Historisch Archief 1877-1940
DE A M STERDAM M E U WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1G91
BenozEO ozzoli: Lorenzo.
De Italiaansche Eenaissance. *)
Het is niet verwonderlijk dat in Finland,
en juist in onze dagen, een boek als dit
over de Italiaansche Renaissance ge
schreven wordt. Een werk van geleerden
namelijk, maar bestemd voor leeken.
Verwonderlijk is het evenmin dat de
opvatting in dit werk zóó is, als ik zal
meedeelen.
Toen Jacob Burckhardt in 1860 onder
den titel Die Cultur der Renaissance
in Italien" den arbeid uitgaf dien hij,
in alle bescheidenheid, Ein Yersuch"
noemde, toen beklaagde hij zich orer de
moeielijkheid, die hem voor een schrijver
over kultuurgeschiedenis onontkoombaar
leek, dat hij een groot geestes-geheel
in afzonderlijke, schijnbaar soms wille
keurige hoofdstukken verdeelen moet,
om het ook maar eenigermate te kunnen
voorstellen". Want dit was zijn grootste
zorg: hij wilde dat zijn boek als een
geheel werd aangezien. Hij was een
kunstenaar onder de geleerden, en men
kan wel zeggen dat hij de voorstelling
Tan een Renaissance-kultuur. geschapen
heeft, want hu gaf er gestalte aan. De
nieuwe voorstellin g verdrong een vroegere
die meer persoonlijk en romantisch was:
ieder kent wel de werken die tegen het
einde van de 18de eeuw William Roscoe
schreef: «The Life of Lorenzo De'Medici
called the Magnificent" en Life and
Pontifioate of Leo X". De groote mannen
van de Renaissance werden uitgebeeld,
maar niet, als een geheel, die beweging
zelf. Burckhardt groepeerde dat geheel
in zes deelen, waarvan het eerste Der
*) Literatuur- en kultuurgtudies door Dr.
T. en Prof. W. Söderhjelm, uit het Zweedscn
door D. Logeman-Van der Willigen.
Oeantorieeerde uitgave, utrecht, H. Honig, 1909.
Staat als Kunstwerk" heette. Deze titel
zei al, wat voor het heele boek waar zou
blijven: de ziel van de Renaissance die
erin werd voorgesteld, zou de kunstdrift
zijn. Set tweede hoofdstuk dan ook:
Entwicklung des Individuums", hel
derde: Die Wiedererweckung des
Alterthums", het vierde, met dien vermaarden
titel: Die Entdeckung der Welt und
des Menschen", en de beide andere ge
deelten: Die Geselligkeit nnd die Peste"
ea Sitte und Religion", ze ontstonden
alle uit een scheppings-drift die kunst
drift werd, en die de bezieling uitmaakte
waarin Burckhardt zich met de Renais
sance en haar uitingen kon vereenigen.
In hetzelfde jaar 1860 verscheen van
de hand van Georg Voigt het werk dat
eerst in zijn uitbreiding van twintig jaar
later, de onmisbare arbeid werd die ge
leerden nog altijd erin waardeeren.
Die Wiederbelebung des classischen
Alterthums oder das erste Jahrhundert
des Huma lismus", in 1880 uitgekomen,
ia geen kunstwerk, maar het is weleen
zeer sterk, een zeer ruim, een zeer uit
voerig grondplan, een schetsteekening
als het ware, van al de kanalen waar
langs de geest van een nieuwe
menschelijkheid zich uitstortte.
Achter Voigt zoowel als achter Burck
hardt staat Jules Michelet, die in 1855
de voorrede tot zijn La Renaissance"
schreef. Maar evenmin als het hier de
plaats is om de latere werken te be
spreken, waarvan de broeders Söderhjelm
bij de samenstelling van het hunne ge
bruik maakten: Symonds' Renaissance
in Italy", Philippe Monnier's
Quatrecento", Villari's Machiavelli",
Rodocanachi's boek over de vrouwen der
Renaissance, evenmin kan in dit artikel
Michelet's invloed op de na hem komenden
worden nagegaan.
Zeker is, dat de Finsche schrij
vers voor hun studies lijnen en
trekken ontleenden aan het werk
van hun groote voorgangers. De
lijn van Voigt's geichrift is dui
delijk zichtbaar in de drie eerste
opstellen van prof. Söderhjelm.
De kunstzinnige geestvan Burck
hardt heeft zeker invloed van
verwantschap geoefend op zijn
jongeren broeder Torsten. Toch
is in beider persoonlijkheid en
pok in hun doel het eigene, dat
ik nu wil aangeven.
De negen opstellen, waaruit
hun'werk bestaat, zijn, ah ik het
wél heb, het eerst verschenen in
een tijdschrift van jongeren te
Helsingfors. Als afzonderlijk
geRafaël: Calliope in Parnassas. (Imperia),
Il Moretto: Tullïa d'Aragona.
schreven, kan ieder opstel op zichzelf
worden beoordeeld. Tezamen geven zij
een denkbeeld van de Renaissance-kultuur
in haar geheel, van haar aanvang in
Petrarca en Boccaccio, haar voortgang
in Poggio Bracciolini, haar hoogtepunt
in Lorenzo de Medici. Het
gezelschapsleven, zooals we dat in zijn volmaakten
vorm kennen uit Tl Cortegiano" door
Baldesar CastigHone-; Kardinaal Bibbiena
als schrijver vaa ^Blijspelen; Da twee
Romeinsche Courtisanes Imperia (door
Rafaël als C illiope voorgesteld) en Tullia
d'Aragona; eindelijk Giulia Gonzaga, de
Schoone en Vrome; dit zijn de beelden
en gestalten die ons haar uitgang en einde
vertegenwoordigen. Een blik op de Villa
d'Eite te Tivoli besluit den tocht. Een
tafereel, dat zich over eeuwen uitstrekt,
dat los in den samenhang van zijn deelen,
en niet volledig is, maar toch voldoende
rijk, en ondanks dat het door twee
personen bewerkt werd, niet zonder een
innerlijke eenheid. Gisting en Tegen
stellingen" heet "het inleidende hoofdstuk.
En nadrukkelijk zegt de schrijver: Elke
studie van de Renaissance in Italiëmoet
noodzakelijk een studie zijn van tegen
stellingen". En elders: De Renaissance
schenkt de menschheid de vruchten van
een langen strijd van gisting". Dit is
wel anders dan Burckhardt, die gisting
en tegenstellingen erkende, maar aller
eerst hun gebondenheid onder de kunst
drift wou hebben opgemerkt. Doch
Burckhardt zelf was het die schreef:
Op de wijde zee waarop wij ODS wagen,
zijn veel wegen en richtingen mogelijk,
en licht konden dezelfde studiën, die voor
dit werk gedaan werden, onder andere
handen niet alleen anders worden ge
bruikt en toegepast, maar ook aanleiding
geven tot andere slotsommen." Het is
niet verwonderlijk zei ik dat in
Finland, en juist in onze dagen, een
boek als dit over de Italiaaasche Renais
Sebastiaco del Piotnbo: Ginlia Gonzaga.
sance geschreven wordt. Wij kennen
wel geen land waar zoozeer volk en
standen in onderlinge en tevens in ge
meenschappelijke beweging zijn. Ieder
strijdt tegen den ander, allen te zamen
strijden tegen een macht, zoo sterk dat
ze hun de heele wereld lijkt. Een volk
wil geboren worden; het gevoel van
allen en het gevoel van den enkeling
verheft zich zoo hoog mogelijk; in staat
en bedrijf, in kunst en zede roeit men
de spanning als van een wedergeboorte;
en toch is de drukking van buiten
zoo sterk en is de innerlijke strijd zoo
verscheurend, dat uitkomst niet mogelijk
schijnt. Wedergeboorte, gisting, tegen
stellingen. Een volk dat z«o van nabij
met deze drie bekend is, zal zeker gaarne
zijn geleerden het woord zien nemen
over de Renaissance, als gisting en
tegenstellingen beschouwd.
Dr. Torsten Söderhjelm, die vier van
de opstellen geschreven heeft, sluit zich
bij de opvatting van zijn broeder wel
aan, maar het is niet toevallig dat hij,
over de veelvoudige natuur van Lorenzo
handelend, nochtans spreekt van schijn
bare tegenstellingen" en ook volhoudt
dat onder de talrijke maskers" van dien
held een diepe natuur verborgen was.
Hij vertelt hoe in het gedicht I Beoni",
waarin Lorenzo een optocht beschrijft
van dronken Florentijnen die zonder
twijfel een parodie is op de Divina
Comedia, op de priesters en andere lieden,
plotseling een religieus laude opduikt,
en de gebeden en lofzangen van een
vermoeid en wanhopend gemoed." En
zegt dan: De gedachte dat deze gedichten
niet meer zijn dan een poëtische gril,
een wensch om te toonen hoe hij allerlei
soort van poëzie in zijn macht heeft,
wordt beslist tegengesproken door den
persoonlijken en diepen toon van de
fedichten zelf." Wie dit schreef maakt
en indruk een ernstige en gevoelige
natuur te zijn geweest hij stierf kort
nadat het boek voltooid was en meer
dau drang en spel van kontrast en gisting
genoot hij de schoonheid en wijsheid die
daaruit voortkwamen. Verzoening en
volmaaktheid zijn de woorden die zijn
innigste wezen uitdrukken.
Daartegenover is professor Werner
Söderbjelm een schitterender persoonlijk
heid. Hij is veel meer schrijver en let
terkundige. Hij bemint het kontrast en
houdt ervan dit overal waar het uiter
aard aanwezig is, sterk te kleuren. Hij
ziet gaarne naar Verrocchio's
Bartolommeo Colleoni, een ruiterstandbeeld
op de Piazza S. Giovanni e Paoli te
Venetië, dat heerlijke werk waarin de
geheele ebermensch der Renaissance,
de mensch met den sterken wil, de zelfbe
wuste en zichzelf op den voorgrond plaat
sende mensch, gesymboliseerd wordt!''
De krachtmensch die zich boven de
maatschappij verheft, boeit hem. Als hij
van de Renaissance-1 vrannen te spreken
heeft, dan geeft hij spoedig een geschied
kundig overzicht om, stilstaande nu en
dan, met waarlijk schrijvers-genoegen te
grasduinen in hun onbehoorlijkheden.
De Pausen te Rome zijn voor hem een
rijke zaal vol kontrasten. Hem is eigen
het letterkundige samenvatten van ge
lezen werken, maar dat is niet wat hij
het liefst doet. Het liefst vertelt hij de
bizonderheden die hem gelegenheid geven
zijn smaak en zijn geest ea zijn ondeu
gendheid te doen uitkomen. Ook in de
nederlandsche vertaling voelt men dat
deze schrijver een geboren en getogen
niet altijd in-getogen causeur is.
Zijn volzin zweeft: er is een glimlach
op en een flikkering, een vleiing en een
behaagzucht, een verwondering die na
veteit lijkt, een naïveteit die antwoord
zoekt in de oogen van toehoorders. Zijn
spreken wordt dan ook het best als hij
het niet over geleerde boeken, of over
algemeene denkbeelden, maar over romans
en anekdoten heeft. Geleerden zouden
hem misschien bij een woord willen vast
houden, maar hij glijdt verder en be
koort. Als hij aan Boccaccio komt wordt
hij levendig: meer dan aan Petrarca
voelt hij zich verwant aan hem. Uit de
brieven van Poggia haalt hij heerlijke
dingen aan. De Courtisanes Imperia en
Tullia d'Aragona vindt hij buitenge
woon amusant, hoewel allesbehalve
deugdzaam". Het behoeft volstrekt niet
Acdrea del Castagno: Boccaccio.
Verrocchio: Bartolommeo Colleoni.
Donatello (?): Poggio Bracciolini.