Historisch Archief 1877-1940
Na 1687
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
?' E«n boek v»n FEITS LBONIIAHD,
ZwerveIwgen. Een boek van RICHABD DE
CNEUDT, De Secretarit der Dekmij.
Een boek van LÜTB KLAVER, De Vracht
rijder vqn Warmelo. Kotterdam, W. L.
& J. Brasse (1909).
Een boek, een ander boek en nog een boek,
dat zijn drie gele boekjes in de bekende serie
door Brusse uitgegeven en kostende resp. 25
en 35 ets. Het karakteristieke aan die dingies
is, dat zij goedkoop en gemakkelijk in den
zak te steken zijn en dat er niet veel in
staat. Overigens staat er van alles in, zwaar
en licht, schets en verbaal, schots en scheef,
vroolijk en tragisch. Of men dit nu
spoorweglectuur moet noemen, weet ik waarlijk niet,
zijnde van kindsbeen af gewoon enkel
detectivestories n den heer Van Maurik als zoodanig
..te beechouwen ...
Intusschen is 't mogelijk, met de toeneming
~Yan het veikeer, nietwaar? uu w? toch
allen steeds meer in den spoorwagen
verkeeren (ook wel in den verkeerden spoor
wagen) dat allergs alle literatuur tiew-fahig
wendt. Zag ik niet onlangs een jonge dame
verdiept in Shaw's Playt unpleaiant in een
ordinaris tram? En een jongen heer ver
loren" in d« Kritik der Reinen Vernunftf
Hij bleek in een verkeerden wagen te zitten,
naar dat kwam waarschijnlijk enkel omdat
hij ook den verkeerden Vernunft beet had.
Men moet de Practüche Vernunft lezen in
een tram en dan kan het best. Ons leven
wordt toch al meer en meer beweging en
de kleine kinderen kunnen heelemaal niet
meer stilzitten. Zoo bestaat bij die groei
ende ongedurigheid ook een steeds groeiende
neiging de boeken, die men uit" heeft,
nl. hun itofelijk deel, onder de banken te
gooien als gebruikte kranten, terwijl men
ban geest in zich om en mede draagt, maar
niét verder dan tot het volgend station.
De kranten geven het voorbeeld, de boeken
- volgen. Er is een minachting voor de producten
des geestes (als het geen X stralen of
vliegmacbinee zijn) die zeer duidelijk gesymboli
seerd wordt door de goedkocpe gemeenheid
van hun uiterlijke verschijning, vereenigd
met de geriaggchattende slordigheid waarmee
men die behandelt. Wij beleven een tijd
waarin door velen veel gelezen wordt en
slecht en onsamenhangend gelezen. Sommige
.lieden noemen dat nog ontwikkeling, geloof
ik, verwachten er iets van veor de beschaving
en' moedigen het vèel-lezen aan.
Voor dezulken vallen dan ook al die
goedkoope uitgaafjes van tegenwoordig op een
gansje ... dat van oudsher niet de wijsheid
beteekende.
Maar zie, dit is een voorrede, waaraan
deze 6oeX-jes op zich zelf geen schuld hebben,
arme echaapkens, die alle met het zwarte
vierkantje der moderne sierkunst gemerkt
zijn. De eerste twee betoonen zich niet zeer
belangrijk en kan men inderdaad tusschen
Amsterdam en Utrecht uitlezen.
Vooral dat verhaal van De Cneisdt doet
ijselijk denken aan die beruchte Blijde Kunst,
waarvan 'de lugubere uitgaaf nu alweer
geStaakt is, meen ik.
Er ia een klein buïgermannetje, die tot
secretaris wordt gekozen van het
feestkomiteit" ergens in Gent en deze waardig
heid beschouwt als den eersten stap naar
hooger". Maar de heeren van het komiteit",
echte Vlaameche drinkebroers, verleiden en
bederven het tevoren dood-iatsoenlijke ventje.
Hij doet allerlei dolle dingen en is blij ten
slotte maar weer secretaris-af te zijn... en
zijn dochter aan den man te kunnen geven,
dien hij vroeger niet luchten kon, maar in
den nood leerde waardeeren.
Dit is alles, en niet veel, omdat men 't
zóó blijkbaar op het grappige aanlegde, dat
het lichtelijk onwaarschijnlijk werd. Het
verhaal doet een beetje naargeestig aan en
echynt bedoeld ah lectuur voor den goederen
trein. En voor den luxetrein naar Monaco,
die toch ook bediend moet worden.
Zwervelingen van Frits Lsonhard is al veel
beter. Dat zijn kleine gevalle j es uit het
volksleven", Falklandje», niet zoo raak mis
schien als de heusehe, daarentegen een
voudiger, toewijdend-objectiever en zonder
dien toon van klaterende ea schetterende
virtuositeit, die de Falklandjes vaak niet
genie t el ij k maakt.
Het is waarlijk heel fatsoenlijk werk uit
de portefeuille eens naturalists", gelijk men
vroeger gezegd zou hebben, terwijl men tegen
woordig van oordeel is, dat de wereld niet
feling te overwinnen. En bovendien, zij hoefde
immers niet te trouwen, zij zou er geen last
van hebben, en zóó gezellig maakte zy 't hem
ook niet, dat-i voor haar z'n leven zoo zou
laten. Zooals het nu was, ging 't niet meer,
't begon steeds meer z'n geest te drukken.
Hij had er in den laatsten tijd al dikwijls
aan gedacht. En nu stond daar met sappig
lettertje Huwelijk" en daaronder Ernstig
gemeend".
Een juffrouw, P. G., vijf en dertig
jaar oud, niet onbemiddeld, wenscht
langs dezen weg in kennis te komen
met een heer van ongeveer denzelf
den leeftijd of iets ouder, met een
bescheiden inkomen, om na
wederzijdsch goedvinden een huwelijk aan
te gaan. Brieven onder No aan
het bureau van dit blad. Geheim
houding verzekerd."
Een poosje nog zat-i te mijmeren en te
overleggen. Toen stond-i op, nam pen, papier
en inkt en zette zich te schrijven, Gelukte
't niet, geen mensch zou 't weten. Eerst een
kladje. Gemakkelijk leek het niet. Jan Faalman
was al jaren ambtenaar. Daarom begon-i:
Naar aanleiding van uwe annonce voor
komende in de... courant van 10 dezer
No...., Afdeeling..." maar dat laatste sloeg-i
gauw door, heb ik de eer..." maar toen
hokte het. Na heel veel doorgehaal kwam
eindelijk de brief gereed. Alleen de
onderteekening was nog een punt van overweging.
Z'n naam vond-i gevaarlijk. Je kon niet
weten, 't Besluit wa?, dat-i zich N. N. zou
noemen en dat-i antwoord wachtte poste
restante." Dadelijk deed-i de brief op de
bus. 't Was of de hoop op schooner toekomst
de energie had opgewekt. Een vreemd gevoel
veel tekort komt, als 't er maar in blijft,
in die portefeuille... Want wij srjn dit een
weinig ontgroeid, we hebben het 200 vaak
genoten in de jeugdjaren van bet natura
lisme, zulke echetgen" of zelfs krabbels"
naar de nuchtere werkelijkheid, waaraan
geen taalmooi te bekennen viel, noch eenige
compositie of handeling en verwikkeling.
Het zijn blootelrjk (zoo mogelijk) rake lijntjes
naar de werkelijkheid en die moet men wel
zeer lief hebben, om niet reeds ongeduldig te
worden in Driebergen, als men met dit boekje
van Amsterdam naar Armhem reist.
Maar het derde deeltje, dat vanLnte Klaver
over dien vrachtrijder van Warmelo, dat is
plotseling gansch andere kost, bij het proeven
waarvan men het begrip speorweglectuur
gansehelijk voelt verwazen. Hier is de ern
stige novelle, die van geen plaatsen of tijden
of richtingen i», maar eeuwig, d.w.z. zoolang
de schepping van 't tijdschrift bestaat. Daar
mede behoeft nog geenszins bedoeld te zijn
dat Lute Klaver hier een meesterstuk wrocht,
doch enkel, dat de soort de goede, deugde
lijke, durende, algemeen geldige is. Er komt
iets van menschelijkheid te kijk in dit schrif
tuurtje van ruim 130 kleine bladzijden.
Op een eenvoudige manier, zonder groote
beeldende kracht, maar ook zonder
gemaniereerdheid of hinderlijk zichtbaar zoeken naar
het treffende adjectief, vertelt de schrijver
het verhaal.
Van Akke, den vrachtrijder, die op de mooie
Rensche verliefd wordt, Bensche met haar
pracht van oogen", van wie allerlei geruch
ten gaan in 't dorp. Was haar moeder al
niet van den duvel bezeten en werd niet
haar vader verdronken gevonden door haar
schuld in den diepen poel naast hun huis ?
Sedert stierf ook demoeder en bleef Bensche
en haar broer, den strooper, in 't kleine
kroegje, zij, die as kind krek op der moeder
mot hebbe geleke." Ook haar vertrouwt de
spraakmakende gemeente niet. Zij heeft som
bere oogen, zij is opgewonden vroolijk of
staroogeud stil, dat kan nooit een goed
mensch zijn.
Maar Akke is verliefd en stoort zich niet
aan praatjes; hij en Rentche gaan vrijen, nu
't blijkt dat zij ook van hem weten wil, ja,
dat zij 't eigenlijk is, die hem aanhaalt.
In 't begin is 't dan alles goed, maar Ren
sche versombert langzamerhand. Zij heeft zich
de kaart laten leggen en er is uitgekomen,
dat ze niet zal houden wat ze heeft." Dat
slaat op Akke. Zij voelt zich ook Taak zoo
ongedurig en woest verlangend of zij zelf even
al8 haar moeder de duvel in 't lijf heeft. Ze
is bang voor zichzelf somwijlen, 't Zal nooit
goed gaan tusschen hen beiden ...
Akke lacht haar uit, maar er blijft wat
twijfel en onrust in hem, die groeien tot
angst, ars hy bemerkt, hoe Rensche een van
haar vroegere aanbidders, een suffig man
neke aanlokt. Dieng moeder is pas gestorven
en hij heeft wat geërfd ... Op een donkeren
avond onverwacht aan den herberg komend,
vindt Akke die twee, Bensche en Wimpie
zitten vrijen, en verbreekt hij in woede de
verloving. Maar niet eer Rensche hem gezegd
heeft, dat zy 't zelve zoo wilde. Liever had ze
Akke, maar 't zou niet goed worden tusschen
hen. De duvel in haar zou loskomen en al
den dag ging het ellende geven voor jou en
mijn." Maar om onder dak te komen, zou
ze nu Wimpie nemen, met wien zy immers
zal kunnen doen wat zij wil.
Aldus geschiedt dan ook. Bensche en
Wimpie trouwen. Akke zet zijn
vrijgezellenleven voort. Maar niet lang naderhand wordt
het bekend, dat Wimpie aan den drank
geraakt is en zijn huwelijk met Bensche
niet best uit viel. Op den duur wordt dan
Wimpie ook ziek J.. en sterft aan de longen.
Met noodlottige onvermijdelijkheid komen
dan Beneche en Akke weer bij elkander. Zy
kan niet buiten hem, hij niet zonder haar,
al gaan beiden een huwelijk ook rnet be
zorgdheid aan.
En als zij dan getrouwd zijn, komt de
kwaadaardige broer uit de gevangenis, waar
hy voor strooperij en nog andere dingen
maanden lang in werd opgeborgen, en
brengt het aan Akke uit, dat Rensche zelve
Wimpie aan den drank heeft gebracht en
vervolgens door opzettelijke verwaarloozing
zijn dood veroorzaakte.
Bensche tracht woest te ontkennen, maar
op Akke maakt die ontdekking een
benauwenden, somberen indruk. Voortaan ziet hij
Rensche andere, met schuwheid en weerzin,
ah de andere dorpelirg-;n. Tusschen hen
wordt het nu inderdaad een leven van norsch
zwijgen of hatend krakeel... het leven, dat
Rensche heimelijk altijd heeft verwacht. Tot
op een avond Akke voorgoed van haar weg
loopt en zij den dood zoekt, als nog eens
uit de kaarten gebleken is, dat haar lot on
veranderd bepaald bleef.
Er is iets groot-tragisch in dit verhaal van
iiiiiiiiiiiiiiiiimiiiilllllMilinililimmimiiiiimiiiiimiiiJii/iiiiiiiimiiiii
was over hem gekomen. Emotie was hem
zeldzaam, 't Scheen of z'n leven eensklaps
was veranderd, nu al, of alles om hem heen
een ander aanzijn had, we! prettig ook. Het
exalteerde hem, verdreef 'c gevoel van doü'e
apathie voor alles, waarmes-i in den laatsten
tijd z'n leven had geleefj. De mogelijkheid,
dat alles nu wel kon veranderen, werd heel
gauw in z'n denken reeds tot werkelijkheid
en deed z'n anders rustig klopp-end hart een
sneller tempo slaan. En wat-i nooit gedaan
had nog, voor-i naar bed ging, moest Paalman
nog een straatje om.
Een dag of vier daarra ging Jan es hooren
of er antwoord lag. In angstige spanning
stond-i te wachten. Er wda een brief. Hij
schrok er van. Hij had de laatste dagen in
een roes verkeerd, steeds meer en meer
nerveus en op 't bureau zich soms vergissend
in z'n routine-werk door 't eeuwig denken
aan de toekomst. Nu plotseling werd 't hem
koud, z'n haren schenen hard en stijf te
worden en zich op te richten. En dan ineens
begon 't te gloeien in hem. Hoe greep de
werkelijkheid hem aan. Hij snelde naar z'n
kamer. Daar dwong-i zich tot kalmte, hiug
jas en hoed weg, ging toen zitten. Met
zenuwachtig beven van z'n handen sneed-i
de enveloppe open.
My'nheer.
Uw schrijven ontvangen hebbende, zou
ik gaarne nader met u kennismaken,
aangezien hetgeen u my schreef mij het
meeste lijkt, aangezien zooals mij blijkt
u ambtenaar is en aangezien, zooals u
schrijft, een vaat inkomen heeft en
weduwenpensioen. Ik zou u daarom
gaarne willen ontmoeten, niet in huis,
maar buiten, aangezien dit veiliger is en
zonder veel gevaar voor de eer. Ik
verde vrouw, die zichzelf tot fatum werd, die
haar neigingen buiten zich stelt als een
wreede, onvermurwbare godheid en onbe
redeneerd en lijdzaam zich overgeeft aan haar
passie, als aan een hoogere macht.
De mengchen hebben dat eigenlijk altijd
gedaan en hier ziet men in Recsche hun
zuiver middeleenwech type. Ongetwijfeld
zou zij een eeuw of tien geleden als heks
verbrand zijn en dit zelf rechtvaardig ge
vonden hebben. Zij voelde zich immers door
den duivel bezeten en geneigd tot alle kwaads!
En toch, als iemand haar begrepen had...
Want haar kwaad" was slechts de weerzijde
van haar goed," dat zij sterk als zoodanig
voelde. Maar anderer suggestie en eigen
romattisshe zin maakten van de vrome ziel,"
die zij eigenlijk was, een stuurlooze, die
duizelig werd aangetrokken tot de
vreeselijkheerly'ke diepten van eigen zonde. De zonde,
die immers altijd afwisselender en myste
rieuzer zal zijn dan de deugd, omdat zij niet
stellig en onbeperkt is....
Aldus gaf ons Lute Klaver in dit korte
verhaaltje een volledige tragedie, de moreele
strijd en ondergang van een karakter. Ik
denk haast, dat men tegenwoordig wel op
het land" moet wezen, om nog zulke
zieleconflicten in strakken lijn en groot van een
voud te vinden. De decadentie der steden
is daartoe veel te zelfbewust en redeneert
het geval uit mekaar, eer 't zich nog gezet
heeft.
En dat is dan weer op andere wijze pijnlijk,
maar niet zoo grootsch.
FRANS COÏNEN.
: M inlm Balasar Befcter,
Ten vorige jare werd in De
Amtterdammer van 5 April door Ds. H. G.
Cannegieter DZD. twijfel geopperd aan de over
levering dat Balthasar Bekker zou begraven
zijn te JelÉuna. Naar aanleiding van zijn stuk,
weea ik in De Amsterdammer van 5 Juli
1908 op de mogelijkheid dat het stoffelijk
overschot van den bekenden predikant te
Franeker ter aarde zou zijn besteld.
Dezer dagen ontdekte ik toevallig een stuk,
dat aan allen twijfel een einde maakt.
Bladerende in het Register van de
Memoriën, Approbatiën, enz. der Amsterdamtche
Weeskamer, van 1687?1701", vond ik op
fol. 217 de volgende acte:
Den 17 December 1698 heeft Vroutje
Fullenius vertoont het testament van ds.
Balthazar Bekker, in zijn leeven bedienaar
des goddelijkken woorde, haaren overleeden
man, BEGRAVEN TOT JII.SÜM IN VRIESLAND,
zy'nde in zijn leeven met haar gepasseert
voor den notaris Johannes Boots op den
18 May 1691, daarin de Weeskamer in alle
voorvall«n is gesecludeert".
Hiermede is de zaak beslist, door eene
verklaring van Bekkers weduwe zelve. Het
graf moet dus inderdaad worden gezocht te
Jelsum.
Amsterdam, 16 October 1S09.
Dr. Jon. C. BKEEN.
Ktit en Rente.
De opmerkingen van den heer L. Schnepper
eischen enkele aanvullingen.
Ook in de negentiende eeuw heeft de Kerk
eteeds geleerd, dat alle rente ter wille van
eene geleende som woeker is. Op de theoretische
vraag wat is woeker?" is steeds geantwoord:
zie de encycliek Vix perveoit," zij geldt voor
de geheele Kerk.
Deze stamt niet uit de middeleeuwen, maar
uit 1750 en Benedictus XIV handhaaft daarin
de oude leer.
Daarentegen verklaarde omstreeks 1830 eene
congregatie van kardinalen, dat zij die de ge
bruikelijke rente aannemen, niet behoe 7en te
worden verontrust.
Dat bij het leenen soms schadevergoeding
mag aangenomen worden, gold sedert Thomas
van Aquine vrij algemeen.
Wij hebben dus dezen toestand.
Hoewel van den eenen kant de Kerk leert,
dat er uit de geleende som zei re niet het aller
minste recht op rente ontstaat, duldt zy' toch
het aannemen van een matigen intrest ook als
er op schadevergoeding geen recht bestaat.
Wanneer hier de nadruk gelegd wordt op
RKCIIT en op AANNEMEN is er geen tegenspraak
en de meening van den heer Schnepper,
dat hier voor verwijten aan de Kerk geen
plaats is, deel ik volkomen.
Mijn verwijten waren dan ook niet tegan
de Kerk, maar tegen eene rij van theologen
gericht, die bij het verklaren van de
hedendaagsche houding der Kerk van de leer der
Kerk zijn afgeweken :
Door of wel te verkondigen, dat het dogma
niet heeft bestaan en dat het geld vruchtbaar
is geworden. (Meyer.)
zoek u daarom, indien u dit mocht
bevallen, te komen overmorgen-avond
te half acht ure onder de groote kastanje
vóór het paleis. Als teeken van her
kenning aeb ik een boek in de hand in
rooden band en verzoek u ook zoo te
komen.
Hoogachtend
Mej. N.
Jan Taalman sliep weinig dien nacht.
Den volgenden avond moest Jan weer naar
z'n zuster. Het was hem moeilijk kalm te
zijn en niets te laten merken, daarom zat-i
stiller nog dan anders voor het raam. Toen
zei hij, nadat ze een tijdlang zwijgend naar
buiten hadden gekeken.
't Is stil van avond op de straat."
Och," kwam 't er onverschillig uit.
Ja.... Maar bij mij in de straat is 't nog
stiller."
Vin je ? Ik vin 't niet."
Nou, ik wel.... As ik daar voor 't raam zit,
val 'k geregeld in slaap van wege de stilte.''
Ze zei niets, vond 't niet roodig. Jan
draaide zich es om, vervolgde na een
oogenblik, kijkend naar de boekenhanger: Jij
hebt daar toch wel aardige boeke. Heb je
die nou allemaal al geleze?"
Die? Allemaal. Sommige al tweemaal."
Mag 'k «r es eentje van leene ?" vroeg
Jan, opstaand.
Ga je gang. Als 'k 'm maar terugkrijg."
Deze week al."
Da's niet noodig. Zoo gauw keb je 'm
toch niet uit."
Nee, deze week, vast. Mag 'k er eentje
uiizoeke ?"
Ga je gang.... Je moet neme Martijn
de Vondeling", da's mooi. Da's die in die
bruine band."
Of wel te beweren, dat nu krachtens uit
wendige titels Eteeds recht op rente aan
wezig is. (Pesch).
Of wel de oorzaak van het renteverbod
enkel in de liefde en niet vooral in de recht
vaardigheid te zoeken en, ratione mutui (ter
wille van de geleende som) op te vatten als
ratione mutuandi (ter wille van de
leeningsdaad). (Cathrein en Kwakman,)
Of wel van eene virtueele huur van geld
te spreken. (Antoine),
Of wel er drie van deze meeningen op na
te houden. (Prof. Aengenent. De Katholiek,
deel 124, pagina 19 en 20)
Dat by de opgenoemde theologen vier
Jezuïeten zijn is toeval; overigens schijnt de
heer Schnepper er niet mee bekend te zyn,
dat er nog nooit een Jezniet tot Kerkleeraar
is verheven en dat Leo XIII in deze dingen
uitdrukkelijk en zoo herhaaldelijk heeft aan
bevolen om tot de leer van Sint Thomas
van Aquine terug te keeren.
Vooral waren mijne verwyten gericht tegen
die voormannen der zoogenaamde Katholieke
Sociale Actie in Nederland, die desondanks
op de kapitalistische dwalingen van boven
genoemde theologen hun applaudiseerende
kerk en hun zwijgende school opbouwden
en zoo eene instelling tot stand brachten,
die niet katholiek en sociaal, maar kapita
listisch is.
Eene ware katholieke sociale actie kan
enkel alleen worden opgebouwd op het dogma
der Keik als fundament.
De Kerk zal handhaven, getrouw aan haren
goddelyken oorsprong, elk puntje van Christus'
leer en dus ook de juiste verklaring van
Lucas VI : 35 en zij zal dat doen ondanks
de menschelijke afdwalingen harer kinderen.
Want juist toen het scheen, dat Zij tengevolge
daarvan op het punt stond hare leer te
veranderen, traden hare vijanden, de socia
listen, op als verdedigers dier leer.
Zoo iets moet een raadsel zijn voor ieder,
die Haar niet als een stichting van Christus
wil verstaan.
PKHEGRINÜS.
cfnaazonban.
Geachte Redacteur!
In het laatste nummer van uw weekblad
(10 Octobei) komt een artikel voor van
Radboud uit het Noorderj." Vergun mij, dat
ik op eene groote onjuistheid in zijne be
schouwingen wijs, n.l, waar hij aan het slot
beweert, dat thans een moderne dominéin
Friesland een unicum" is.
Hier is Radboud, die zich voorstelt als
een Fries, blijkbaar niet op de hoogte, want,
uitgezonderd wellicht N.-Holland, is er geene
provincie in ons land, waar meer moderne
predikanten zijn, dan in Friesland.
In de Hervormde kerk in Friesland zijn
233 predikantsplaatsen. Van deze worden
98 bediend door moderne predikanten of
waar za vacant zy'r, begeeren de gemeenten
moderne voorganger?. Dus een modern pre
dikant i3 geen unicum in Friesland, wat
betreft de Ned. Hervojmde kerk.
Bij de Doopsgezinden in Friesland zijn 41
predikanteplaatsen. Voor zooverre ik kan
nagaan zijn de predikanten zoo goed als allen
of allen modern. Daar is een orthodoxe een
unicum. Tot deze moderne dominé's reken
ik ook de door Radboud genoemde
ongewenschte elementen, n.l. de roode" dominé'p.
Want zijn deze van een andere politieke
kleur dan hunne andere moderne collega's,
ze behooren toch tot de moderre predikanten.
Hoe Radboud er bij komt hen
ongewenschte elementen te noemen, begrijp ik
niet. Integendeel, er zijn gemeenten, die hen
begeeren, en het ia goed dat er van die
roode" dominé's zijn, omdat zij vat hebben
op vele menschen, die van kerk en gods
dienst vervreemd waren en omdat zij mede
werken, dat er in Friesland steeds meer
opgewekt leven op godsdienstig gebied komt.
Maar ook al wil Radboud deze roode"
dominé's niet tot de moderne predikanten
rekenen, er blijven van deze laatste nog
genoeg over, om zijne bewering, dat een
modern predikaat in Friesland een unicum"
is, onjuist te noemen.
Er zijn twintig rooden" onder hen in de
Hervormde, en zeer enkelen in de Doops
gezinden gemeenten in Friesland.
Wil Radboud de lezers van uw weekblad
nog verder over de toestanden in Friesland
inlichten, hij stelle zich eerst beter op de
hoogte.
Met beleefden dank voor de plaatsing van
het bovenstaande
? Hoogachtend,
U Ed. dw. dn.
B. DB HAAS, modern-predikant.
W in s u m (Friesl.) October 1909.
* *
*
Waarde Redactie!
De heer de Haas heeft in zijn bovenstaand
schryven formeel geheel gelijk. Als men
modern" neemt in den zin van
nietorthodox", dan zijn er in Friesland zeer seker
nog tal van moderne predikanten. Dit niet
te weten zou, inderdaad bewijs hebben ge
geven van een zoodanige onbekendheid met
den feitelyken toestand in dezen, dat de
heer de Haas weer volkomen terecht mij
den eisch zou hebben gesteld, in het slot
van Z.Ed's schrijven vervat. Ik had dan ook
beter gedaan met te echry ven dat een modern
predikant van de genoemde soort thans een
unicum was in Friesland. Maar met deze
restrictie handhaaf ik overigens geheel mijne
voorstelling van zaken in dezen, juist op
grond van mijne voor Friesland vrij
algemeene kennis van menschen en toe
standen.
Zich noemende en aldus genoemd wordende
moderne" predikanten, zeker, ze zijn er nog
vrij talry'k m Friesland en velen hunner mij
persoonlijk zelf niet onbekend. Maar ze zijn
in hun optreden, zoowel op den kan»el als
bij hunne catechisatiën en in hun dagelij kschen
omgang zoo geheel anders dan hunne voor
gangers van zoo'n 40, 30 jaren geleden; ik
zou haast zeggen: zooveel makker.
De heer de Haas noeme my', zoowel onder
de Hervormde ala onder de Doopsgezinde
predikanten van thans in Friesland, eens
iemand de rooden" uitgezonderd die
nieuw leven weet te blazen onder de
kerkgaande schare, zooals dat in de door mij
genoemde periode mannen als Hoevers,
Balsem, Da Koo, Colenbrander, Kutsch
Looienga, Lieftinck, Geerts en zoovele anderen
wisten te doen.
Wat de heer de Haas zelf schrijft over
het wenschelijke van het optreden van
roode" dominé's, wijst er reeds min of meer
op, dat de moderne predikanten van heden
40 cents per regel.
BOUWT te W U H-SPEET.
Inlichtingen bij het bouwbureau Arti",
aldaar.
C. H. VAN DER VELDEN, Pa. C. B. B9SCH, Holjnw.
KALYERSTR. 153, b, II Spui, Amsterdam. Tel 2045.
Noriaai-OnderHeeÉi
van
ProOrG
Eenige
Fabrikanten
W.BengerSühne
Stuttgart
Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstr. 157
K. P. DEÜSCHLE-BENGER. ]
Dmqgl
xani 'mei talrijke ni
. waatender
JVobl&mTriumph
*a l
Koopt UITSLUITEH J> BOTER OMUJt RIJKSCONTROLE.
»e STAAT GARANDEERT IJ een ONVER V ALSCHT product,
Boterliandel ZUID L A REN*', REGULIERSGRACHT 27. TELEFOON 8935.
Bruine band ? Nee, die ken ik." Toen
greep Jan een boek van groot formaat in
roode band.
Da's de Camera Obacura", zei ze, die's
ook wel mooi, Maar die zuje wel kenne."
Jawel, maar 'k wil 'm nog wel es leze."
Nou, zooals je wil. Zuje d'r een kailie
om doen voor de vlekke?"
Een kaüie? 'k Zal d'er wel voorzichtig
mee weze."
Nee, doe 't tou."
Ja, 'k zal het doen."
Dien avond ging Jan vroeger weg dan
gewoonlijk. :t Was hem daar te stil voor
z'n gemoedstoestand.
Om zeven uur den volgenden avonl ging
Jan de deur al uit, de Camera Obscara"
zonder kaft in de hand. Angstvallig bleef-i
in den omtrek van 'c Paleis, bang dat-i te
laat zou komen. De minuten kropen heen.
Nu en dan bleef-i voor een winkel staan,
maar 't nerveus ongeduld belette hem met
kalmte de etalages te bekijken. Dan greep-i
z'n horloge weer. M'n god, het schoot niet
op, 't scheen wel of 't uurwerk stilstond. En
met het wachten steeg de spanning. Nog
tien minuten. Hij zou er maar alvast gaan
staan, en langzaam liep hij naar de afgesproken
plek. 't Begon al wat te schemeren. Toch
kon je nog de menschen heel goed onder
scheiden, maar onder de kastanje was 't al
donkerder, zoodat j'er veilig stond, dacht
Jan, voor onbescheiden blikken. Hy keek
goed uit, je kon niet weten, ze mocht es
vroeger komen, net als hij. Nu en dan kwam
wel een vrouw voorbij, maar allen liepen
door zonder kijken om zich heen en zonder
boek. Toen eensklaps zag-i een dame, die
heel bedaard wandelend de boom naderde.
Ze droeg een zwarte voile, zoodat je niet kon
zien wat voor gezicht ze had, al was 't her
kennen op zoo'n afstand door de schemer
ook al niet mogelijk meer. Toch zag Jan,
dat ze in d'er hand iets raods droeg. Ze
naderde al meer, kwam regelrecht op hem
af, en Paalman, overtuigd, dat zy 't zou
wezen, ging haar al tegemoet, de Camera
Obscura" duidelijk zichtbaar. Maar nauwelijks
was-i uit het donker meer in 't licht gekomen,
terwijl zy hem op enkele pasaen was gena
derd, toen een flauw gilletje klonk en de
dame, eensklaps stilstaand, haar boek liet
vallen, Jan stond een oogenblik verbaasd te
kijken en liet het boek waar 't lag. Maar
toen haar naderend, klonk 't plotseling tril
lend uit z'n mond:
Jesea, Marie ben jij 't?"
Ze stond een oogenblik nog ontzet, tot
ze eindelijk schor van ingehouden woede,
omdat ze niet kon schreeuwen voor de
menschen, zei:
O, wat een kreng ben je, wat een kreng.
Ga weg, gemeenerd. Hè, wat gemeen van je...
O wat een kreng."
Maar Marie ..."
Ga weg.... 'k weet wel, jij gunt het mij
niet hè; omdat jij niet trouwe wil, kun je
't ook van mij niet vele, gemeene.. .. Had
je daarvoor dat boek noodig? Geef op" en
met een nijdige ruk trok ze hem 't boek uit
de hand, raapte 't hare op, wou heengaan,
maar zich nog even keerend naar haar
pafstaanden broer zei ze, vinnig driftig: en bij
me kome hoef-i nooit meer, nooit, 'k Besta
niet meer voor je." Toen ging ze.
Een oogenblik bleef Jan nog staan, dan
liep hij langzaam, wezenloos, versuft naar
huis en zonk er in z'n stoel neer, zat uren
lang in 't duister van de kamer, ging
toen naar bed, om den volgenden dag z'n
sleur-leventje weer te beginnen, nog meer
alleen.