Historisch Archief 1877-1940
D E A M S E R D A M M K R W K E K U L A D V O O R N K D E R L A N D.
No. l &94
Voor ons een toekomst...!
L
Neerlandia, het orgaan van het Algemeen
Nederlandsen Verbond, had dezer dagen
ook een hoofdartikel over Holland ... een
klein land".
't Is goed, erkent het blad, wanneer een
buitenlander ons eens de waarheid zegt, al
komt deze misschien in het eerst wat hard
aan. Als wij onzen blik on bene veld houden
weten wij toch dadelijk waar wüverkeerd
beoordeeld worden. ?
Akkoord! De alpha en de omega,de opzet
en de nadere uitwerking van wat ik schreef.
Ik dacht waarlijk aan niets anders. Men
schendt niet zichzelf, enkel uit lust tot
vernielen, zooals toch blijkbaar enkelen
onderstelden. Een spiegel voorhouden en
vragen: herkent ge u zelf, anders beoogde
ik niet.
Toch betreurt Neerlandia, dat ik me niet
tegen -dea Engelschman keerde en hem nu
schijnbaar in 't gelijk stelde.
O, heerlijke inkonsekwentie!
Een Engelschman doet goed door onze
feilen te toonen, doch ik deed niet goed als
ik die verbreid. Alsof mijn meening ook
.maar iet» verandert aan de realiteit der
feiten zelf.
II.
We herleven. Ja. Maar het is rog pas in
't begin, geeft Neerlnndin toe. En het blad
erkent: Geen die zal durven beamen, dat
wij van alle gaven die wij bezitten en
van alle natuurlijke vpordeelen waarover
?wij beschikken tot het uiterste hebben partij
getrokken.
Tot het uiterste..? nee, verre van dat.
En toch weer daarnaast die zichzelf koes
terende voldaanheid, blijkend uit de opsom
ming van een aantal op zichzelf zeer kleine
feitjes, die geheel wegzinken bij de enorme
krachtsinspanning der andere volkeren.
Vergolijken we ons maar eens bij de zooveel
kleinere Skandinavische Staten. We hebben
nog altijd de zeer slechte gewoonte te zien
naar de volkeren van lagere of tragere ont
wikkeling.
Ik vraag me in dit verband af hoe de
Spanjaarden zichzelf bezien ? Zijn ze na
vrant bawust, dat men hen beschouwt als
een uitgebluscht volk? Ik vraag dit, omdat
.er mogelijk analogie voor ons inzit.
Onwaarschijnlijk is 't niet, dat ze zichzelf
nog even hoog aanslaan als in hun glorie
tijd en geringschattend de schouders ophalen
voor zoo'n smaad. Moet ons dit niet tot
voorzichtigheid manen en ons vrijhouden
van alle goedgunstigheid ten opzichte van
ons zelf?
Heusch, bij de Spanjaarden valt ook nog
?wel iets te roemen, al zou het maar zijn
hun aangeboren voornaamheid. En heeft ook
Spanje geen nijverheids- en handelscentra
als Bilbao en Barcelona, door de ganSehe
wereld bekend en die niet zooveel onderdoen
voor Twenthe en Rotterdam? Van de
nnlerne Spaansche schilderkunst wordt
heelveel 'goeds gewaagd. Zuloaga is een
bat* s.
Ongetwijfeld, wij staan in menig opzicht
gunstiger er voor. We liggen niet in zoo'n
?uit'aoek als Spanje, zijn eer een kruispunt
?waarover de moderne beschaving regelmatig
heen snelt, zoodat we alles 't eerste ont
vangen en daarvan partij kunnen trekken.
Voor vermummiën, of zelfs voor al te
gereed indommelen is niet zoo'n vreeze.
Noemde ik in mijn eerste artikel niet de
velo Nobelprijzen aan Nederlanders toege
kend...? Uitgeput zijn we dus nog
niet. Doeh om tot de eerste volkeren te
worden gerekend, behoort nog iets meer.
III.
Neerlandia noemde deze strijd bovenal
belangwekkend, wijl er opnieuw uit blijkt,
dat bij ons volk groeiende is het nationaal
bewustzijn. Nog niet zoo heel lang
geleden, vervolgt het blad, werd enkel
iets goeds geacht dat uit het buitenland
kwam, werd slechts geringschattend ge
sproken van eigen kunst, nijverheid en
handel.
Ik geloof dat er ook nu nog veel goeds
uit het buitenland komt, onmogelijk kan ik
geringschattend neerzien op al wat daar
rondom ons wordt gewrocht, de oogen flink
openhouden blijft gewenscht. Te hooghartig,
te pedant oordeelen we over anderen of
verliezen ons in bewondering. En dat ik die
andere volkeren als betere handelslieden
beschouw, wijl ze hun gaven en bronnen
beter exploiteeren, rekent men mij aan als
een grief. Ik moet met feiten komen, zegt het
blad, mijn aanval had dan ons land ten
goede kunnen komen, omdat onze feilen
werden getoond.
Ook maakt het Alg. Ned. Verbond mij
minzaam opmerkzaam op eisen bestaan.
Kent de schrijver het A. N. V. niet? is de
cfmilkfon
B E R R Y.
Naar het Engelseh, van WALTER FROST.
De kreet was zóó zacht, dat zelfs Berry
't niet gehoord zou hebben, als 't niet zoo
iets ongewoons geweest was.
Maar juist daardoor hoorde hu het, hy
stak de kop op en spitste vragend de lange
ooren.
Toen hij 't echter niet weer hoorde, ging
hij weer op zijn kleedje liggen en sliep in.
Daar klonk 't geluid op nieuw, nu uit de
kamer van de vrouw", meende hij en hij
stapte bedachtzaam naar boven. De deur was
dicht, hy bleef er voor staan en wachtte,
tot iemand zou komen om hem binnen te
laten. De deur ging open en de baas" keek
hem aan met een bleek, maar wonderbaar
gelukkig gezicht. Koest Berry, naar je mand!"
zei de stem, die hij zoo lief had en gehoor
zaam, maar teleurgesteld, ging Berry naar
beneden.
Gedurende de volgende drie weken hoorde
hy de kreet al vaker en vaker en elke keer
klom hij de trap op en elke keer werd hij
afgesnauwd door een vreemde vrouw met
een katoenen japon, een witte schort en een
muts op, enkel omdat hij zacbt blafte, zooals
't hem geleerd was, als hij binnen gelaten
wou worden,
Een paar dagen later kwam de vrouw"
weer beneden en achter haar het vreemde
mensch met nog iets veel vreemders in de
armen. Berry wist niet, wat het was en hij
liep het achterna door de kamer. Toen kwam
vraag. Er is dus wel een gemeenschappelijk
doel.
Eigenaardige stelling. Dat is zoowat alsof
ik Hamilton Fyfe, terwijl bij beweert dat
wij Nederlanders geen letterkunde hebben,
zou toevoegen: maar beste man kent ge mij
niet of de Vereeniging van letterkui di?en?
Voorzeker, het Alg. Ned. Verbond,
vereenigingen als Onze Vloot', Oust en West",
kunnen worden aangemerkt als verschijn
selen die wijzen op verbetering. Doch de
verbetering zyn ze zelf nog geenszins. Ze
zijn enkel een. bewegen in die richting, en
dan moet men zeer omzi -litig zijn de be
doeling niet voor de werkelijkheid te nemen.
Het Alg. Ned. Verbond k tn hoogstens zijn
een middel, geen doel. Zou bij hot aan
wezig zijn van een gemeonschaupslijk ideo
een dergelijken Bond nondig zijn? En de
duizenden leden? Hoevelen zijn er geen lid
van Liefdadigheid naar Vermogen, uit lieve
welwillendheid en om met - ier gulden per
jaar van alle liefdadigheid ' af Ie zijn.
Richt men in Engeland geen vrijwilligers
korpsen op ter keering van algameone
dienstplicht?
O, ik waardeer zeer het Alg. Ned. Ver
bond. Hoe het predikt en aanspoort en per
sonen uitzendt om allerwege te zaaien de
nationaliteit, een geest van Hinkheid aan te
kweekeo, waarbij het zelf in sterkte wint,
zoodat het veel kan do<?n, gelijk ook Het Ver
bond zooveel goeds deed tijdens den Trans
vaal-oorlog. Ik onderschat zijn waardeen zijn
werkzaamheden in geeu enkel opzicht, dring
er bij ieder op aan tot Het Verbond toe
te treden, gelijk ik zeif ben toegetreden,
maar daarmee zijn we nog niot veel verder.
Het zou zand in de oogon strooien zijn;
niet meer. Feitelijk is het al niet recht-to?,
dat n vereeniging gaat doen wat de plicht
is van regeering en volksvertegenwoordiging.
V.
Of we goede handelslieden zijn . . ?
't Spreekt, dat ik hier niet den handel in
beperkten zin op 't oog heb, doch doelde op
't begrip inde wijdere beteekonis. Zelf gaf
ik toch aan de roemruchtigheid van een
firma als Van Houten, die haar draden spant
van uit het kleine Holland over de gansene
wereld. Zeker hebben we kranige
tabakslieden, bouwers van baggermolens, en ook
onze kunstnijverheid richt zich op. Doch
hoeveel eeuwenlang gevestigde reputatiën
hebben we verloren laten gaan. We lieten
onze boter verdringen op de buitsnlandsche
markten door de Deensohe, de Uollandsche
kaas staat sedert lang niet meer op de
eerste lijst. Straffeloos laat men den jenevfr
vervalsenen, of erger: allerlei foezol in de
vierkante fiesschen aan den man brengen.
Als we onze eigen groote stoomschepsn niet
kunnen bouwen, omdat de werven niet groot
genoeg zijn, kan men moeilijk zeggen, dat
we op dit gebied vooraan staan. Gaan van
ons volk soms uit de groate uitvindingen
der laatste jaren,.... de electriciteit. ...
dynamiet.... het radium, de vliegtoestel
len? En we hebben toch zulke knappe
koppen. Al wat nieuw is, komt uit
hetbuitenland. Eerst als het vette eraf is, denkt
men erain het hier zelf te maken. Natuur
lijk zijn er uitzonderingen. Alsof die den
regel niet bevestigden. En ongetwijfeld
wordt het in de laatste jaren ook wel iets
beier.
Een slechte handelstoepassing is de waar
van eigen bodem achter stellen bij wat de
vreemde biedt. De Rotterdammers doen hun
inkoopen in den Haag en de Hagenaars
gaan daarvoor 't liefst naar Parijs. Als men
op de eigen plaats niet kan verkrijgen wat
men wenscht, niets begrijpelijker dan dat
men elders zich wendt. Maar dan voedde
men ook niet den waan van een eerste-klas
volk te zijn en erkenna men achterna te
sukkelen.
Hamilton Fyfe, bij zijn bezoek hier te
lande, zag in schouwburgen, eoncertzale»,
in boekwinkels het vreemde boven het eigen
staan. Noemt men dit soms goede
handelstaktiek en wat moet de vreemdeling daarvan
denken...? Ons als min-waardig aanzien!
Kan het anders? Doch hoe een vreemdeling
over ons gaat denken, daaraan denkt men
bij ons niet. Die 17e eeuwers waren er
toch beter achter. Ze lieten zich konterfeiten
en hingen die beeltenissen, meestal ware
kunststukken, aan de wanden hunner wo
ningen, opdat de vreemdeling zou doordron
gen worden, niet enkel van. hun zaakrijkheid,
doch ook van de hoogere waarde, de kunst
rijkheid van het Hollandsehe volk. Dat gaf
relief aan hun bedrijf en verhoogde zijde
lings de waarde van de koffie en do krenten.
Het was een waardemiddel, waarvan zede
voordeelen wel niet direkt, doch op den duur
in hun zak terugvonden; men moet die
energieke koppen op de schilderijen er maar
op aan zien, zoo men soms mocht twijfelen.
Onder goede handelslieden verstaan we
op eens weer die vreemde kreet, die hij zoo
vaak gehoord had en wat dan dat wonderlijke
bundeltje ook mocht zijn, het kwam Berry
voor, dat het verdriet had. Dit ging hem aan
't hart en zachtjes likte hij het kleine ding.
Maar toen begon het veel harder te gillen en
de vrouw" schreeuwde ook, ze vloog op hem
toe, pakte hem aan een van zijn lange,
krullende ooren en trok hera zóó, half lachende
en half huilende, de kamer uit
In 't sous-terrein la,; Beriy hier een
langen tijd over te denken; hij had
dat kleine ding en de vrouw," die er zoo
bleek en zoo mager uitzag willen troosten.
Hij zou zoo graag willen weten, hoe hij 't
in 't vervolg moest aanlegden en wat voor
kwaad hij nu had gedaan. Maar hij kon niet
spreken, zooals de menscheu, hij kon alleen
zy'n kop tegen hen aanleggen en hen aankijken.
Hij kon waf-waf" zeggen en zijn neus tegen
hunne knieën aandrukken om hen aan 't
praten te krijgen.
Zoo zou hy ook vanavond bij de baas"
doen, als hij voor 't vuur zat. Dan zou de
baas" hem streelen en hem waarschijnlijk
wel vertellen, wat hij kon doen voor dat
kleine wezentje, dat zoo geschreid had. Maar
dien avond zei de baas" enkel: op je plaats.
Berry l" en ging toen met de vrouw" en de
andere vreemde vrouw naar boven. Beriy
volgde hen, 't was voor 't eerst sedert een
maand, dat hij weer in de kamer kwam en
ze hadden 'tallen zóó druk met het nieuwe
kleine ding, dat niemand op hem lette, vóór
dat hy tusschen de baas ' en de vrouw"
in ging staan en zijn groote kop op de kant
van de wieg legde. Het kleine ding keek
even naar hem en begon toen hard te gillen.
Berry dacht, dat 't ergens verschrikt van
werd, misschien van een landlooper en hij
die niet enkel zien naar het tastbare voordeel,
want die noemen we kruideniers, zooals we
helaas door alle tijden heen nog te veel zijn
geweest, doch wiens blik en daden verder
gaan en de toekomst vooruitsnellen. Men
lette toch eens op de geweldige inspanning,
van Duitschland, om vasten voet te krijgen
en die te behouden door de gansche wereld.
En het voordeel beperkt zich niet tot de
handelswaar alleen, strekt ziek uit naar
elk gebied van kunst en wetenschap. Een
klein volk als het onze, dat gekneld ligt
tusschen groote volkeren, heeft zich sterk
samen Ie trekken-op zichzelf, nationaal te
zijn, of het moet zijn maatschappelijke gren
zen weten uit te zetten Zooals een
keuterboertja driemaal zoo hard moet werken als
de boer op een vette plaats, zoo goed als
een kleine winkelier wat hem aan kapitaal
en afzetveld ontbreekt door energie en
vindingrijkheid en zorgzaamheid m jet aan
vullen, zoo g se! als een kleine fabrikant
sterk zich moet inspannen, zoo moet ook
een klein volk zich feller aangorJen en
geen gelegenheid voorbij laten gaan om
zich te doen gelden.
Wel laten we de zeer winstgevende mo
nopolies van gas- en waterleidingen niet
meer aan Eigelsch kapitaal goedgunstig
over, om zelf zich te vergenoegen met de
afgewerkte bedrijfjes, dpc'i of het nu op elk
gebied, b.v. bij de elektriciteits aanwending,
nog wel zooveel anders is, dat valt wel te
betwijfelen.
Terwijl Nutrlandia schrijft, dat ik me
onttrek aan bewijsvoering, staat daar een
artikel vlak onder van een der leden (L.
Simons) om in den vveetn'ie onze kunst
afzonderlijk tentoontestellen, wat ik in een
der nummers aangaf Dat we dit al die
jaren verzuimden en te Ne w-York de D
uitsehers ons voor zijn geweest met hun vors
telijk ingerichte tentoonstelling van schilder
stukken, pleit toch zeker niet voor een breed
handelsinzicht. Hier levert het orgaan van
het Alg. Ned. Verboni de proef opdesom.
Of kan men ons gedobbel aan de beurs,
?waar wij, hoe het ook loopt, altijd het loodje
leggen, misschien noemen goede koopmans
geest? Miljoenen en miljoenen gaan het
land uit en de wetgever ziet dat maar
rustig toe e.n denkt aan geen beperkin
gen. Zoolang de Hollander dit niet laat
en in jlaats van het doode gespeculeer zich
niet zet tot produktieven arbeid, die leidt
tot waardevermeerdering, blijven we als
volk ininwaardig.
Als het Algemeen Nederlandsen. Verbond
pens den vinger wilde leggen op de wond....
Och, wat zin iiet gauw zijn leden zien
slinken, zijüinvloed inschrompelen. Een
groot volk zijn we wel in het... dobbelen,
wo worddii armer bij den dag.
Over de mid leien die ons ten dienste
staan om ons klaine volk grout te maken,
een kltiin doch belangrijk doel van een
Europeesehen Statenbond, hierover valt nog
in den breede te spreken.
O, voorzeker, ik heb in mijn laatste opstel
dit ook toegezegd. Doah de vraag welt bij
mij op: Waarom, waartoe?
Wordt werkelijk hier op advies gewacht?
Ik geloof van niet.
Gij allen weet evengoed als ik waar onze
kracht nog schuilt en waaraan het ons
mangelt of schort. Ik kan u niets loeren,
nauwelijks een nieuw inzicht aanbrengen,
wüweten allen zoa drommels goed wat we
eigenlijk moeten doen, dat het uiteenzetten
ervan gaat gelijken op een strijd tegen
windmolens. Twee Hollanders weten best
wat een Hollander waard is.
R'd a m, G. VAN HUL/EX.
TOE^E. Trafftdie van Hartstocht, door
ANTON VAN WABTEVEMJB, Amsterdam.
D. Bays Dzn., 1909.
Hei gemis aan frissche, opwekkelijke, ver
rassende fantaisie in de Hollandsche litera
tuur, de ingewikkelde geslachtsverhoudirgen,
waarbij natuur en maatschappij beurtelings
een eerste viool spelen en Nietsche's
Uebermensch. .. waren het niet deze drie dingen,
die den jongen auteur van dit boek dwars
zaten, toen hij de pen vatte om zijn papier
te gaan zwart maken? Ik geloof het zeker,
en wie bedenkt hoe benauwend dit zijn kan,
zal geneigd zijn hem veel te vergeven, Boven
dien is alle begin moeilijk. Al werkt de
verbeelding nog wat zwaar en lijkt het
xprodukt vcorloopignog wat plomp enarmeUjk,
gromde zoo diep hij kon, in de hoop, dat
de man daardoor weg zou gaan. De vrouw"
schreeuwde weer en zei, dat Berry Baby"
had willen bijten en ,,de baas>" sloeg hem
zói hard, als hij hem nooit eer ier geslagen had.
Berry nam de slagen in nederige droefheid.
aan. Hij had dm weer kwaad gedaan, want
zijn meester strafde hem. Jlaar zijn trouwe
oogen zochten de booze oogen van den baas
berouwvol en smeekend, enkel vragend, wat
't toch was, dat hij niet weer mocht doen
Wat het ook mocht kosten, de baas" moest
zijn vriend zijn, hij hield zooveel van heca.
En met van berouw neerhangende ooren voor
de zonde, die hij zoo onwetend bedreven had,
de ruige pluimstaart zacht-kwispelend, liep
hij naar den baas" toe.
Daze keek hem aan en in eeni zag Berry
de oude uitdrukking in zijn oogen terugkeeren
en de krachtige hand, die hem zoo dierbaar
was, klopte hem zachtjes op de kop. Wees
niet boos, woefel l" en met een arm om zijn
hals geslagen: je meende 't zoo niet, oude
jongen, dat w.eet ik wel..."
Maar het mensch met de muts zei tegen
Berry's eizen vrouw: hy zou't kind gebeten
hebben ze zijn zoo jaloersch, die honden.
Waarachtig mevrouw, u moet dat beest niet
in huis houden!/ en ze zei nog een heeleboel
ineer en vertelde van een hond, die het
kindje in een vorige dienst, waar ze geweest
wae, gebeten had.
Berry begreep er niets van. Hij wist wei,
dat er honden zijn, die zulke dingen doen,
net zoo goed, als er ook menschen zijn, die
dingen doen, die ze niet doen moesten, maar
hij waa niet zoo'rt soort houd, evenmin als
da baas" zoo'n soort mensen waa. Hij za?,
dat de baas" er net zoo over dacht on zijn
hand streelde dan OOK weer zachtjes de ruige
men mag hopen, dat by een volgend boek
de raderen beter gestaeerd zullen zijn, zoodat
het voorwerp er dan niet uitziet als
fabriekswerk uit een stuiversbazaar. Intusschen
zou uien den auteur de gezette lezing van
Jules Verne's Wonderreizen kunnen aanbe
velen en hem doen opmerken, dat men niet
dermate nationalist behoeft te zijn om een
slecht inlandsen produkt te verkiezen boven
een zeer goed vreemd, dat daarenboven veel
goedkooper i'.
Toch blijft de poging loffelijk om wat
leven in de brouwerij te brengen. Hoe
brengt de heer Anton van Wartevelde
(romantische naaml) d*t leven? Hij laateen
reuzip, kunstmatig eiland, vol restaurants,
speel en andere zalen, ten pleziere der
Seheveningaeie badgasten tweemaal daag*
als een sctiip de zee in gaan hél ver, maar
vastgehouden door twaalf stalen kabels, die
't later terugtrekken in 't veilige bekken
met behulp van 'n krachtige machine aan
den voet der duinen."
Ziedaar de fantastische vondst van den
heer A. van Wartevelde. Het is eigenlijk
de ballon captif in 't natte element gedoopt
en eenvouliiïals een ei. Maar je moet er
maar op komen, sprak de kip van Columbus.
Hoe 't zij, voor de Bruwelsche tentoonstel
ling van 1910 lijkt het denkbeeld niet bruik
baar, wijl Brussel zoo droog ligt. Op het
vaste land en als een wagen gedacht, die
vooruit geschoven en teruggetrokken zou
worden, schijnt het niut aardig, 't Denk
beeld heeft dan zelfi iets sufs. Doch ook
overigens stoot zijn verwerkelijking op be
zwaren, hoor maar!
Op een goeden dag breken de kabelg en
dry'ft 't eiland lo?. Nu, dan drijft 't maar
los, zal men geneigd zijn te zeggen. Daar
is zooveel kwaads niat bij. Een paar
sleepbooten, die van aanpakken weten, desnoods
de gehesle Nederlaudsche oorlogsvloot te
hulp geroepen en 'Êding ligt weer aan wal
Maar wacht eens. zoo makkelijk gaat dat
niet. De auteur heeft zijn maatregelen geno
men. Hij laat eèu grooten geleerde een splin
ternieuwe theorie ops'.ellen van een
zeestrooming, die bliksemsnel (of ongevear) onze
kusten voorbij dm Engeland en Schotland
heen,-naar Amerika zou gaan, alles van
een koolstronk af tot een plezier-eiland toe
in haar onlembre vaart medeslepend. Ziet
ge, dat wordt andere thee l Dan is het Eiland
niet zoodra los of 't is uit 't gezicht ook.
Welnu, telegrafeer, telefoneer,
marconigrafdfr dan, zou men weer zaggen. Waar
schuw de men?cheu in Engeland dat ze een
lijn'jo spannen of een kruUer zanden of iets
van dien aard. Laat er in elk geval iets
gebeuren, wj.nt zoo'n driftig" eiland is erger
dan een dare'ict'1 en een groot gevaar voor
de scheepvaart... als men dan niet uitsluitend
aan het heil der bevolking selve wil d-snken.
M&ar lieve lezer, dan nebt ge buiten de
bekende laksheid der Hollaadsche autoriteiten
gerekend. Die doen eenvoudig niets. Dagen
lang (tiet staat niet in 't boek, maar men
kan 't zich denken) belegeren bloed-ea aan
verwanten der afgelrevenen" onder gekerm
en geween, onder smeeken en dreigen, de
diverse bureau's... maar niets, niets ... zij
doen maar niets, een heel half jaar lang.
Eerst als het boek op zijn eind loopt, sturen
ze een oorlogschip. A's dat niet ten hemel
schreit...
Intuaechen blijkt dit zoo heeft toch
elke zaak zijn keerzijden een buiten
kansje voor den auteur, die nu zyn verhaal
kan afwerken, de lotgevallen der rampzalige
afgedrevenen behelzend en zijn pasteitje
kan bakker, dat hij met kennelijke over
schatting van het gewicht: tragedie van
hartstocht" genoemd heeft.
Er komt nl. veel hartstocht bloot als ik
mij zoo mag uitdrukken onder die duizend
menschen, die toevallig de eilandbevolking
vormer, eigenlijk meer dan men ooit van
eerzame Hollanders had durven hopen, 't Is
een verblijdend verschijnsel, zou men zeggen,
al geeft het den auteur ook moeilijkheid
allee naar behooren te regelen.
Men moet daar niet gering over denken!
Er zijn ten slotte ongeveer tweehonderd
vrouwelijke bewoners en vijfhonderd man
nen ... de helft der eersten was gehuwd of
verloofd ... en e?en zooveel van de tweede
soort. Er bleven dui vierhonderd mannen
van alle leeftijdenen slechts honderd meisjes,
waarvan ruim tachtig tot 't dienend perso
neel hadden behoord, de overigen waren
meest van goeie afkomst. Daartegenover
stonden vijftienmaal zooveel pretendenten
uii den netten stand, die 't liefste uit die
twintig zoudi n kiezen."
Daar is dan 't probleem in zijn volheid
en 't wordt bijna een gezelschapsspel om 't
op te lossen. Menigeen, die er zich aan waagt,
zou zijn hoop kunnen vestigen, behalve
op de immers gepaste zelf beheersching
van dien netten stand," op het percentage
van den natten stand, dat ongetwijfeld onder
kop. Dit zag de vrouw" ook: ja?jij geeft
meer om Beriy dan om Baby!" zei ze scherp,
Berry wist wel, dat ze enkel zoo sprak.
omdat ze nog zoo moe wae.
Kitty..." begon de baas" en hij nam
zijn jonge vrou n in de armen.
Dat beest is jaloergch en gevaarlijk," zei
de vrouw met de mute.
Berry wierp aen langen blik op het mensch,
dat hem zoo weinig kende, toen keerde hij
zich weer tot den baas", die er bedrukt
uitzag en niet sprak.
Je hoort toch, wat baker zegt," zei zijn vrouw.
Ja wel maar ik geloof niet, dat Berry
jaloerech is."
i En dan dat gromman ..." snikte ze.
j Berry voelde hoe de baas" zenuwachtig
i met zijn ooren speelde. Toen zei hij langzaam:
j wil je dan, dat ik hem...?"
Dat weet ik niet, maar ik heb geen
oogenblik rust meer, als hij in huis blijft."
Dan zal ik hem verkoopea." zei de baas"
zacüt en terwijl hij sprak, drukte hij Berry's
kop innig tegen zijn knie,
De man, die den volgenden morgen werd
aangediend, was groot en hij had een ruw
uiterlijk. Berry hield van groote mannen,
omdat de baas1' groot was. Maar deze
man bad een barsche stem en hij sprak
kortaf:
Is dit 'm ? Nu hij lijkt me goed toe.
Kom maar eens hier. U zei, dat u hem. mij
voor ? 25 wilt la'en ?"
Berry's baas" keek het raam uit. Eerst
heb ik je echter iets te vragen. Je zegt, dat
je een groote omgeving hebt, waar hij vrij
kan rondloopen, nietwaar ? Daar ben ik blij
om, maar zal hij ook in huis a's een huis
genoot behandeld worden ? Ik liet hem
onde ormetten, en zelfa onder de netten, aanwezig
was. Maar helaas! het chte eiland, waar men
eindelyk belandt, is vrij van alcohol, tegen
welka misbruik de auteur elders, inderdaad
zér gevoelig en welsprekend, te keer gaat.
Maar hier bg hooge uitzondering dan!
ware toch een weinig genevers, in den vorm
van een beek of zoo, niet oogewenscht, wijl
nu, bij gebreke van wijntje, zich alles naar
T r ij n t j e keert.
Dit is zeer opmerkelijk. Het Echy'nt de
auteur beweert 't p witief dat bij ontsten
tenis van Bachus, Venu 3 de offeranden ont
vangt, die het menschdom met alle geweld
wil plengen, zelfs als 'c Hollanders zijn.
Men vraagt zich nu eeeigssins ongerust
af: heeft de zoo sympathieke geheel
onthou?dersbeweging zich ook dae gevolgen van haar
lofwaardigen en heüzatnan stry i wel helder
voor oogen gesteld? Heefc zy zich ten volle
rekenschap gegeven van hetgeen er vol
gens dezen reeds befaamden auteur on
vermijdelijk gebeuren gaat, zoodra de laatste
druppel alcohols, om zoo te zeggen, de poort
uit en Schiedam achter dezen druppel her
metisch gesloten ia? Dreigt dan niet een
nog veel grooter volksgevaar, waartegen
zedelijke autoriteiten zich, tot heden toa
vergeefs op hun achterste beenen stelden?
Brengt het ijveren tegen het alcohol mis
bruik ons niet van den (toch altijd
vaderlandichen) drup in den regen van veel
aehrUkelijker gebeurlijkheden, die het be
zwaarlijk valt hier nader aan te duiden, wijl
dit blad ook zuigelingen onder de oogen
komt?
Of ma ik ik mij ten onrechte bang en
heeft de -ifinha-ffing ook daar TOOT reeds maat
regelen getroffen ? Misschien is zelfs de
ReinLeven beweging slechts een ander departement
van de af«chaffersbeweging, die man dan
terecht onthouding over de geheele linie zon
kunnen heeten...
Hoe het zij, de mogelijkheden bovenge
noemd sohynen ernstig genoeg om ook den
felsten afschaffer een oogenblik tot nadenken
te stemmen, of hij zich wel op den goeden
weg bevindt en het Sluit-Bchiedam niet het
openen van andere geleganheden zou kun
nen beduiden.
Indien dit boek geen andere verdiensten
bezat en 't bezit inderdaad geen andere
dan op zoo dreigend gevaar door een ont
roerend voorbeeld gewezen te hebben, dan
no< zou het ayn bestaan schitterend recht
vaardigen. Nu is 't waar, dat de schrijver
zijn betoog in zoo ?er onzuiver maakt, dat hij
een derde element Turze invoert, die een
kanker en een stokebrand moet zijn van
elke samenleving. Deze persoon heeft on
miskenbaar aanleg tot Uebermensch. Dat ge
tuigen zyn gedachten:
De wereld behoort niet aan de massa ..'.
enkele machtigen van geest, 'n gering aantal
heerschera door geboorte en opgestuwd door
gunstige omgeving en omstandigheden
baslissen over groote gebeurtenissen! In alle
kringen gebiedt de kracht van den geest, in
de groote maatschappij wordt de loop van
't massale leven bepaald door 'n genie. Voor
'n deel drijft ook 't leven hém, maar de schok,
die plotseling heel 't raderwerk in beweging
zet en oorzaak wordt van geweldige omkee
ringen met onberekenbare gevolgen, die stoot
geeft 't genie op 't gebied van staatkunde
en de massa holt den aangewezen weg in,
meegesleept door praa'jes, holle klanken met
een schijnbaar verheven doel voor oogen,
maar niet in staat te begrijpen hoe wonderlijk
handig de laatste fijne zet op 't wereld
schaakbord werd berekend en gedaan ... De
groote drijver van de massa... medelijdend
glimlacht hy en voort zweept hij 't logge
domme beest zyn doel is immers de eenige
kans op geluk l..."
Iemand die zoo denkt, laat dien maar
loopen l Vooral als hg van de politie is.
Want het geldt hier niets minder dan een
bladzijden lang uitgewerkte theorie betreffende
Iftt genie- (staatsman). Maar men ruikt er
ook den Nietsche-aanschen Uebermentch aan,
die, Staatsman of nief, in beschaving, geest
en kracht wint, als een modelmensch, ten
koste der lage menigte. Heerschen wil de
Uebermenscb, zoo goed als de geniale staats
man, maar de eerste zegt er altijd nog bij,
dat hij 't doet ten bate der menschheid in
't algemeen.
Voorloopig echter is de heer Torze, die
zulke hoogdravende gedachten heeft, nog
maar commissaris van politie inScheveningen,
een ambt, dat zelfs in een politiestaat niet
gauw tot heerschen zal leiden. In zoover
heeft de heer Torze, die het
historischmaterialisme zoo grievend wil miskennen,
zijn aanloop naar de macht slecht gekozen.
En de verdere roman van den heer v. War
tevelde is daar om hem te beduiden, dat het
heendryven" ook zelfs van maar 1000
menschen, in een richting die 't genie be
paalt," nog zoo gemakkelijk niet gaat voor...
't genie. Er is altijd een kleine factor, die
eindig liever afmaken, dan dat hy 't niet
goed zou hebben."
O aan een goede behandeling zal 't
niet mankeeren," zei de barsche stem weer,
wij zullen best samen opschieten, als hij maar
nmaal weet, dat ik zijn meester ben."
De man gaf het geld aan den baas" en
wendde zich toen tot Berry : hier l"
Ga maar mee met hem, woefel," zei de
stem, die hij liefhad, mat. Toen werd de
deur haastig dichtgegooid.
Jij bent verwend, vriendje," zei de man
niet de barsche stem onverschillig. .?Als je
bij mij bent, zul je dat ondervinden !" Toen
trok hij Bern' mee door de heerlij £ bescha
duwde oprij-laan en maakte hem vast aan
een ketting, die achter aan een kar op den
etoili^en weg hing. En gedaan was't met hot
leven, dat Berry zoo lief had gehad.
Na verscheiden uren van bijna onafge
broken loopen achter de ratelende kar, maakte
Berry's nieuwe meester hem los en sloot hem
op in een schuur. Da man met de barsche
stem had juist voorspeld : het was een geheel
andere Berry, die daar hongerig, uitgeput eu
met gekneusde pooten op het etroo neerzonk.
Bedekt met stof, gekweld door zóó'n hevige
dorst, als hij nooit vermoed had, dat kon
bestaan, lag hij daar ter neer, onbewust
van de ketting, want hij was veel te moe
om op te staan. Zijn pooten deden vreeselij k
zeer, hij bekeek ze en toen hij de reden be
greep, begon hij ze likken. VVat was hij moe
Als .,de baas"... de baas"? neen, hij wa-1
weer. Ergens.,. ver in de mooie, koele, prettige
wereld, waar hij uit verbannen was. Ergens,
waar een schaduwrijke oprij-laan was. met
groote boomen en waa.r een heerlijke vijver
altijd koelte gaf. Ergens, in een groot hui»,