De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 5 december pagina 2

5 december 1909 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

D E A M S E R D A M M K R W K E K U L A D V O O R N K D E R L A N D. No. l &94 Voor ons een toekomst...! L Neerlandia, het orgaan van het Algemeen Nederlandsen Verbond, had dezer dagen ook een hoofdartikel over Holland ... een klein land". 't Is goed, erkent het blad, wanneer een buitenlander ons eens de waarheid zegt, al komt deze misschien in het eerst wat hard aan. Als wij onzen blik on bene veld houden weten wij toch dadelijk waar wüverkeerd beoordeeld worden. ? Akkoord! De alpha en de omega,de opzet en de nadere uitwerking van wat ik schreef. Ik dacht waarlijk aan niets anders. Men schendt niet zichzelf, enkel uit lust tot vernielen, zooals toch blijkbaar enkelen onderstelden. Een spiegel voorhouden en vragen: herkent ge u zelf, anders beoogde ik niet. Toch betreurt Neerlandia, dat ik me niet tegen -dea Engelschman keerde en hem nu schijnbaar in 't gelijk stelde. O, heerlijke inkonsekwentie! Een Engelschman doet goed door onze feilen te toonen, doch ik deed niet goed als ik die verbreid. Alsof mijn meening ook .maar iet» verandert aan de realiteit der feiten zelf. II. We herleven. Ja. Maar het is rog pas in 't begin, geeft Neerlnndin toe. En het blad erkent: Geen die zal durven beamen, dat wij van alle gaven die wij bezitten en van alle natuurlijke vpordeelen waarover ?wij beschikken tot het uiterste hebben partij getrokken. Tot het uiterste..? nee, verre van dat. En toch weer daarnaast die zichzelf koes terende voldaanheid, blijkend uit de opsom ming van een aantal op zichzelf zeer kleine feitjes, die geheel wegzinken bij de enorme krachtsinspanning der andere volkeren. Vergolijken we ons maar eens bij de zooveel kleinere Skandinavische Staten. We hebben nog altijd de zeer slechte gewoonte te zien naar de volkeren van lagere of tragere ont wikkeling. Ik vraag me in dit verband af hoe de Spanjaarden zichzelf bezien ? Zijn ze na vrant bawust, dat men hen beschouwt als een uitgebluscht volk? Ik vraag dit, omdat .er mogelijk analogie voor ons inzit. Onwaarschijnlijk is 't niet, dat ze zichzelf nog even hoog aanslaan als in hun glorie tijd en geringschattend de schouders ophalen voor zoo'n smaad. Moet ons dit niet tot voorzichtigheid manen en ons vrijhouden van alle goedgunstigheid ten opzichte van ons zelf? Heusch, bij de Spanjaarden valt ook nog ?wel iets te roemen, al zou het maar zijn hun aangeboren voornaamheid. En heeft ook Spanje geen nijverheids- en handelscentra als Bilbao en Barcelona, door de ganSehe wereld bekend en die niet zooveel onderdoen voor Twenthe en Rotterdam? Van de nnlerne Spaansche schilderkunst wordt heelveel 'goeds gewaagd. Zuloaga is een bat* s. Ongetwijfeld, wij staan in menig opzicht gunstiger er voor. We liggen niet in zoo'n ?uit'aoek als Spanje, zijn eer een kruispunt ?waarover de moderne beschaving regelmatig heen snelt, zoodat we alles 't eerste ont vangen en daarvan partij kunnen trekken. Voor vermummiën, of zelfs voor al te gereed indommelen is niet zoo'n vreeze. Noemde ik in mijn eerste artikel niet de velo Nobelprijzen aan Nederlanders toege kend...? Uitgeput zijn we dus nog niet. Doeh om tot de eerste volkeren te worden gerekend, behoort nog iets meer. III. Neerlandia noemde deze strijd bovenal belangwekkend, wijl er opnieuw uit blijkt, dat bij ons volk groeiende is het nationaal bewustzijn. Nog niet zoo heel lang geleden, vervolgt het blad, werd enkel iets goeds geacht dat uit het buitenland kwam, werd slechts geringschattend ge sproken van eigen kunst, nijverheid en handel. Ik geloof dat er ook nu nog veel goeds uit het buitenland komt, onmogelijk kan ik geringschattend neerzien op al wat daar rondom ons wordt gewrocht, de oogen flink openhouden blijft gewenscht. Te hooghartig, te pedant oordeelen we over anderen of verliezen ons in bewondering. En dat ik die andere volkeren als betere handelslieden beschouw, wijl ze hun gaven en bronnen beter exploiteeren, rekent men mij aan als een grief. Ik moet met feiten komen, zegt het blad, mijn aanval had dan ons land ten goede kunnen komen, omdat onze feilen werden getoond. Ook maakt het Alg. Ned. Verbond mij minzaam opmerkzaam op eisen bestaan. Kent de schrijver het A. N. V. niet? is de cfmilkfon B E R R Y. Naar het Engelseh, van WALTER FROST. De kreet was zóó zacht, dat zelfs Berry 't niet gehoord zou hebben, als 't niet zoo iets ongewoons geweest was. Maar juist daardoor hoorde hu het, hy stak de kop op en spitste vragend de lange ooren. Toen hij 't echter niet weer hoorde, ging hij weer op zijn kleedje liggen en sliep in. Daar klonk 't geluid op nieuw, nu uit de kamer van de vrouw", meende hij en hij stapte bedachtzaam naar boven. De deur was dicht, hy bleef er voor staan en wachtte, tot iemand zou komen om hem binnen te laten. De deur ging open en de baas" keek hem aan met een bleek, maar wonderbaar gelukkig gezicht. Koest Berry, naar je mand!" zei de stem, die hij zoo lief had en gehoor zaam, maar teleurgesteld, ging Berry naar beneden. Gedurende de volgende drie weken hoorde hy de kreet al vaker en vaker en elke keer klom hij de trap op en elke keer werd hij afgesnauwd door een vreemde vrouw met een katoenen japon, een witte schort en een muts op, enkel omdat hij zacbt blafte, zooals 't hem geleerd was, als hij binnen gelaten wou worden, Een paar dagen later kwam de vrouw" weer beneden en achter haar het vreemde mensch met nog iets veel vreemders in de armen. Berry wist niet, wat het was en hij liep het achterna door de kamer. Toen kwam vraag. Er is dus wel een gemeenschappelijk doel. Eigenaardige stelling. Dat is zoowat alsof ik Hamilton Fyfe, terwijl bij beweert dat wij Nederlanders geen letterkunde hebben, zou toevoegen: maar beste man kent ge mij niet of de Vereeniging van letterkui di?en? Voorzeker, het Alg. Ned. Verbond, vereenigingen als Onze Vloot', Oust en West", kunnen worden aangemerkt als verschijn selen die wijzen op verbetering. Doch de verbetering zyn ze zelf nog geenszins. Ze zijn enkel een. bewegen in die richting, en dan moet men zeer omzi -litig zijn de be doeling niet voor de werkelijkheid te nemen. Het Alg. Ned. Verbond k tn hoogstens zijn een middel, geen doel. Zou bij hot aan wezig zijn van een gemeonschaupslijk ideo een dergelijken Bond nondig zijn? En de duizenden leden? Hoevelen zijn er geen lid van Liefdadigheid naar Vermogen, uit lieve welwillendheid en om met - ier gulden per jaar van alle liefdadigheid ' af Ie zijn. Richt men in Engeland geen vrijwilligers korpsen op ter keering van algameone dienstplicht? O, ik waardeer zeer het Alg. Ned. Ver bond. Hoe het predikt en aanspoort en per sonen uitzendt om allerwege te zaaien de nationaliteit, een geest van Hinkheid aan te kweekeo, waarbij het zelf in sterkte wint, zoodat het veel kan do<?n, gelijk ook Het Ver bond zooveel goeds deed tijdens den Trans vaal-oorlog. Ik onderschat zijn waardeen zijn werkzaamheden in geeu enkel opzicht, dring er bij ieder op aan tot Het Verbond toe te treden, gelijk ik zeif ben toegetreden, maar daarmee zijn we nog niot veel verder. Het zou zand in de oogon strooien zijn; niet meer. Feitelijk is het al niet recht-to?, dat n vereeniging gaat doen wat de plicht is van regeering en volksvertegenwoordiging. V. Of we goede handelslieden zijn . . ? 't Spreekt, dat ik hier niet den handel in beperkten zin op 't oog heb, doch doelde op 't begrip inde wijdere beteekonis. Zelf gaf ik toch aan de roemruchtigheid van een firma als Van Houten, die haar draden spant van uit het kleine Holland over de gansene wereld. Zeker hebben we kranige tabakslieden, bouwers van baggermolens, en ook onze kunstnijverheid richt zich op. Doch hoeveel eeuwenlang gevestigde reputatiën hebben we verloren laten gaan. We lieten onze boter verdringen op de buitsnlandsche markten door de Deensohe, de Uollandsche kaas staat sedert lang niet meer op de eerste lijst. Straffeloos laat men den jenevfr vervalsenen, of erger: allerlei foezol in de vierkante fiesschen aan den man brengen. Als we onze eigen groote stoomschepsn niet kunnen bouwen, omdat de werven niet groot genoeg zijn, kan men moeilijk zeggen, dat we op dit gebied vooraan staan. Gaan van ons volk soms uit de groate uitvindingen der laatste jaren,.... de electriciteit. ... dynamiet.... het radium, de vliegtoestel len? En we hebben toch zulke knappe koppen. Al wat nieuw is, komt uit hetbuitenland. Eerst als het vette eraf is, denkt men erain het hier zelf te maken. Natuur lijk zijn er uitzonderingen. Alsof die den regel niet bevestigden. En ongetwijfeld wordt het in de laatste jaren ook wel iets beier. Een slechte handelstoepassing is de waar van eigen bodem achter stellen bij wat de vreemde biedt. De Rotterdammers doen hun inkoopen in den Haag en de Hagenaars gaan daarvoor 't liefst naar Parijs. Als men op de eigen plaats niet kan verkrijgen wat men wenscht, niets begrijpelijker dan dat men elders zich wendt. Maar dan voedde men ook niet den waan van een eerste-klas volk te zijn en erkenna men achterna te sukkelen. Hamilton Fyfe, bij zijn bezoek hier te lande, zag in schouwburgen, eoncertzale», in boekwinkels het vreemde boven het eigen staan. Noemt men dit soms goede handelstaktiek en wat moet de vreemdeling daarvan denken...? Ons als min-waardig aanzien! Kan het anders? Doch hoe een vreemdeling over ons gaat denken, daaraan denkt men bij ons niet. Die 17e eeuwers waren er toch beter achter. Ze lieten zich konterfeiten en hingen die beeltenissen, meestal ware kunststukken, aan de wanden hunner wo ningen, opdat de vreemdeling zou doordron gen worden, niet enkel van. hun zaakrijkheid, doch ook van de hoogere waarde, de kunst rijkheid van het Hollandsehe volk. Dat gaf relief aan hun bedrijf en verhoogde zijde lings de waarde van de koffie en do krenten. Het was een waardemiddel, waarvan zede voordeelen wel niet direkt, doch op den duur in hun zak terugvonden; men moet die energieke koppen op de schilderijen er maar op aan zien, zoo men soms mocht twijfelen. Onder goede handelslieden verstaan we op eens weer die vreemde kreet, die hij zoo vaak gehoord had en wat dan dat wonderlijke bundeltje ook mocht zijn, het kwam Berry voor, dat het verdriet had. Dit ging hem aan 't hart en zachtjes likte hij het kleine ding. Maar toen begon het veel harder te gillen en de vrouw" schreeuwde ook, ze vloog op hem toe, pakte hem aan een van zijn lange, krullende ooren en trok hera zóó, half lachende en half huilende, de kamer uit In 't sous-terrein la,; Beriy hier een langen tijd over te denken; hij had dat kleine ding en de vrouw," die er zoo bleek en zoo mager uitzag willen troosten. Hij zou zoo graag willen weten, hoe hij 't in 't vervolg moest aanlegden en wat voor kwaad hij nu had gedaan. Maar hij kon niet spreken, zooals de menscheu, hij kon alleen zy'n kop tegen hen aanleggen en hen aankijken. Hij kon waf-waf" zeggen en zijn neus tegen hunne knieën aandrukken om hen aan 't praten te krijgen. Zoo zou hy ook vanavond bij de baas" doen, als hij voor 't vuur zat. Dan zou de baas" hem streelen en hem waarschijnlijk wel vertellen, wat hij kon doen voor dat kleine wezentje, dat zoo geschreid had. Maar dien avond zei de baas" enkel: op je plaats. Berry l" en ging toen met de vrouw" en de andere vreemde vrouw naar boven. Beriy volgde hen, 't was voor 't eerst sedert een maand, dat hij weer in de kamer kwam en ze hadden 'tallen zóó druk met het nieuwe kleine ding, dat niemand op hem lette, vóór dat hy tusschen de baas ' en de vrouw" in ging staan en zijn groote kop op de kant van de wieg legde. Het kleine ding keek even naar hem en begon toen hard te gillen. Berry dacht, dat 't ergens verschrikt van werd, misschien van een landlooper en hij die niet enkel zien naar het tastbare voordeel, want die noemen we kruideniers, zooals we helaas door alle tijden heen nog te veel zijn geweest, doch wiens blik en daden verder gaan en de toekomst vooruitsnellen. Men lette toch eens op de geweldige inspanning, van Duitschland, om vasten voet te krijgen en die te behouden door de gansche wereld. En het voordeel beperkt zich niet tot de handelswaar alleen, strekt ziek uit naar elk gebied van kunst en wetenschap. Een klein volk als het onze, dat gekneld ligt tusschen groote volkeren, heeft zich sterk samen Ie trekken-op zichzelf, nationaal te zijn, of het moet zijn maatschappelijke gren zen weten uit te zetten Zooals een keuterboertja driemaal zoo hard moet werken als de boer op een vette plaats, zoo goed als een kleine winkelier wat hem aan kapitaal en afzetveld ontbreekt door energie en vindingrijkheid en zorgzaamheid m jet aan vullen, zoo g se! als een kleine fabrikant sterk zich moet inspannen, zoo moet ook een klein volk zich feller aangorJen en geen gelegenheid voorbij laten gaan om zich te doen gelden. Wel laten we de zeer winstgevende mo nopolies van gas- en waterleidingen niet meer aan Eigelsch kapitaal goedgunstig over, om zelf zich te vergenoegen met de afgewerkte bedrijfjes, dpc'i of het nu op elk gebied, b.v. bij de elektriciteits aanwending, nog wel zooveel anders is, dat valt wel te betwijfelen. Terwijl Nutrlandia schrijft, dat ik me onttrek aan bewijsvoering, staat daar een artikel vlak onder van een der leden (L. Simons) om in den vveetn'ie onze kunst afzonderlijk tentoontestellen, wat ik in een der nummers aangaf Dat we dit al die jaren verzuimden en te Ne w-York de D uitsehers ons voor zijn geweest met hun vors telijk ingerichte tentoonstelling van schilder stukken, pleit toch zeker niet voor een breed handelsinzicht. Hier levert het orgaan van het Alg. Ned. Verboni de proef opdesom. Of kan men ons gedobbel aan de beurs, ?waar wij, hoe het ook loopt, altijd het loodje leggen, misschien noemen goede koopmans geest? Miljoenen en miljoenen gaan het land uit en de wetgever ziet dat maar rustig toe e.n denkt aan geen beperkin gen. Zoolang de Hollander dit niet laat en in jlaats van het doode gespeculeer zich niet zet tot produktieven arbeid, die leidt tot waardevermeerdering, blijven we als volk ininwaardig. Als het Algemeen Nederlandsen. Verbond pens den vinger wilde leggen op de wond.... Och, wat zin iiet gauw zijn leden zien slinken, zijüinvloed inschrompelen. Een groot volk zijn we wel in het... dobbelen, wo worddii armer bij den dag. Over de mid leien die ons ten dienste staan om ons klaine volk grout te maken, een kltiin doch belangrijk doel van een Europeesehen Statenbond, hierover valt nog in den breede te spreken. O, voorzeker, ik heb in mijn laatste opstel dit ook toegezegd. Doah de vraag welt bij mij op: Waarom, waartoe? Wordt werkelijk hier op advies gewacht? Ik geloof van niet. Gij allen weet evengoed als ik waar onze kracht nog schuilt en waaraan het ons mangelt of schort. Ik kan u niets loeren, nauwelijks een nieuw inzicht aanbrengen, wüweten allen zoa drommels goed wat we eigenlijk moeten doen, dat het uiteenzetten ervan gaat gelijken op een strijd tegen windmolens. Twee Hollanders weten best wat een Hollander waard is. R'd a m, G. VAN HUL/EX. TOE^E. Trafftdie van Hartstocht, door ANTON VAN WABTEVEMJB, Amsterdam. D. Bays Dzn., 1909. Hei gemis aan frissche, opwekkelijke, ver rassende fantaisie in de Hollandsche litera tuur, de ingewikkelde geslachtsverhoudirgen, waarbij natuur en maatschappij beurtelings een eerste viool spelen en Nietsche's Uebermensch. .. waren het niet deze drie dingen, die den jongen auteur van dit boek dwars zaten, toen hij de pen vatte om zijn papier te gaan zwart maken? Ik geloof het zeker, en wie bedenkt hoe benauwend dit zijn kan, zal geneigd zijn hem veel te vergeven, Boven dien is alle begin moeilijk. Al werkt de verbeelding nog wat zwaar en lijkt het xprodukt vcorloopignog wat plomp enarmeUjk, gromde zoo diep hij kon, in de hoop, dat de man daardoor weg zou gaan. De vrouw" schreeuwde weer en zei, dat Berry Baby" had willen bijten en ,,de baas>" sloeg hem zói hard, als hij hem nooit eer ier geslagen had. Berry nam de slagen in nederige droefheid. aan. Hij had dm weer kwaad gedaan, want zijn meester strafde hem. Jlaar zijn trouwe oogen zochten de booze oogen van den baas berouwvol en smeekend, enkel vragend, wat 't toch was, dat hij niet weer mocht doen Wat het ook mocht kosten, de baas" moest zijn vriend zijn, hij hield zooveel van heca. En met van berouw neerhangende ooren voor de zonde, die hij zoo onwetend bedreven had, de ruige pluimstaart zacht-kwispelend, liep hij naar den baas" toe. Daze keek hem aan en in eeni zag Berry de oude uitdrukking in zijn oogen terugkeeren en de krachtige hand, die hem zoo dierbaar was, klopte hem zachtjes op de kop. Wees niet boos, woefel l" en met een arm om zijn hals geslagen: je meende 't zoo niet, oude jongen, dat w.eet ik wel..." Maar het mensch met de muts zei tegen Berry's eizen vrouw: hy zou't kind gebeten hebben ze zijn zoo jaloersch, die honden. Waarachtig mevrouw, u moet dat beest niet in huis houden!/ en ze zei nog een heeleboel ineer en vertelde van een hond, die het kindje in een vorige dienst, waar ze geweest wae, gebeten had. Berry begreep er niets van. Hij wist wei, dat er honden zijn, die zulke dingen doen, net zoo goed, als er ook menschen zijn, die dingen doen, die ze niet doen moesten, maar hij waa niet zoo'rt soort houd, evenmin als da baas" zoo'n soort mensen waa. Hij za?, dat de baas" er net zoo over dacht on zijn hand streelde dan OOK weer zachtjes de ruige men mag hopen, dat by een volgend boek de raderen beter gestaeerd zullen zijn, zoodat het voorwerp er dan niet uitziet als fabriekswerk uit een stuiversbazaar. Intusschen zou uien den auteur de gezette lezing van Jules Verne's Wonderreizen kunnen aanbe velen en hem doen opmerken, dat men niet dermate nationalist behoeft te zijn om een slecht inlandsen produkt te verkiezen boven een zeer goed vreemd, dat daarenboven veel goedkooper i'. Toch blijft de poging loffelijk om wat leven in de brouwerij te brengen. Hoe brengt de heer Anton van Wartevelde (romantische naaml) d*t leven? Hij laateen reuzip, kunstmatig eiland, vol restaurants, speel en andere zalen, ten pleziere der Seheveningaeie badgasten tweemaal daag* als een sctiip de zee in gaan hél ver, maar vastgehouden door twaalf stalen kabels, die 't later terugtrekken in 't veilige bekken met behulp van 'n krachtige machine aan den voet der duinen." Ziedaar de fantastische vondst van den heer A. van Wartevelde. Het is eigenlijk de ballon captif in 't natte element gedoopt en eenvouliiïals een ei. Maar je moet er maar op komen, sprak de kip van Columbus. Hoe 't zij, voor de Bruwelsche tentoonstel ling van 1910 lijkt het denkbeeld niet bruik baar, wijl Brussel zoo droog ligt. Op het vaste land en als een wagen gedacht, die vooruit geschoven en teruggetrokken zou worden, schijnt het niut aardig, 't Denk beeld heeft dan zelfi iets sufs. Doch ook overigens stoot zijn verwerkelijking op be zwaren, hoor maar! Op een goeden dag breken de kabelg en dry'ft 't eiland lo?. Nu, dan drijft 't maar los, zal men geneigd zijn te zeggen. Daar is zooveel kwaads niat bij. Een paar sleepbooten, die van aanpakken weten, desnoods de gehesle Nederlaudsche oorlogsvloot te hulp geroepen en 'Êding ligt weer aan wal Maar wacht eens. zoo makkelijk gaat dat niet. De auteur heeft zijn maatregelen geno men. Hij laat eèu grooten geleerde een splin ternieuwe theorie ops'.ellen van een zeestrooming, die bliksemsnel (of ongevear) onze kusten voorbij dm Engeland en Schotland heen,-naar Amerika zou gaan, alles van een koolstronk af tot een plezier-eiland toe in haar onlembre vaart medeslepend. Ziet ge, dat wordt andere thee l Dan is het Eiland niet zoodra los of 't is uit 't gezicht ook. Welnu, telegrafeer, telefoneer, marconigrafdfr dan, zou men weer zaggen. Waar schuw de men?cheu in Engeland dat ze een lijn'jo spannen of een kruUer zanden of iets van dien aard. Laat er in elk geval iets gebeuren, wj.nt zoo'n driftig" eiland is erger dan een dare'ict'1 en een groot gevaar voor de scheepvaart... als men dan niet uitsluitend aan het heil der bevolking selve wil d-snken. M&ar lieve lezer, dan nebt ge buiten de bekende laksheid der Hollaadsche autoriteiten gerekend. Die doen eenvoudig niets. Dagen lang (tiet staat niet in 't boek, maar men kan 't zich denken) belegeren bloed-ea aan verwanten der afgelrevenen" onder gekerm en geween, onder smeeken en dreigen, de diverse bureau's... maar niets, niets ... zij doen maar niets, een heel half jaar lang. Eerst als het boek op zijn eind loopt, sturen ze een oorlogschip. A's dat niet ten hemel schreit... Intuaechen blijkt dit zoo heeft toch elke zaak zijn keerzijden een buiten kansje voor den auteur, die nu zyn verhaal kan afwerken, de lotgevallen der rampzalige afgedrevenen behelzend en zijn pasteitje kan bakker, dat hij met kennelijke over schatting van het gewicht: tragedie van hartstocht" genoemd heeft. Er komt nl. veel hartstocht bloot als ik mij zoo mag uitdrukken onder die duizend menschen, die toevallig de eilandbevolking vormer, eigenlijk meer dan men ooit van eerzame Hollanders had durven hopen, 't Is een verblijdend verschijnsel, zou men zeggen, al geeft het den auteur ook moeilijkheid allee naar behooren te regelen. Men moet daar niet gering over denken! Er zijn ten slotte ongeveer tweehonderd vrouwelijke bewoners en vijfhonderd man nen ... de helft der eersten was gehuwd of verloofd ... en e?en zooveel van de tweede soort. Er bleven dui vierhonderd mannen van alle leeftijdenen slechts honderd meisjes, waarvan ruim tachtig tot 't dienend perso neel hadden behoord, de overigen waren meest van goeie afkomst. Daartegenover stonden vijftienmaal zooveel pretendenten uii den netten stand, die 't liefste uit die twintig zoudi n kiezen." Daar is dan 't probleem in zijn volheid en 't wordt bijna een gezelschapsspel om 't op te lossen. Menigeen, die er zich aan waagt, zou zijn hoop kunnen vestigen, behalve op de immers gepaste zelf beheersching van dien netten stand," op het percentage van den natten stand, dat ongetwijfeld onder kop. Dit zag de vrouw" ook: ja?jij geeft meer om Beriy dan om Baby!" zei ze scherp, Berry wist wel, dat ze enkel zoo sprak. omdat ze nog zoo moe wae. Kitty..." begon de baas" en hij nam zijn jonge vrou n in de armen. Dat beest is jaloergch en gevaarlijk," zei de vrouw met de mute. Berry wierp aen langen blik op het mensch, dat hem zoo weinig kende, toen keerde hij zich weer tot den baas", die er bedrukt uitzag en niet sprak. Je hoort toch, wat baker zegt," zei zijn vrouw. Ja wel maar ik geloof niet, dat Berry jaloerech is." i En dan dat gromman ..." snikte ze. j Berry voelde hoe de baas" zenuwachtig i met zijn ooren speelde. Toen zei hij langzaam: j wil je dan, dat ik hem...?" Dat weet ik niet, maar ik heb geen oogenblik rust meer, als hij in huis blijft." Dan zal ik hem verkoopea." zei de baas" zacüt en terwijl hij sprak, drukte hij Berry's kop innig tegen zijn knie, De man, die den volgenden morgen werd aangediend, was groot en hij had een ruw uiterlijk. Berry hield van groote mannen, omdat de baas1' groot was. Maar deze man bad een barsche stem en hij sprak kortaf: Is dit 'm ? Nu hij lijkt me goed toe. Kom maar eens hier. U zei, dat u hem. mij voor ? 25 wilt la'en ?" Berry's baas" keek het raam uit. Eerst heb ik je echter iets te vragen. Je zegt, dat je een groote omgeving hebt, waar hij vrij kan rondloopen, nietwaar ? Daar ben ik blij om, maar zal hij ook in huis a's een huis genoot behandeld worden ? Ik liet hem onde ormetten, en zelfa onder de netten, aanwezig was. Maar helaas! het chte eiland, waar men eindelyk belandt, is vrij van alcohol, tegen welka misbruik de auteur elders, inderdaad zér gevoelig en welsprekend, te keer gaat. Maar hier bg hooge uitzondering dan! ware toch een weinig genevers, in den vorm van een beek of zoo, niet oogewenscht, wijl nu, bij gebreke van wijntje, zich alles naar T r ij n t j e keert. Dit is zeer opmerkelijk. Het Echy'nt de auteur beweert 't p witief dat bij ontsten tenis van Bachus, Venu 3 de offeranden ont vangt, die het menschdom met alle geweld wil plengen, zelfs als 'c Hollanders zijn. Men vraagt zich nu eeeigssins ongerust af: heeft de zoo sympathieke geheel onthou?dersbeweging zich ook dae gevolgen van haar lofwaardigen en heüzatnan stry i wel helder voor oogen gesteld? Heefc zy zich ten volle rekenschap gegeven van hetgeen er vol gens dezen reeds befaamden auteur on vermijdelijk gebeuren gaat, zoodra de laatste druppel alcohols, om zoo te zeggen, de poort uit en Schiedam achter dezen druppel her metisch gesloten ia? Dreigt dan niet een nog veel grooter volksgevaar, waartegen zedelijke autoriteiten zich, tot heden toa vergeefs op hun achterste beenen stelden? Brengt het ijveren tegen het alcohol mis bruik ons niet van den (toch altijd vaderlandichen) drup in den regen van veel aehrUkelijker gebeurlijkheden, die het be zwaarlijk valt hier nader aan te duiden, wijl dit blad ook zuigelingen onder de oogen komt? Of ma ik ik mij ten onrechte bang en heeft de -ifinha-ffing ook daar TOOT reeds maat regelen getroffen ? Misschien is zelfs de ReinLeven beweging slechts een ander departement van de af«chaffersbeweging, die man dan terecht onthouding over de geheele linie zon kunnen heeten... Hoe het zij, de mogelijkheden bovenge noemd sohynen ernstig genoeg om ook den felsten afschaffer een oogenblik tot nadenken te stemmen, of hij zich wel op den goeden weg bevindt en het Sluit-Bchiedam niet het openen van andere geleganheden zou kun nen beduiden. Indien dit boek geen andere verdiensten bezat en 't bezit inderdaad geen andere dan op zoo dreigend gevaar door een ont roerend voorbeeld gewezen te hebben, dan no< zou het ayn bestaan schitterend recht vaardigen. Nu is 't waar, dat de schrijver zijn betoog in zoo ?er onzuiver maakt, dat hij een derde element Turze invoert, die een kanker en een stokebrand moet zijn van elke samenleving. Deze persoon heeft on miskenbaar aanleg tot Uebermensch. Dat ge tuigen zyn gedachten: De wereld behoort niet aan de massa ..'. enkele machtigen van geest, 'n gering aantal heerschera door geboorte en opgestuwd door gunstige omgeving en omstandigheden baslissen over groote gebeurtenissen! In alle kringen gebiedt de kracht van den geest, in de groote maatschappij wordt de loop van 't massale leven bepaald door 'n genie. Voor 'n deel drijft ook 't leven hém, maar de schok, die plotseling heel 't raderwerk in beweging zet en oorzaak wordt van geweldige omkee ringen met onberekenbare gevolgen, die stoot geeft 't genie op 't gebied van staatkunde en de massa holt den aangewezen weg in, meegesleept door praa'jes, holle klanken met een schijnbaar verheven doel voor oogen, maar niet in staat te begrijpen hoe wonderlijk handig de laatste fijne zet op 't wereld schaakbord werd berekend en gedaan ... De groote drijver van de massa... medelijdend glimlacht hy en voort zweept hij 't logge domme beest zyn doel is immers de eenige kans op geluk l..." Iemand die zoo denkt, laat dien maar loopen l Vooral als hg van de politie is. Want het geldt hier niets minder dan een bladzijden lang uitgewerkte theorie betreffende Iftt genie- (staatsman). Maar men ruikt er ook den Nietsche-aanschen Uebermentch aan, die, Staatsman of nief, in beschaving, geest en kracht wint, als een modelmensch, ten koste der lage menigte. Heerschen wil de Uebermenscb, zoo goed als de geniale staats man, maar de eerste zegt er altijd nog bij, dat hij 't doet ten bate der menschheid in 't algemeen. Voorloopig echter is de heer Torze, die zulke hoogdravende gedachten heeft, nog maar commissaris van politie inScheveningen, een ambt, dat zelfs in een politiestaat niet gauw tot heerschen zal leiden. In zoover heeft de heer Torze, die het historischmaterialisme zoo grievend wil miskennen, zijn aanloop naar de macht slecht gekozen. En de verdere roman van den heer v. War tevelde is daar om hem te beduiden, dat het heendryven" ook zelfs van maar 1000 menschen, in een richting die 't genie be paalt," nog zoo gemakkelijk niet gaat voor... 't genie. Er is altijd een kleine factor, die eindig liever afmaken, dan dat hy 't niet goed zou hebben." O aan een goede behandeling zal 't niet mankeeren," zei de barsche stem weer, wij zullen best samen opschieten, als hij maar nmaal weet, dat ik zijn meester ben." De man gaf het geld aan den baas" en wendde zich toen tot Berry : hier l" Ga maar mee met hem, woefel," zei de stem, die hij liefhad, mat. Toen werd de deur haastig dichtgegooid. Jij bent verwend, vriendje," zei de man niet de barsche stem onverschillig. .?Als je bij mij bent, zul je dat ondervinden !" Toen trok hij Bern' mee door de heerlij £ bescha duwde oprij-laan en maakte hem vast aan een ketting, die achter aan een kar op den etoili^en weg hing. En gedaan was't met hot leven, dat Berry zoo lief had gehad. Na verscheiden uren van bijna onafge broken loopen achter de ratelende kar, maakte Berry's nieuwe meester hem los en sloot hem op in een schuur. Da man met de barsche stem had juist voorspeld : het was een geheel andere Berry, die daar hongerig, uitgeput eu met gekneusde pooten op het etroo neerzonk. Bedekt met stof, gekweld door zóó'n hevige dorst, als hij nooit vermoed had, dat kon bestaan, lag hij daar ter neer, onbewust van de ketting, want hij was veel te moe om op te staan. Zijn pooten deden vreeselij k zeer, hij bekeek ze en toen hij de reden be greep, begon hij ze likken. VVat was hij moe Als .,de baas"... de baas"? neen, hij wa-1 weer. Ergens.,. ver in de mooie, koele, prettige wereld, waar hij uit verbannen was. Ergens, waar een schaduwrijke oprij-laan was. met groote boomen en waa.r een heerlijke vijver altijd koelte gaf. Ergens, in een groot hui»,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl