De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 24 oktober pagina 1

24 oktober 1909 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

IV1687 DE AMSTERDAMMER A°. 1909. WEEKBLAD VOOE NEDEKLAND Onder redactie -VSLTL Dit nummer bevat een bijvoegsel. . SI. :F. L. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post / 1.65 Voor Indiëper jaar, by vooruitbetaling, . . . . . » mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/t Zondag 24 October. Advertentiën van 1?5 regels ? 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel ?0.25 .0.30 0.40 INHOUD: VAN VEERE EN VAN NABIJ: Parlement «n Volkiconscientie. Kroniek. De ver dediging van Indië, door Toewan. Snbsidiën aan gemeenten voor bijzondere werk zaamheden met betrekking tot de militie, door E. van Gendt. Green Marxisme, door Jacob Israël de Haan. FEUILLETON: Daden van wanhoop, door W. M. Ebbink. KUNST EN LETTEREN: Drie boeken (Leónhard, De Cnendt, Lnte Klaver), be oordeeld door Frans Coenen. Nogmaals: Het graf van Balthasar Bekker, door dr. Joh. C. Breen. Kerk en Rente, door Peregrinus. INGEZONDEN. Be richten. VROUWENBEWEGING: Ons tehnia, door N. van Hichtum. ALLERLEI, door Caprice. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. De Nederlandsche Stedenge«chiedenis, met afb., door dr. H. E. van Gelder. Ctaarivari. Jan Hendrik Hofmeyr, f, met portret, door J. H. Deibel. Portret yan Ferrer. Wetenschappelijke Varia, met afb., door'P. van Olst. Tentoonstelling mevr. Bisschop-Robertsen en Herman Moerkerk in de Larensche kunsthandel, door W. Steenhoff. Familieportretten ia het StedeIqk Museum, door W. Steenhofl. Ideeën" van Harriman. FIN. EN O ECONOMISCHE KRONIEK, door v. d. M. en v. d. S. Specialiteit over de Noordpoolkwestie, door N. van Hichtum. Knipsels uit Mode-cataloffnasen. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVERrENTIEN. Parlement en Yolkconscientie. De heer Thomson ia in de Tweede Kamer Donderdag jl. de eenige ge veest, die zich niet heeft geleend tot de verdonkeremaning van het voorstel der socialisten, dat m wezen een protest inhield tegen de wijze van berechting van Ferrer. Nota bene: De eenige. Terwijl de heele publieke opinie, voorzoover ze voldoende is ingelicht, van hoog tot laag, ten hevigste vervuld is over Fewer's kort geding en dood, ter wijl ieder voelt, dat het hier niet dien eenen man geldt maar een middeleeuwsch, onze beschaving beleedigend en bijna overal onmogelijk regime, waarin over een menschenleven, zonder voldoende waarborgen van rechtszekerheid, kan worden beschikt, terwijl de ketel van de volksconsoientie letterlijk daarvan over kookt.... weten de heeren volksvertegen woordigers niet beter te doen dan met zijn allen de kreet te smoren, die in hun midden een uitweg zoekt. Let wel, dat de meest bezadigde ele menten onder de vrijzinnigen als de groote beteekenis van de Ferrer-affaire hebben begrepen: overheidswillekeur. Het Weekblad van het Recht, in zijn qualiteit van half-officieel orgaan de voor zichtigheid zelf, nagelt dat oordeel vast: overheidswillekeur. Tegen overheids?willekeur is het dat, als wachter, het Parlement is gesteld. Door de Fransche revolutie heeft de volksvertegenwoor diging die beteekenis gekregen, dat het naait en als het moet tegenover de regeering de volksmassa vertegenwoordigt. Met bloed heeft het volk die overwinning bevochten, de overwinning op over heidswillekeur." Daarom hebben wij het indertijd scherp gelaakt, dat ons Parlement, die oorsprong van zichzelf vergetend, een rouwbrief zond aan de nagelaten betrekkingen van den Portugeeschen Koning, die de Parlementsrechten met voeten getreden had. Daarom laken wij het thans, dat de ver tegenwoordiging van ons volk, de ver tegenwoordiging van een land met vrij heidlieven de traditiën", een voorstel tot protest tegen overheidswillekeur in de geboorte smoort; het smoort, niet om de inkleeding, want dan hadden de heeren een eigen voorstel kunnen doen, maar omdat het een protest was. Zóó omzichtig is dat voorstel om hals gebracht, zóó fijn heeft men ermee geapeeld, zóó stil is men te werk gegaan, dat het bedroevend is van gewichtige angstvalligheid en potsierlijk van klein heid. *) *) Uit het Kamerverslag een fragment, dat verdient klassiek te worden: De heer Troelstra wil het voorstel «p de meest sobere wijze toelichten. De Voorzitter acht dit onnoodig, te meer daar andere werkzaamheden de Kamer wachten. De heer Troelstra acht het toch nood zakelijk in enkele minuten zijn argumenten vooi dit voorstel uiteen te zetten. De Voorzitter wil de Kamer laten stem men over de vraag of dit voorstel thans nader in behandeling zal worden genomen. Be heer Troelstra meent dat toch een Hoe voorzichtig heeft de heer Troelstra zijn liberale medeleden aangesproken! Hoe zeer heeft hij met hun angstjes ge rekend! Met fluweelen pootjes, likkebaardend en coquet, stond hij vóór hen. Zoetgevooisd bracht hij hulde aan de vrfjheidlievende tradities" van hetNederlandsche volk... het mocht niet baten. Even trouw als zij den verachter der parlementsrechten Carlos door hun rouw beklag een laatste hulde hadden gebracht, even trouw weigerden zij een overheid hun misnoegen te doen gevoelen, die met heilige volksrechten willekeurig om springt. En met zijn allen molden zij zachtjes het voorstel van den socialist, dat in zijn wezeüeen vryheidlievend en dus een liberaal voorstel was! Na een zeer kort proces werd het uit den weg geruimd net als Ferrer! "Wat zal het Nederlandsche volk ervan zeggen? TiVaar zal de groote menigte, die wel eens niet rekent met angstjea en een schoon gebaar, als b.v. het sturen van de Gelderland" was, nimmer vergeet, het echte liberalisme gaan zoeken: bet liberalisme, dat een kind is van de groote Fransche Revolutie ? Waar anders, reeds gedecimeerde heeren liberalen, dan bij de sociaal-demokraten, die met de winsten gaan strijken?! Gij doet uw plicht niet met al die angstvalligheden. Dat is het ergst voor ons. Maar gij laat u de kaas van het brood eten. Dat is het ergste voor u! KRONIEK. KERKELIJKE FIJNE MANIEREN. In een artikel zonder een schijn van gratie luidt de Maasbode den bekwamen, met l Jan. a.s. aftredenden hoofdredacteur van de N. B. Ct., dr. Zaaijer, uit. Omdat het passender klinkt in verband met een Kerkelijk orgaan, dat iemand mag doen denken aan kerktorens en vredig klofckeapel, zulk een beeld te gebruiken, zeiden wij: züluidt dr. Zaaijer uit. Wij hadden anders beter gezegd: zij blaft hem uit... Welk een afscheid! Op die anti-Zaaijersche serenade volgt een Ferrer-overzicht: een lief-welluidende dierentuin-gymphonie, en sourdine. Als wilde beesten, die hun onschul dige prooi zagen ontglippen, zoo huilt en brult nu de geheele anti-clericale pers haar spijt en woede over de schan delijke nederlaag uit. 1) Onze liberale en vrijzinnige bladsn doen mee. Natuurlijk! Met ongeduld zitten de heeren op het vuil en den zwadder van de felste geloofshaters te wachten. Met een gul zige graagte nemen ze den schandelijksten laster tegen onschuldige priesters, 1} De nederlaag n.l. (vermoeden wjj) dat Ferrer gefasileerd werd ondanfo de protesten der anti-clericalen. RED. dergelijk voorstel niet kan worden behan deld zonder nadere toelichting. De Voorzitter zegt dat de zaak bekend is; hij blijft bij zijn voorstel. De heer Troelstra stelt dan voor, dat de Kamer zal beslissen of hij thans zijn voor stel kan toelichten. De Voorzitter zegt, dat dit juist doorhem is voorgesteld. De heer Troelstra licht nader zijn bedoe ling toe. De heer De Savornin Lohman vraagt of thans het voorstel van den heer Troelstra, om de Kamer een brief van rouwbeklag te doen zenden, aan de orde is, ja dan neen. Daarover moet de Kamer eerst beslissen. De Voorzitter handhaaft zijn voorstel. De heer Goeman Borgesiui zegt dat de heer Troelstra bljjkbaar wenacht dat de Kamer beslisse of hy zjjn voorstel zal toelichten. Dan kan de Kamer met kennis van zaken over ds behandeling van het voorstel zelf oordeelen. De heer Lohnsan zegt dat de zaak zelf thans niet aan de orde is. Wy hebben het recht te vragen: wil de Kamer de zaak aan de orde stellen. De Voorzitter: Ik zal laten stemmen over mijn voorstel of de Kamer de zaak aan de orde zal stellen. De heer Duys: Ze zij n bang voor de toe lichting. De heer Schaper wenscht het woord over het voorstel. Den heer Lohman ia tweemaal daarover het woord gegeven, den heer Borgesius eenmaal. Hij is toch ook Kamerlid. De Voorzitter heeft daartegen bezwaar. De heer Schaper: Gig' z|t verplicht mij nu ook het woord te geven. . De Voorzitter: Enkele woorden dan. De heer Schaper dankt den voorzitter dat hy hem in de gelegenheid heeft gesteld ook enkele woorden te zeggen. De voorzitter heeft den heer Troelstra straks in het midden van zjjn rede belet door te spreken. Hu heeft toch recht zy'n voorstel toe te lichten. De Voorzitter wil dan den heer Troelstra vragen of hij in 5 minuten de zaak kan toe lichten. Enzoovoorts ('.ie Eli. van Donderd.avend). tegen een clericale regeering, die haar plicht deed, in hun kolommen op. Hun lezers moeten toch vooral overtuigd worden, dat Ferrer een martelaar" was, en dat de domperige Spaansche regeering, of, zooals die giftige anticlericale slangen, nog liever zeggen... In hetzelfde artikel worden wij verder gestreeld door een keur van even aanminnige uitdrukkingen. "Wij nemen er eenige voor de hand weg, alle gericht tot organen van de anticlericale pers, gedeeltelijk tot déheele vrijzinnigheid" en dus tot ons ook (wij zijn zeer gevoelig voor de eerl): «vuige laster," hun vuile godloochenaarsmonden," die brullende revolutiegeesten," die vuile lage anticlericale leugens," de gemeene vrijdenkerspers, waaraan de N. R. Ct. haar anticlericalisme laaft." En zoo voort. Alles in een en hetzelfde honneponnige artikeltje. Men heeft ons wel eens gezegd, dat de Maasbode een E. K. priester tot hoofd redacteur heeft. "Wij achten het boven staande het duidelijkste bewijs, dat die be wering geen grond heeft hoegenaamd. Mochten wij ons echter toevallig vergissen, zoo wil de Maasbode ons wellicht op onze vergissing opmerkzaam maken, en dan zijn wij bereid openlijk onze woorden in te trekken, en te getuigen, dat de Maasbode wél een Priester toj hoofdredacteur heeft. ONKERKELIJKE FIJNE MANIEBES. Het woord fijne" wordt hier zonder ironie gebruikt. Wij spreken hier van fijn" in den zin van standsfijn," van netjes." Men zal dus op 't eerste gezicht denken, dat wij iets beters bedoelen, dan met het fijne" van zoostraks. Dit is toch niet juist. Ziehier het geval. De N. R. Ct. is aangevallen door de Maasbode terzake van de niet-plaatsing eener Reuter-dépêche. De Maasbode, die, op de wijze van te romantisch aangelegde naturen, overal altijd geheime redenen zoekt, beschuldigde het groote. Kotterdamscha orgaan direct en zon der meer van valsche voorlichting. De N. R. Ct. had, zeide het R. K. blad, dit bericht, dat nl. in haar Ferrar-kraam erg ongelegen" kwam, gauw in de papiermand gestopt, gauw weggemoffeld. Twee dagen daarop, toen eene redactie, minder met haar tyd meegaand dan met de Maasbode, de beschuldiging had overgenomen, en even duistere, romanti sche vermoedens had geuit, kwam de N. R. Ct. met de mededeeling, dat de nietplaatsing van het telegram slechts was te wijten aan een toevallig verzuim van een redacteur. Maar hoe deelde de N. R. Ct. dit mee? .Ziehier het begin: Van een r. k. dagblad hier ter stede, dat wij al sedert meer dan 16 jaar nooit meer te woord staan en waarmede wij elke aanraking vermijden, neemt De Tijd, onder het uitspreken van hare afkeuring over ons, voor hare rekening de beschuldiging over,... enz. In het heele verweerschrift, een uitgebreid en in 't voorbijgaan gezegd zeer overtui gend stuk, wordt dan verder de naam van de Maasbode met groote zorgvuldigheid niet genoemd. Het katholieke orgaan wordt wel nog aangeduid al» een blad van het ge halte, als het do»r ons bedoelde", als het bedoelde blad", als het..., hoe gemeen het ook zij", en dan nog eens als het be doelde blad". Wij weten niet hoe het den lezer bij deze... overkeurige houding va a de N. R. Ct. te moede wordt. Wij hebben meer dan eens en toe vallig waren wij ook ditmaal er toe genood zaakt van de Maasbode journalistiek in ongunstigen zin getuigd. Wij zullen, maar al te vaak, geneigd zijn mee te gaan met het scherpst denkbare oordeel over de wijze van redactie van dit in Koomsche streken helaas te veel verbreide blad, maar een mensch, die mensch is, reikt toch nog eerder een hand aan ware het zelfs het laagstgezonken individu (wij spreken hier louter bij wijze van vergelijking) dan dat hij het deftig-zich-af keeren, met het gebed op de lippen: Heere ik dank U, dat ik niet ben gelijk dez«", ooit anders zou vinden dan innig-antipathiek. Zie eens, daar heeft volgens eigen droogdeugdzame erkenning de N. R. Ct. ge durende tien jaren naast de Maasbode ge leefd, doende alsof het zusterorgaan, een orgaan van een machtige party, een orgaan waar ze dus bijna dagelijks mee te maken moet hebben, niet bestond Wie, die de schoone en diepe menschelijkheid voelt van de ontmoeting van Christus en de overspelige vrouw, vindt dat gebaar van: voor u ben ik te goed" een ge baar, dat in tien lange jaren tot het boven aangehaalde deftigheidszinnetje zich heeft vermummied niet onmenschelijk? Menschelijkheid omvat ook het inzicht in de betrekkelijkheid van eigen deugden. In menschelijkheid is echte bescheidenheid begrepen. Deze preek is geschreven voor de N. R. Ct. EDEL KAS. Men heeft in de bladen den brief kunnen lezen, welke Paz Ferrer, de dochter van den gefdsilleerden vrijdenker, tot de weduwe gericht heeft van den te Parijs, tijdens de Ferrer-betoogingen, gedooden agent: Uw man heeft den dood gevonden bij een betooging, veroorzaakt door den dood van mijn vader. Door hetgeen ik zelf lijd, begrijp ik wat gij moet lijden. Ik moet u zeggen, dat niemand u op rechter beklaagt noch uw smart leven diger betreurt dan de dochter van Francisco Ferrer. Zet het eerste het beste modistetje, dat te Parijs haastig naar de klanten trippelt, het eerste het beste Spaansche meisje, zet een Italiaansche, zóó van de toonbank mee genomen, op een troon, en ge hebt goede kans dat ge er een koningin op gezet hebt. Welk een in eenvoud schoone geste niet waar. Welk een gevoelsbeschaving (politesse de coeur). De wetenschap, dat aller oog nu op haar gevestigd is, weerhoudt deze Spaan sche vrouw niet haar hart dadelijk en tref fend te doen spreken. Nog sterker, het feit, dat ieder haar ziet, veredelt haar ge drag, verheft metén haar persoonlijkheid. Zulke korte briefjes zijn brieven van adeldom voor een heel ras. De verdediging van Indië. Gaarne maak ik gebruik van de mij door de redactie van De Amsterdammer geschon ken gelegenheid om hier den heer Bannink (zie nr. 1685) te beantwoorden. Het is weer de gewone loop van zaken,als een in onvoorzich tigheid geboren" voorstel wordt besproken,de criticus heeft niet goed gelezen, er is heel wat anders bedoeld. Blijkbaar heeft een In disch blad ook al verkeerd gelezei, zoodat ik naast de aanhaling van den heer Ban nink uit Multatuli's ideeën: |?men leest slecht in landen waar ieder lezen kan" een idee uit eigen brein kan plaatsen: men schrjjft wel eens slecht in landen waar ieder schrijven kan." Ik heb de artikelen n van Raden Mas Noto Soeroto n van den heer Bannink in extenso gelezen en niet gedeeltelijk zooals de laatste schijnt te veronderstellen. Of deze nu rechtstreeks dan wel langs een omweg tot een geheel gewapende bevolking op Java wil komen, doet m. i. weinig ter zake. Het denkbeeld alleen, dat wij er het oyerheerschte ras vrijwillig toe zouden krijgen in vredestijd reeds jarenlang zich onder het legerbestuur te stellen, getuigt van een bedenkelijk en gevaarlijk optimisme. Ik herhaal, dat ik zelfs het streven daarnaar immoreel vind. De heer Bannink geeft immers zelf toe, dat wij door onze onmacht om een voldoend sterke vloot te scheppen de defensie van den Oost-Indischeu archipel op een verkeerde basis stellen. Hij zegt: zet eens een vute|; als je geen hand hebt," zeker, lach eens aHje geen gezicht hebt, voeg ik er bij, maar met der gelijke gemeenplaatsen komen we er niet. Ik blijf er tegen opkomen de bevolking van Java er voor te laten opdraaien dat wij geen geld genoeg hebben om het defensiestelsel op een rationeelen grondslag te plaatsen. Ik hei haal het, dat als volgens de denk beelden van den heer Bannink c.s. wer kelijk, zooals hij het gelieft uit te drukken. het Javaansche volk" een weerbare natie zou zijn geworden en als zoodanig aan een strijd tegen een B. V. zou deelnemen, dit gewoonweg een levée en masse zou beteekenen met alle gevolgen van dien. Ik ben het geheel ermee eens, dat ook het leger bij de verdediging van onze OostIndische koloniën niet mag worden ver waarloosd, maar alleen in de tweede plaats komt dit voor de verdediging in aanmer king en wel voornamelijk om beveiligd te zjjn tegen verrassende ondernemingen met een betrekkelijk geringe macht. Als de schrijver naar Engeland wijst om aan te toonen dat het leger daar steeds uitgebreid wordt, dan brengt hij bewijzen bij voor het geen ik betoogde. Engeland blijft de ver dediging van zijn onafhankelijkheid in de eerste plaats toevertrouwen aan zijn vloot, maar wil beveiligd zijn tegen snel uitge voerde partieele landingsondernemingen van een mogelij ken tegenstander. Daarvoor dient het leger, dat uitgebreid wordt, omdat het voor die taak vroeger niet geheel bere kend was. Men kan zeker over de werking van een blokkade heel verschillend denken, maar ondervinding op dit gebied ontbreekt ten aanzien van een afgesloten eiland, bewoond door een overheerscht ras. Ik meen dan ook mijn meening te mogen handhaven, dat een foede afsluiting vaH Java spoedig tot het oor den vijand beoogde doel zou leiden. Wat wil de heer Bannink eigenlijk wél? Wil hij werkelijk er toe komen over geheel Java inlandsche vrijwilligerskorpsen te vormen om die in oorlogstijd in compagniesen bataljonsverband aan den strijd tegen een B. V. deel te doen nemen? Daar zal wat van teljrecht komen. Of wil hij toch die vrijwilligers als francs tireurs laten op treden ? De geachte inzender meent dat de bevol king van Java zich wel aan vexatie, van de zijde van een B. V., zou onttrekken, door eenvoudig volgens een beproefd recept de kampongs te verlaten. Waar moet die bevolking dan ten slotte blijven; toch ergens? Neen, dat zal juist niet gaan, waar vanaf de kuststreken en van elders de bewoners reeds een goed heenkomen naar het binnen land zullen gezocht hebben. Waar moeten al die menschen geruimen tijd van leven? En, aan leege kampongs hebben ook francs tireurs niets. Ik heb nimmer ontwikkelde menschen de bevolking van Java in haar geheel als Javanen hooren betitelen, alvorens de heeren Raden Mas Noto Soeroto en Bannink, dit in de N. R. Ct. met vette letters lieten druk ken. Het is niet te hopen, dat dit voorbeeld navolging vindt, want het zou tot verwar ring leiden in het op koloniaal gebied vol komen onmondige groote publiek in Neder land. Er bestaat te veel verschil in aard tusschen de verschillende Java bewonende rassen, dan dat men, juist op het gebied waar het hier om gaat, alles wat op Java woont maar Javanen zou mogen noemen.' Met genoegen zag ik, dat de heer Bannink zijn benaming van Javaansche natie" an ders bedoeld heeft dan hij het schreef. Een toelichting had daarbij niet mogen ontbre ken, want ook dat sticht verwarring in een land waar, ook volgens mijn geachten tegenstander, de belangstelling in koloniale aangelegenheden beneden het vriespunt staat. Overigens behooren georganiseerde vrij willigerskorpsen tot de gewapende macht en staan dus niet buiten het oorlogsrecht." In theorie volkomen waar, voor Europeesche georganiseerde vrij willigen korpsen voor dergelijke korpsen, uit minder beschaafde rassen gevormd, bestaat daaromtrent geen communis opinio ook door mij niet ontkend. Maar tot welke buitengewone maatregelen hebben de Duitschers dan toch hun toevlucht genomen ? Ik herinner mij zoo: notabelen op locomotieven, het nemen van gijzelaars, het bij loting aanwijzen van een aantal bewoners van een dorp of plaats om doodgeschoten te worden, de bedreiging dat alle gevangen genomen francs tireurs zouden worden geëxecuteerd, hetgeen alleen voorkomen is door de bedreiging van de zijde der laatsten dat zij dan net zoo zouden handelen ten aanzien van in hun macht zijnde Duitschers. Dit alles om aan het bedrijf der francs tireurs langs een omweg een einde te maken, n 1. door de bevolking te noodzaken die korpsen niet meer te steunen, ook niet door hun aanwezigheid en plannen geheim te houden. Het is mijn bepaalde meening, dat de Javaansche saldaat in het bijzonder tegen over een B. V. van niet veel waarde zal blijken te zijn, maar ik geef dadelijk toe, dat daarover verschil van opinie zeer goed mogelijk is. Ik heb niets geen reden om de meening ten deze van den heer Bannink niet als minstens van evenveel waarde als de mijne te beschouwen. Ik hoop zelfs, dat hij gelijk heeft, ik volkomen ongelijk heb. Het verband tusschen het aangehaalde omtrent de parades op het Waterlooplein en de tactische bekwaamheden van vele Indische hoofdofficieren ontgaat den heer Bannink. Dat ligt inderdaad aan hem. Die befaamde plattegrond j es waren alleen daarom aoodzakelijk, omdat velen goudgekraagde heeren de handen totaal ver keerd stonden zoodra zij meer dan een bataljon bij elkaar zagen. Behoort tot het gebied der tactiek niet meer: het verplaatsen in engeren zin en in verschillende formaties opstellen van troepen? Ik wil den heer Bannink niet de illusie ontnemen, dat wij door ouderlingen naijver enz. van de verschillende mogendheden nog lang in het bezit onzer koloniën in Azi gelaten zullen worden. Ik vraag alleen maar: wie had in den beginne gedacht, dat de andere mogendheden Engeland zijn gang zouden laten gaan in Zuid-Afrika? Zoo lang er inderdaad nog onoverkomelijke na ijver tusschen de verschillende machthebbers bestaat, loopen wij weinig gevaar; eerst als tot een eerlijke verdeeling van den over de wereld te behalen buit besloten wordt en dat zal gebeuren, ik geloof het zeker. Eerlijk gezegd, heb ik aan den|invloed op de beurs van hetgeen ik te zeggen had,, niet gedacht. Het is dom van me, want ik heb nog wel een paar aandeelen in cultuurondernemingen. Staan vrij slecht, dank u. Maar ze stonden a! leelijk voordat ik een knuppel in 't hoenderhok gooide. Ge lukkig dat de heer Bannink de stemming weer heelemaal ten gunste zal doen omslaan. Met Uw hoerazin: . . . zoolang het In dische leger nog mannen telt als een Van Heutsz, een Van Daalen, een Christoffel enz. (dit enz. is kostelijk, heusch, T.) zoolang behoeven wij ons nog niet bij voorbaat gewpnnen te geven . . ." hebt U mij een beetje verbaasd, hij valt zoo uit den toon van Uw overigens ernstig woord van ver weer. Wie zegt U dat een Van Heufsz, een Van Daalen en vooral een Christoffel tegen over een B. V. evenveel succes zouden hebben als tegenover een I. V.? Zijn de lessen der Engelschen in den Zuid-Afrikaanschen oorlog dan voor ons verloren gegaan? Het is nog de groote vraag of krijgservaring tegenover een inlandschen vijand opgedaan niet eer schadelijk dan voordeelig is, als men met dezelfde aa«

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl