De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 28 oktober pagina 2

28 oktober 1909 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD-VOOR NEDERLAND., No. 1692 Hoe het z\j, omtrent des titel, die voor Gips heeft gegolden, zijn wij op gissen aan gewezen. Zoolang, voor de toekenning der Oranje Nassau Orde inderdaad tot een alleszins waardige onder scheiding; te maken, er geene nauwkeurige voorschriften worden gegeven, zooals met de Millitaire Willems orde o.a. het geval is, zullen christelijke en onchristelijke ministers met dat gevaarluk speelgoed zich kunnen bezeeren. Uitvinders" verkondigden ons als hunne ontdekking, dat Gips het lintje verwierf wegensi zijn behoeden van de Halve Maen" tegen zeerooverij als anderszins. Hoe hij d*g- of wel nachtwakersverdiensten ten deze heeft kunnen laten gelden, is ons echter een raadsel. De Halve Maen" werd terstond na aankomst veilig en wel opge borgen op Uncle Sam's marinewerf te Brookljjn. Hier werd het jacht nauwgezet bewaakt, d.w.z. middellijk door de bezet ting der werf en regelrecht met de bemann»g en 4oor opzichters, geleid door den Nederlandschen marine-ingenieur, den heer Benfchera. Gips kan van af Wr. 39 Broadwny kwalijk het oog op de Halve Maen" houieo. In elk geval zoude eenige titelopgave oaw aanleiding van het gewraakte lintje faeagst wenschdijk zijn te achten, na de begiftigde «ene onderneming beheert, die nu»lthans verf eerder rouw dan sier toekomt. A. E. M. S TE LATER. Baiten het verband gezien. Tiet minder dan drie artikelen heeft de Amsterdamsche correspondenf der N. B. Ct. gewijd aan het feit dat bij de behandeling van het Raadsadrea aan de Tweede Kamer over het wetsontwtrp tot regeling der gameentefinanciëa, de sociaal-democraten hadden voorgesteld om tevens te verzoeken dat de wet de gemeenten niet langer zou beletten haar Inkomstenbelasting vrijelijk progressief ia maken, al naar de Baad zou goedkeuren. En vooral dat niet-socialisteo, de Vry zinnige Demoeraten en ik dat amen dement gesteund hadden! Dat wil zeggen hij tad het alleen over de V. D., wien hij meer gezond verstand toeschreef. O ver het mjjna is hij, ginds ik n den Jlaad zit, voort durend in twijfel. * # * Dat nu een dergelijke Aanval van dien kant zou komen was precies e ven makkelijk te voorspellen al« dat de sociaal-democraten na de verwerping zouden schreeuwen over dien kapitalist ischen TUad. Dat gaat haast automatisch. De een roept: wat een stom melingen! De ander: wat een egoïsten! Pul a -penn-ij in the slot and the birds will .cru! Haar de heer Berckenhptf had het dit keer vooral voorzien op wie met de S. D. A. P, medegingen. Dat die partij de rijken wil villen, weten we. Doch hadden de andere progressieven niet zoo verstandig roosten zijn ta begrijpen, dat het Kijk toch nooit de Gemeenten vrij zou kunnen laten, den welges'elden het vel over de ooren te "halen? Ki1 is een anekdote van oude rechters, die erg bang waren hun vingers te branden tegenover een zeer saherpzinnig e» be kwaam pleiter. Hij was hun meestal te t na p af. Maar dit hadden ze wel in de gaten: als hij heel lang pleite, dan voelde hij zich .het zwakst. En dan lieten ze het hem ver liezen. Maakte hy 't kort, dan moest hij gelijk hebben. E ii zoo kan men ook omtrent den seherpzinnigen heer Berckenhoff zeggen: toe langer hu schrijft, des te duidelijker bewijs dat hij zijn draai niet kan krijgen Der Jude muss verbreni.t. Daarvoor is hij poli tiek correspondent. Maar bet hout wil niet al tij J ev<en goed branden. *** Wat zijn drie stukken met hnn «Hen voorbijzien is het feit dat de Inkomsten belasting niet maar alleen sluitpost, maar ?ook yaafc Tereffenpost der belastingheffing zal dienen te wezen. Dat haar werking te beschouwen is in verband met de andere belastingen, en dat waar de zakelijke be.lastingen soms z«er owprogessief werken, en veel te zwaren druk op de kleinere en gemiddelde vermogens leggen, men de Inkomstenbelasting kan behoeven om de verhoudingen in het reine te brengen. Zoo is het bekend dat heffingen op de huur waarde verhoudingsgewijs zwakker werken naar mate de vermogens stijgen; en men ?fcaa een hoogere progressieve heffing uit de Inkomstenbelasting behoeven om er tegen te waken dat de hoogere inkomens zelfs een lager percentage dragea dan de ge middelde of kleinere. 1) Tenzij ik stipte hel in het debat even aan de Gemeenten de zakelijke belas tingen: personeel (voor zoover over de huur waarde) en grondbelasting geheel naar zich . toe konden trekken en met de straatbelasting samensmelten tot n zaakbelasting naar de verkoopswaarde, zullen de Gemeenten hun iiiiMimiiMimimiiiiiiiMiMiiiiiimiHHmiiimiiiiii WIJNOOGST. Door Johanna Diepenhorst. Door dichte nevelen breken dunne glinste rende zonnestralen; de grauwe morgen heeft het voornemen een middag vol warme zonne schijn te laten volgen. De dunne, glanzende lichtstrepen, die de met de nevelen kampende zon uitstraalt, verbreiden zich over den blauwen Rijn, leggen zich op de velden en spelen over de helling der bergen, wier wijnstokken schitte ren in bonte pracht. Herfst heeft ze overgoten met rood, bruin en geel; een aristocratisch mat en een plebejisch schril heeft hu door elkander geworpen en het brandt en gloeit in ontelbare schakee ringen. Kracht en macht, groei en bloei van eene lente en eemen zomer uiten zich hier in een feëriek kleurenapel, waarbij de zon het liefst vertoeft en waarin zij onderduikt om haar licht in al die verwen te laten «loeien, en den wijnstok te laten zien in al zijnen glans. En deze niet wetend, dat zijn wildschoon leven, sterven is, laat de zon den toegang en geniet met wellust de overweldi ging van den Herfst. Zoo'n decoratief past den Winzer juist voor zijne Weinlete, en op een vroegen morgen, als de warmroode zon juichend de zakelijke heffingen nooit op goeden grond slag kunnen heffen. Een goed- progressieve inkomstenbelasting blijft dus een dubbel noodzakelijk correctief. Natuurlijk zal m«n dit toepassen met wijsheid en voorzichtigheid." Niet het Rijk onder de duiven schieten, waar we immers juist willen dat het Rijk zal schieten voor ons", welbewust hoe makkelijk de vette hazen over onze gemeentelijke omtuining wegspringen. Het Rijk, dat mét Gedeputeerde Staten toch altijd nog toezicht heeft op de Gemeente- verordeningen, en die zelfs om redenen van algemeen belang" vernietigen kan. Er was zelfs een tijd dat men aan liberale zijde zeer schwarmde voor de Gemeente lijke Autonomie. Maar toen waren er nog geen gevaarlijke hervormers op het pad. Neen, de heer Berckenhoff zal er in moeten berusten: Las gens qu'il a tuése portent assez-bien!" Ze hebben ook zelfs verleden week hun positieven best bij elkaar gehad, toen ze zich niet bang genoeg toonden voor het rooie spook, om er het wijier billijkheidsbelang en de zelfregeering der groote steden om voorbij te gaan zien. L. SlMOKS. 1) Bij deze laatste -kooaea de opcenten op het personeel ad 140 i-O., voor zoover ge heven op dm grondslag huurwaarde, uit op ongeveer 1.80 pCt. van hot belastbaar In komen. Maar wie by (ea inkomen van ?80.000 een huis beivjont van ? 3000 hu urwaatde betaalt in die zelfde op ce a te u maar 0.75 van zijn Inkomen, das een volle percent minder dan minder draagkrachti^en. Il ....... illiiltniiHl ...... iliiiiliiiiiilHiiiim ........ iimiHiimmmiimmm Braste^ ring. Er is 'n streven naar onafaankelijkheid, selfhelp" in alle la?en vau onze maat schappij merkbaar. Alom organiseert men zich en ziet men vereenigingen en groepen van vereenigingen zelf ter hand nemen wat vroeger aan anderen overgelaten werd, uitschakeling van factoren, om z'n grond stoffen tegen den laagsten prijs zich te verschaffen of z'n producten tegen den hoogsten prijs te verkoo pen: coöperatieve inkoop b. v. van meststoffen, zaden en landbouwgereedschappen, coöperatieve zuivel fabrieken om eenige der best geslaagde uitingen van dit streven te noemen. Ook op het gebied van verzekering in al zijne vormen, van levens-, brand-, in braak-, ongevallen-, hagel-, paarden-, vee-, glas-, en andere verzekering weriit dit streven door en blijkt daar uit de oprich ting van tallooze, maest kleine en nog jonge, onderlinge maatschappijen. 'Onder linge maatsehapgijerj, wat dat zeggen wil behoef ik den lezer niet duidelijk Ie maken, de verzekerde is tevens verzekeraar ge worden. Dit verschijnsel is wel eenige aandacht waard. Ongetwijfeld is het 'n gezond verschijnse', bewijs van ' veerkracht in ons volk. Maar jong als 't i*, is 't in hooge mate met de fouten der jeugd behept! Het is mij bekend dat f r zeer oude en zeer solide onderlinge maatschappijen bestaan. Zij varen onder valsche vlag. Bij nagenoeg allen is het beginsel van onderlingheid verwaterd, 't zijn erfelijke ondernemingen van en voor de Directie geworden. Hier over aanstonds. Wat was het doel der oprichters dier onderlinge maatschappijan ? Gezien de regel matig abnormale winsten van eanige assu rantiemaatschappijen en de meestal groote winsten van de groote meerderheid der overige, beoogden de verzekerden- verzeke raars die groote winsten, benevens provisie enz. aan zich te trekken en zoodoende een belangrijke besparing aan premie te verkrijgen. Dit is in vele gevallen gelukt. Ik beperk mij in dit opstel tot brandverzekering en wjjs op het best geslaagde voorbeeld van 'n zuiver onderlinge brandwaarborgmaatjchappij, die voor (niet van) de gemeente Leeuwarden in 1850 opgericht met 'n reservefonds dat bijna 2 >s' ton groot is. Men vergelijke de premie tussehen die onzer groote maatschappijen op aandeelen (thans door buitenlandsche concurrentie wel iets gedaald) en die de Leeuwarder Onderlinge van hare verzekerden vraagt. Op twee wijzen nu openbaart zich dat streven naar Onderlinge brandverzekering. lo. Groepsgewijze brandverzekering. In het oizonder is er aansluiting merk baar in bedrijven met hooge assurrantielasten ; het groot boerenbedrijf windmolens, zuivelfabrieken e.a. vereenigden zich hier en daar tot onderlinge verzekeringsmaat schappijen die uitsluitend gelijksoortige ri sico's opnamen. Voor den winkelstand ware wellicht in deze richting ook wat te doen. In de Ned. Werkgeversvereniging is de kwestie ook aan aan de orde. 'n Commissie uit haar midden stelt 'n onderzoek in naar nevelen tracht te verdrijven, om vrüspel te hebben, zendt hij zijn volk in den wy'nberg. Dan trekt het op, de mannen met Loyeln *) op den rug; de meisjes met tobben in de band, en op den wagen, die hompelt en stoot op het ongelyke plaveisel, de groo:e kuipen. Als ze het dorp achter zich hebben, komen de tongen los en eer zij den wijnberg bereikt hebben, zy'n jong en oud reeds zoo met el kander vertrouwd, dat hun keien tot w'jd over de bergen weerklinken zou, als de nevel zooveel vroolijkheid niet wiat te dempen. Bij den wijnberg gekomen verspreiden zij zich, ieder weet zy'ne plaats tusschen de rijen wijnstokken. Bonte bladeren vliegen door de lucht, tros voor tros wordt geknakt. Die vele handen maken het werk licht, de kleine tobben zijn snel gevuld en nog sneller in de Logtl*} geledigd, die den inhoud enkel aan de kuipen op den wagen afstaan. De nevel trekt langzaam op; zyne grauw heid past ook niet bij zsoveel leven en bedrijf, waartusschen hier en daar een lied klinkt. Zacht rolt het door de Reben als gezongen door weinigen, doch langzamerhand verneemt men meerdere stemmen; het eene couplet volgt op het andere en als vrouw Zonne *) Logel (Zuid-Duitscb) in de Rijnlanden Lagel of Legel =z kleinere kuip bij den wijnoogst in gebruik. de mogelijkheid om 'n onderlinge brand waarborgmaatschappij tot stand te brengen voor de groote industrieele bedrijven. In beginsel is er weinig tegen deze groepeering van gelijksoortige risico's mits zij verspreid liggen, het aantal en het verzekerd kapi taal zoo groot is, dat en dit is bijna ?wiskundig zeker te bepalen, er eenige sta biliteit te verwachten is in de jaarlijksche te heffen hoofdelijken omslag. Toelichting is haast overbodig. Gesteld dat 3 molens zich onderling verzekeren dan zullen zij b.v. 10 jaren lang geen hoofdelijken omslag (premie) behoeven te betalen, brandt er dan een af dan betalen zij in eens 333 per mille, (tenzij reservefonds gevormd werd, maar ook in het eerste jaar had de brand kunnen plaats hebben). Alet 100 molens is meer regelmaat te verwachten en met 20.000 van deze risico's zullen de jaar lijksche verschillen behoudens zeer buiten gewone omstandigheden zeer gering zijn. 2o. Naast deze groepsgewijze verzekering vinden we de veel talrijkere afdeeling van onderlinge plaatselijk werkende verzeke ringsmaatschappijen. Zij beperken zich ge meenlijk tot woon- en winkelhuizen, nemen alleen z g. goede risico's op. Daar de meeste nog jong zijn, (de Leeuwarder" is 'n uitzondering) nog niet over voldoende re servefondsen beschikken, sluiten zij meestal herverzekering (veelal bij buitenlandsche maatschappijen) 't zij voor 't geheele ver zekerde k pitaal, 't zij op de voorwaarde dat wanneer de schade 'n bepaald bedrag overtreft zij dit exces van den herverzeke raar zullen terugontvangen. Dit. eerste ge val is dus eigenlijk onderlinge verzekering, de verzekerden zijn niet tevens verzeke raars, men zou dat 't sluiten van een col lectief verzekeringscontract kunnen noemen. De premie-besparing daardoor verkregen, wordt aangewen! om 'n reservefonds te vormen om geleidelijk zelf 'n deel van de risico te dragen. Hoe sympathiek dit streven ons ook is, er bestaan ernstige bezwaren tegen deze maatschappijen. Zij werken veelal plaatse lijk. Uitera»rd liggen de risico's dicht bij elkaar en kan het verzekerd kapitaal niet zoo groot zijn als wel wenechelijk is. In groote plaatsen als Haarlem e.a., goed, ruim gebouwd, met veel open water, uitmuntende waterleiding, 'n goede brandweer, telefoon enz. is dit bezwaar niet zoo groot als b.v. in Staphorst in Orerijsel waar 464 land bouwers 'n onderlinge brand«--aa- frorgmaatsohappij stichtten met plra. ? i 00.000 ver zekerd kapitaal en zonder herverzekering te sluiten. Ea dat in 'n dorp vol hooi, stroo, rieten daken enz. Men herinnere zich de brand in 't naburige Friezenveen. Demoge lijkheid (bijna zeide ik de waarschijnlijk heid) van een calamiteit is bij oagunstigen wind niet buitengesloten. Het ware te wenschen dat deze talrijke uitingen van sDlidariteit en initiatief beter geleid werden. Aansluiting tusüchen deze ouderlingen is weuschelijk, meer dan dat, noodzakelijk. Plet verzekerd kapitaal moet zoo groot mogelijk zijn. Moeilijkhedei zijn daarbij zeker te overwinnen. Vooreerst het groote wantrouwen tegen wat buiten den gezichtskring ligt, wantrouwen ook wegens die groote kanker van brandverzekering, brandstichting, 'n Plaatselijk verzekerde overziet z'n terrein. En dan de moeilijkheid der classificatie der risico's individueel en naar de gemeente. Want er eijn zeer ge vaarlijke en zeor veilige plaatsen uit 'n oogpunt van algemeen brandgevaar. Het ontbreekt nog aan 'n eenigzins volledige brandstatistiek in ons land, die ons dezen grooten dienst zou kunnen bewijzen. Maar er wordt in die richting gewerkt. W. MEIJER CLUWEN'. llllllllllllllinilllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIItllllllllllllllllMHIl De Romm van een Gfezin, I, De Gelukkige Familie, door HBKMANROBBSRS. Amster dam, Jac. G. Robberc, 1909. ~ Er zijn weinige schrijvers, die zulk een klaren, logischen ontwikkelingsgang achter zich hebben als Herman Robbers. Elk zjjner grootere verhalen (of roman», als men liever wil) beteekent een keerpunt in die ontwikkeling, welke na te gaan aantrek kelijk moet zijn voor ieder, die in geeste lijke dingen belang stelt. Na een voorspel van eenige kleinere ver halen, verscheen allereerst De Roman van Birnard Bundt, zijnde een soort van lyriechrealistisch verhaal, gelijk er in de eerste tien jaren na '80 vele werden geschreven. Het zijn bijna autobiografieën met veranderde namen terwille van de gepast! e';d en met een weinig verbeelding aangelengd. De bijzon derheden van het uiterlijk leven blyken er realistisch of zelfs impressionistisch aangehaar weldadigen invloed laat voelen en haar licht over, tusschen en onder de ranken laat tuimelen, jubelt het in den Wijnberg uit vele kelen. Daar wordt gepraat, gespot en gelachen, en de terecht wij zingen der ouderen vermag de overmoedige jeugd slechts voor een oogenblik in ban te houden. Die opbruisende levens lust werkt als schuimende champagne ; zg sleept de ouderen mede en ook bij hen ont breekt het niet aan scherts en kwinkslag. Als de herfstvuren ontstoken zijn en de geur van gebraad" zich verspreidt, komt eerat de rechte stemming. De gebakken aardappelen, want die zijn de hoofd- en dikwijls de eenige schotel in den wijnberg, schijnen de uitwerking te hebben van druivennat. 't Wordt steeds lustiger. Vrouw Musica doet in den Winzerkring haar intrede met een mondharmonica en als zij in den overvloed van haar goed hart een dansje ten beste geeft, beroert Terpsichore de voetzolen der aanwezige jeugd. Met vlugge passen danst men om de herftsvuren en met loome schreden gaat men ein delijk weer aan den arbeid. Het werk vlot niet meer, doch er zy'n nog ledige kuipen op den wagen, menige druif moet dus nog ge plukt. De zon, haar stoeien met den wijnstok moede, kan het tegen den nevel, die rondom uitdampt, niet volhouden. Haar kracht is gebroken, de lucht wordt rauw en de wijnberg staat weldra glansloos in vochtige grauwheid. keken, en evenzoo de personages, maar 't is een, om zoo te zeggen, privaat realisme van den schrijver, die z^n Ik en diens omgeving haast angstvallig nauwgezet te copieerentraeh*'. Zu'k een boek kan zeer levendig zijn van onmiddellijke werkelijkheid, doch tot een geheel, een kunstgeheel of tot geheel kunst wordt 't niet. Daartoe is 't van zelf te fragmentisch. Van Barnard Bandt ging dan nog een bijzondere kracht uit door zekere warmte of heftigheid van gevoel tóór waarheid en goedheid, geluk men 't globial pleegt te noemen, en tegen leugen en slechtheid, gelijk het even globaal pleegt te heet en. B(j velen had 't boek n door die geyoelswarmte n door de levendige, knus- Hollandsche binnen huisschildering, die zy'n inhoud vormde, een groot euccep, terwijl het anderen juist daar mede afstootte. Ka eenige jaren volgde toen een tweede roman: De Bruidttijd van Ar,niede Boogh,die een grooten «tap vooruit beteekende. Voor 't eerst was in dit vferhaal alles fictie. Niet meer angstvallig dicht bij huis (het huis van zijn Ikheid) bleef de schr\j ver, noch behoefde hij meer den steun -van 't besef, dat toch alles onloochenbaar en liefst zoo even gebeurd was, wat h\j beschreef. Hfi had vertrouwen gekregen in zijn eigen verbeelden en kon DO de autoriteit vau het reëele leven naast zijn werk ontberen, evenals het kind, dat eerat schuchter aan vaders hand naar school liep, heel gauw liever alleen gaat, om lat t den weg kent en zich onafhankelijk begint te voelen. Zoo stelt nu Robbers, wel mee uit erveringeherinneringen, zijn fictiepersonen op. Hij copieert hen niet meer, h\j componeert re, gelijk hy°de intrige, de omstandigheden van tijd en plaats niet navertelt, maar bedenkt, samendenkt tot een goed aaneengesloten dram tieche handeling met opzet, ontwikkeline, hoogtepunt en slot. Beteekent dit niet, om 't maar eens raar plastisch oit te drukker, dat Robbers begre pen heeft, hoe de kunst niet buiten hem in de wereld, maar binnen in zijn eigen boofd gelegen is en nu, van krampachtig ea angst vallig objectief, welbewust en beraden sub jectief is geworden? ZDO steekt er dan in De Bruidstijd van Annie De Boogh niets geen persoonlijk-historische werkelijkheid meer, maar is het Robbers, ganfch en enkel, die wij vinden in ds handeling, in alle personen en in alle plaatsen, Robbers nu niet allee a als vertolker der werkelijkheid van 't uiterlijk leven, maar als schepper van eenandere wer kelijkheid in tweeden aan'e?, een werkelijk heid der kuner. Zoover had dm zijn evolutie hem tians gebracht, doch 't was er ver van af, dat die ontwikkeling hem louter voordeelig bleek. Da levendigheid der voorstelling verloor er onder, dat nu niet meer direct van 't leven was afgeschreven en waar ook d? eiüch der preciesa afoeelJing van eigen dagelykech be staan losgelaten werd. stond de deur open voor allerlei onbedwongen uiting van Rob bers' toenmalige schrijrersperaoonlijkheid. Dat wil zeegen : Bernard Bandt sprong er uit. Hetgeen in zijn Roman hinderlijk gefeest was, werd onuitstaanbaar iu Annie De BMgl>; te weten: de romantische sentimentaliteit, waarvan niet te ontkennen valt, dat zij ge deeltelijk het succes van 't boek heeft gemaakt, omdat het publiek er E og steeds op verzot is. Ik zeg Romantische Sentimentaliteit, wyl in de r.?marjtieke periode van het begin derl 19e eeuw naar het artikel gevoel zoo vee vraag was, dat men 't wel na moest maken (gelijk het trouwens altijd nagemaakt is) als 't niet meer voorhanden bleek. Dan gaf men valach gevoel of sentimentaliteit, zjjnde de zelfsuggestie, het zelfmitkidend vertoon van gevoel, waar dit gevergd werd en men z!ch vernederd had geacht onbewogen te blijven. Het was bij conventioneel e hoogtepunten of rampen des levens, bij dood, ziekte of huwelijk, bij ongeluk, armoede en misdaad, dat dit vereischt werd en elke speler op 's wereldstooneel kenda het repertoire van buiten. In de tusschenpoozen mocht ieder zich gedragen gelijk hij was, gevoelig of ongevoelig, maar bij open doek eiechte de gemeenschap ge lijkelijk meedoen,verloedering hier,deugdz»me afschuw daar, al naar een zwakkelijke gods dienstigheid de merkpalen van goed en slecht, deugd en boasheid, ernst en lichtzinnigheid, eenvoud en Arglist bliefde te z»tten. En de meeste acteurs waren zoo goed al« onbewust van bun d >en en speelden dus opperbest mee. Het deed en doet hun zoo goed zichzelf edel te weten, als zij ver geven en van zooveel beteren aard, als zy verachten. Nog immer, als 't er op aankomt, verdeelen zij hun medemenschen in twee soorten: de Goeden en de Boozen, Met de eereten voelen zij verteederde sympathie, boven de laatsten zyn zy aangenaam verheven en wijl het gewone leven hen vaak zoo weinig aan moedigt, jg, verwarrend anders lijkt, vermeien zÜzich gaarne met het zich indroomen van toestanden, waarin zy, als machtigen, de Deugd zouden beloonen, maar de Ondeugd honend straffen. Het is tijd om huiswaarts te gaan. Men zet zich tusschen de kuipen met goudglanzende of lluweelig-blauwe druiven op den wagen, of volgt dien arm in arm. Een lied golft over de nevelen. Zoo gaat het voort tot de dag komt, waarop men niet meer uittrekt. Eer ruwe winden om den wijnberg gieren en het loof der Reben her- en derwaarts verspreidt, is de wijnoogst geëindigd. Dan treuren de kale stokken in akelig nevelgrauw om vervlogen schoonheid, totdat de winter uit een warm, diep medegevoel hunne naakt heid dekt met een witte vacht. Sedert jaren is de wijnoogst niet meer wat hij was. De geest des grooten keizers Karel" schijnt niet meer rond te waren, om in de schoonste 'Ier zomernachten de wynbergen te zegenen. De wij ustok heeft gebroken met de gewoonte, ouderwetech-goed en degelijk voort te brengen. Hij geeft den slechten tijden niets toe en zorgt voor slechte wijnjaren; ziekten en schadelijke insecten helpen hem daarin. Zijne moderne neigingen heeft de wijnoogst aan romantiek en poëzie doen inboeten, doch ook zijn bacchantische overdaad zeer ge breideld. Voor jaren waa aan het binnen brengen der druiven een waar Bachusfeest verbonden, waaraan allen deel hadden, die by' den wijnbouw betrokken waren. Zelfs god Bachus vereerde het feest met zy'ne hooge tegenwoordigheid en zijne nimfen, saters, sirenen en andere demonen groepeerZiedaar ongeveer het sentimenteele, waar van de romantieke tyd veel verbruikte, al wae zq het wezen der Romantiek nog niet. En ziedaar ook ten grootsten deele de tweede roman van Karman Robbers, De Bruidstijd van Annie de Boogh". Er zijn daar flinke, ronborstige, gevoelige personen: de Goeden, en bekrompen, achterbakschen, ongevoeligen: de Boozen. De se irijver beschermt zichtbaar de eersten en laat niet na hen vriendelijk toe te spreken. Doch de anderen verplettert hij onder zon verachting en smaad en spot is hun deel aan 't eind, ter wijl de Goeden hun sympathiek doel bereiken. Geen der beide hoofdpersonen, laat ons ge rust zeggen : de Held en Heldin, doe» zich wer kelijk of menëchelijk voor, zij lijken opge bouwd uit allerlei ideale eigenschappen, die de schrijver in beminnenswaardeliedenwenEcheiyk achtte, en daarna met een menschenh u ld j e o vertogen. Ook de avontuurlijke intrige: Alverwinnende Liefde, die trots hinderpalen en ramp spoeden, tot haar wil komt, is er een van lieve romantiek, want het behoorde immers mede tot haar eigenaardigheden de wereld als een plaats niet alleen van overheerschend gevoel, maar ook van prikkelend avontuur te zien, juist wellicht wijl hef gewone leven zoo plat en eentonig was.... Aldus is Annie de Biogh het boek vin den sentimenteel- romantiscben Robbers in iyn volk-omensnbjeetmteit.Hy' vormde een wereld naar zyns harten lust, waar hy souverein straf of belooning uitdeelde en bet onwaar schijnlijkste liet gebeuren, louter omdat hij zulks plezieriger vond dan het nuchtere en gewone. Kortom, hu schreef een boek naar den wensen van een nog immer aehtéaar groot (d.w.z. grooter dan achtbaai) publiek, dat veel op den koop toeneemt, als het voor naamste maar streelend k voor zijn teederea smaak. Het houdt van lieve menpchec, vooral in boeken, en ziet gaarne dat alles goed afloopt en zij elkaar krijger. Bevredigt een auteur deze eisenen, dan kijken verder zij» lezers zoo nauw niet naar het bijwerk. Juist ia dat bijwerk echter begon ds derde Robbers zich te openbaren in sommige levens ware, reëele «n toe i van binnen uit geconcipieerde tweede grond-figuren en indien wij nog eens samen vatten wat dese roman voor den echryver zelf bet ««kende in zijn ontwikkeling, dan vinden wij een van begin tot einde innerlijk, dat ia met geest, gemoed en verbeelding samen gesteld verbaal van geleidsijjken en logischen gang, inderdaad een kunsteokeppmg, *jj 't ook van twijfelachtig gehalte, die ia enkele bij figuren al het rijper realisme van later doet voorgevoelen. Maar toch is de afstand nog enorm van Annie De Boogh naar dezen Roman van een Gezin. Er is hier een omkeering van de kunstenaarspersoonlykheid des auteurs, vooral niet minder radicaal of belangrijk dan de eerste. En waar wij, als in dit nieuwste b Dek, een logisch en harmonisch gecomponeerd verhaal voor ons hebben, een bedacht ver haal, buiten alle onmiddellijke werkelijkheid om, daarentegen het verloop der handeling en de personen nauwgezet aan het leven ontleend" zien (d.w.z. noch op het leven geeopieerd, noch ZDO maar uit het hoofd be dacht) daar kan men inderdaad van een cynthese spreken, die de zwakke objectiviteit van R's eerste werk en het even zwak sub jectieve van zijn tweede tot hooger eenheid verbindt. Want men moet goed begrijpen, hoe 't in elkaar zit en wat er gebeurd is. In Bernard Bandt werden de figuren als 't ware zoo uit de werkelijkheid in 't boek overgetild, wijl de auteur nog te angstig was om de hand van t leven los te laten. Maar in Annie de Boogh ia hij al zoo gegroeid dat h\j van de werkelijkheid niet meer weten wil, overtuigd, dat hij 't zonder haar best rooit n zal. Hij schept er zijn eigen verbeel ding- en gadachtewerkelijkheid, waarin hij rondgtapt als een parmantige haan tusschen zijn kippen, die, wel beschouwd, toch maar mione, kakelige schepseltjes zijn. Sedert echter is de auteur ook van dezen waan teruggekomen, den waan, dat a'dus de wereld sijner verbeelding en die der ver schijnsel e a elkaar dekken zouden. Dat zijn wereM een caricatuur op 't leven was, he*ft hij innig doorschouwd en hy is er deemoedig van geworden, als elk echt kunstenaar, die zy'n eigen stumperig product met Gods onein dige heerlijkheid vergelijkt. Nu wil hij weer tot leven en werkelijkheid gaan om van deze het scheppen te leeren, maar, onbewust, is hij ean ander, gerijpter man geworden, dan toen hy' zich 't eerst haar tegenover stelde. Zijn personages btdenk^n naar de zwakke begeerten van het gemoed, wil hy nu aiet meer, maar hen afschrijven van het leven evenmin. Uit zy'n totaalkennis der werkelijkheid formeert hij ze, toch angstvallig naar het Ie ren". Uit reëel waargenomen bestanddeelen worden ze, niet tot portretten van levenden, maar tot eigen kunst-schepsels, die ook levend zouden kunnen zy'n. den zich schilderachtig om het groote vat, waarop hij in al zijne Majesteit prijkte. Het Winzer-eongres dezen zomer in Oogstmaand te E tville am Rhein gehouden, heeft laten zien hoe de Winzer in zy'ne goede jaren zijne Weinlese wist te vieren. Eene firma in de Pfalz houdt zich nog steeds aan de traditie haar arbeiders en ar beidsters na den oogst een feest te bereiden, waaraan een kleine historische optocht ver bonden is. Dit jaar heeft deze firma den slechten wijnoogst geïllustreerd. De stoet werd geopend door een musiekkapel, die treurmarschen speelde. Onmiddely'k daarachter kwam eeneafdeeling arbeidsters met spuiten, zwavelapparaten en andere werktuigen, die gebruikt worden ter bekamping van ziekten der Reben. Daarop volgde een reusachtige wagen met Kupferkalkbtühe," dat als verdelgingsmiddel der schadelijke wjjninsecten dienst doet. Een on afzienbare rij Weinkserinnen, allen zeer smaak vol, uniform gekleed, gingen achter dit voer tuig en dezen werden gevolgd door: De oogst van 1908," voorgesteld door eene minia tuur Sloitfuhre (Mostfuhre vat, waarin de wy'n uitgeperst wordt.) en een door ziekten gedorde en door wormen uitgevreten monsterdrnif. De stoet werd gesloten door een zich bo ven allen en alles verheffend reusachtig rouw plakkaat, waarop met groote letters als satyre op de te heffen wy'nbelasting: Weinsteuer.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl