De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 31 oktober pagina 1

31 oktober 1909 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTEKDAMMER A°. 19091 WEEKBLAD VOOR NEDEBLAM) Dit nummer bevat een bijvoegsel. recLaotL© -van. IMIr. H. "&. L. uitgevers: VAN HOLEEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post / 1.65 Voor Indiëper jaar, bjj vooruitbetaling, mail 10. Abonderujke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . . 0.121/» Zondag 31 ctober. Advertentiën van l?S regels f 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de fmantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel ?0.25 . 0.30 .0.40 INHOUD: VAN V EEREEN VAN NABIJ: Gunstig en hoopvol, door Toewan. Nederlandache handelsbelangen. Kroniek. Uit het Noorden, door Radboud. 'Be katholieken en het kiesrecht, door PerOgrinnf. FEUIL LETON : Een impulsief man. Naar het Engelicb, van St. John Hankin. KUNST EN LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. Marie-Antoinette, gedenk schriften van haar hofdame, mevr. Campan. Bewerkt door 8. J. Bouberg Wilgen, beootd. door J. Tersteeg. Het Pragmatisme, door prof. G. J. P. J. Bolland. Berichten. VBOÜWENRUBRIEK: Portret van Annie Besant. Portret van PazFerrer. Twee stemmen, door M.C. Huwelyks-aphorismep. ALLERLEI, door Caprice. DIT DE NATUUR, door E. Heimans. Cègare Lombroso, mét portret, door prof. mr. G. A. van Hamel. Tentoonstelling Sciulier, Palchri, den Haag, door PJasscbaert. Tentoonstel ling Miranda, door W. Steenhoff. Charivari. Prentenveiling b}j R. W. P. de Vries, Sin gel 246, met afb., doer W. 8. Graphische ? knnet bij de Wed. Dorens op bet Rokin, met , afb., dt'or W. -Steenhoff. Toonee), door Frans Mjjnssen. De Bastille, door H. Portret van Piin? Ito. FINANCIEELE EN OECONOMI6CHE KRONIEK, door v. d. M. en v. d. 8. Brieven van Oom Jodocuc, LVI. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. AD VERTE» TIEN. niiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimifiMHiiiiiiiiiiiiiiiiHMiiimiiiiiiiiiiiiiiMiiiii Gunstig en hoopvol. De correspondent van de Nieuwe Courant te Batavia heeft het noodig gevonden het Nederlandsche volk telegra fisch kond te doen dat de heer Liefrinck, lid van den raad van Nederlandsch-Indië, die als regeeringscommissaris met een zending naar Atjeh is belast geweest, den toestand in dat gewest gunstig" en hoopvol" acht. Ook de openingsrede heeft tevredenheid over den gang van zaken in Atjeh uitgesproken. Alleen reeds om die reden zou het onmogelijk zijn geweest dat de heer Liefrinck tot een ander re sultaat zou zijn gekomen, maar dan ver valt ook alle reden om een dergelijke uitspraak zonder vermelding van motieven over te seinen. Men is den laatsten tijd toch erg zuinig met het zenden van telegrafisch nieuws uit de Oost-Indische koloniën, zoodat het er wel wat van heeft of er zoo vlak vóór het vertrek van Van Heutsz stemming' gemaakt moest worden voor de meening, dat we in Indiëeen tijd van ongekende rust genieten. In die lijn kan ook het jongste telegram uit Indiëvan de Nieuwe Courant geacht worden zich te bewegen. Heeft men echter niet bedacht hoe gek het voor den belangstellende in de koloniale aangelegenheden moet klinken nu, in 1909, den toestand in Atjeh door een regeeringscommiesaris gunstig en hoopvol" te hooren noemen, terwijl in 1904 de generaal Van Heutsz hier te lande werd gehuldigd als de pacificator" van Atjeh...? Toen was diezelfde generaal Van Heutsz al zes jaar ten achter met zijn belofte de pacificatie van Atjeh aan te bieden als kroningsgeschenk. Never mind, hij werd hier toch gehuldigd als pacificator. Dat haast schuldige optimisme kon echter geen standhouden en toen onder Van Heutsz' opvolger (ik laat het droeve interregnum van generaal Van der Wijck uiteraard buiten rekening) de onvermijdelijke te genslag kwam, moest die opvolger weg. Toen was een beproefd krijgsman als ge neraal Van Daalen plotseling niet meer op zijn plaats daarginds en hij werd op gevolgd door overste Swart, die het volle vertrouwen van den landvoogd bezat. Zooveel was dat vertrouwen waard, dat er tóch kort na Swart's optreden een fid van den raad van Nederlandsch-Indië, op aandrang uit Nederland, naar Atjeh ge zonden werd, om zich ter plaatse te over tuigen, dat we daar nu toch heusch op den goeden weg zijn. Was de ervaren kenner van land en volk, die de heer Liefrinck is, tot het besluit gekomen dat nu het verzet op Atjeh wel spoedig ge heel den kop zou zijn ingedrukt, er ware zeker reden geweest om aan de lijn te trekken. Nu echter heeft dat bericht er wel wat van of men het goede Nederlandsche volk weer eens wil sussen. Zou men het zich kunnen voorstellen, dat men nu na 36 jaar van strijd en fouten, nog tot de conclusie zou kunnen komen, dat de toestand in Atjeh niet hoopvol was? Men zou het naïeve telegram van den Bataviaschen correspondent van de Nieuwe Courant dan ook glimlachend kunnen voor bijgaan, als het misschien niet bij som migen verkeerde verwachtingen opwekte. Dit te voorkomen is het doel van hetgeen ik schrijven ga. Toen de Van Heutsz-vereerders nu al een tiental jaren geleden het deden voor komen of we binnen heel korten tijd Atjeh zouden hebben gepacificeerd, waren er al dadelijk velen, die met nadruk onder de aandacht brachten, dat we zeker volgens het door generaal Van Heutsz gevolgde stelsel den toestand meester zouden worden, maar dat daarmede vele jaren, misschien 25, wellicht een 50 j aar, gemoeid zouden zijn; dat in die jaren een strijd a outrance zou moeten worden gevoerd, die zoowat tot uitmoprding van alle verzetsmannen moest leiden. Die profeten, als alle collega's weinig geëerd in eigen land, vonden geen gehoor. We zijn een 11 jaar verder en zoo weinig zijn we gevorderd, dat een speciaal on derzoek, het tweede in korten tijd, werd noodig geacht om de openbare meening gerust te stellen. Die geruststelling meent nu de meergenoemde correspondent van de Nieuwe Courant wellicht te kunnen geven door zijn kort naief telegram. Een eenvoudig optelsommetje kan ons leeren welk een offers die gunstige en hoop volle" toestand in Atjeh nog vordert en voorloopig nog wel zal blijven vorderen. Staatjes zijn droge kost, maar toch spreken zij vaak duidelijker dan woorden. Ik zal hieronder zoo'n staatje laten volgen waaruit aan de hand van de in de In dische bladen gepubliceerde telegrammen het aantal neergelegde" Atjehers en de per ongeluk" gedoode vrouwen en kin deren moet blijken. Het staatje loopt van het begin van dit jaar tot Augustus j.l. Data Telegrammen. 29/12 '08 2/1 '09 6/1 '09 11/1 '09 12/1 '09 19/1 '09 25/1 '09 4/2 '09 1/2 '09 22/2 '09 1/3 '09 11/3 '09 8,3 '09 15/3 '09 16/3 '09 30/3 '09 7/4 '09 13/4 '09 20/4 '09 20/4 '09 21/4 '09 23/4 '09 29/4 '09 6/5 '09 14/5 '09 17/5 '09 11/6 '09 14/6 '09 16,6 '09 2 en 3/6 '09 22/6 '09 25/6 '09 17/6 '09 18/6 '09 1/7 '09 Aan Atjehsche zijde. Mannen 1 1 'S l O 1 8 5 7 10 9 ie *y r14 3 3 5 5 10 13 3 j 1 11 10 5 3*) 5 3*) 12 9 11 1 13 13 1 6 2 5 26/6 '09 36 '? 28/6 'OU 4 3/7 '09 : 3 8/7 '09 1 : 12/7 '09 2 ' 13/7 '09 14*) 16/7 '09 4 20/7 '09 5 j 16/7 '09 : 3 27/7 '09 4 30/7 '09 4 28/7 '09 7 9/8 '09 j 6 10,8 '09 ' 2 6,8 '0<J 6 4,8 '09 14 Vrouwen en Kinderen. T3 o 0 1 _ . 1 ' 2 . - : ? - ' 23 - ; 1 _ i ^ a o ?E S 1 ! _ _ - 1 _ _ . 2 ; ; -12 . ' . i i . _ ' ! _ _ _ . _ - ; i - ? 3 _ ; 2 : zijde. 2 S ~ o _. l l l ? . 2 1 ? 1 1 1 2 1 1 T3 a o fe C 3 5 2 1 . 1 1 1 2 2 2 1 1 2 2 1 2 2 2 1 10 1 3 4 1 2 1 2 1 4 14 2 1 S 12 2 2 2 2 10 1 2 S 3 2 Totaal . . |345 2 | 35 , 3 j 13 |129 De verliescijfers aan Atjehsche zijde zijn niet vol komen nauwkeurig, doch eerder te laag dan te hoog. *) Minstens. Men ziet dat zoowel aan onze zijde als aan 's vijands kant zware verliezen geleden zijn en dat zelfs de verhouding van 's vijands verliezen tot de onze (l : 3) getuigt van een vermetel en succesvol optreden van den Atjeher. Om nu op het telegram, dat de aan leiding tot dit schrijven vormde, terug te komen, meen ik het Nedeflandsche volk te moeten waarschuwen daaruit niet anders te lezen, dan dat de toestand in Atjeh gunstig is, omdat wjj er nog steeds in geslaagd zijn, meester van het terrein te blijven en wij zachtjesaan vooruitgaan. Hoopvol mag, als men wil, die toestand genoemd worden, omdat niet steeds voor een neergelegde" verzetsman dadelijk een ander invalt, zoodat de gelederen van de verzetspartij door kogels en klewanghouwen aardig beginnen te dunnen. Er kan dus,hoop gekoesterd worden, dat eens de strijd op Sumatra's Noordpunt zal ophouden bij gebrek aan strijders aan Atjehsche au de. Echter leze men niet uit dat telegram, dat een reactie uitgesloten is; wie weet hoe spoedig wij weer voor een oplevend verzet gesteld worden, noch dat we binnen korten tijd Atjeh in waarheid ons zullen mogen noemen. Ik lees uit dat bericht alleen, dat de heer Liefrinck tot de overtuiging is gekomen, dat wij, zoo doorgaand*, eens den toestand daar geheel meester worden. Echter vergete men hierbij niet, dat juist in den laatsten tijd uit Atjeh overwaaiende berichten van een minder optimistische stemming^bltjk geven. Er wordt daar weer met geld gewerkt om rust te koopen. Tijdelijk heeft dit succes, maar de terugslag zal dan niet uitblijven, daar de Atjeher dit bèachouwt als een bewijs van onze zwakte. Was de heer Van Heutsz niet van meening, dat wij op de geldkist van den Atjeher moeten zitten, niet do Atjeher op onze geldkist P Heeft de correspondent van de Nieuwe Courant wellicht ook van die berichten gehoord en moet nu het hier bedoelde telegram dienen om de goegemeente ge rust te stellen? TOEWAN. Nederlandsche handelsbelangen. Het heet, dat wij een voortvarenden minister van Buitenlandschi Zaken hebben. De heer de Marees van Swinderen heeft dien naam in verband met zijn gesta et acta van diplomatieken aard. Van zijn voortvarendheid op handels gebied hebben wij echter nog weinig vernomen, en toch is dat een veld, waarop een minister, die een man is van aanpakken, zeer veel arbeid kon vinden en dankbaren arbeid. Waarom begint de heer Van Swinderen niet met de reorganisatie van onzen consulairen dienst? Wij lazen in een feuilleton van de Telegraaf de volgende ontboezeming van den heer Henri Borel, die te Hongkong gearriveerd, het' groóte verkeerscentrum, en tot den consul zich wen dend, als consul vindt den uit deVenezuela-geschiedenis bekenden heer de Reus. Ons cocsultaat staat in een on aanzienlijke buurt verscholen, wat wel jammer is voor ons aanzien tegenover den Chinees, en onze consul wat hem persoonlijk, plotseling van Venezuela hier overgeplaatst, alles behalve is kwalijk te nemen spreekt gén Chineesch en gén Maleisch. Ik heb 't reeds vroeger in dit blad geschreven: het is urgent en absoluut dringend noodig, vooral nu in deze moeilijke phase der Chineesche kwestie, dat wij in Hongkong en Shanghai consuls hebben, die Chi neesch lezen en spreken, zooals andere naties dat hebben. De con suls van Engeland en Duitschland b.v. worden naar China niet uit andere landen zóó maar overgeplaatst, maar speciaal voor den Chineeschen dienst opgeleid, eerst als cadet" later als secretaris-tolk, eindelijk als vice-consul en consul. China is een geheel apart land, de Chineezen zijn een geheel apart volk, en een consul in China staat voor geheel andere, absoluut aparte toestanden van land en volk dan in nig ander deel van de wereld. Voor de belangen van onzen handel in China die vél grooter kon zijn dan nu n voor de oplossing der Chineeache kwestie, on voor de belangen der ChineeÊche koelies en van naar China tijdelijk repatrieerende Chi neesche onderdanen van ons gouver nement in Ned.-Indië, is een Chi neesch lezende en sprekende consul in Hongkong een absoluut ver eis c h t e. Doch (nu de secretaristolk Van Duisberg, van 't consultaat te Shanghai, den dienst heeft ver laten), niet alleen in Hongkong niet, maar in geheel China is geen enkele Hollandsche consulaire ambtenaar, die de Chineesche taal kent. Er is, maar dit is de secretarisgezandschapsraad bij onze legatie te Peking, en dus niet in den consu lairen dienst, slechts n Hollandsch officieel perspon op 't oogenblik in China, die Ghineesch leest en spreekt, en ik ben doch slechts tijdelijk hier nu de tweede. Maar ter zake. Er is over dit chapiter al zóó veel en zóó dikwijls geschreven, en nog, ondanks de urgentie der tijden, is alles bij 't oude gebleven...." Laat er dikwijls over geschreven zijn, de heer Borel heeft gelijk met er weer eems over te schrijven. Wij moeten pp deze qnaestie blgven hameren, gestadig, totdat het op de bureaux in den Haag en in de hoofden der Nederlandsche diplomaten duidelijk wordt, hoeveel directte-doen hoogst nuttig werk reeds lang op hen wacht. Zouden wij Duitschland da&rin niet eens volgen ? KRONIEK. NON-INTERVENTIE. De Parij sche correspondent van de Tele graaf, sprekend over de verwerping, door den Parijschen Gemeenteraad, van het voor stel tot huldiging van Ferrer's nagedach tenis, wijst als drijfkracht hiertoe aan: de Fransche regeeriug. Hij gaat dan verder: "Wie Frankrijk een verwijt zou -wil len maken van deze zeer-weinig-idea listische politiek, die zie naar EB geland, waar, sedert enkele maanden sedert de entente met Petersburg geen woord van protest meer wordt gehoord tegen de -russian atrocities". Naar Italië, waar, zes maanden geleden, de tsaar den voet niet durfde zetten, en waar nu de unanimiteit van pers en volk, socialisten incluis, in het bezoek van Nicolaas II, een grootsche gebeurtenis ziet. De haat tegen het oneindig minder dan Rusland barbaarsere Oostenrijk,.... Trente, Triest.... Albanië.... dott inden sinisteren hanger een vrierd en aan staanden bondgenoot zien. En alp, morgen, manu militari, een eind gemaakt wordt aan wat er nog overbleef van Finland's zelf-regeering de troepen staan al klaar voor die operatie dan protesteert noch Enge land, noch Frankrijk, noch Italië. Maar Oostenrijk, dat Bosnië-Herzegowina Moerde en Duitschland dat dien Gaunerstreich mogelijk maakte zul len dit vernietigen van een volksbe staan" ontzettend gemeen vinden. So 'ne NiedertrachtigkeitU Unerhört En ook Nederland zal dien moord op een vrij volk", in verontwaardigde termen afkeuren. Ja, Nederland ook..." Dat hebben we inderdaad pas weer ge zien I Nederland, dat, niet meedoende aan de wereldpolitiek, onafhankelijker staat dan andere naties; dat, tradities hebbend van Vrijheid", voor de beau geste van het protest als 't ware was aangewezen, heeft even weinig meegedaan, of de zwaarste verantwoordelijkheid het arme land drukte. De Liberalen garen uit verantwoorde lijkheidsgevoel hun vrijzinnigheid prijs, en de Antirevolutionairen uit pure internatio nale beleefdheid hun grooten voorganger Groen van Prinsterer. De heer Troelstra heeft Groen op de meeting in 't Concert gebouw geciteerd. Dat citaat is weinig vermeld in de verslagen. Naar aanleiding van de kerkering van eenige protestante bijbelverspreiders in hetzelfde Spanje zeide Groen,de geestelijke vader der anti-revolutio naire partij, dat het recht van propaganda voor een overtuiging geen zaak was van binnenlandsch belang, maar dat zij heel de menschheid aanging, en dat men de ver ontwaardiging over een wanbedrijf niet mocht smoren". Zeer juist. Schending van door de menschheid verworven rechten is geen zaak meer van louter binnenlandsch"belang. Wij zijn benieuwd de antirevolutionaire pers over Groen... en Borgesius te hooren. AUTODAFÉ'S. In het dagblad De Tijd, waarvan de redactie in opgewonden staat schijnt geraakt sedert voor de tweede maal bij haar eenige ruiten werden ingeworpen, kon men het volgende gedeeltelijk boosaardige proza lezen: Van welk gehalte de Ferrer-herrie nog altijd blijft, kan men opmaken uit het volgendje bericht uit het Han delsblad" : Een sigarenwinkelier op den Over toom had voor een zijner ramen de prent van De Amsterdammer" en voor het andere de prent van het Zondagsblad van De Tijd", beide betrekking heb bende op de zaak-Ferrer, opgehangen. Een voorbijganger k wam Zaterdagavond den winkel binnen en ried den winke lier aan, de prent van De Tijd" weg te nemen, daar anders zijn ruiten het zouden moeten ontgelden! De winkelier volgde den wenk pp en haalde de prent binnen. En, wellicht de mogelijkheid voorziende, dat een tweede voorbij ganger nu ook de verwijdering van de prent van De Groene" zou eisenen, verwijderde onze winkelier ook deze van zijn winkelraam." Nu is het opmerkelijk, dat op de plaat van DéGroene" koning Alpbonso was voorgesteld staande op een balcon en een voorbijtrekkende straatmanifestatie met angst beschouwend, waarbij koning Philips II hem toevoegt: Had het dan ook niet in stilte gedaan! ik maakte groóte feesten van mijn autodafé's" Tegenover deze leugenachtige voor stelling stond de prent van De Tijden dat deze met steenworpen en gebroken ruiten werd bedreigd, is een niet geringe eer. Mooi ook, dat ze met haar verdwij nen ook meteen de leugen deed weg nemen. Leugen. Leugenachtig. Leugenachtigheid. Ik lieg. Güliegt. Hij liegt. Wjj liegen. Mijnheer, u liegt. Jonge juffrouw, u hebt gelogen. Neen mevrouw, ik lieg toevallig niet. Liegde u niet, mijnheer ? Neen, geachte douairière, ik heb niet gelogen. Dat schijnt de conversatie-toon van De Tijd. Wij hebben er niets tegen. Alleen zouden wij weegenen dan in haar conversatie niet te worden gemengd. Want eerlijk gezegd, en nu gaarne aangenomen, dat een redactie zenuwachtig wordt als ze, by in gegooide ruiten gezeten, te lezen krijgt over .dreigementen van ingooien van weer andere ruiten, vinden wij het toch wel een beetje mal, dezs dooreenhaspeling van hare boosheid tegen onze plaat en hare boosheid tegen de ruiten-vandalen. Maar vooral mal (en ongeveer even onbeschaafd als dreigen met steenen-gooien) het zonder meer voor leugenachtig" schelden. Dit woord bevat de twee elementen: on waarheid en bewuste verkondiging ervan. Het zou De Tijd aardig staan, als zübewees, dat onze voorstelling een onware was, en minstens... aannemelijk maakie, dat wij, desbewiist, haar toch maar voor waar hebben uitgegeven. Uit het Noorden. IL Omstreeks 1880 kwam Domela Nieuwenhuis voor 't eerst in Friesland als propa gandist voor 't socialisme. Een zijner eerste redevoeringen, voor dat doel in deze pro vincie gehouden, zoo niet de eerste, was getiteld: De omgekeerde wereld en hoe daaruit te geraken". Onder meer werd in deze rede de Kerk in het algemeen aan een hevige kritiek blootgesteld. Zij die rede had niet alleen een socialistische, maar ook een beslist anti-godsdienstige strekking. De toeloop naar zijne spreekbeurten was een belang rijke, en, hoewel niet dadelijk vele socia listische vereenigingen verrezen, toch viel reeds spoedig op Ie merken, dat onder de Friesche arbeiders het Evangelie der on tevredenheid" een gunstig onthaal vond. Of dit al of niet van invloed is geweest op de houding der moderne predikanten van die dagen en van de meergegoede vrijzinnigen, kan ik natuurlijk niet uitma ken, maar merkwaardig valt in allen gevalle de eerste propaganda voor en de vor deringen van het socialisme samen met den langzamen terugtocht van notabele ongeloovigen" naar de Kerk en met het minder actief optreden voor de moderne beginselen door die predikanten. Wel deden dezen, voor zoover mij bekeid zonder uitzondering, zich kennen als vijan den van het socialisme; in den beginne debatteerde een enkele met D. N. en andere socialistische woordvoerders, maar al spoe dig zag men slechts uiterst zelden een hun ner op de openbare, vergaderingen der socia listen verschijnen en dan nog zond er debat te voeren. Kwamen ze echter bij hun huis bezoek" in aanraking met socialistische ar beiders, dan trachtten ze dezen op andere paden te leiden, door het socialisme als een zeer verderfelijk stelsel voor te stellen. Dit lukte echter in den regel niet. integendeel kreeg menig predikant bij zulke bezoeken den wind van voren, met dit gevolg dat dïe bezoeken steeds zeldzamer werden en ten slotte de dominé's al hunnen invloed op deze arbeiders verloren. De vijandige houding, door de geestelij ken van alle kerkgenootschappen en rich tingen tegenover het socialisme aangenoven, deed de socialitische propagandisten met des te meer vuur tegen de Kerk los trekken, zoodat eindelijk zoo goed als elk socialist tevens hevig anti-gadsdienstig was. Dit heeft geduurd tot enkele jaren geleden, toen door het optreden van de z.g. rr oda" dominé's" Hierin eenige verandering is ge komen. Deze dominé's waren echter ik spreek hier van de eersten, die we als zoo danig leerden kennen oorspronkelijk nog geen socialisten, althans ze traden niet dadelijk als zoodanig op en ik geloof dat dit zich op den achtergrond houden niet voortkwam uit vrees of berekening, maar het natuurlijk gevolg was van het feit dat de jeugdige dominees, pas van de studie gekomen, eerst zichzelf in het maatschap pelijk leven moesten inleven, vóór ze beslist stelling konden en wilden nemen. Wel traden ze dadelijk met kracht voor zaken van algemeen maatschappelijk nut op, b.v. voor de geheel-onthoudicg, en dat reeds was toen in de predikanten wereld zeldzaam genoeg om hun reeds den naam van socia listische dominé's te bezorgen, nog vóór ze dien inderdaad verdienden. Gevpelsmenschen waren ze zonder uit zondering; met groóte liefde voor hunne medemenschen waren ze vervuld. En toen ze bij hun trouw huisbezoek herhaaldelijk stuitten op ellende en armoede, op verdierlijking en verwaarlooziog, toen stelden ze zich niet tevreden met te trachten hier en daar den nood iets te lenigen, hetzij alleen,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl