De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 28 oktober pagina 7

28 oktober 1909 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

1692 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR .NEDERLAND. Joost van den Vondel, naar de schilderij van Ferdinand Bol, in Engeland gekocht dpor de Firma Frederik Maller. Een nieuw portret van Vondel ontdekt, geschilderd door Ferdinand Bol. In Engeland heeft ie firma Fred. Muller «n Go. te Amsterdam de hand gelegd op een schilderij, waarop zij een onbe kende afbeelding van 's lands oudsten en grootsten poëet, den dichter Joost v. d. Yondel herkende, en als schilder Ferdinand Bol. Te Amsterdam heeft zij aan bevoeg den hun oordeel gevraagd. Ook deze zagen in het konterfeitsel beslist Yondel, en verklaarden, zonder eenige aarzeling, Ferdinand Bol als schilder. Diep denkend, zeer ernstig ziet Yondel 4r op dit portret uit. Een gelaat, dat spreekt van zware beproeving. Ook zijn kop is zooals Brandt, zijn levensbe schrijver zegt wel in't vleesch. Yondel hoeft een kalotje op, waaronder lokken grijs haar uitkomen. Een groote karmozijnen mantel heeft Ferdinand Bol hem omgehangen over een lang lieht bruin enderkleed van wollige stof; in der maniere zooals hij Arthur Quellyn heeft geschilderd. Het tafelkleed zweemt naar het Turksch. Het schilderij, 107 cM. hoog en 90 cM. breed, is Zondag 28 en Maandag 29 November te bezichtigen in de kunsttaal van Fred. Muller en Co. Dat Ferdinand Bol den dichter Vondel heeft uitgesohilderd, kan niet bevreemden. Yondel noemde Bol's kunst heerlijk. Bei den stonden in goede verstandhouding tot «Ikander. Het onderstaande diene tot staving. Vondel heeft bij feesten of versieringen met Ferdinand Bol samengewerkt; Bol schilderde, Vondel maakte 'n vers op dat werk. In 1654 dicht hij een vers op een van Bol's Romainsche Historieschilderijen, opgehangen in de Burgemeesterskamer «iiinmmiiinmiiiiiiiHiiiitin ETLNSCHAPPEÜJKE Het lutoibin Tan Madame Stcuheil, Zooveel personen, zooveel verschillende karakters en zooveel karakters, zooveel ver schillende handschriften. Evenals een schilder in zijn schilderij een persoonlijk cachet geeft, zoo legt ieder mensch een zekere pereoonlykhjeid in zyn schrift. En nu is het met eenige studie in de graphologie niet moeilyk, uit een handschrift de meest sprekende karaktereigenschappen van den schrijver aan te w\jzen. Zoo zijn in den loop der jaren door tal van proeven en door studie in de psychologie van het schrijven een reeks van conclusies getrokken, die in de verschil lende leerboeken over graphologie systema tisch worden behandeld en als stellingen in tabellen sjjn neergeschreven. De merk. waardige overeenkomst van de verschil lende schrijvers boezemt wel vertrouwen in en een critische beschouwing van het schrift van madame Steinheil geeft dan ook vrij nauwkeurig den geestelijken inventaris van die anders zoo moeilijk te doorgronden vrouw weer. Voor een deskundige spreken uit het hierHandteekening van mevr. Steinheil?Japy op den dag van haar vrijspraak. en haar vertrek" in het nieuwe Stadhuis (thans het Koninklijk Paleis) te Amster dam ; in 1658 spande Yondel de snaren voor een kort gedicht op het schilder werk van Ferdinand Bol boven de deur der kamer van den Zeeraad van het nieuwe Zeemagazijn op Kattenburg, schilderwerk, dat vroeger geprijkt had in de kajuit van een admiraliteitsjacht, voorstellende : 's Lands hooge regeering in de gedaante eener aanzienlijke vrouw, den staf van kommando overreikende aan een zee-overste. Toen in 1661 het Prinsenhof op den Oudezijds-Achterburgwal bij de Agnietenstraat verbouwd en geheel vernieuwd was om in gebruik te worden genomen dpor de admiraliteit van Amsterdam om dienst te doen als vergaderplaats van Gecommitteerde Eaden, maakte Vondel twee verzen op de door Bol geschil derde twee fraaie schoorsteenstukken in de Raadkamer, voorstellende het een: den jongen Manlius waar hij, op bevel van z'n vader, omdat hij tegen zqn land gestreden had, wordt onthalst, en het ander: Eneas, de prijzen van den scheepsstrijd verdeelende. Vondel stelde het werk van F. Bol hoog; openlijk zegt hij dit in den titel van het gedicht: op het HEERLIJKE stuck van Ferdinand Bol, voor den doorluohtigen Zeevaart t' Amsterdam in 't Reisjacht geschildert." In 1659 hebben Vondel met Ferdinand Bol in samenwerking met den dichter Jan Vos zich verdienstelijk gemaakt bij een versiering ter eere van het bezoek der Keurvorstin van Brandenburg aan Amsterdam. Het Stadsbestuur gaf Vondel daarvoor eene vereering van ? 100, Ferdinand Bol van ?200 en Jan Vos van ?150. Ferdinand Bol is geboren te Dordrecht bij gereproduceerde schrift heel duidelijk drie zeer typeeren ie karakter-eigenschappen, D.I.: optimisme, diplomatie en wilskracht. De eerste zal hier het gevolg van omstan digheden kunnen zyn. Mad. Steinheil schreef dit na een tyd van vreeselyke spanning, waarin ze vrijwel voor haar leven vocht, en het is niet te verwonderen dat ze by bet herkrijgen van haar vryheid zoo verheugd was, dat haar schrift den stempel van overmoed, voldoe ning en optimisme kreeg. Het is daarom niet met zekerheid te zeggen, dat de schrijfster deze eigenschappen al tyd bezit. Plotselinge vreugde kan, evenals andere geestesstoringen, een handschrift belangryk wijzigen. De tweede eigenschap diplomatie is echter onafhankelijk van stemmingen. Deze wordt graphologisch geconstateerd door het onvaste van de richting der regels. Iemand, die recht door zee gaat, schrijft rechte regels en een leugenaar of diplomaat maakt gol vende regels. Maar Steinheil nu mist elke zekerheid van richting. Ze draait er om heen en zal vandaag loochenen wat ze gisteren beweerde. Ze is sluw, behendig en slagvaardig in haar woorden. Verder zyn hieraan nog toe te voegen enkele bykomende eigenschappen, eveneens uit haar schrift op te maken en die, in combinatie met de reeds genoemde, meer andere tot resultanten hebben. Zoo spreekt uit haar schrift geen fijn gevoel, wel koud egoïsme en ruwe hartstocht. Haar diplomatie is dan ook niet die van de liefhebbende vrouw, wier vernuft door haar groote liefde gescherpt wordt, om steeds verzachtende omstandig heden te zoeken en te vinden, maar treedt hier op in minder onschuldige gedaante en stempelt haar tot een listige, bedriegende en geraffineerde actrice. Uit de geringe helling van haar schrift b ykt tevens de beheersching van haar verstand over haar gevoel, uit baar goed gekozen tusschenruimte en de verbin ding der letters een gezond oordeel. De derde door mij genoemde karakter trek haar wilskracht?zien we in het krachtige, hoekige en vastberaden schrift Zachte, goedaardige of zwakke menschen hebben afrondingen aan de letters, naar hun aard: boven of onder, maar Mad. blijkend uit het boek der huwelijksche aanteekening 1652: Ferdinand Bol, van Dordrecht, schilder, oud 36 jaar, geen ouders hebbende woont op de Fluweele Burgwal] en Lysbeth Dell, van Amster dam, oud 25 jaar, geass. met haar vader Claes Dell, woont als voren." De Deli's" behoorden, in tegenstelling met den naam, tot de voorname Amsterdamsche familiën. Al heel jong men zegt 3 jaar oud zijn de ouders met Ferdinand Bol te Amsterdam komen wonen. Zij deden hem op jeugdigen leeftijd bij Bembrandt in de leer. (Zie Dr. C. Hofstede de Groot. Die Urkunde ber Bembrandt"). In 1652 kocht hy zich het poortersrecht van Amsterdam en komt in 1666 voor als sergeant bij de derde compagnie Burger wacht. Ferdinand Bol heeft, behalve groote schilderwerken, vooral portretten ge schilderd. Hij heeft niet als zoo vele schilders met geldnood te kampen gehad. Hij zat er goed bij. In 1672 toen hij nieuwe huizen kocht op de Keizersgracht tusschen Vijzelstraat en Eeguliersgracht, zei hij tot den timmerman, dat hij wel een paerdestal van noode hadde." Een eigen stal en eigen rijtuig heeft thans zelfs Breitner niet! Dosr twee, ook in betrekking tot geld, gelukkige huwelijken Bol trouwde in 1669 voor de tweede keer met Anna van Erckel, weduwe van Erasmus Scharlaken, wonende op de oude Turfmafkt bij de Doelenstraat, vermeerderde hij zijn vermogen. Ferdinand Bol ging te Amsterdam behalve als schilder ook door voor ean achtbaar man. Om die reden verkoos men hem in 1673 tot regent van het Oude Zijds Huiszittenhuis. Dit bleef hij tot aan zijn dood. Juli 1680. Toen woonde hij op de Heerengracht bij de Eeguliersgracht. Zijn stoffelijk over blijfsel werd in de Zuiderkerk begraven. In enkele gestichten ging men niet weinig trots op het bezit van portretten of Regentenstukken door hem geschilderd. O per de beteekenis van Ferdinand Bol als schilder leze men zijn levenschets, ge schreven door Dr. A. Bredius, voor komend als voorwerk in den catalogus der schilderijen van het Museum Kunst liefde te Utrecht. J. H. R. Tooieel, Emants' Geuren" (?R o 11 e r d. Tooneelgezelscha p"). Wat heeft den heer Marceüas Emants tot het schrijven van dit, zyn jongste, tooneelspel bewogen? Wie hem in zyn werk kent, zal niet kunnen aannemen, dat deze schrijver heeft willen moraliseeren," zal niet kunnen gelooven, dat hy zeggen wilde: ziet eens, welk noodlottig gevolg het geur maken" of geuren" hebben tan»"'*"a Evenmin zal men dit stuk als eene uiting speciaal van 's heeren Eajants' onafscheidelijk pessimisme, onlangs nog eens gemanifes teerd in het d'Oliveirainterview, 1) wenschen te aanvaarden. Daarvoor is het niet grauw en troosteloos, is het innerlijk ervan niet klemmend genoeg. En men vindt die oplossing de eenvou digste, dat de auteur het stuk enkel en alleen geschreven heeft voor het, alleszins begrypelyke, genoegen, eenige innerlijk zeer verschillende figuren naast elkaar te zetten. Deze figuren zij n: In de eerste plaats de hoofd persoon van het stuk, in wien het eeur maken" belichaamd J is, de overste Hecry de Nancy. Een man-van-het-zwaard met bravour, doch ook met energie; die reeds op de Academie op sneed niet alleen, dat hij de Militaire Willems orde in Indiêzou gaan halen, maar die ook inderdaad later de decoratie verwierf. Een luidruchtige, opzichtige kerel, vijandig aan, want de tegenstelling van, elk dieper en fijner innerlijk leven. Die houdt van een borrel en van vrouwen, en die zich bewust Steinheil is overal even hoekig en scherp in haar schrift. Hieruit blijkt haar wreedheid en egoïsme zon ze niet anderen er aan gewaagd hebben om zelf vrij te komen l maar tevens haar kracht, haar energie en haar taaie volharding. Deze vrouw heeft een ijzeren wil, waardoor al haar dry ven en streven ons verklaarbaar wordt. Verder heeft Mad. Steinheil onregelmatig schrift, wat hier op prikkelbaarheid en bewegelykheid, op activiteit en rijkdom van ideeën wijst. Uit de eindhalen blijkt haar rijke fantasie en uit de stugge ophalen haar ondoordringbaarheid en wreedheid. Bizonder typeerend is het ook, dat Mad. Steinheil niet sensueel kan genoemd worden. Ze is wel hartstochtelijk, maar uit de weinige verdikkingen in haar letters en de vrij hooge plaatsing der punten op de i is op te maken, dat ze niet zinnelijk is. Het is dan ook met vrij groote zekerheid te zeggen dat geen wellustige dry'ftreer haar tot haar ondernemingen aanzette. Bovendien mist haar schrift elk teeken, dat wijst op een warm hart. Haar gevoel had ze al lang beheerseht en haar liefdebron was geheel uitgeput. Sensu aliteit is dus voor haar geen verzachtende omstandigheid. We hebben hier meer te doen met een bizonder geslepen vrouw, die lust heeft in avonturen en om te voldoen aan haar pronkzucht en ijdelheid, haar zucht om groot te doen en een eersten toon in haren kring aan te slaan, grootse hèondernemingen op touw moest zetten. Niet het minst om geld te winnen. Toch is in het schrift o.a. in den eenvoud en het harmonische ontegenzeggelijk eenige geestesbeschaving te zien. Mad. 8:einheil is zeer zeker een begaafde vrouw, ze heeft een sterken geest, een bizondere werkkracht en activiteit en een meesterlij ken aanleg voor diplomatie. Maar Mad. Steinheil praat ook graag, ze spreekt zelfs graag tegen en ze kan moeilijk een geheim bewaren. Als ze van de proceszaak meer weet, wat we wel mogen aannemen, /.al ze te eeniger tijd haar neus nog wel eens voorbij praten. Voor hetgeen haar ten laste werd gelegd, zou ze volgens een graphalogische diagnose wel in staat zijn. 22-ll-'09. B. J. KERKHOF. is van het kranig corpus, niettegenstaande de meer dan 50 jaren, in zyn kranig uniform. Tegenover zijne kindereu de zelfde man als in de kazerne, waar hij hardhandig arbitrair zal optreden tegen de jongere officieren, terwijl hy buiten den dienst een joviaal kameraad is. Een man, die niet slechts om dat hy' door het meisje gepakt is, maar ook als gevolg van zyn zin tot geurmakery, nog her trouwen wil met zijn jonge, mooie, nauwelijks twintigjarige pupil, uit loyaoteit tegenover zyn zoon, is hy' bereid geen werk te maken van het meisje, indien de zoon haar hebben wil; maar hy is toch wel zoo gesteld op de echtverbintenis, dat hy, wanneer de a. s. mevrouw de Nancy dit als een van de con dities stelt bij de verloving, er zijn zorgzaam dochtertje voor het huis uitstuurt, door haar niet veel minder dan te koppelen aan een goede party". De pupil, Alice Ellewout, is een vroeg rijp" meisje, een halve-onschuld en naar den geest geheel zonder onschuld, die zeer preciese bedoelingen heeft met haar huwelijk. Een meisje dat, getrouwd zy'nde, het aanlegt met het geheele garnizoen" naar beweerd wordt in de stad, maar die aan de jonge luitenants van haren man alle gunsten toe staat behalve n enkele. Een koude coquette ten slotte, wie het in hoofdzaak en mogelijk zelfs uitsluitend te doen is, om de verovering der mannen op zichzelf. Vervolgens de 'kinderen de Nancy: de zoon, ten zeerste kind van zijnen vader en, niet geheel tot zijn geluk, mede van zy'ne moeder. Niet geheel tot zyn geluk: want heeft hy van zyn vader diens zinnelijkheid, dranklust etc. geërfd, van zy'ne moeder kreeg by me a eenige hoogere" eigenschappen, welke hem de andere als minderwaardig deden erkennen, zoodat zy behooren te worden be streden. Waar de vader zonder zelfcontrole als vanzelf toegeeft aan zyn lusten en nei gingen, daar lijdt de zoon onder zyn zelfbedwang. De dochter Marie is het geboren huis vrouw tj e, dat een toegewijd moedertje had kunnen worden. De overige figuren lyken ons meer uit noodzaak in het stuk gebracht. Henry de Nancy is, zooals ook al uit het bovenstaande blijken kan, een weinig be langwekkende naiuur. Maar de rol zal men, althans in de eerste t wee bedrij ven, voortreflijs geschreven vinden. Wy krijgen in de eerste twee bedrij ven in de Nancy een mensch te zien, en wy zien dien mensch innerlijk zoo voortdurend, dat wij op grond van de kennis zijner natuur, het optreden naar buiten van den man en zy'ne daden vergoelijken. De andere hierboven geschetste figuren daarentegen zijn grootendeels in den geest van den schrijver blijven steken. Met uit zondering van den zoon, die in deze bedrij ven nog geheel onkenbaar blijft, worden zy ons in eersten aanleg getoond mede in bedrijven I en II; maar daar blyft het by'. In een twistgesprek met de Naucy in III, doet de schrijver ons den zoon van binnen zien; doch' dan is de rol van den zoon in het stuk tevens haar einde genaderd en komt de schrijver dus te laat. Bedrijven I en II gaven de exposee voor het stuk, en aan het einde van II is tot de huwelyken besloten, of zijn deze als mogelyk in uitzicht gesteld, de huwelijken tusschen de Nancy en Alice, en van het dochtertje Marie met haar goede party," die de conflicten en catastrophen van III en IV veroorzaken. Deze, eerste, bedrijven hebben geïnteresseerd; zy droegen het merk van een schry ver die niet de eerste de beste is." Zy hebben geïnteresseerd, al was de stof" die de schry ver verwerkte, wel wat mager tegenover hun langen duur. Maar wij kregen immers den uitnemend geteekenden de Nancy te zien, de eerste aanleg" van de Alice- en Marie-figuren beloofde iets voor straks, als het drama een aanvang ging nemen; waarbij dan tevens de figuur van den zoon verstevigd kon worden (al vreesden wy!), en enkele onduidelijkheden nog verder hier en daar, konden worden weggenomen. Doch het drama" stelde bizonder te leur. Het bracht veel ergs en hevigs, doch wy bleven aankijken tegen dat e r ir e en hevige, zonder dat het ons iets deed". Ea wy' vonden het erge ook vaak te erg; omdat het ons niet waarschijnlijk werd gemaakt. Dit schrij vende, zien wy' den auteur gereed staan om te zeggen, dat, gelijk hy reeds vroeger, Fultoin onierzeeüoot, Het is misschien, behalve bij vak mensehen, minder bekend dat Ftiltou, die juist gehuldigd is als vader van de ontzaggelij k ontwikkelde stoom vaar t op de Hudson, de eerste man is geweest die met succes proeven heeft genomen met een onderzeeboot. Voordat hy zich met hart en ziel toelegde op de vorming van de praktisch bruikbare stoomboot, heeft hij zich o. a. beziggehouden met het bouwen van de Nautilus (o, nagedachtenis van Jules Verne, en kapitein Nemo). Deze boot had, wat de algemeeue vorm aangaat hetzelfde sigaar model als de tegenwoordige onderzeebooten. De lengte was ruim 7 meter, de breedte en hoogte 2 meter; de boot bestond uit koper en ijzer en was voorzien van een mast met zeil ten dienste van het varen aan de zesoppervlakte. Deze mast kon teruggeslagen worden, wanneer de boot dook. De voort drijvende kracht werd geleverd door menechenhanden, die een wiel in beweging brachten, terwijl deze beweging door eenvoudige toe stellen werd overgebracht op de schroef. Het sturen, het oprichten en n verklappen .van mast en zeil werd alles uitgevoerd van uit het inwendige van de boot, waar drie mannen gemakkelijk zich konden bewegen: een als stuurman en twee als machine. De boot dreef onder gewone omstandigin polemieken, deed uitkomen, het niet «yne bedoeling is, de daden en uitingen van zijne personen immer waarschijnlijk te maken, wamt door het innerlijk dezer personen te verklaren. Hjj geeft de werkelijkheid zooals hq die ziet; en ook in de werkelijkheid wor den de daden en uitingen der menachen menigmaal niet door het innerlijk der laataten verklaard. De stellingen van den heer Emants «jjn zeer aangevochten. Wij echter kunnen tot op zekere hoogte met hem meegaan, voor zoover het zjjn uitspraak geldt, dat »iet alle daden en uitingen der personen op het tooneel verklaring behoeven door het innerlijk dier personen. (Wij mochten wel de bedoeling van den heer Emants, gelijk wy die begrepen, in onze eigen woorden weergeven?) Maar dan behooren de personen menschen te zjjn, met hun eigen levend menschen-innerljjk, dat wy begrijpen en waaraan wij gelooven. Ziet eens de Nancy; hrj isonsinde bedry'ven I en II van Geuren" als een levend mensch verschenen. En van dezen levenden mensen doen o.a. de twee reeds genoemde daden in II ons als waarschijnlijk aan; wy' gelooven op slag en even vast aan de mogelykheid van deze beide daden, hoe wel slechts de eene onmiddellijk door het innerlfk van de Nancy wordt verklaard. Wjj bedoelen het huwelqtsaanzoek aan Allee, met het accepteeren van de consequentie dat Marie het huis uit moet, n de bereid ver klaring tegenover den zoon, wien de Nancy veel minder genegen is dan zy'ne dochter, voor hem, den zoon, het veld te ruimen. Het wordt niet ontkend, dat brj latere overwegingen ook de tweede daad, die zoo zeer in tegenstelling is met de eerste, uit het innerlijk van den man kan wordeaver klaard; maar latere overwegingen hebben bier geen waarde: op het tooneel moet alles dadelyk overtuigen of mist zijn doel. En is het nu niet curieus te bedenken, dat de polemieken die de heer Emants met zijne bestrijders heeft gevoerd, ontstaan zjjn naar aanleiding van daden die de schrijver den minister in Domheidsmacht" oplegt? Want is het niet waar,dat in Domheids macht" slechts n enkele levende, maar dan ook prachtig-le rende, figuur staat, de ministersvrouw, ter vijl alle andere figuren, dus ook de minister, aan haar en aan de strekking van het stuk: het demonstreeren van de macht der domheid, zijn opgeofferd ? En dat zij dus niet als op hun eigen beenen staande menschen, maar integendeel als door den schrijver voor de gelegenheid gefatjoeneerden aandoen? De figuren in Geuren" buiten de Nancy, worden niet levend waaneer de schrijver op zyn eersten aanleg doorgaat. En de lotgevallen van de Nancy, van den man dien wy toch zoo goed hebben leeren kennen, treffen ons maar weinig. De reden van dit laatste, raakt de oorzaak van een bezwaar, dat men ook tegen ander werk van den heer Emants hebben zal. Of is deze schry ver niet vóór alles een zeer scherp observator, die een zeker soort van menschen om zich heen diep-in en in vele details kan zien en die hen vervolgens soms meesterlijk in zyn werk kan neerzetten? Doch is het oogenblik aangebroken, dat de schrijver hen innerlyk zal hebben te volgen bij be paalde lotgevallen, dan schiet zyn kracht nog al eens te kort. Zyn zich-vereenzelvigen met deze menschen gedurende hunne lot gevallen, zy a macht tot meeleven met hen, tot inleving met zyn gevoel in hunne gevoe lens, blijkt dan te gering. Dit bezwaar blijft, al kent men prachtige uitzonderingen, als: de hoofdpersoon in Een nagelaten bekentenis" en gedeelten van de vrouw in Inwijding". De opvoering van het stuk door het ge zelschap Van Eysden was levendig. De heer Nieo de Jong had als de Nancy een bizonder gelukkigen avond. Het spel van de dames Duymaer van Twist (Alice) en Mauhs (Marie) had men, vooral in den beginne, natuur1 y k e r gewenscht. Wat de Alice betreft: het is duidelijk, dat ook het (al dan niet schynbaar) onnatuurlijke of weinig natuur lijke natuurlijk behoort te worden ge speeld. De heer Van der Lugt Melsert, als de zoon, had sterke o ogenblikken in het derde bedrijf, in de tooneelen met Alice en later met den vader. FRANS MIJNSSEN. 1) Zie Weekblad van 14 dezer. beden, maar werd tot zinken gebracht door het toelaten van water in de boot; dit water werd veer uitgepompt, waaneer de boot moest stijgen. De noodige lucht werd meegevoerd, samengeperst in een bak, waaruit het naar behoefte, ontsnapte. Tot zoover, zal iedereen zeggen, is 't een aardig plan, maar is 't ook uitvoerbaar? En dit laatste nu bewees Fulton door een paar magnifieke tochten, waarbij hy' met drie man aan boord, uiterlijk vyf uur onder water kon blyven. Eerst nam hy proeven in de Seine, die alle gelukten. Daarna trad hy' in Brest op, viel een aangewezen boot aan en vernielde deze door middel van een torpedo. Napoleon, wien Fulton zijn uitvinding aan bood ter vernie ling van de Engelsche vloot, wilde er toch niet aan. Ook de Engelsche regeering was er on gevoelig voor, hoewel Fultou ook in Engeland zeer goed geslaagde preeven gaf, ook al weer met vernieling van een aangewezen schip, door middel van een torpedo. Nadat de regeerings-belangstelling in deze onderzeeboot niet voldoende bleek te zyn, heeft Fulton zich meer toegelegd op den stoomboot-bouw. Maar nu, na ruim een eeuw, wetende hoe Fulton's proefnemingen lukten, en ook hoe veel ongelukken er reeds gebeurden met de moderne onderzeebooten, zou ik zeggen: lie ver in de Nautilus dan in de genummerde en geletterde modellen van nu," v. O.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl