Historisch Archief 1877-1940
1692
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR .NEDERLAND.
Joost van den Vondel, naar de schilderij van Ferdinand Bol,
in Engeland gekocht dpor de Firma Frederik Maller.
Een nieuw portret van Vondel
ontdekt, geschilderd door
Ferdinand Bol.
In Engeland heeft ie firma Fred. Muller
«n Go. te Amsterdam de hand gelegd
op een schilderij, waarop zij een onbe
kende afbeelding van 's lands oudsten
en grootsten poëet, den dichter Joost
v. d. Yondel herkende, en als schilder
Ferdinand Bol.
Te Amsterdam heeft zij aan bevoeg
den hun oordeel gevraagd. Ook deze
zagen in het konterfeitsel beslist Yondel,
en verklaarden, zonder eenige aarzeling,
Ferdinand Bol als schilder.
Diep denkend, zeer ernstig ziet Yondel
4r op dit portret uit. Een gelaat, dat
spreekt van zware beproeving. Ook zijn
kop is zooals Brandt, zijn levensbe
schrijver zegt wel in't vleesch. Yondel
hoeft een kalotje op, waaronder lokken
grijs haar uitkomen. Een groote
karmozijnen mantel heeft Ferdinand Bol hem
omgehangen over een lang lieht bruin
enderkleed van wollige stof; in der
maniere zooals hij Arthur Quellyn heeft
geschilderd. Het tafelkleed zweemt naar
het Turksch. Het schilderij, 107 cM.
hoog en 90 cM. breed, is Zondag 28 en
Maandag 29 November te bezichtigen
in de kunsttaal van Fred. Muller en Co.
Dat Ferdinand Bol den dichter Vondel
heeft uitgesohilderd, kan niet bevreemden.
Yondel noemde Bol's kunst heerlijk. Bei
den stonden in goede verstandhouding tot
«Ikander.
Het onderstaande diene tot staving.
Vondel heeft bij feesten of versieringen
met Ferdinand Bol samengewerkt; Bol
schilderde, Vondel maakte 'n vers op dat
werk. In 1654 dicht hij een vers op een van
Bol's Romainsche Historieschilderijen,
opgehangen in de Burgemeesterskamer
«iiinmmiiinmiiiiiiiHiiiitin
ETLNSCHAPPEÜJKE
Het lutoibin Tan Madame Stcuheil,
Zooveel personen, zooveel verschillende
karakters en zooveel karakters, zooveel ver
schillende handschriften. Evenals een schilder
in zijn schilderij een persoonlijk cachet geeft,
zoo legt ieder mensch een zekere
pereoonlykhjeid in zyn schrift. En nu is het met
eenige studie in de graphologie niet moeilyk,
uit een handschrift de meest sprekende
karaktereigenschappen van den schrijver aan
te w\jzen. Zoo zijn in den loop der jaren
door tal van proeven en door studie in de
psychologie van het schrijven een reeks van
conclusies getrokken, die in de verschil
lende leerboeken over graphologie systema
tisch worden behandeld en als stellingen
in tabellen sjjn neergeschreven. De merk.
waardige overeenkomst van de verschil
lende schrijvers boezemt wel vertrouwen
in en een critische beschouwing van het
schrift van madame Steinheil geeft dan ook
vrij nauwkeurig den geestelijken inventaris
van die anders zoo moeilijk te doorgronden
vrouw weer.
Voor een deskundige spreken uit het
hierHandteekening van mevr. Steinheil?Japy
op den dag van haar vrijspraak.
en haar vertrek" in het nieuwe Stadhuis
(thans het Koninklijk Paleis) te Amster
dam ; in 1658 spande Yondel de snaren
voor een kort gedicht op het schilder
werk van Ferdinand Bol boven de deur
der kamer van den Zeeraad van het
nieuwe Zeemagazijn op Kattenburg,
schilderwerk, dat vroeger geprijkt had
in de kajuit van een admiraliteitsjacht,
voorstellende : 's Lands hooge regeering
in de gedaante eener aanzienlijke vrouw,
den staf van kommando overreikende
aan een zee-overste.
Toen in 1661 het Prinsenhof op den
Oudezijds-Achterburgwal bij de
Agnietenstraat verbouwd en geheel vernieuwd
was om in gebruik te worden genomen
dpor de admiraliteit van Amsterdam om
dienst te doen als vergaderplaats van
Gecommitteerde Eaden, maakte Vondel
twee verzen op de door Bol geschil
derde twee fraaie schoorsteenstukken
in de Raadkamer, voorstellende het
een: den jongen Manlius waar hij, op
bevel van z'n vader, omdat hij tegen
zqn land gestreden had, wordt onthalst,
en het ander: Eneas, de prijzen van
den scheepsstrijd verdeelende.
Vondel stelde het werk van F. Bol
hoog; openlijk zegt hij dit in den titel
van het gedicht: op het HEERLIJKE stuck
van Ferdinand Bol, voor den
doorluohtigen Zeevaart t' Amsterdam in 't
Reisjacht geschildert."
In 1659 hebben Vondel met Ferdinand
Bol in samenwerking met den dichter
Jan Vos zich verdienstelijk gemaakt
bij een versiering ter eere van het bezoek
der Keurvorstin van Brandenburg aan
Amsterdam.
Het Stadsbestuur gaf Vondel daarvoor
eene vereering van ? 100, Ferdinand Bol
van ?200 en Jan Vos van ?150.
Ferdinand Bol is geboren te Dordrecht
bij gereproduceerde schrift heel duidelijk
drie zeer typeeren ie karakter-eigenschappen,
D.I.: optimisme, diplomatie en wilskracht.
De eerste zal hier het gevolg van omstan
digheden kunnen zyn. Mad. Steinheil schreef
dit na een tyd van vreeselyke spanning, waarin
ze vrijwel voor haar leven vocht, en het
is niet te verwonderen dat ze by bet herkrijgen
van haar vryheid zoo verheugd was, dat haar
schrift den stempel van overmoed, voldoe
ning en optimisme kreeg. Het is daarom niet
met zekerheid te zeggen, dat de schrijfster
deze eigenschappen al tyd bezit. Plotselinge
vreugde kan, evenals andere geestesstoringen,
een handschrift belangryk wijzigen.
De tweede eigenschap diplomatie is
echter onafhankelijk van stemmingen. Deze
wordt graphologisch geconstateerd door het
onvaste van de richting der regels. Iemand,
die recht door zee gaat, schrijft rechte regels
en een leugenaar of diplomaat maakt gol
vende regels. Maar Steinheil nu mist elke
zekerheid van richting. Ze draait er om
heen en zal vandaag loochenen wat ze
gisteren beweerde. Ze is sluw, behendig
en slagvaardig in haar woorden. Verder
zyn hieraan nog toe te voegen enkele
bykomende eigenschappen, eveneens uit haar
schrift op te maken en die, in combinatie
met de reeds genoemde, meer andere tot
resultanten hebben. Zoo spreekt uit haar
schrift geen fijn gevoel, wel koud egoïsme
en ruwe hartstocht. Haar diplomatie is dan
ook niet die van de liefhebbende vrouw, wier
vernuft door haar groote liefde gescherpt
wordt, om steeds verzachtende omstandig
heden te zoeken en te vinden, maar treedt
hier op in minder onschuldige gedaante en
stempelt haar tot een listige, bedriegende en
geraffineerde actrice. Uit de geringe helling
van haar schrift b ykt tevens de beheersching
van haar verstand over haar gevoel, uit baar
goed gekozen tusschenruimte en de verbin
ding der letters een gezond oordeel.
De derde door mij genoemde karakter
trek haar wilskracht?zien we in het
krachtige, hoekige en vastberaden schrift
Zachte, goedaardige of zwakke menschen
hebben afrondingen aan de letters, naar
hun aard: boven of onder, maar Mad.
blijkend uit het boek der huwelijksche
aanteekening 1652: Ferdinand Bol, van
Dordrecht, schilder, oud 36 jaar, geen
ouders hebbende woont op de Fluweele
Burgwal] en Lysbeth Dell, van Amster
dam, oud 25 jaar, geass. met haar vader
Claes Dell, woont als voren."
De Deli's" behoorden, in tegenstelling
met den naam, tot de voorname
Amsterdamsche familiën.
Al heel jong men zegt 3 jaar oud
zijn de ouders met Ferdinand Bol te
Amsterdam komen wonen. Zij deden
hem op jeugdigen leeftijd bij Bembrandt
in de leer. (Zie Dr. C. Hofstede de Groot.
Die Urkunde ber Bembrandt"). In
1652 kocht hy zich het poortersrecht van
Amsterdam en komt in 1666 voor als
sergeant bij de derde compagnie Burger
wacht.
Ferdinand Bol heeft, behalve groote
schilderwerken, vooral portretten ge
schilderd. Hij heeft niet als zoo vele
schilders met geldnood te kampen gehad.
Hij zat er goed bij. In 1672 toen hij
nieuwe huizen kocht op de Keizersgracht
tusschen Vijzelstraat en Eeguliersgracht,
zei hij tot den timmerman, dat hij wel
een paerdestal van noode hadde."
Een eigen stal en eigen rijtuig heeft
thans zelfs Breitner niet!
Dosr twee, ook in betrekking tot geld,
gelukkige huwelijken Bol trouwde in
1669 voor de tweede keer met Anna van
Erckel, weduwe van Erasmus Scharlaken,
wonende op de oude Turfmafkt bij de
Doelenstraat, vermeerderde hij zijn
vermogen.
Ferdinand Bol ging te Amsterdam
behalve als schilder ook door voor ean
achtbaar man. Om die reden verkoos
men hem in 1673 tot regent van het
Oude Zijds Huiszittenhuis. Dit bleef
hij tot aan zijn dood. Juli 1680. Toen
woonde hij op de Heerengracht bij de
Eeguliersgracht. Zijn stoffelijk over
blijfsel werd in de Zuiderkerk begraven.
In enkele gestichten ging men niet weinig
trots op het bezit van portretten of
Regentenstukken door hem geschilderd.
O per de beteekenis van Ferdinand Bol
als schilder leze men zijn levenschets, ge
schreven door Dr. A. Bredius, voor
komend als voorwerk in den catalogus
der schilderijen van het Museum Kunst
liefde te Utrecht.
J. H. R.
Tooieel,
Emants' Geuren" (?R o 11 e r d.
Tooneelgezelscha p").
Wat heeft den heer Marceüas Emants tot
het schrijven van dit, zyn jongste,
tooneelspel bewogen? Wie hem in zyn werk kent,
zal niet kunnen aannemen, dat deze schrijver
heeft willen moraliseeren," zal niet kunnen
gelooven, dat hy zeggen wilde: ziet eens,
welk noodlottig gevolg het geur maken" of
geuren" hebben tan»"'*"a
Evenmin zal men dit stuk als eene uiting
speciaal van 's heeren Eajants' onafscheidelijk
pessimisme, onlangs nog eens gemanifes
teerd in het d'Oliveirainterview, 1)
wenschen te aanvaarden. Daarvoor is het niet
grauw en troosteloos, is het innerlijk ervan
niet klemmend genoeg.
En men vindt die oplossing de eenvou
digste, dat de auteur het stuk enkel en
alleen geschreven heeft voor het, alleszins
begrypelyke, genoegen, eenige innerlijk zeer
verschillende figuren naast elkaar te zetten.
Deze figuren zij n: In de eerste plaats de hoofd
persoon van het stuk, in wien het eeur maken"
belichaamd J is, de overste Hecry de Nancy.
Een man-van-het-zwaard met bravour, doch
ook met energie; die reeds op de Academie op
sneed niet alleen, dat hij de Militaire Willems
orde in Indiêzou gaan halen, maar die ook
inderdaad later de decoratie verwierf. Een
luidruchtige, opzichtige kerel, vijandig aan,
want de tegenstelling van, elk dieper en
fijner innerlijk leven. Die houdt van een
borrel en van vrouwen, en die zich bewust
Steinheil is overal even hoekig en scherp
in haar schrift. Hieruit blijkt haar wreedheid
en egoïsme zon ze niet anderen er aan
gewaagd hebben om zelf vrij te komen l
maar tevens haar kracht, haar energie en
haar taaie volharding. Deze vrouw heeft een
ijzeren wil, waardoor al haar dry ven en
streven ons verklaarbaar wordt.
Verder heeft Mad. Steinheil onregelmatig
schrift, wat hier op prikkelbaarheid en
bewegelykheid, op activiteit en rijkdom van
ideeën wijst. Uit de eindhalen blijkt haar
rijke fantasie en uit de stugge ophalen haar
ondoordringbaarheid en wreedheid. Bizonder
typeerend is het ook, dat Mad. Steinheil
niet sensueel kan genoemd worden. Ze is
wel hartstochtelijk, maar uit de weinige
verdikkingen in haar letters en de vrij
hooge plaatsing der punten op de i is op
te maken, dat ze niet zinnelijk is. Het is
dan ook met vrij groote zekerheid te zeggen
dat geen wellustige dry'ftreer haar tot haar
ondernemingen aanzette. Bovendien mist haar
schrift elk teeken, dat wijst op een warm hart.
Haar gevoel had ze al lang beheerseht en
haar liefdebron was geheel uitgeput. Sensu
aliteit is dus voor haar geen verzachtende
omstandigheid. We hebben hier meer te
doen met een bizonder geslepen vrouw, die
lust heeft in avonturen en om te voldoen aan
haar pronkzucht en ijdelheid, haar zucht om
groot te doen en een eersten toon in haren
kring aan te slaan, grootse hèondernemingen
op touw moest zetten. Niet het minst om
geld te winnen.
Toch is in het schrift o.a. in den eenvoud
en het harmonische ontegenzeggelijk eenige
geestesbeschaving te zien. Mad. 8:einheil is
zeer zeker een begaafde vrouw, ze heeft een
sterken geest, een bizondere werkkracht en
activiteit en een meesterlij ken aanleg voor
diplomatie. Maar Mad. Steinheil praat ook
graag, ze spreekt zelfs graag tegen en ze
kan moeilijk een geheim bewaren. Als ze
van de proceszaak meer weet, wat we wel
mogen aannemen, /.al ze te eeniger tijd haar
neus nog wel eens voorbij praten. Voor hetgeen
haar ten laste werd gelegd, zou ze volgens
een graphalogische diagnose wel in staat zijn.
22-ll-'09. B. J. KERKHOF.
is van het kranig corpus, niettegenstaande
de meer dan 50 jaren, in zyn kranig uniform.
Tegenover zijne kindereu de zelfde man als
in de kazerne, waar hij hardhandig arbitrair
zal optreden tegen de jongere officieren,
terwijl hy buiten den dienst een joviaal
kameraad is. Een man, die niet slechts om
dat hy' door het meisje gepakt is, maar ook als
gevolg van zyn zin tot geurmakery, nog her
trouwen wil met zijn jonge, mooie, nauwelijks
twintigjarige pupil, uit loyaoteit tegenover
zyn zoon, is hy' bereid geen werk te maken
van het meisje, indien de zoon haar hebben
wil; maar hy is toch wel zoo gesteld op de
echtverbintenis, dat hy, wanneer de a. s.
mevrouw de Nancy dit als een van de con
dities stelt bij de verloving, er zijn zorgzaam
dochtertje voor het huis uitstuurt, door
haar niet veel minder dan te koppelen aan
een goede party".
De pupil, Alice Ellewout, is een vroeg
rijp" meisje, een halve-onschuld en naar den
geest geheel zonder onschuld, die zeer
preciese bedoelingen heeft met haar huwelijk. Een
meisje dat, getrouwd zy'nde, het aanlegt
met het geheele garnizoen" naar beweerd
wordt in de stad, maar die aan de jonge
luitenants van haren man alle gunsten toe
staat behalve n enkele. Een koude coquette
ten slotte, wie het in hoofdzaak en mogelijk
zelfs uitsluitend te doen is, om de verovering
der mannen op zichzelf.
Vervolgens de 'kinderen de Nancy: de zoon,
ten zeerste kind van zijnen vader en, niet
geheel tot zijn geluk, mede van zy'ne moeder.
Niet geheel tot zyn geluk: want heeft hy
van zyn vader diens zinnelijkheid,
dranklust etc. geërfd, van zy'ne moeder kreeg by
me a eenige hoogere" eigenschappen, welke
hem de andere als minderwaardig deden
erkennen, zoodat zy behooren te worden be
streden. Waar de vader zonder zelfcontrole
als vanzelf toegeeft aan zyn lusten en nei
gingen, daar lijdt de zoon onder zyn
zelfbedwang.
De dochter Marie is het geboren huis
vrouw tj e, dat een toegewijd moedertje had
kunnen worden.
De overige figuren lyken ons meer uit
noodzaak in het stuk gebracht.
Henry de Nancy is, zooals ook al uit het
bovenstaande blijken kan, een weinig be
langwekkende naiuur. Maar de rol zal men,
althans in de eerste t wee bedrij ven,
voortreflijs geschreven vinden.
Wy krijgen in de eerste twee bedrij ven in
de Nancy een mensch te zien, en wy zien
dien mensch innerlijk zoo voortdurend, dat
wij op grond van de kennis zijner natuur, het
optreden naar buiten van den man en zy'ne
daden vergoelijken.
De andere hierboven geschetste figuren
daarentegen zijn grootendeels in den geest
van den schrijver blijven steken. Met uit
zondering van den zoon, die in deze bedrij
ven nog geheel onkenbaar blijft, worden zy
ons in eersten aanleg getoond mede
in bedrijven I en II; maar daar blyft het by'.
In een twistgesprek met de Naucy in III,
doet de schrijver ons den zoon van binnen
zien; doch' dan is de rol van den zoon in
het stuk tevens haar einde genaderd en
komt de schrijver dus te laat.
Bedrijven I en II gaven de exposee voor
het stuk, en aan het einde van II is tot de
huwelyken besloten, of zijn deze als mogelyk
in uitzicht gesteld, de huwelijken tusschen
de Nancy en Alice, en van het dochtertje
Marie met haar goede party," die de
conflicten en catastrophen van III en IV
veroorzaken. Deze, eerste, bedrijven hebben
geïnteresseerd; zy droegen het merk van
een schry ver die niet de eerste de beste is."
Zy hebben geïnteresseerd, al was de stof"
die de schry ver verwerkte, wel wat mager
tegenover hun langen duur. Maar wij kregen
immers den uitnemend geteekenden de Nancy
te zien, de eerste aanleg" van de Alice- en
Marie-figuren beloofde iets voor straks, als
het drama een aanvang ging nemen; waarbij
dan tevens de figuur van den zoon verstevigd
kon worden (al vreesden wy!), en enkele
onduidelijkheden nog verder hier en daar,
konden worden weggenomen.
Doch het drama" stelde bizonder te leur.
Het bracht veel ergs en hevigs, doch wy
bleven aankijken tegen dat e r ir e en hevige,
zonder dat het ons iets deed". Ea wy' vonden
het erge ook vaak te erg; omdat het ons
niet waarschijnlijk werd gemaakt. Dit schrij
vende, zien wy' den auteur gereed staan
om te zeggen, dat, gelijk hy reeds vroeger,
Fultoin onierzeeüoot,
Het is misschien, behalve bij vak mensehen,
minder bekend dat Ftiltou, die juist gehuldigd
is als vader van de ontzaggelij k ontwikkelde
stoom vaar t op de Hudson, de eerste man is
geweest die met succes proeven heeft genomen
met een onderzeeboot. Voordat hy zich met
hart en ziel toelegde op de vorming van de
praktisch bruikbare stoomboot, heeft hij zich
o. a. beziggehouden met het bouwen van de
Nautilus (o, nagedachtenis van Jules Verne,
en kapitein Nemo). Deze boot had, wat de
algemeeue vorm aangaat hetzelfde sigaar
model als de tegenwoordige onderzeebooten.
De lengte was ruim 7 meter, de breedte en
hoogte 2 meter; de boot bestond uit koper
en ijzer en was voorzien van een mast met
zeil ten dienste van het varen aan de
zesoppervlakte. Deze mast kon teruggeslagen
worden, wanneer de boot dook. De voort
drijvende kracht werd geleverd door
menechenhanden, die een wiel in beweging brachten,
terwijl deze beweging door eenvoudige toe
stellen werd overgebracht op de schroef. Het
sturen, het oprichten en n verklappen .van
mast en zeil werd alles uitgevoerd van uit
het inwendige van de boot, waar drie mannen
gemakkelijk zich konden bewegen: een als
stuurman en twee als machine.
De boot dreef onder gewone
omstandigin polemieken, deed uitkomen, het niet «yne
bedoeling is, de daden en uitingen van zijne
personen immer waarschijnlijk te maken,
wamt door het innerlijk dezer personen te
verklaren. Hjj geeft de werkelijkheid zooals
hq die ziet; en ook in de werkelijkheid wor
den de daden en uitingen der menachen
menigmaal niet door het innerlijk der laataten
verklaard.
De stellingen van den heer Emants «jjn
zeer aangevochten. Wij echter kunnen tot op
zekere hoogte met hem meegaan, voor zoover
het zjjn uitspraak geldt, dat »iet alle daden
en uitingen der personen op het tooneel
verklaring behoeven door het innerlijk dier
personen. (Wij mochten wel de bedoeling
van den heer Emants, gelijk wy die begrepen,
in onze eigen woorden weergeven?) Maar
dan behooren de personen menschen te zjjn,
met hun eigen levend menschen-innerljjk,
dat wy begrijpen en waaraan wij gelooven.
Ziet eens de Nancy; hrj isonsinde bedry'ven
I en II van Geuren" als een levend
mensch verschenen. En van dezen levenden
mensen doen o.a. de twee reeds genoemde
daden in II ons als waarschijnlijk aan;
wy' gelooven op slag en even vast aan
de mogelykheid van deze beide daden, hoe
wel slechts de eene onmiddellijk door het
innerlfk van de Nancy wordt verklaard. Wjj
bedoelen het huwelqtsaanzoek aan Allee,
met het accepteeren van de consequentie dat
Marie het huis uit moet, n de bereid ver
klaring tegenover den zoon, wien de Nancy
veel minder genegen is dan zy'ne dochter,
voor hem, den zoon, het veld te ruimen.
Het wordt niet ontkend, dat brj latere
overwegingen ook de tweede daad, die zoo
zeer in tegenstelling is met de eerste, uit
het innerlijk van den man kan wordeaver
klaard; maar latere overwegingen hebben
bier geen waarde: op het tooneel moet alles
dadelyk overtuigen of mist zijn doel. En is
het nu niet curieus te bedenken, dat de
polemieken die de heer Emants met zijne
bestrijders heeft gevoerd, ontstaan zjjn naar
aanleiding van daden die de schrijver
den minister in Domheidsmacht" oplegt?
Want is het niet waar,dat in Domheids
macht" slechts n enkele levende, maar
dan ook prachtig-le rende, figuur staat, de
ministersvrouw, ter vijl alle andere figuren,
dus ook de minister, aan haar en aan de
strekking van het stuk: het demonstreeren
van de macht der domheid, zijn opgeofferd ?
En dat zij dus niet als op hun eigen beenen
staande menschen, maar integendeel als door
den schrijver voor de gelegenheid
gefatjoeneerden aandoen?
De figuren in Geuren" buiten de Nancy,
worden niet levend waaneer de schrijver op
zyn eersten aanleg doorgaat. En de lotgevallen
van de Nancy, van den man dien wy toch
zoo goed hebben leeren kennen, treffen ons
maar weinig.
De reden van dit laatste, raakt de oorzaak
van een bezwaar, dat men ook tegen ander
werk van den heer Emants hebben zal. Of is
deze schry ver niet vóór alles een zeer scherp
observator, die een zeker soort van
menschen om zich heen diep-in en in vele
details kan zien en die hen vervolgens soms
meesterlijk in zyn werk kan neerzetten? Doch
is het oogenblik aangebroken, dat de schrijver
hen innerlyk zal hebben te volgen bij be
paalde lotgevallen, dan schiet zyn kracht
nog al eens te kort. Zyn zich-vereenzelvigen
met deze menschen gedurende hunne lot
gevallen, zy a macht tot meeleven met hen,
tot inleving met zyn gevoel in hunne gevoe
lens, blijkt dan te gering. Dit bezwaar blijft, al
kent men prachtige uitzonderingen, als: de
hoofdpersoon in Een nagelaten bekentenis"
en gedeelten van de vrouw in Inwijding".
De opvoering van het stuk door het ge
zelschap Van Eysden was levendig. De heer
Nieo de Jong had als de Nancy een
bizonder gelukkigen avond. Het spel van de dames
Duymaer van Twist (Alice) en Mauhs (Marie)
had men, vooral in den beginne,
natuur1 y k e r gewenscht. Wat de Alice betreft:
het is duidelijk, dat ook het (al dan niet
schynbaar) onnatuurlijke of weinig natuur
lijke natuurlijk behoort te worden ge
speeld. De heer Van der Lugt Melsert,
als de zoon, had sterke o ogenblikken in het
derde bedrijf, in de tooneelen met Alice
en later met den vader.
FRANS MIJNSSEN.
1) Zie Weekblad van 14 dezer.
beden, maar werd tot zinken gebracht door
het toelaten van water in de boot; dit water
werd veer uitgepompt, waaneer de boot moest
stijgen. De noodige lucht werd meegevoerd,
samengeperst in een bak, waaruit het naar
behoefte, ontsnapte.
Tot zoover, zal iedereen zeggen, is 't een
aardig plan, maar is 't ook uitvoerbaar? En
dit laatste nu bewees Fulton door een paar
magnifieke tochten, waarbij hy' met drie man
aan boord, uiterlijk vyf uur onder water kon
blyven. Eerst nam hy proeven in de Seine,
die alle gelukten. Daarna trad hy' in Brest
op, viel een aangewezen boot aan en vernielde
deze door middel van een torpedo. Napoleon,
wien Fulton zijn uitvinding aan bood ter vernie
ling van de Engelsche vloot, wilde er toch niet
aan. Ook de Engelsche regeering was er on
gevoelig voor, hoewel Fultou ook in Engeland
zeer goed geslaagde preeven gaf, ook al weer
met vernieling van een aangewezen schip,
door middel van een torpedo. Nadat de
regeerings-belangstelling in deze onderzeeboot
niet voldoende bleek te zyn, heeft Fulton
zich meer toegelegd op den stoomboot-bouw.
Maar nu, na ruim een eeuw, wetende hoe
Fulton's proefnemingen lukten, en ook hoe
veel ongelukken er reeds gebeurden met de
moderne onderzeebooten, zou ik zeggen: lie
ver in de Nautilus dan in de genummerde en
geletterde modellen van nu,"
v. O.