Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD-VOOR NEDERLAND.,
No. 1692
Hoe het z\j, omtrent des titel, die voor
Gips heeft gegolden, zijn wij op gissen aan
gewezen. Zoolang, voor de toekenning der
Oranje Nassau Orde inderdaad tot een
alleszins waardige onder scheiding; te maken,
er geene nauwkeurige voorschriften worden
gegeven, zooals met de Millitaire Willems
orde o.a. het geval is, zullen christelijke
en onchristelijke ministers met dat
gevaarluk speelgoed zich kunnen bezeeren.
Uitvinders" verkondigden ons als hunne
ontdekking, dat Gips het lintje verwierf
wegensi zijn behoeden van de Halve Maen"
tegen zeerooverij als anderszins. Hoe hij
d*g- of wel nachtwakersverdiensten ten
deze heeft kunnen laten gelden, is ons
echter een raadsel. De Halve Maen" werd
terstond na aankomst veilig en wel opge
borgen op Uncle Sam's marinewerf te
Brookljjn. Hier werd het jacht nauwgezet
bewaakt, d.w.z. middellijk door de bezet
ting der werf en regelrecht met de
bemann»g en 4oor opzichters, geleid door den
Nederlandschen marine-ingenieur, den heer
Benfchera. Gips kan van af Wr. 39
Broadwny kwalijk het oog op de Halve Maen"
houieo.
In elk geval zoude eenige titelopgave
oaw aanleiding van het gewraakte lintje
faeagst wenschdijk zijn te achten, na de
begiftigde «ene onderneming beheert, die
nu»lthans verf eerder rouw dan sier toekomt.
A. E. M. S TE LATER.
Baiten het verband gezien.
Tiet minder dan drie artikelen heeft de
Amsterdamsche correspondenf der N. B. Ct.
gewijd aan het feit dat bij de behandeling
van het Raadsadrea aan de Tweede Kamer
over het wetsontwtrp tot regeling der
gameentefinanciëa, de sociaal-democraten
hadden voorgesteld om tevens te verzoeken
dat de wet de gemeenten niet langer zou
beletten haar Inkomstenbelasting vrijelijk
progressief ia maken, al naar de Baad zou
goedkeuren. En vooral dat niet-socialisteo,
de Vry zinnige Demoeraten en ik dat amen
dement gesteund hadden! Dat wil zeggen
hij tad het alleen over de V. D., wien hij
meer gezond verstand toeschreef. O ver het
mjjna is hij, ginds ik n den Jlaad zit, voort
durend in twijfel.
* #
*
Dat nu een dergelijke Aanval van dien
kant zou komen was precies e ven makkelijk
te voorspellen al« dat de sociaal-democraten
na de verwerping zouden schreeuwen over
dien kapitalist ischen TUad. Dat gaat haast
automatisch. De een roept: wat een stom
melingen! De ander: wat een egoïsten!
Pul a -penn-ij in the slot and the birds will
.cru!
Haar de heer Berckenhptf had het dit
keer vooral voorzien op wie met de S. D.
A. P, medegingen. Dat die partij de rijken
wil villen, weten we. Doch hadden de
andere progressieven niet zoo verstandig
roosten zijn ta begrijpen, dat het Kijk toch
nooit de Gemeenten vrij zou kunnen laten,
den welges'elden het vel over de ooren te
"halen?
Ki1 is een anekdote van oude rechters,
die erg bang waren hun vingers te branden
tegenover een zeer saherpzinnig e» be
kwaam pleiter. Hij was hun meestal te
t na p af. Maar dit hadden ze wel in de gaten:
als hij heel lang pleite, dan voelde hij zich
.het zwakst. En dan lieten ze het hem ver
liezen. Maakte hy 't kort, dan moest hij
gelijk hebben.
E ii zoo kan men ook omtrent den
seherpzinnigen heer Berckenhoff zeggen: toe
langer hu schrijft, des te duidelijker bewijs
dat hij zijn draai niet kan krijgen Der
Jude muss verbreni.t. Daarvoor is hij poli
tiek correspondent. Maar bet hout wil niet
al tij J ev<en goed branden.
***
Wat zijn drie stukken met hnn «Hen
voorbijzien is het feit dat de Inkomsten
belasting niet maar alleen sluitpost, maar
?ook yaafc Tereffenpost der belastingheffing
zal dienen te wezen. Dat haar werking te
beschouwen is in verband met de andere
belastingen, en dat waar de zakelijke
be.lastingen soms z«er owprogessief werken,
en veel te zwaren druk op de kleinere en
gemiddelde vermogens leggen, men de
Inkomstenbelasting kan behoeven om de
verhoudingen in het reine te brengen. Zoo
is het bekend dat heffingen op de huur
waarde verhoudingsgewijs zwakker werken
naar mate de vermogens stijgen; en men
?fcaa een hoogere progressieve heffing uit
de Inkomstenbelasting behoeven om er tegen
te waken dat de hoogere inkomens zelfs
een lager percentage dragea dan de ge
middelde of kleinere. 1)
Tenzij ik stipte hel in het debat even
aan de Gemeenten de zakelijke belas
tingen: personeel (voor zoover over de huur
waarde) en grondbelasting geheel naar zich
. toe konden trekken en met de straatbelasting
samensmelten tot n zaakbelasting naar de
verkoopswaarde, zullen de Gemeenten hun
iiiiMimiiMimimiiiiiiiMiMiiiiiimiHHmiiimiiiiii
WIJNOOGST.
Door Johanna Diepenhorst.
Door dichte nevelen breken dunne glinste
rende zonnestralen; de grauwe morgen heeft
het voornemen een middag vol warme zonne
schijn te laten volgen.
De dunne, glanzende lichtstrepen, die de
met de nevelen kampende zon uitstraalt,
verbreiden zich over den blauwen Rijn,
leggen zich op de velden en spelen over de
helling der bergen, wier wijnstokken schitte
ren in bonte pracht.
Herfst heeft ze overgoten met rood, bruin en
geel; een aristocratisch mat en een plebejisch
schril heeft hu door elkander geworpen en
het brandt en gloeit in ontelbare schakee
ringen. Kracht en macht, groei en bloei van
eene lente en eemen zomer uiten zich hier in
een feëriek kleurenapel, waarbij de zon het
liefst vertoeft en waarin zij onderduikt om
haar licht in al die verwen te laten «loeien,
en den wijnstok te laten zien in al zijnen
glans. En deze niet wetend, dat zijn
wildschoon leven, sterven is, laat de zon den
toegang en geniet met wellust de overweldi
ging van den Herfst.
Zoo'n decoratief past den Winzer juist
voor zijne Weinlete, en op een vroegen
morgen, als de warmroode zon juichend de
zakelijke heffingen nooit op goeden grond
slag kunnen heffen. Een goed- progressieve
inkomstenbelasting blijft dus een dubbel
noodzakelijk correctief.
Natuurlijk zal m«n dit toepassen met
wijsheid en voorzichtigheid." Niet het Rijk
onder de duiven schieten, waar we immers
juist willen dat het Rijk zal schieten voor
ons", welbewust hoe makkelijk de vette
hazen over onze gemeentelijke omtuining
wegspringen. Het Rijk, dat mét Gedeputeerde
Staten toch altijd nog toezicht heeft op de
Gemeente- verordeningen, en die zelfs om
redenen van algemeen belang" vernietigen
kan.
Er was zelfs een tijd dat men aan liberale
zijde zeer schwarmde voor de Gemeente
lijke Autonomie.
Maar toen waren er nog geen gevaarlijke
hervormers op het pad.
Neen, de heer Berckenhoff zal er in moeten
berusten: Las gens qu'il a tuése portent
assez-bien!" Ze hebben ook zelfs verleden
week hun positieven best bij elkaar gehad,
toen ze zich niet bang genoeg toonden voor
het rooie spook, om er het wijier
billijkheidsbelang en de zelfregeering der groote
steden om voorbij te gaan zien.
L. SlMOKS.
1) Bij deze laatste -kooaea de opcenten op
het personeel ad 140 i-O., voor zoover ge
heven op dm grondslag huurwaarde, uit op
ongeveer 1.80 pCt. van hot belastbaar In
komen. Maar wie by (ea inkomen van
?80.000 een huis beivjont van ? 3000 hu
urwaatde betaalt in die zelfde op ce a te u maar
0.75 van zijn Inkomen, das een volle percent
minder dan minder draagkrachti^en.
Il ....... illiiltniiHl ...... iliiiiliiiiiilHiiiim ........ iimiHiimmmiimmm
Braste^ ring.
Er is 'n streven naar onafaankelijkheid,
selfhelp" in alle la?en vau onze maat
schappij merkbaar. Alom organiseert men
zich en ziet men vereenigingen en groepen
van vereenigingen zelf ter hand nemen
wat vroeger aan anderen overgelaten werd,
uitschakeling van factoren, om z'n grond
stoffen tegen den laagsten prijs zich te
verschaffen of z'n producten tegen den
hoogsten prijs te verkoo pen: coöperatieve
inkoop b. v. van meststoffen, zaden en
landbouwgereedschappen, coöperatieve zuivel
fabrieken om eenige der best geslaagde
uitingen van dit streven te noemen.
Ook op het gebied van verzekering in
al zijne vormen, van levens-, brand-, in
braak-, ongevallen-, hagel-, paarden-, vee-,
glas-, en andere verzekering weriit dit
streven door en blijkt daar uit de oprich
ting van tallooze, maest kleine en nog
jonge, onderlinge maatschappijen. 'Onder
linge maatsehapgijerj, wat dat zeggen wil
behoef ik den lezer niet duidelijk Ie maken,
de verzekerde is tevens verzekeraar ge
worden.
Dit verschijnsel is wel eenige aandacht
waard. Ongetwijfeld is het 'n gezond
verschijnse', bewijs van ' veerkracht in ons
volk. Maar jong als 't i*, is 't in hooge
mate met de fouten der jeugd behept! Het
is mij bekend dat f r zeer oude en zeer
solide onderlinge maatschappijen bestaan.
Zij varen onder valsche vlag. Bij nagenoeg
allen is het beginsel van onderlingheid
verwaterd, 't zijn erfelijke ondernemingen
van en voor de Directie geworden. Hier
over aanstonds.
Wat was het doel der oprichters dier
onderlinge maatschappijan ? Gezien de regel
matig abnormale winsten van eanige assu
rantiemaatschappijen en de meestal groote
winsten van de groote meerderheid der
overige, beoogden de verzekerden- verzeke
raars die groote winsten, benevens provisie
enz. aan zich te trekken en zoodoende
een belangrijke besparing aan premie te
verkrijgen. Dit is in vele gevallen gelukt.
Ik beperk mij in dit opstel tot
brandverzekering en wjjs op het best geslaagde
voorbeeld van 'n zuiver onderlinge
brandwaarborgmaatjchappij, die voor (niet van)
de gemeente Leeuwarden in 1850 opgericht
met 'n reservefonds dat bijna 2 >s' ton groot
is. Men vergelijke de premie tussehen die
onzer groote maatschappijen op aandeelen
(thans door buitenlandsche concurrentie
wel iets gedaald) en die de Leeuwarder
Onderlinge van hare verzekerden vraagt.
Op twee wijzen nu openbaart zich dat
streven naar Onderlinge brandverzekering.
lo. Groepsgewijze brandverzekering.
In het oizonder is er aansluiting merk
baar in bedrijven met hooge
assurrantielasten ; het groot boerenbedrijf windmolens,
zuivelfabrieken e.a. vereenigden zich hier
en daar tot onderlinge verzekeringsmaat
schappijen die uitsluitend gelijksoortige ri
sico's opnamen. Voor den winkelstand ware
wellicht in deze richting ook wat te doen.
In de Ned. Werkgeversvereniging is de
kwestie ook aan aan de orde. 'n Commissie
uit haar midden stelt 'n onderzoek in naar
nevelen tracht te verdrijven, om vrüspel te
hebben, zendt hij zijn volk in den wy'nberg.
Dan trekt het op, de mannen met Loyeln *)
op den rug; de meisjes met tobben in de
band, en op den wagen, die hompelt en stoot
op het ongelyke plaveisel, de groo:e kuipen.
Als ze het dorp achter zich hebben, komen
de tongen los en eer zij den wijnberg bereikt
hebben, zy'n jong en oud reeds zoo met el
kander vertrouwd, dat hun keien tot w'jd
over de bergen weerklinken zou, als de nevel
zooveel vroolijkheid niet wiat te dempen.
Bij den wijnberg gekomen verspreiden zij
zich, ieder weet zy'ne plaats tusschen de rijen
wijnstokken.
Bonte bladeren vliegen door de lucht, tros
voor tros wordt geknakt.
Die vele handen maken het werk licht, de
kleine tobben zijn snel gevuld en nog sneller
in de Logtl*} geledigd, die den inhoud enkel
aan de kuipen op den wagen afstaan.
De nevel trekt langzaam op; zyne grauw
heid past ook niet bij zsoveel leven en bedrijf,
waartusschen hier en daar een lied klinkt.
Zacht rolt het door de Reben als gezongen
door weinigen, doch langzamerhand verneemt
men meerdere stemmen; het eene couplet
volgt op het andere en als vrouw Zonne
*) Logel (Zuid-Duitscb) in de Rijnlanden
Lagel of Legel =z kleinere kuip bij den
wijnoogst in gebruik.
de mogelijkheid om 'n onderlinge brand
waarborgmaatschappij tot stand te brengen
voor de groote industrieele bedrijven. In
beginsel is er weinig tegen deze groepeering
van gelijksoortige risico's mits zij verspreid
liggen, het aantal en het verzekerd kapi
taal zoo groot is, dat en dit is bijna
?wiskundig zeker te bepalen, er eenige sta
biliteit te verwachten is in de jaarlijksche
te heffen hoofdelijken omslag. Toelichting
is haast overbodig. Gesteld dat 3 molens
zich onderling verzekeren dan zullen zij
b.v. 10 jaren lang geen hoofdelijken omslag
(premie) behoeven te betalen, brandt er
dan een af dan betalen zij in eens 333 per
mille, (tenzij reservefonds gevormd werd,
maar ook in het eerste jaar had de brand
kunnen plaats hebben). Alet 100 molens is
meer regelmaat te verwachten en met
20.000 van deze risico's zullen de jaar
lijksche verschillen behoudens zeer buiten
gewone omstandigheden zeer gering zijn.
2o. Naast deze groepsgewijze verzekering
vinden we de veel talrijkere afdeeling van
onderlinge plaatselijk werkende verzeke
ringsmaatschappijen. Zij beperken zich ge
meenlijk tot woon- en winkelhuizen, nemen
alleen z g. goede risico's op. Daar de meeste
nog jong zijn, (de Leeuwarder" is 'n
uitzondering) nog niet over voldoende re
servefondsen beschikken, sluiten zij meestal
herverzekering (veelal bij buitenlandsche
maatschappijen) 't zij voor 't geheele ver
zekerde k pitaal, 't zij op de voorwaarde
dat wanneer de schade 'n bepaald bedrag
overtreft zij dit exces van den herverzeke
raar zullen terugontvangen. Dit. eerste ge
val is dus eigenlijk onderlinge verzekering,
de verzekerden zijn niet tevens verzeke
raars, men zou dat 't sluiten van een col
lectief verzekeringscontract kunnen noemen.
De premie-besparing daardoor verkregen,
wordt aangewen! om 'n reservefonds te
vormen om geleidelijk zelf 'n deel van de
risico te dragen.
Hoe sympathiek dit streven ons ook is,
er bestaan ernstige bezwaren tegen deze
maatschappijen. Zij werken veelal plaatse
lijk. Uitera»rd liggen de risico's dicht bij
elkaar en kan het verzekerd kapitaal niet
zoo groot zijn als wel wenechelijk is. In
groote plaatsen als Haarlem e.a., goed, ruim
gebouwd, met veel open water, uitmuntende
waterleiding, 'n goede brandweer, telefoon
enz. is dit bezwaar niet zoo groot als b.v.
in Staphorst in Orerijsel waar 464 land
bouwers 'n onderlinge brand«--aa-
frorgmaatsohappij stichtten met plra. ? i 00.000 ver
zekerd kapitaal en zonder herverzekering
te sluiten. Ea dat in 'n dorp vol hooi, stroo,
rieten daken enz. Men herinnere zich de
brand in 't naburige Friezenveen. Demoge
lijkheid (bijna zeide ik de waarschijnlijk
heid) van een calamiteit is bij oagunstigen
wind niet buitengesloten.
Het ware te wenschen dat deze talrijke
uitingen van sDlidariteit en initiatief beter
geleid werden. Aansluiting tusüchen deze
ouderlingen is weuschelijk, meer dan dat,
noodzakelijk. Plet verzekerd kapitaal moet
zoo groot mogelijk zijn. Moeilijkhedei zijn
daarbij zeker te overwinnen. Vooreerst het
groote wantrouwen tegen wat buiten den
gezichtskring ligt, wantrouwen ook wegens
die groote kanker van brandverzekering,
brandstichting, 'n Plaatselijk verzekerde
overziet z'n terrein. En dan de moeilijkheid
der classificatie der risico's individueel en
naar de gemeente. Want er eijn zeer ge
vaarlijke en zeor veilige plaatsen uit 'n
oogpunt van algemeen brandgevaar. Het
ontbreekt nog aan 'n eenigzins volledige
brandstatistiek in ons land, die ons dezen
grooten dienst zou kunnen bewijzen. Maar
er wordt in die richting gewerkt.
W. MEIJER CLUWEN'.
llllllllllllllinilllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIItllllllllllllllllMHIl
De Romm van een Gfezin, I, De Gelukkige
Familie, door HBKMANROBBSRS. Amster
dam, Jac. G. Robberc, 1909.
~ Er zijn weinige schrijvers, die zulk een
klaren, logischen ontwikkelingsgang achter
zich hebben als Herman Robbers.
Elk zjjner grootere verhalen (of roman», als
men liever wil) beteekent een keerpunt in
die ontwikkeling, welke na te gaan aantrek
kelijk moet zijn voor ieder, die in geeste
lijke dingen belang stelt.
Na een voorspel van eenige kleinere ver
halen, verscheen allereerst De Roman van
Birnard Bundt, zijnde een soort van
lyriechrealistisch verhaal, gelijk er in de eerste tien
jaren na '80 vele werden geschreven. Het
zijn bijna autobiografieën met veranderde
namen terwille van de gepast! e';d en met
een weinig verbeelding aangelengd. De bijzon
derheden van het uiterlijk leven blyken er
realistisch of zelfs impressionistisch
aangehaar weldadigen invloed laat voelen en haar
licht over, tusschen en onder de ranken laat
tuimelen, jubelt het in den Wijnberg uit
vele kelen.
Daar wordt gepraat, gespot en gelachen, en
de terecht wij zingen der ouderen vermag de
overmoedige jeugd slechts voor een
oogenblik in ban te houden. Die opbruisende levens
lust werkt als schuimende champagne ; zg
sleept de ouderen mede en ook bij hen ont
breekt het niet aan scherts en kwinkslag.
Als de herfstvuren ontstoken zijn en de
geur van gebraad" zich verspreidt, komt eerat
de rechte stemming. De gebakken aardappelen,
want die zijn de hoofd- en dikwijls de eenige
schotel in den wijnberg, schijnen de uitwerking
te hebben van druivennat. 't Wordt steeds
lustiger. Vrouw Musica doet in den
Winzerkring haar intrede met een mondharmonica
en als zij in den overvloed van haar goed
hart een dansje ten beste geeft, beroert
Terpsichore de voetzolen der aanwezige
jeugd.
Met vlugge passen danst men om de
herftsvuren en met loome schreden gaat men ein
delijk weer aan den arbeid. Het werk vlot niet
meer, doch er zy'n nog ledige kuipen op den
wagen, menige druif moet dus nog ge
plukt.
De zon, haar stoeien met den wijnstok
moede, kan het tegen den nevel, die rondom
uitdampt, niet volhouden. Haar kracht is
gebroken, de lucht wordt rauw en de wijnberg
staat weldra glansloos in vochtige grauwheid.
keken, en evenzoo de personages, maar 't is
een, om zoo te zeggen, privaat realisme van
den schrijver, die z^n Ik en diens omgeving
haast angstvallig nauwgezet te copieerentraeh*'.
Zu'k een boek kan zeer levendig zijn van
onmiddellijke werkelijkheid, doch tot een
geheel, een kunstgeheel of tot geheel kunst
wordt 't niet. Daartoe is 't van zelf te
fragmentisch.
Van Barnard Bandt ging dan nog een
bijzondere kracht uit door zekere warmte
of heftigheid van gevoel tóór waarheid en
goedheid, geluk men 't globial pleegt te
noemen, en tegen leugen en slechtheid, gelijk
het even globaal pleegt te heet en. B(j velen
had 't boek n door die geyoelswarmte n
door de levendige, knus- Hollandsche binnen
huisschildering, die zy'n inhoud vormde, een
groot euccep, terwijl het anderen juist daar
mede afstootte.
Ka eenige jaren volgde toen een tweede
roman: De Bruidttijd van Ar,niede Boogh,die
een grooten «tap vooruit beteekende. Voor 't
eerst was in dit vferhaal alles fictie. Niet meer
angstvallig dicht bij huis (het huis van zijn
Ikheid) bleef de schr\j ver, noch behoefde hij
meer den steun -van 't besef, dat toch alles
onloochenbaar en liefst zoo even gebeurd
was, wat h\j beschreef. Hfi had vertrouwen
gekregen in zijn eigen verbeelden en kon
DO de autoriteit vau het reëele leven naast
zijn werk ontberen, evenals het kind, dat
eerat schuchter aan vaders hand naar school
liep, heel gauw liever alleen gaat, om lat t
den weg kent en zich onafhankelijk begint
te voelen.
Zoo stelt nu Robbers, wel mee uit
erveringeherinneringen, zijn fictiepersonen op.
Hij copieert hen niet meer, h\j componeert
re, gelijk hy°de intrige, de omstandigheden
van tijd en plaats niet navertelt, maar bedenkt,
samendenkt tot een goed aaneengesloten
dram tieche handeling met opzet,
ontwikkeline, hoogtepunt en slot.
Beteekent dit niet, om 't maar eens raar
plastisch oit te drukker, dat Robbers begre
pen heeft, hoe de kunst niet buiten hem in
de wereld, maar binnen in zijn eigen boofd
gelegen is en nu, van krampachtig ea angst
vallig objectief, welbewust en beraden sub
jectief is geworden? ZDO steekt er dan in
De Bruidstijd van Annie De Boogh niets geen
persoonlijk-historische werkelijkheid meer,
maar is het Robbers, ganfch en enkel, die
wij vinden in ds handeling, in alle personen
en in alle plaatsen, Robbers nu niet allee a
als vertolker der werkelijkheid van 't uiterlijk
leven, maar als schepper van eenandere wer
kelijkheid in tweeden aan'e?, een werkelijk
heid der kuner.
Zoover had dm zijn evolutie hem tians
gebracht, doch 't was er ver van af, dat die
ontwikkeling hem louter voordeelig bleek.
Da levendigheid der voorstelling verloor er
onder, dat nu niet meer direct van 't leven
was afgeschreven en waar ook d? eiüch der
preciesa afoeelJing van eigen dagelykech be
staan losgelaten werd. stond de deur open
voor allerlei onbedwongen uiting van Rob
bers' toenmalige schrijrersperaoonlijkheid.
Dat wil zeegen : Bernard Bandt sprong er
uit. Hetgeen in zijn Roman hinderlijk gefeest
was, werd onuitstaanbaar iu Annie De BMgl>;
te weten: de romantische sentimentaliteit,
waarvan niet te ontkennen valt, dat zij ge
deeltelijk het succes van 't boek heeft gemaakt,
omdat het publiek er E og steeds op verzot is.
Ik zeg Romantische Sentimentaliteit, wyl
in de r.?marjtieke periode van het begin derl
19e eeuw naar het artikel gevoel zoo vee
vraag was, dat men 't wel na moest maken
(gelijk het trouwens altijd nagemaakt is) als
't niet meer voorhanden bleek. Dan gaf men
valach gevoel of sentimentaliteit, zjjnde de
zelfsuggestie, het zelfmitkidend vertoon van
gevoel, waar dit gevergd werd en men z!ch
vernederd had geacht onbewogen te blijven.
Het was bij conventioneel e hoogtepunten of
rampen des levens, bij dood, ziekte of huwelijk,
bij ongeluk, armoede en misdaad, dat dit
vereischt werd en elke speler op 's
wereldstooneel kenda het repertoire van buiten. In
de tusschenpoozen mocht ieder zich gedragen
gelijk hij was, gevoelig of ongevoelig, maar
bij open doek eiechte de gemeenschap ge
lijkelijk meedoen,verloedering hier,deugdz»me
afschuw daar, al naar een zwakkelijke gods
dienstigheid de merkpalen van goed en slecht,
deugd en boasheid, ernst en lichtzinnigheid,
eenvoud en Arglist bliefde te z»tten.
En de meeste acteurs waren zoo goed al«
onbewust van bun d >en en speelden dus
opperbest mee. Het deed en doet hun
zoo goed zichzelf edel te weten, als zij ver
geven en van zooveel beteren aard, als zy
verachten.
Nog immer, als 't er op aankomt,
verdeelen zij hun medemenschen in twee soorten:
de Goeden en de Boozen, Met de eereten
voelen zij verteederde sympathie, boven de
laatsten zyn zy aangenaam verheven en wijl
het gewone leven hen vaak zoo weinig aan
moedigt, jg, verwarrend anders lijkt, vermeien
zÜzich gaarne met het zich indroomen van
toestanden, waarin zy, als machtigen, de
Deugd zouden beloonen, maar de Ondeugd
honend straffen.
Het is tijd om huiswaarts te gaan. Men
zet zich tusschen de kuipen met goudglanzende
of lluweelig-blauwe druiven op den wagen,
of volgt dien arm in arm.
Een lied golft over de nevelen.
Zoo gaat het voort tot de dag komt,
waarop men niet meer uittrekt.
Eer ruwe winden om den wijnberg gieren
en het loof der Reben her- en derwaarts
verspreidt, is de wijnoogst geëindigd. Dan
treuren de kale stokken in akelig nevelgrauw
om vervlogen schoonheid, totdat de winter
uit een warm, diep medegevoel hunne naakt
heid dekt met een witte vacht.
Sedert jaren is de wijnoogst niet meer wat
hij was. De geest des grooten keizers Karel"
schijnt niet meer rond te waren, om in de
schoonste 'Ier zomernachten de wynbergen
te zegenen. De wij ustok heeft gebroken met
de gewoonte, ouderwetech-goed en degelijk
voort te brengen. Hij geeft den slechten tijden
niets toe en zorgt voor slechte wijnjaren;
ziekten en schadelijke insecten helpen hem
daarin.
Zijne moderne neigingen heeft de wijnoogst
aan romantiek en poëzie doen inboeten, doch
ook zijn bacchantische overdaad zeer ge
breideld. Voor jaren waa aan het binnen
brengen der druiven een waar Bachusfeest
verbonden, waaraan allen deel hadden, die
by' den wijnbouw betrokken waren.
Zelfs god Bachus vereerde het feest met
zy'ne hooge tegenwoordigheid en zijne nimfen,
saters, sirenen en andere demonen
groepeerZiedaar ongeveer het sentimenteele, waar
van de romantieke tyd veel verbruikte, al
wae zq het wezen der Romantiek nog niet.
En ziedaar ook ten grootsten deele de
tweede roman van Karman Robbers, De
Bruidstijd van Annie de Boogh".
Er zijn daar flinke, ronborstige, gevoelige
personen: de Goeden, en bekrompen,
achterbakschen, ongevoeligen: de Boozen. De se
irijver beschermt zichtbaar de eersten en laat
niet na hen vriendelijk toe te spreken. Doch
de anderen verplettert hij onder zon verachting
en smaad en spot is hun deel aan 't eind, ter
wijl de Goeden hun sympathiek doel bereiken.
Geen der beide hoofdpersonen, laat ons ge
rust zeggen : de Held en Heldin, doe» zich wer
kelijk of menëchelijk voor, zij lijken opge
bouwd uit allerlei ideale eigenschappen, die
de schrijver in
beminnenswaardeliedenwenEcheiyk achtte, en daarna met een
menschenh u ld j e o vertogen.
Ook de avontuurlijke intrige:
Alverwinnende Liefde, die trots hinderpalen en ramp
spoeden, tot haar wil komt, is er een van
lieve romantiek, want het behoorde immers
mede tot haar eigenaardigheden de wereld als
een plaats niet alleen van overheerschend
gevoel, maar ook van prikkelend avontuur
te zien, juist wellicht wijl hef gewone leven
zoo plat en eentonig was....
Aldus is Annie de Biogh het boek vin den
sentimenteel- romantiscben Robbers in iyn
volk-omensnbjeetmteit.Hy' vormde een wereld
naar zyns harten lust, waar hy souverein
straf of belooning uitdeelde en bet onwaar
schijnlijkste liet gebeuren, louter omdat hij
zulks plezieriger vond dan het nuchtere en
gewone.
Kortom, hu schreef een boek naar den
wensen van een nog immer aehtéaar groot
(d.w.z. grooter dan achtbaai) publiek, dat
veel op den koop toeneemt, als het voor
naamste maar streelend k voor zijn teederea
smaak. Het houdt van lieve menpchec,
vooral in boeken, en ziet gaarne dat alles
goed afloopt en zij elkaar krijger. Bevredigt
een auteur deze eisenen, dan kijken verder zij»
lezers zoo nauw niet naar het bijwerk. Juist ia
dat bijwerk echter begon ds derde Robbers zich
te openbaren in sommige levens ware, reëele «n
toe i van binnen uit geconcipieerde tweede
grond-figuren en indien wij nog eens samen
vatten wat dese roman voor den echryver zelf
bet ««kende in zijn ontwikkeling, dan vinden
wij een van begin tot einde innerlijk, dat ia
met geest, gemoed en verbeelding samen
gesteld verbaal van geleidsijjken en logischen
gang, inderdaad een kunsteokeppmg, *jj 't ook
van twijfelachtig gehalte, die ia enkele bij
figuren al het rijper realisme van later doet
voorgevoelen.
Maar toch is de afstand nog enorm van
Annie De Boogh naar dezen Roman van een
Gezin. Er is hier een omkeering van de
kunstenaarspersoonlykheid des auteurs, vooral
niet minder radicaal of belangrijk dan de
eerste.
En waar wij, als in dit nieuwste b Dek,
een logisch en harmonisch gecomponeerd
verhaal voor ons hebben, een bedacht ver
haal, buiten alle onmiddellijke werkelijkheid
om, daarentegen het verloop der handeling
en de personen nauwgezet aan het leven
ontleend" zien (d.w.z. noch op het leven
geeopieerd, noch ZDO maar uit het hoofd be
dacht) daar kan men inderdaad van een
cynthese spreken, die de zwakke objectiviteit
van R's eerste werk en het even zwak sub
jectieve van zijn tweede tot hooger eenheid
verbindt.
Want men moet goed begrijpen, hoe 't in
elkaar zit en wat er gebeurd is.
In Bernard Bandt werden de figuren als
't ware zoo uit de werkelijkheid in 't boek
overgetild, wijl de auteur nog te angstig
was om de hand van t leven los te laten.
Maar in Annie de Boogh ia hij al zoo gegroeid
dat h\j van de werkelijkheid niet meer weten
wil, overtuigd, dat hij 't zonder haar best
rooit n zal. Hij schept er zijn eigen verbeel
ding- en gadachtewerkelijkheid, waarin hij
rondgtapt als een parmantige haan tusschen
zijn kippen, die, wel beschouwd, toch maar
mione, kakelige schepseltjes zijn.
Sedert echter is de auteur ook van dezen
waan teruggekomen, den waan, dat a'dus de
wereld sijner verbeelding en die der ver
schijnsel e a elkaar dekken zouden. Dat zijn
wereM een caricatuur op 't leven was, he*ft
hij innig doorschouwd en hy is er deemoedig
van geworden, als elk echt kunstenaar, die
zy'n eigen stumperig product met Gods onein
dige heerlijkheid vergelijkt.
Nu wil hij weer tot leven en werkelijkheid
gaan om van deze het scheppen te leeren,
maar, onbewust, is hij ean ander, gerijpter
man geworden, dan toen hy' zich 't eerst haar
tegenover stelde. Zijn personages btdenk^n
naar de zwakke begeerten van het gemoed,
wil hy nu aiet meer, maar hen afschrijven
van het leven evenmin.
Uit zy'n totaalkennis der werkelijkheid
formeert hij ze, toch angstvallig naar het
Ie ren". Uit reëel waargenomen bestanddeelen
worden ze, niet tot portretten van levenden,
maar tot eigen kunst-schepsels, die ook levend
zouden kunnen zy'n.
den zich schilderachtig om het groote vat,
waarop hij in al zijne Majesteit prijkte. Het
Winzer-eongres dezen zomer in Oogstmaand te
E tville am Rhein gehouden, heeft laten zien
hoe de Winzer in zy'ne goede jaren zijne
Weinlese wist te vieren.
Eene firma in de Pfalz houdt zich nog
steeds aan de traditie haar arbeiders en ar
beidsters na den oogst een feest te bereiden,
waaraan een kleine historische optocht ver
bonden is. Dit jaar heeft deze firma den
slechten wijnoogst geïllustreerd.
De stoet werd geopend door een
musiekkapel, die treurmarschen speelde.
Onmiddely'k daarachter kwam eeneafdeeling
arbeidsters met spuiten, zwavelapparaten en
andere werktuigen, die gebruikt worden ter
bekamping van ziekten der Reben. Daarop
volgde een reusachtige wagen met
Kupferkalkbtühe," dat als verdelgingsmiddel der
schadelijke wjjninsecten dienst doet. Een on
afzienbare rij Weinkserinnen, allen zeer smaak
vol, uniform gekleed, gingen achter dit voer
tuig en dezen werden gevolgd door: De
oogst van 1908," voorgesteld door eene minia
tuur Sloitfuhre (Mostfuhre vat, waarin de
wy'n uitgeperst wordt.) en een door ziekten
gedorde en door wormen uitgevreten
monsterdrnif.
De stoet werd gesloten door een zich bo
ven allen en alles verheffend reusachtig rouw
plakkaat, waarop met groote letters als satyre
op de te heffen wy'nbelasting:
Weinsteuer.