Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1688
Cesare Lombroso. 1836?1909.
*^B-=y>
<^~s
.X-jjU
Zóó zou ik het willen zeggen, om ten
slotte in an enkelen z n en met een
sprekende tegenstelling aan te duiden
wat Lombroso geweest is voor de weten
schap die ik dien.
In de ontwikkelingsgeschiedenis der
menschelijke beschaving hebben op het
gebied der strafrechtspleging t wee mach
tige bewegingen de geesten beroerd, en
bjj beide was het een Italiaan, bij beide,
treffende speling van het lot, een Cae
sar die den beslissenden stoot gaf.
De eerste beweging kwam op in de
tweede helft der 18e eeuw, in de dagen
toen het humanisme den komenden
ommekeer van het ancien régime voor
bereidde, toen in de rechtspleging de
gerechtigheid zoek was, willekeur en
machtsmisbruik maar al te vaak haar
plaats bezetten. Toen, in 1763, schreef
Cesare Beccaria zijn boek
over misdrijven en straf
fen", dat in een wisselend
gewaad van talen de wereld
doorging, overal de
menschen vermanend dat zij
zouden leeren de gerechtig
heid te kennen, in wier
naam recht werd gesproken.
De tweede kwam op in
de tweede helft der 19e
eeuw, in de dagen toen het
naturalisme het wetenschap
pelijk onderzoek in nieuwe banen bracht,
toen de rechtspleging in rustige zelf vol
daanheid voortrolde op het vredig geloof,
dat in de vastheid der strafwetten en de
zekerheid harer toepassing de verzoening
van de strengheid des rechts en de zacht
heid der menschelijkheid voor goedgevon
den was. Toen, in 1876, gaf Cesare Lom
broso zijn boekdeel uit over den
misdadigen mensch", het eerste eener reeks
van geschriften, alle ontstaan uit de
vereeniging van intuïtief voorgevoelen en on
vermoeid onderzoeken, en alle de gerech
tigheid vermanend, dat zij zoude leeren
de menschen te kennen over wie zij richtte.
Beccaria, de menschen vermanend tot
het kennen van de gerechtigheid; Lom
broso de gerechtigheid vermanend tot
het kennen van de menschen.
Hierin schijnt mij uitgedrukt de volheid
der beteekenis van de werk
zaamheid dezer beide man
nen op dit arbeidsveld; hierin
besloten te liggen het ge
heim der onsterfelijkheid
van hunnen naam. Hoe ook
de wetenschap van het
strafrecht zich ontwikkelen
en de strafrechtspleging zich
vervormen moge in den gang
der eeuwen, elk nieuw ge
slacht zal blijven onthouden
Lombroso, veertig jaar oud. en zal aan dan komende
geIllllllllllllllllllllllll
iiitiimmmii
Tentoonstel!! Ulier, Pnlchri, den Haag.
(Nabeschouwing)
Deze tentoonstelling bracht de bevestiging
van sommige meeningen. Een opinie steeds
te keuren en te herkeuren is een noodzaak.
Soms wordt ze bevestigd. Dit was het geval
met die over Voerman. Naast een studie
van Gabriël hing een studie van den
Hattemschen schilder. Die van Gabriël was een
witte en blauwe lacht boven land en water
die van Voerman was een luchtenbonwsel
boven een landouw. De kracht en de een
voudigheid van den oudsten schilder overtrof
gemakkelijk het meer op het technische
toegeleide werk van Voerman. De kleur van
Gabriël bleek echt en zuiver, die van Voerman
was «een kleu*. Er was iets troebels in; iets
dat Voerman altijd kenmerkt in mijne oogen.
De samenstelling der verschillende
lichttrillingen was niet zoo dat ze direkt zich aan
sloot by wat langs het oog den geest behaagt.
De ontroering was niet omgezet in verf
maar de verf als zoodanig liet zich gelden
en bracht een zeker ongenoegen bij den
kyker teweeg. Een van de eigenaardigheden
van deze werken is dat de Gabriël die, als
studie, telkens me zeer krachtig aandoet, voor
het publiek niet zoo behaaglijk schijnt te zijn,
als ze behoort te zyn. Te weinig zo igenaamd
onderwerp ? En toch is ze geest vertolkt in een
landschapstudie. De andre Voerman was be
langrijker. Het was een schilderij dat een groote
Incht voorstelde, in allerlei grijzen, boven het
water. Het waa een wankel moment zooals hy
die gaarne schildert. Er was hierin weer ten
eerste de zucht naar zorgzamen bouw en
zorgzame schildering te erkennen. Beide
waren niét bereikt. Bij den bouw was niet
gelet op de oplossing door tegengestelde
werkingen, van werkingen in het gegeven
te vinden (de b.v. de hoekige S. die ontstond
door een vorm uit de lucht in het water);
de zorgzame schildering werd in waarde zeer
verminderd door dat partyen van dit schilderij
niet zoo doorschijnend gehouden waren ais in
het geheel thuis behoorde.Het talent van Voer
man (het is er een) heeft een zekeren inkeer
noodig. De techniek, liever het zien, behoort
eenvoudiger te worden, minder te zyn een
aangenomen stelsel dat niet volkomen past
op den geest die er onder gevonden wordt
als diepste persoonlijkheid. Er is iets dog
matisch in het werk dat misschien ontstaat
door een te groote eenzaamheid, een een
zaamheid die niet meer bevruchtend maar
verstarrend werkt. Inderdaad is eenzaamheid
de lieve zuster der schoonheid zoolang ze
levend blyft anders wordt ze een andere
die 't zelfbehagen geeft dat verstompt.
Het zien en het trachten kennen van de
schoonheid van groote vroegere of tegen
woordige geesten is niet minder
dandeeen. zaamheid. Beide zijn twee stoffen die gemengd
worden moeten. Een erkennen van anderen
brengt een erkennen van zichzelf.
II. Baulz, Goedvriend, Van den Berg. Het
schijnt dat het werk van deze drie schilders
eeuigszins gemaltraiteerd moest worden. Het
dunkt me in zekere opzichten onbillijk. Er
zou dan, om der eerlijkheid wil, meer van
deze tentoonstelling ietwat railleerend kun
nen besproken worden. Deze drie schilders
zijn aan hun eerste tentoonstellingen toe. Het
welslagen is in sommige opzichten wellicht
wat te groot geweest, maar dit welslagen is
niet iedereen een reden tot mishandeling;
misschien is het dat voor impotenten ver
meerderd met nayvrifcen. De fouten in de
werken van Goedvr;end en Van den Berg zyn
misschien schijnbaar van een gevaarlijke na
tuur. Er is by zulke echter allerlei nog te ver
wachten en aan znlken kan allerlei gebeuren.
Het leven dat zoo vast Irjkt kan nog wonder
lijk gescheurd worden, e» hetleedre of het
bevend9 van de ontroering kan de wat te
starre verf leven maken. Het feit is dat de
verf bij deze drie soms te star is. Dit heeft
niets met de quaestie: atelierschilderij, te
te maken Een atelierechilderij is een dat een
onjuistheid bevat: kameratmospheer gegeven
als buitenlucht of het zeldzamere omgekeerd.
Een atelierschilderij is dat alleen.
Het donkre of het lichte van het
kleurmozaiek maast iets tot niet of wel een
atelierschilderij. Zoodanig werk is dood en licht
of donker beide kunnen leven zijn. Het ge
vaar dat gezien wordt in deze werken is
ook de schilder wij se. Deze kon oprechter
zyn, niet minder kunstvol, maar minder ge
kunsteld. Effecten die de tijd bereikt, moeten
niet op een oogenblik bereikt willen wor
den want wie constateert dan welke breu
ken meer te verwachten zyn in dit vroeg
rijpe? Een schildering heeft natuurlijker wijze
behagen in verf, maar ze mag dit niet stellen
boven alles; ze mag niet om dit alleen tot
procédéworden; en onecht worden uit be
hoefte tot rijkdom. Ze mag zekere natuur
lijkheden niet veronachtzamen in een schilderij
dat dicht aan die objectieve natuurlijkheden
gedacht is: een lucht moet wijkende blijven.
Dit zyn noodige dingen die niet vergeten
mogen worden, om de schildersvreugde in het
materiaal alleen. Ze leidt, die schilderavreugde
sl achten blij ven voortzeggen het par o ol van
Cesare Beccaria en het parool van Cesare
Lombroso.
Beccaria's beweging is afgesloten. Wat
die aan de wereld bracht, het erkennen van
de recht uavan den mensch tegenover de
macht van het staatsgezag, is in den mo
dernen geest vastgelegd en moet er alleen
in eere worden bewaard. Maar de be
weging van Lombroso is nog pas in
gang. Zij woelt in ons en om ons;
en het thans levend geslacht zal haar
niet afgesloten zien. Zij heeft nog
wijde ruimte van tijd en van arbeid vóór
zich en verovert de geesten maar stap
voor stap; zij kan zoo snal niet voort;
hoopen van misverstand heefc zij op haren
weg op te ruimen en aan velerlei on
wrikbare meeningen van denkers en ge
leerden, aan velerlei vastgegroeide
gevoelsopvattingen van de massa heeft zij
zich aan te passen. Lombroso is oud ge
worden en is gestorven, als oude menschen
heengaan, te vroeg voor wie hen lief
hebben, maar op hunnen tijd. De dood
heeft op de afsluiting van zijn
wereldwerk niet kunnen wachten. Maar hij
heeft er genoeg van beleefd om reeds nu
door den gang der wetenschap en de
vervorming der instellingen bevestigd te
kunnen zien zijn geloof in de toekomst
der richting, waarvan zijn meesterhand
de lijnen aangaf.
Op de wetenschap van misdaad en
straf "heeft Beccaria het juridisch merk
gezet en Lombroso het psychologisch
merk. Voortaan draagt zy beidejvoor goed.
Dit is het nieuwe, dat Lombroso heeft
ingewijd het stelselmatig en weten
schappelijk onderzoek naar de oorzaken
der misdadigheid; zoodat de bescherming
van den maatschappelijken vrede tegen
het crimineele gevaar, preventief en
repressief, voorkomend en beteugelend,
steunen kan op reëelen grondslag en
ook de straf worden kan een doel
treffend wapen in dien
beschermingsstrijd, redelijk en ridderlijk gehanteerd,
en niet langer met den blinden slag der
vergelding slaande in de yle lucht.
In een van zij a latere groote werken
over de misdaad, oorzaken en
bestrijdingmiddelen" heeft Lombroso dat alles samen
gevat, heeft hij alle oorzaken en invloeden
aangeduid en ontleed : den individueelen
aanleg vin binnen en de omgeving van
buiten, omgeving van klimaat, land,
sociale toestanden en sociale misstanden
vooral. In zijn eerste geschrift, de mis
dadige xnensch", heeft hij meer bijzonder
verwijld bij wat vóór hem nog nooit
aldus gepeild was geworden : den
eigenaardigen misdadigen aanleg van
zoovelen, hun afwijkingen van het normale
in bouw en in functie, lichamelijk en
geestelijk; het verband van misdadig
heid met atavistischen terugslag, met
stilstand en achterlijkheid in ontwikke
ling, physiek en psychisch, met krank
zinnigheid en zenuwfijden, met epilepsie,
met ontaarding.
Hij heeft aanvankelijk zijn waarne
mingen en conclusiën geformuleerd in
toen niet gewonen, soms wel wat te
absoluten vorm, maar zijn geniale geest
heeft al aanstonds tal van verhoudingen
gespeurd, die later ook door anderen zijn
ingezien of nog ingezien zullen worden.
Hij had het groote voorrecht om te
bezitten de geniale vonk der intuïtie en
den vurigen zin voor onvermoeid onder
zoek. Geneeskundige, psychiater vooral,
officier van gezondheid, directeur van
om het materiaal, alleen tot gevaren, die tegen
de schilderkunst in kunnen gaan, en procédé's
bevorderen niet de geestelijke diepte in het
werk, omdat ze tegen den levenden geest
gaan. Maar weten deze drie verlekkerden en
een van deze, de romantische, dat niet ?...
Bautz is de meest eenvoudige, de
stillevenschilder, wien het meeste rechtstreeksche'
eigen is in het werk; een schildering van
kristal, druiven, en een lepel op een stilleven
hier doet inderdaad «en stillevenschilder ver
wachten. Van den Berg had hier een kopje
dat hij niet had moeten laten zien, omdat
aet, met een landecBap, te verstijfd was, ter
wijl het in vergelijking met dat landschap nog
de intiemere spelingen der kleuren miste.
Een stilleven met een bruin potje, hoewel
niet geheel in orde als gchilderij (als een
heid) waa een roudiger en echter, en bevat
dingen die te loven zullen zijn. Goedvriend is de
romantische. In een landschapj e waren herin
neringen van werk van W. v. Konijnenburg
o. a. in de paddestoelenschilderijen was
hij het meest typisch. Hij is daarin zonder
omwegen romantisch maar niet voldoende
dat, ge voelt er altijd nog in wat ik er eens
in schreef: een tekort. Het licht is niet in de
zuivre eenheid van het romantische gebracht
en daardoor ontstaat, dat sommige der deelen
aandoen als verf en niet uit de verf tot ont
roering wierden.
Het leek me noodig, deze drie jonge
schilders ietwat langer te bespreken dan ik
gewoonlijk doe in de serie notities, omdat
het ambt van den kritikus hoort te zijn, dat
van een leider en een wegwyzer, een
opwekker. Het aanwijzen der fouten is hem
natuurlijk van uit zijn gevoel voor het
schoone het opwekken tot de schoonheid
hoort hem eigen te zijn vooral ten opzichte
van mensehen, geesten, die zich beginnen te
uiten. Onwil rijst alleen tegen verstarden, of
onwilligen, of hoogmoedigen, of door maat
schappelijke invloeden te hoog geplaatsten.
III. Van Anrooy en Bruckmann. Er was
hier een kerk van Bruckmann, die een lucht
bezat, die, tegenover de kleur der kerk ge
dacht, hem gansch ontsierde. Een fout was
verder, dat evenals in een photographie, die
te dichtbij genomen wordt, de kerk in de
hoogte achterover boog, op irrationeele wijze.
Het is een te groote volgzaamheid jegens een
onlogische gezichtsfout. Toch waa er in de
figuren etc. voor de kerk een gemakkelijk
heid die niet zonder juistheid was, en die
geen wonderen nog doet verwachten, maar
toch een niet onbehendig schilder ons deed
zien. De Van Anrooy's zyn eveneens gemak
krankzinnigengestichten, gevangenisdok
ter, hoogleeraar, te Paria, Pesaro,
Turijn, heeft hij in anatomische musea;
in hospitalen, in krankzinnigengestichten
in gevangenissen, in laboratoria gezocht
en onderzocht duizenden personen en
overwogen tienduizende feiten, om aan te
stippen of uit te werken vaste conclu
siën of mogelijke onderstellingen, aldus
voor wetenschap en practij k nieuwe hori
zonten openend, als de horizont van het
uitspansel nu eens scherp en klaar, dan
nog met het waas van lichten nevel
overtogen.
Wat Lombroso gewerkt, onderzocht
en geschreven heeft, grenst aan het
ongelooflijke; wat hij gedacht heeft, aan
het ondenkbare.
Hij had de kiem van zijn machtig
geestelijk leven van zijn moeder. Hij
was van joodsche ouders en is te Verona
geboren. Zijn vader was een man van
zaken, wiens niet gelukkige hand het
gezin van rijkdom tot bekrompen om
standigheden bracht; zijn moeder was
even hoog van intelligentie als sterk van
karakter en een vrouw van onverstoor
bare goedheid. Met de fijnste zorg heeft
zij haar veelbelovend kind opgevoed door
alle levenszwarigheden heen.
Ook haar goedheid had hij geërfd,
goedheid in het gezinsleven, in den
vriendenomgang, in zijn sociaal bestaan.
Wetenschappelijk onderzoeker ter wille
van het weten en van niets anders, had
hij toch in zijn werk te hooger vreugde,
omdat het algemeene welzijn van zijn
volk, van de menschheid en van de
ongelukkigen dezer wereld er door werd
gebaat. Denkend en medelijdend tevens
deed hij zijn ommegang door de zieke
zalen en de cellen der gevangenis.
Mag ik aan t wee trekken herinneren van
die goedheid, die zijn studiën kleurde,
een van machtige teekening en een van
fijnen toets.
De beroemde crimineel-anthropoloog
is ook hoog geëerd en warm geliefd ge
weest om wat zijn onvermoeid weten
schappelijk onderzoek gewerkt heeft voor
de bestrijding van een Italiaansche
volksziekte, de pellagra", die groote
volksgroepen deed kwijnen en sterven. Tegen
alle officieele leeringen in heeft hij de oor
zaak dier ziekte gezocht uitsluitend in
de giftige werking van bedorven maïs,
en aangedrongen op maatregelen, waar
door dat ontijdig bederf werd geweerd.
Experiment en ervaring hebben hem
gelijk gegeven. Maar zijn strijd tegen
belanghebbende grondbezitters en offi
cieele geleerden is een harde strijd ge
weest van jaren, waarin hij nooit heeft
kamp gegeven, om de waarheid van wat
hij onderzocht en om het volkswelvaren
dat er mee gemoeid was. Dit is de trek
van machtige teekening.
Den trek van fij aen toets heb ik zelf
waargenomen, toen hij in 1906, bij het
crimineel-anthropologisch congres vele
vrienden en geestverwanten te gast had
en hun gezondheid dronk. Bij zijn kort
eenvoudig en vriendelijk woord, scheen
hij alles wat hem vervulde als van zelf
samen te trekken, toen hij, zijn toast eindi
gend, de gezondheid instelde alleen van
dien nen gast, den bekenden Franschen
bon juge", president Magnaud, blijkbaar
voor zijn gevoel de verpersoonlijking der
harmonische vereeniging van rechtspraak
en menschelijkheid.
Bestrijding, heftige bestrijding, heeft
hij dat kon niet anders ook
gekelyk gemaakt; ze vertooreDJJzich als zoo
danig. Er is een zeker kunnen in, maar het
gevoel mist te veel de kracht der concen
tratie. Juist in het werk van den nog niet
stillen leeftijd, verwacht ge de lichte
ongebondenheid van den hartstocht, hoe gaarne
deze ook vastgehouden wordt en bedwongen.
Er was meer kracht in de kerk van
Bruchmann dan in de van Anrooy's. In beide was
beschaafdheid, die in de van Anrooy- soms
tot [weekheid werd.
IV. Van de verdere schilderijen zijn te
noemen Weissenbrucli's om hun wyde een
zaamheid, en om hun doorschijnend zijn;
Israëls met een bader waarin lucht (groent)
achter boomen een fraai deel van een geheel
was; verder een aquarel waarin de vloer van
plavuizen zeer blank was; een paar Jacob
Maris, een met een geel figuurtje staande
juist in het midden tegenover een groote lucht
die een vloeiend geschilderd deel van een
intiem kleurgeheel was. Troyon had hier
een hond en kippen, die zien doen dat
grootschheid hem eigen was in eenvoud. Een
Isaac Israils is te noemen hoewel by het
krantenlezend meisje een donker kleurtje bij
de kaak het geheel van grijzen schond. Een
sneeuwgezicht van de Zwart dat hij in groo
tere formaten eveneens schilderde zy ten
slotte vermeld.
PLASSCIIAERT.
Tentoonstelling Miranöa.
Deze mij onbekende schilder heeft wat werk
ter publieke bezichtiging bijeengebracht in
het gebouw der Maatschappy voor Bouwkunst,
Marnixstraat. Die tentoonstelling bestaat
uit wat schilderproeven en een veel ruimer
aantal teekeningen, meest dierstudie's. Het
schilderwerk is van een wat troebele
kleurgesteldheid ; zij het figuur of landschap, de
kleur is by voorkeur gezien in een zoogenaam
de gallerietoon". Genietbaarder zijn over 't
algemeen de dierstudie's. Wel hindert ook
hier even, nu en dan. een te methodische
werkwijze, een maniertje om het krijt te
hanteeren, waarop de teekenaar zich veiligst
verlaten kan. Maar toch hebben veel van
deze dierstudie's, meest in Artis gemaakt,
echynt het, iets groot's van opvatting en
dikwijls stelligheid van vormduiding. In
enkele tijgerkoppen, heeft de teekenaar juist
door zijn schilderende teekenwijze, met den
vlakken kant van een stuk krijt, schijnt 't, het
bereikt uit te drukken de verschrikkelykhaid
Lombiojo als reserve-luitenant.
vonden op het terrein van zijn crimino
logisch werk. Benijd, miskend, bevochten,
verguisd is hij in het eigen land en
daarbuiten, zooals allen die met nieuwe
ideeën komen. En met zijn dood is dat
niet uit. Maar hij is ook geëerd, ge
waardeerd, geliefd geweest. Dat heb ik
mogen bijwonen te Turijn bij zijn jubilee
van 70 jaren; dat heb ik gelezen in het
aandoenlijk bericht van zijn dood en van
zijn uitvaart op een zonnigen herfstdag
in de vorige week.
Naar eer zocht hij nooit, dat was hem
aanstonds aan te zien. Naar waarheid
alleen en dan naar vriendschap, naar
intimiteit.
Ten volle heeft hij die gevonden in
de innige genegenheid van een met en
door hem gelukkig gezin. In dat gezin
hem gezien te hebben, is aan hem de
mooiste herinnering: zijn zoon, zijn doch
ters Paola en GHna met haar
echtgenooten, de hoogleeraren Carrara en Ferrero;
en mevrouw Lombroso, over wier onver
getelijk zacht en vriendelijk gelaat nu
een zoo zwaar floers liggen moet van
eindeloozen rouw.
Lombroso is gestorven al eenigen tijd
lijdend, maar helder van geest. Enkele
dagen te voren was ter perse gelegd het
wonderlijk werk, dat nu zijn zal als zijn
wetenschappelijk testament, zijn boek
over spiritisme".
Naar aanleg en gekozen methode waar
nemer en doorvorscher van feiten, heeft
Lombroso ook de spiritistische feiten"
willen zien, en toen hij ze gezien en
doorzocht had, ze willen beschrijven, hier
en daar een bescheiden hypothese wa
gend ter verklaring; het alleen bejam
merend, dat dit alles nu eerst gebeurde,
zoo laat in zijn leven.
Toen hij in 1901 op het Congres was te
Amsterdam, sprak hij er al van en tegen
over den twijfel van anderen hield hij
telkens vol: mais j'ai vu."
Lombroso heeft veel onderzocht en
veel voorgevoeld.
Laat ons hopen" zeide zijn schoon
zoon Ferrero bij zijn uitvaart dat
hij de waarheid ook gezien heeft bij het
schrijven van dat laatste boek, over welks
bladen hij gisteren nog het moede hoofd
van den denker gebogen hield."
28 OctoberlOOO. G. A. VAX HAMEL.
IIIIIIIHIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIMIIlnlIIII IMHIlllllllltllllMnillMlIIIIMIIUHMIIIII
in de zachte vacht. Om de dierstudie's heb
ik deze tentoonstelling even onder de aandacht
willen brengen.
W. S.
Chamari.
(De Weensche corr. van de N. R. Ct.)
Jammer maar dat de harmonie verstoord
wordt door een venster van gebrand glas
boven het hoogaltaar, waarop de burgemeester
geknield ligt voor de Madonna".
Wij gelooren dat de ware haamonie-ver
stoorder hier de burgemeester is, en wy
zullen hern niet hard vallen. Een zoo on
aangename positie, hetzij hy op het gebrande
glaf, hetzij op het hoogaltaar ligt op welk
van de twee blijkt niet duidelijk moet
den zachtaardigsten burgemeester prikkel
baar maken.
Terwijl de ongehuwde mannen en vrouwen
met hun negenen in een zaal zijn, hebben
de gehuwden een afzonderlijke kamer".
Wy hebben geen bezwaar tegen het eerste,
met het oog op den leeftijd, maar het laatste
echijnt ons onnoodig hard.
Met den pijp in den mond en een tong
die al maar doorramt, zien de mannen en
vrouwen de bosechen en de frissche wei
landen".
Ieder die weet hoe moeilijk het is, ze!fs
met een geheel stilliggende tong iets te zien,
begrijpt welk een oefening het veieischt om
het zóó/er te brengen.
Doch wat wel verwacht mag worden is,
dat een officieel stuk van Rotterdam'» Raad zij
gesteld in behoorlijk Hollandsen; dat de
vorm van zoo'n stuk eenigermate aan zeer
bescheidene verwachtingen voldoe(t); en dat
de inhoud nergens oniin zal zgn". (Red.
N. R. G. 16 Oct,).
Wij cursiveeren; aan andere stukken wor
den deze eischen natuurlijk niet gesteld.
De Weensche correspondent van de N.R.C.
schryft (16 Oct): op een mooi punt van
dit oudemannenhuis staat een fraaie kerk
met twee slanke torens".
Wy' hopen voor de oudjes dat er een lift
naar de kerk is.
Twee kwajongens te Brussel, 13 en 14 jaar
oud, waren verliefd op een meisje van
denzflfden leeftyd." (Tekgraaf).
De oplossing is zeer eenvoudig. Ze waren
alle drie 27 jaar.