opge klaard; dat had ik door het letten op de gelukkige vogels niet eens bemerkt; de zon straalde nog wel niet, maar hy' was er; en hing als een kleine dof-nikkelen maan boven het paarsgrijze bosch. Onder de boomen aan den rand kruipt de natte heide nog een eindje het bosch in en vecht daar met het slaapmos om de stand plaats, maar de heide kan niet leven zonder de volle maat van licht en lucbt, en geeft het maar gewonnen tegen het mos en de dennen. Als er niet een vinnig koud windj e woei.zou men hier in het naaldbosch gaan gelooven, dat het nog zomer was. Het gemis aan bloemen treft u niet; want die zy'n er 's zomers ook baast niet; en van het verbleeken en afvallen van de bladeren is alleen bij een enkele verdwaalde berk iets te bemerken; ja, aan de bramen toch ook, nu ge er bepaald op gaat letten; die hebben enkele wynroode bladeren. Het mos is er veel voller en meer frisscher en aaneen sluitend dan 's zomers, maar ook veel natter, het is n groote spons, een en al vocht, goed dat er zoo vele paadjes door hetbosch loopen. Hoe verder net bosch in, hoe minder de natte koude zich voelbaar maakt en met den nevel wordt het ook beter; die blijft bijna heelemaal aan de zoom achter. Hier valt er weer een honderd pas vooruit te 't menu, wel degelijk rekening honden met de werkkracht der verschillende magen en maagjes, overgelaten aan haar omzichtig beleid. Zij, die büde aanstaande feestdagen ge legenheid mochten vinden, zich rustig een uurtje op te bergen: met een boeksken in een hoeksken," zou ik raden, zich een zoo even verschenen broehuretje (prijs 60 ets.) aan te schaffen, getiteld: Opstellen betreffende kinderen en hun opvoeding," van E. H. Du Qussne-van Oogh. Uit elk der acht opstellen: I. Over een Oud boek en over een Nieuw. IL Ellen Key; haar Eeuw, van het Kind." : III. De Opvoeding Een Durf." I V. Predestineeren. V. Over geven en wat wij geven. VI. Kleuren een Bezigheid. VII. De Huiskamer. VIII. Het Kind in de Natuur. zal menige huisvrouw, menig moedertje iets putten, dat zij in haar hart bewaart en overlegt" het onmisbaar iets dat ons maant op de eenvoudige, sympathieke wijze van mevrouw DuQuesne?Van Gogh, dat wy niet kunnen volstaan met onze kinderen te voeden; dat op ons rust de ernstige verantwoordelijk heid, ze te moeten opvoeden", geestelijk te kweeken tot bruikbare menschen, wier ont wikkeld zedelijk bewustzijn een stevige leid draad is bij 't ommed walen in 's Levens doolhof. In aansluiting met l'esprit gaulois bezit de dramaturg Henri Lavedan, de welbekende auteur van Nouveau Jeu en Le Duel Ie sourire gaulois. Een van de medewerkers van De Figaro komt het deze weeklachendkoutend vertellen. Er bestaat onderscheid tusschen deftige en vlottende gesprekken; dat is tusschen een manier van ondegelijke en degelijke conversatie. L'art de laCónversation" behoort niet uitsluitend tot nationaal bezit der Franschen; alle andere beschaafde streken kunnen met gelijk recht er zich' op beroemen doch eenig is l'art de caitser bij de Franschen van allerlei maatschappelijke klassen en allerlei maatschappelijke beroepen. Wy zouden bet kunnen noemen: glimlachend en bevallig een praatje houden. Vooral geen zwaarwichtigheid, geen philosophie, politiek nnd leider auch theologie" er by halen [ De wereld voor een korte poos met al hare gruwelijke tegenstellingen om haar as, en t om de zon laten draaien; het talent verstaan degelijke defdgheid en deftige degelijkheid''" * aan alle vroede, hetzij beschreven als onbe- ' schreven vaderen o ver-te-laten. Die kunst van kouten verstaat Henri Lavedan bijzonder goed. Zyn lachend woord bekoort ais sommige Fransche landschappen. Het is tintelend en geschakeerd (L'esprit de M.-Lavedan est tont de nuances), vermijdt alle scherpe kleuren zonder flauw van tint te zijn en bereikt daardoor een huppelenden cadans, waarbij een glimlach van mond en oog niet mag ont breken. Maar degelijk, deftig, zwaarwichtig, pedant? Praat er mij niet van l CAPRICE. zien, en dat is goed ook, want rondom mij heen zweven hooge geluidjes van goudhaantjes en diepere trilklanken van staartmeezen. Even schiet een lichtstraal door het boscb, de zon keek door een nevelscheur; en meteen voelt zich een roodborstje verplicht het feit te belofzingen; het zat vlak bij mij, maar ik had het niet gezien, nu laat het tegen een zwartgroene tak zijn roodekeeltje en witte buikje kijken; en zy'n beide gitoogjes schitteren als glimlicht in het donkere kopje. Voor' ik het weet, ben ik al aan de groote Sparrelaan; wat een massa vrucht van het jaar; ik herinner mij geen jaar dat er zooveel gerijpt zijn. Daar hangt een tros van stellig veertig van die mooie havanna bruine kegels dicht opeen; het lijkt wel een bananentros.op de kleur na. Maar daar zit beweging in, en dat kan de wind toch niet doen. Midden in die gedachte, hoor ik een ongewoon geluid en sta doodstil; eens heb ik het gehoord van dezen herfst, op Leiduin, een maan i geleden. Geen twijfel, dat zijn kruisbekken. Ge weet wel die vreemde vogel, die in den Harzen Thuringen of eigenlijk in den Oeral thuis hoort, en die in Januari op een nest met eieren in de be sneeuwde sparren zit;de vogel met den gekruisten snavel,waarmee hij de nagels uit de handen van Christus trachtte te trekken en waarmee hu nu sparrezaden uit de kegels peuzelt. Het bloed zit hem nog op borst en kop. Duidelijk is van die eene daar vooraan het bloedrood op zy'n borst en rug te zien, anderen zijn alleen van voren rood, op de zijden groen en er is een half witte, half bruine bij: een gedeeltelijke albino. Hup, daar gaat de bende, ze hebben me gezien. Bij een andere sparrengroep strijken ze neer, ik er maar langs een omweg op een draf j e heen, dat doet hijgen, het maakt meteen warm; nu voorzichtig, daar heb ik de bonte bende dicht bij mij, wel een twintig in n spar. Als een papegaai pakt er een met zijn poot een kegel beet, houdt zich met de andere vast, en bewerkt de vrucht met zijn curieusen snavel, de schubben vallen voor mijn voeten neer. Weer die vreemde piepgeluiden; een dof suizend wiekgeluid en weg scheert de troep; nog maar eens ze na; het gelukt weer, tot vier keer toe. Ik zou er haast den trein door verzuimen, op een holletje naar het station. Koud of huiverig ben ik heelemaal niet meer, mijn voeten zijn wel niet droog, maar lekker warm, en van verkoudheid merk ik niets meer. Ik houd niet van kwakzal veren, maar mag ik dit ideetje, (ik dacht wel dat ik er een zou opdoen) eens ter overdenking en onder zoek bij de H.H. medici aanbevelen: een Schnuppfen te genezen door een geforceerde marsen over de heide of door het duin. E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl