De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 31 oktober pagina 6

31 oktober 1909 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1688 Cesare Lombroso. 1836?1909. *^B-=y> <^~s .X-jjU Zóó zou ik het willen zeggen, om ten slotte in an enkelen z n en met een sprekende tegenstelling aan te duiden wat Lombroso geweest is voor de weten schap die ik dien. In de ontwikkelingsgeschiedenis der menschelijke beschaving hebben op het gebied der strafrechtspleging t wee mach tige bewegingen de geesten beroerd, en bjj beide was het een Italiaan, bij beide, treffende speling van het lot, een Cae sar die den beslissenden stoot gaf. De eerste beweging kwam op in de tweede helft der 18e eeuw, in de dagen toen het humanisme den komenden ommekeer van het ancien régime voor bereidde, toen in de rechtspleging de gerechtigheid zoek was, willekeur en machtsmisbruik maar al te vaak haar plaats bezetten. Toen, in 1763, schreef Cesare Beccaria zijn boek over misdrijven en straf fen", dat in een wisselend gewaad van talen de wereld doorging, overal de menschen vermanend dat zij zouden leeren de gerechtig heid te kennen, in wier naam recht werd gesproken. De tweede kwam op in de tweede helft der 19e eeuw, in de dagen toen het naturalisme het wetenschap pelijk onderzoek in nieuwe banen bracht, toen de rechtspleging in rustige zelf vol daanheid voortrolde op het vredig geloof, dat in de vastheid der strafwetten en de zekerheid harer toepassing de verzoening van de strengheid des rechts en de zacht heid der menschelijkheid voor goedgevon den was. Toen, in 1876, gaf Cesare Lom broso zijn boekdeel uit over den misdadigen mensch", het eerste eener reeks van geschriften, alle ontstaan uit de vereeniging van intuïtief voorgevoelen en on vermoeid onderzoeken, en alle de gerech tigheid vermanend, dat zij zoude leeren de menschen te kennen over wie zij richtte. Beccaria, de menschen vermanend tot het kennen van de gerechtigheid; Lom broso de gerechtigheid vermanend tot het kennen van de menschen. Hierin schijnt mij uitgedrukt de volheid der beteekenis van de werk zaamheid dezer beide man nen op dit arbeidsveld; hierin besloten te liggen het ge heim der onsterfelijkheid van hunnen naam. Hoe ook de wetenschap van het strafrecht zich ontwikkelen en de strafrechtspleging zich vervormen moge in den gang der eeuwen, elk nieuw ge slacht zal blijven onthouden Lombroso, veertig jaar oud. en zal aan dan komende geIllllllllllllllllllllllll iiitiimmmii Tentoonstel!! Ulier, Pnlchri, den Haag. (Nabeschouwing) Deze tentoonstelling bracht de bevestiging van sommige meeningen. Een opinie steeds te keuren en te herkeuren is een noodzaak. Soms wordt ze bevestigd. Dit was het geval met die over Voerman. Naast een studie van Gabriël hing een studie van den Hattemschen schilder. Die van Gabriël was een witte en blauwe lacht boven land en water die van Voerman was een luchtenbonwsel boven een landouw. De kracht en de een voudigheid van den oudsten schilder overtrof gemakkelijk het meer op het technische toegeleide werk van Voerman. De kleur van Gabriël bleek echt en zuiver, die van Voerman was «een kleu*. Er was iets troebels in; iets dat Voerman altijd kenmerkt in mijne oogen. De samenstelling der verschillende lichttrillingen was niet zoo dat ze direkt zich aan sloot by wat langs het oog den geest behaagt. De ontroering was niet omgezet in verf maar de verf als zoodanig liet zich gelden en bracht een zeker ongenoegen bij den kyker teweeg. Een van de eigenaardigheden van deze werken is dat de Gabriël die, als studie, telkens me zeer krachtig aandoet, voor het publiek niet zoo behaaglijk schijnt te zijn, als ze behoort te zyn. Te weinig zo igenaamd onderwerp ? En toch is ze geest vertolkt in een landschapstudie. De andre Voerman was be langrijker. Het was een schilderij dat een groote Incht voorstelde, in allerlei grijzen, boven het water. Het waa een wankel moment zooals hy die gaarne schildert. Er was hierin weer ten eerste de zucht naar zorgzamen bouw en zorgzame schildering te erkennen. Beide waren niét bereikt. Bij den bouw was niet gelet op de oplossing door tegengestelde werkingen, van werkingen in het gegeven te vinden (de b.v. de hoekige S. die ontstond door een vorm uit de lucht in het water); de zorgzame schildering werd in waarde zeer verminderd door dat partyen van dit schilderij niet zoo doorschijnend gehouden waren ais in het geheel thuis behoorde.Het talent van Voer man (het is er een) heeft een zekeren inkeer noodig. De techniek, liever het zien, behoort eenvoudiger te worden, minder te zyn een aangenomen stelsel dat niet volkomen past op den geest die er onder gevonden wordt als diepste persoonlijkheid. Er is iets dog matisch in het werk dat misschien ontstaat door een te groote eenzaamheid, een een zaamheid die niet meer bevruchtend maar verstarrend werkt. Inderdaad is eenzaamheid de lieve zuster der schoonheid zoolang ze levend blyft anders wordt ze een andere die 't zelfbehagen geeft dat verstompt. Het zien en het trachten kennen van de schoonheid van groote vroegere of tegen woordige geesten is niet minder dandeeen. zaamheid. Beide zijn twee stoffen die gemengd worden moeten. Een erkennen van anderen brengt een erkennen van zichzelf. II. Baulz, Goedvriend, Van den Berg. Het schijnt dat het werk van deze drie schilders eeuigszins gemaltraiteerd moest worden. Het dunkt me in zekere opzichten onbillijk. Er zou dan, om der eerlijkheid wil, meer van deze tentoonstelling ietwat railleerend kun nen besproken worden. Deze drie schilders zijn aan hun eerste tentoonstellingen toe. Het welslagen is in sommige opzichten wellicht wat te groot geweest, maar dit welslagen is niet iedereen een reden tot mishandeling; misschien is het dat voor impotenten ver meerderd met nayvrifcen. De fouten in de werken van Goedvr;end en Van den Berg zyn misschien schijnbaar van een gevaarlijke na tuur. Er is by zulke echter allerlei nog te ver wachten en aan znlken kan allerlei gebeuren. Het leven dat zoo vast Irjkt kan nog wonder lijk gescheurd worden, e» hetleedre of het bevend9 van de ontroering kan de wat te starre verf leven maken. Het feit is dat de verf bij deze drie soms te star is. Dit heeft niets met de quaestie: atelierschilderij, te te maken Een atelierechilderij is een dat een onjuistheid bevat: kameratmospheer gegeven als buitenlucht of het zeldzamere omgekeerd. Een atelierschilderij is dat alleen. Het donkre of het lichte van het kleurmozaiek maast iets tot niet of wel een atelierschilderij. Zoodanig werk is dood en licht of donker beide kunnen leven zijn. Het ge vaar dat gezien wordt in deze werken is ook de schilder wij se. Deze kon oprechter zyn, niet minder kunstvol, maar minder ge kunsteld. Effecten die de tijd bereikt, moeten niet op een oogenblik bereikt willen wor den want wie constateert dan welke breu ken meer te verwachten zyn in dit vroeg rijpe? Een schildering heeft natuurlijker wijze behagen in verf, maar ze mag dit niet stellen boven alles; ze mag niet om dit alleen tot procédéworden; en onecht worden uit be hoefte tot rijkdom. Ze mag zekere natuur lijkheden niet veronachtzamen in een schilderij dat dicht aan die objectieve natuurlijkheden gedacht is: een lucht moet wijkende blijven. Dit zyn noodige dingen die niet vergeten mogen worden, om de schildersvreugde in het materiaal alleen. Ze leidt, die schilderavreugde sl achten blij ven voortzeggen het par o ol van Cesare Beccaria en het parool van Cesare Lombroso. Beccaria's beweging is afgesloten. Wat die aan de wereld bracht, het erkennen van de recht uavan den mensch tegenover de macht van het staatsgezag, is in den mo dernen geest vastgelegd en moet er alleen in eere worden bewaard. Maar de be weging van Lombroso is nog pas in gang. Zij woelt in ons en om ons; en het thans levend geslacht zal haar niet afgesloten zien. Zij heeft nog wijde ruimte van tijd en van arbeid vóór zich en verovert de geesten maar stap voor stap; zij kan zoo snal niet voort; hoopen van misverstand heefc zij op haren weg op te ruimen en aan velerlei on wrikbare meeningen van denkers en ge leerden, aan velerlei vastgegroeide gevoelsopvattingen van de massa heeft zij zich aan te passen. Lombroso is oud ge worden en is gestorven, als oude menschen heengaan, te vroeg voor wie hen lief hebben, maar op hunnen tijd. De dood heeft op de afsluiting van zijn wereldwerk niet kunnen wachten. Maar hij heeft er genoeg van beleefd om reeds nu door den gang der wetenschap en de vervorming der instellingen bevestigd te kunnen zien zijn geloof in de toekomst der richting, waarvan zijn meesterhand de lijnen aangaf. Op de wetenschap van misdaad en straf "heeft Beccaria het juridisch merk gezet en Lombroso het psychologisch merk. Voortaan draagt zy beidejvoor goed. Dit is het nieuwe, dat Lombroso heeft ingewijd het stelselmatig en weten schappelijk onderzoek naar de oorzaken der misdadigheid; zoodat de bescherming van den maatschappelijken vrede tegen het crimineele gevaar, preventief en repressief, voorkomend en beteugelend, steunen kan op reëelen grondslag en ook de straf worden kan een doel treffend wapen in dien beschermingsstrijd, redelijk en ridderlijk gehanteerd, en niet langer met den blinden slag der vergelding slaande in de yle lucht. In een van zij a latere groote werken over de misdaad, oorzaken en bestrijdingmiddelen" heeft Lombroso dat alles samen gevat, heeft hij alle oorzaken en invloeden aangeduid en ontleed : den individueelen aanleg vin binnen en de omgeving van buiten, omgeving van klimaat, land, sociale toestanden en sociale misstanden vooral. In zijn eerste geschrift, de mis dadige xnensch", heeft hij meer bijzonder verwijld bij wat vóór hem nog nooit aldus gepeild was geworden : den eigenaardigen misdadigen aanleg van zoovelen, hun afwijkingen van het normale in bouw en in functie, lichamelijk en geestelijk; het verband van misdadig heid met atavistischen terugslag, met stilstand en achterlijkheid in ontwikke ling, physiek en psychisch, met krank zinnigheid en zenuwfijden, met epilepsie, met ontaarding. Hij heeft aanvankelijk zijn waarne mingen en conclusiën geformuleerd in toen niet gewonen, soms wel wat te absoluten vorm, maar zijn geniale geest heeft al aanstonds tal van verhoudingen gespeurd, die later ook door anderen zijn ingezien of nog ingezien zullen worden. Hij had het groote voorrecht om te bezitten de geniale vonk der intuïtie en den vurigen zin voor onvermoeid onder zoek. Geneeskundige, psychiater vooral, officier van gezondheid, directeur van om het materiaal, alleen tot gevaren, die tegen de schilderkunst in kunnen gaan, en procédé's bevorderen niet de geestelijke diepte in het werk, omdat ze tegen den levenden geest gaan. Maar weten deze drie verlekkerden en een van deze, de romantische, dat niet ?... Bautz is de meest eenvoudige, de stillevenschilder, wien het meeste rechtstreeksche' eigen is in het werk; een schildering van kristal, druiven, en een lepel op een stilleven hier doet inderdaad «en stillevenschilder ver wachten. Van den Berg had hier een kopje dat hij niet had moeten laten zien, omdat aet, met een landecBap, te verstijfd was, ter wijl het in vergelijking met dat landschap nog de intiemere spelingen der kleuren miste. Een stilleven met een bruin potje, hoewel niet geheel in orde als gchilderij (als een heid) waa een roudiger en echter, en bevat dingen die te loven zullen zijn. Goedvriend is de romantische. In een landschapj e waren herin neringen van werk van W. v. Konijnenburg o. a. in de paddestoelenschilderijen was hij het meest typisch. Hij is daarin zonder omwegen romantisch maar niet voldoende dat, ge voelt er altijd nog in wat ik er eens in schreef: een tekort. Het licht is niet in de zuivre eenheid van het romantische gebracht en daardoor ontstaat, dat sommige der deelen aandoen als verf en niet uit de verf tot ont roering wierden. Het leek me noodig, deze drie jonge schilders ietwat langer te bespreken dan ik gewoonlijk doe in de serie notities, omdat het ambt van den kritikus hoort te zijn, dat van een leider en een wegwyzer, een opwekker. Het aanwijzen der fouten is hem natuurlijk van uit zijn gevoel voor het schoone het opwekken tot de schoonheid hoort hem eigen te zijn vooral ten opzichte van mensehen, geesten, die zich beginnen te uiten. Onwil rijst alleen tegen verstarden, of onwilligen, of hoogmoedigen, of door maat schappelijke invloeden te hoog geplaatsten. III. Van Anrooy en Bruckmann. Er was hier een kerk van Bruckmann, die een lucht bezat, die, tegenover de kleur der kerk ge dacht, hem gansch ontsierde. Een fout was verder, dat evenals in een photographie, die te dichtbij genomen wordt, de kerk in de hoogte achterover boog, op irrationeele wijze. Het is een te groote volgzaamheid jegens een onlogische gezichtsfout. Toch waa er in de figuren etc. voor de kerk een gemakkelijk heid die niet zonder juistheid was, en die geen wonderen nog doet verwachten, maar toch een niet onbehendig schilder ons deed zien. De Van Anrooy's zyn eveneens gemak krankzinnigengestichten, gevangenisdok ter, hoogleeraar, te Paria, Pesaro, Turijn, heeft hij in anatomische musea; in hospitalen, in krankzinnigengestichten in gevangenissen, in laboratoria gezocht en onderzocht duizenden personen en overwogen tienduizende feiten, om aan te stippen of uit te werken vaste conclu siën of mogelijke onderstellingen, aldus voor wetenschap en practij k nieuwe hori zonten openend, als de horizont van het uitspansel nu eens scherp en klaar, dan nog met het waas van lichten nevel overtogen. Wat Lombroso gewerkt, onderzocht en geschreven heeft, grenst aan het ongelooflijke; wat hij gedacht heeft, aan het ondenkbare. Hij had de kiem van zijn machtig geestelijk leven van zijn moeder. Hij was van joodsche ouders en is te Verona geboren. Zijn vader was een man van zaken, wiens niet gelukkige hand het gezin van rijkdom tot bekrompen om standigheden bracht; zijn moeder was even hoog van intelligentie als sterk van karakter en een vrouw van onverstoor bare goedheid. Met de fijnste zorg heeft zij haar veelbelovend kind opgevoed door alle levenszwarigheden heen. Ook haar goedheid had hij geërfd, goedheid in het gezinsleven, in den vriendenomgang, in zijn sociaal bestaan. Wetenschappelijk onderzoeker ter wille van het weten en van niets anders, had hij toch in zijn werk te hooger vreugde, omdat het algemeene welzijn van zijn volk, van de menschheid en van de ongelukkigen dezer wereld er door werd gebaat. Denkend en medelijdend tevens deed hij zijn ommegang door de zieke zalen en de cellen der gevangenis. Mag ik aan t wee trekken herinneren van die goedheid, die zijn studiën kleurde, een van machtige teekening en een van fijnen toets. De beroemde crimineel-anthropoloog is ook hoog geëerd en warm geliefd ge weest om wat zijn onvermoeid weten schappelijk onderzoek gewerkt heeft voor de bestrijding van een Italiaansche volksziekte, de pellagra", die groote volksgroepen deed kwijnen en sterven. Tegen alle officieele leeringen in heeft hij de oor zaak dier ziekte gezocht uitsluitend in de giftige werking van bedorven maïs, en aangedrongen op maatregelen, waar door dat ontijdig bederf werd geweerd. Experiment en ervaring hebben hem gelijk gegeven. Maar zijn strijd tegen belanghebbende grondbezitters en offi cieele geleerden is een harde strijd ge weest van jaren, waarin hij nooit heeft kamp gegeven, om de waarheid van wat hij onderzocht en om het volkswelvaren dat er mee gemoeid was. Dit is de trek van machtige teekening. Den trek van fij aen toets heb ik zelf waargenomen, toen hij in 1906, bij het crimineel-anthropologisch congres vele vrienden en geestverwanten te gast had en hun gezondheid dronk. Bij zijn kort eenvoudig en vriendelijk woord, scheen hij alles wat hem vervulde als van zelf samen te trekken, toen hij, zijn toast eindi gend, de gezondheid instelde alleen van dien nen gast, den bekenden Franschen bon juge", president Magnaud, blijkbaar voor zijn gevoel de verpersoonlijking der harmonische vereeniging van rechtspraak en menschelijkheid. Bestrijding, heftige bestrijding, heeft hij dat kon niet anders ook gekelyk gemaakt; ze vertooreDJJzich als zoo danig. Er is een zeker kunnen in, maar het gevoel mist te veel de kracht der concen tratie. Juist in het werk van den nog niet stillen leeftijd, verwacht ge de lichte ongebondenheid van den hartstocht, hoe gaarne deze ook vastgehouden wordt en bedwongen. Er was meer kracht in de kerk van Bruchmann dan in de van Anrooy's. In beide was beschaafdheid, die in de van Anrooy- soms tot [weekheid werd. IV. Van de verdere schilderijen zijn te noemen Weissenbrucli's om hun wyde een zaamheid, en om hun doorschijnend zijn; Israëls met een bader waarin lucht (groent) achter boomen een fraai deel van een geheel was; verder een aquarel waarin de vloer van plavuizen zeer blank was; een paar Jacob Maris, een met een geel figuurtje staande juist in het midden tegenover een groote lucht die een vloeiend geschilderd deel van een intiem kleurgeheel was. Troyon had hier een hond en kippen, die zien doen dat grootschheid hem eigen was in eenvoud. Een Isaac Israils is te noemen hoewel by het krantenlezend meisje een donker kleurtje bij de kaak het geheel van grijzen schond. Een sneeuwgezicht van de Zwart dat hij in groo tere formaten eveneens schilderde zy ten slotte vermeld. PLASSCIIAERT. Tentoonstelling Miranöa. Deze mij onbekende schilder heeft wat werk ter publieke bezichtiging bijeengebracht in het gebouw der Maatschappy voor Bouwkunst, Marnixstraat. Die tentoonstelling bestaat uit wat schilderproeven en een veel ruimer aantal teekeningen, meest dierstudie's. Het schilderwerk is van een wat troebele kleurgesteldheid ; zij het figuur of landschap, de kleur is by voorkeur gezien in een zoogenaam de gallerietoon". Genietbaarder zijn over 't algemeen de dierstudie's. Wel hindert ook hier even, nu en dan. een te methodische werkwijze, een maniertje om het krijt te hanteeren, waarop de teekenaar zich veiligst verlaten kan. Maar toch hebben veel van deze dierstudie's, meest in Artis gemaakt, echynt het, iets groot's van opvatting en dikwijls stelligheid van vormduiding. In enkele tijgerkoppen, heeft de teekenaar juist door zijn schilderende teekenwijze, met den vlakken kant van een stuk krijt, schijnt 't, het bereikt uit te drukken de verschrikkelykhaid Lombiojo als reserve-luitenant. vonden op het terrein van zijn crimino logisch werk. Benijd, miskend, bevochten, verguisd is hij in het eigen land en daarbuiten, zooals allen die met nieuwe ideeën komen. En met zijn dood is dat niet uit. Maar hij is ook geëerd, ge waardeerd, geliefd geweest. Dat heb ik mogen bijwonen te Turijn bij zijn jubilee van 70 jaren; dat heb ik gelezen in het aandoenlijk bericht van zijn dood en van zijn uitvaart op een zonnigen herfstdag in de vorige week. Naar eer zocht hij nooit, dat was hem aanstonds aan te zien. Naar waarheid alleen en dan naar vriendschap, naar intimiteit. Ten volle heeft hij die gevonden in de innige genegenheid van een met en door hem gelukkig gezin. In dat gezin hem gezien te hebben, is aan hem de mooiste herinnering: zijn zoon, zijn doch ters Paola en GHna met haar echtgenooten, de hoogleeraren Carrara en Ferrero; en mevrouw Lombroso, over wier onver getelijk zacht en vriendelijk gelaat nu een zoo zwaar floers liggen moet van eindeloozen rouw. Lombroso is gestorven al eenigen tijd lijdend, maar helder van geest. Enkele dagen te voren was ter perse gelegd het wonderlijk werk, dat nu zijn zal als zijn wetenschappelijk testament, zijn boek over spiritisme". Naar aanleg en gekozen methode waar nemer en doorvorscher van feiten, heeft Lombroso ook de spiritistische feiten" willen zien, en toen hij ze gezien en doorzocht had, ze willen beschrijven, hier en daar een bescheiden hypothese wa gend ter verklaring; het alleen bejam merend, dat dit alles nu eerst gebeurde, zoo laat in zijn leven. Toen hij in 1901 op het Congres was te Amsterdam, sprak hij er al van en tegen over den twijfel van anderen hield hij telkens vol: mais j'ai vu." Lombroso heeft veel onderzocht en veel voorgevoeld. Laat ons hopen" zeide zijn schoon zoon Ferrero bij zijn uitvaart dat hij de waarheid ook gezien heeft bij het schrijven van dat laatste boek, over welks bladen hij gisteren nog het moede hoofd van den denker gebogen hield." 28 OctoberlOOO. G. A. VAX HAMEL. IIIIIIIHIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIMIIlnlIIII IMHIlllllllltllllMnillMlIIIIMIIUHMIIIII in de zachte vacht. Om de dierstudie's heb ik deze tentoonstelling even onder de aandacht willen brengen. W. S. Chamari. (De Weensche corr. van de N. R. Ct.) Jammer maar dat de harmonie verstoord wordt door een venster van gebrand glas boven het hoogaltaar, waarop de burgemeester geknield ligt voor de Madonna". Wij gelooren dat de ware haamonie-ver stoorder hier de burgemeester is, en wy zullen hern niet hard vallen. Een zoo on aangename positie, hetzij hy op het gebrande glaf, hetzij op het hoogaltaar ligt op welk van de twee blijkt niet duidelijk moet den zachtaardigsten burgemeester prikkel baar maken. Terwijl de ongehuwde mannen en vrouwen met hun negenen in een zaal zijn, hebben de gehuwden een afzonderlijke kamer". Wy hebben geen bezwaar tegen het eerste, met het oog op den leeftijd, maar het laatste echijnt ons onnoodig hard. Met den pijp in den mond en een tong die al maar doorramt, zien de mannen en vrouwen de bosechen en de frissche wei landen". Ieder die weet hoe moeilijk het is, ze!fs met een geheel stilliggende tong iets te zien, begrijpt welk een oefening het veieischt om het zóó/er te brengen. Doch wat wel verwacht mag worden is, dat een officieel stuk van Rotterdam'» Raad zij gesteld in behoorlijk Hollandsen; dat de vorm van zoo'n stuk eenigermate aan zeer bescheidene verwachtingen voldoe(t); en dat de inhoud nergens oniin zal zgn". (Red. N. R. G. 16 Oct,). Wij cursiveeren; aan andere stukken wor den deze eischen natuurlijk niet gesteld. De Weensche correspondent van de N.R.C. schryft (16 Oct): op een mooi punt van dit oudemannenhuis staat een fraaie kerk met twee slanke torens". Wy' hopen voor de oudjes dat er een lift naar de kerk is. Twee kwajongens te Brussel, 13 en 14 jaar oud, waren verliefd op een meisje van denzflfden leeftyd." (Tekgraaf). De oplossing is zeer eenvoudig. Ze waren alle drie 27 jaar.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl