Historisch Archief 1877-1940
No. 1604
DE A M S T E R I> A M M H II W K K K B L A I) V O O II N E D E R L A N D.
t genie over 't hoofd ziet en die de richting"
afleidt. In dit geval was die factor een teere
vrouwehand, die hem naar 't har'e stak,
toen tij haar eigenares aan zijn vuige be
geerten Maar zwijgen wy daarover. Het
geval is leerzaam voor genieën en
TJebermenschen in 't algemeen en aldus rechtvaar
digt de roman nogmaals schitterend zijn
bestaan.
Maar n ding zou men toch wel
veraaderd willen zien in den tweeden druk en
dat is bet wreed plotselinge einde.
Waaneer de beide gelieven, ontdaan van
den belagenden Torze, frigch en vroolijk de
loopplank afdalen van het hen
huiswaartivoerende echip, is het eerste wat zij in de
Rottardamsche Boompjes gewaar worden:
Torze, loeiend achter een boompje En
dan is 't boek ook meteen nit. Welnu, dat
kan zoo niet, dat mag zoo niet.... De
sympathieke jonge vrouw, .op 't eiland
Botnmair of summier getrouwd met den
gympathieken jongen man (beiden uit den
netten stand), die jonge vrouw verkeert in be
langwekkende omstardigheden, die haar voor
Aommige moeders nog sympathieker maakt.
En nu begeeren wij te weten of die
plotseUnge schrik door het zien van den vroegeren
Belager, dien zij eigenhandig door zijn vestja
heeft gestoken, geen nadeeligen invloed zal
nebben. Bovendien zyn er belangrijke kwes
ties van j uridischen aard, die oplossing vragen.
Zal Torze haar nog aanklagen wegens poging
tot moord? Zullen anderen hem aanklagen
wegens ophitsing tot geweldpleging? En
diefstal van e«m reddend vlot? Of moet men
dat liever .afdrijving" kwalificeeren? Enz.enz.
Tem slotte zou man nog minstens willen
wetea ho« Tor»e> 't verder maakt en of hij
weer bij de politie gaat dan wel zich kandi
daat stalt veer de tweede kamer. Ik geloof
zeker dat daar meer zijn weg ligt....
WÜmogen met reden verwachten dat de
auteur ons in een tweeden druk, of beter
nog, in etn tweeden roman, 't vtrvolg der
i>egonnen'iüfitorie sal mededeelen. Fantas
tische boeken behooren altijd een slot te
l*bben.
FBANS COEXEN.
Groote denkers, door dr. A. H. DB HARTOG,
Hollandia-Drukkerij, Baarn.
I. Kant. II. Schopenhauer. III. von
, Hartmann.?IV. Fichte. V. Schelling.
VI. Hegel.
' II.
v Het doel, met deze uitgave beoogd, is dus
rvporlichteng van een groot deel van het
publiek, en wel goedkoope, snelle,
gemakkeIqke, eenvoudige en weinig inspanning
ver«Bchende voorlichting, waarbij de leermeester
tarrjsteiis zoo dociel is als de .leerling.
' Men kan zich afvragen of de groote denkers"
neb. er toe lëenen, om te worden behandeld
in ettelijke pagina's, met ben'efice voor den
teaer van bovendien nog al de uitmuntende
hoedanigheden, boven door mij opgeteld..
Men peinst: Kan dit nog wel wysgeerig
Blijven?
Dit most echter worden ingezien als
een eeuigermate onbillijke houding jegens
de verdienstelijke uitgevers. Hoe, het publiek
vraagt om voorlichting ten bate van het
gemeenschapsleven, dat door wy'sgeerige
gemeenplaatsen zoo ongemeen verrijkt en
veigewichtigd kan worden; van het libe
ralisme in de kerk, waar men gaarne de enge
geloofsformules te omwierooken wenecht met
de wijde veelaanduidenda wijsgeerige ter
minologieën; van de vol gzamen van geest,
?wier onrustig verlangen naar de ongekende
««relden van wijsheid en weten niet snel
genoeg kan worden gestild; het publiek
vraagt om dat allee, uitgevers en schrijvers
bejjveren zich om te geven, snel, verteer
baar, goedkoop, wat gewenecht wordt, en
men vraagt, bovendien, nog naar
wijsgeerigheid?
Dr. A. H. de Hartog heeft, man van de
diaad en van cultuur, het publiek begrepen.
Hij heeft deze behoefte van de vele indivi
duen beseft a!a te zijn eene dieps" behoefte
van den tijd" het verlangen naar wijs
begeerte of naar wat voor hen allen even
veel beteekenen mocht als wijsbegeerte, was
een religieus" verlangen.
Wijsbegeerte echter is voor alles methodisch
en grondig, religie voor alles verheffend en
Stichtelijk. Deze boekjes van den heer De
Hartog zijn in hooge mate stichtelijke im
provisaties, die zelfs o ongezochte toegift!
soms na aan het wijsgeerige element toe
komen. Men kan niet zeggen dat een be
paalde gedachtengang daarin ia gevolg i, maar
stel daartegenover eens de warmte van uit
drukking I Soms wordt namelijk de deftige
afgemeten waardigheid van, laat ons zeggen,
een betoog, onderbroken door 's heeren De
Hartog eigen hartstochtelijk pathos, dat een
met mollige, zachte kleedjes, waarop men zich
zoo zalig kon neervlijen. Dfór zat de baas" nu.
Het was een koude avond (500 stelde Borry
't zich het liefst voor) en de eiken blokken
knapten lustig in de open haard. Het warmste,
zachtste kleedje van allemaal lei daar net
voor, vlak bij de baas" zijn stoel en het
vuur knetterde en de vonken vlogen de schoor
steen in en hij bewoog zijn kop net zoo lang,
tot hij den voet van den baas, die op zy'n stoel
zat, aanraakte. En hij zuchtte, niet alleen van
welbehagen, maar ook om den baas te over
reden hem even zacht op de kop te kloppen.
Toen werd hy met een schrik wakker en
uit was de mooie droom en op nieuw deden
zijn pooten vreeselij k zeer en opnieuw voelde
hij de luwe slagen op zijn rug en op nieuw
deed het hem pijn zijn harige hondenooren
op te steken. *
En toch trachtte hij zijne gedachten af te
trekken van het afschuwelijke heden, naar
het zali? verleden: 4e vrouw" had hem
verkeerd -begrepen, dat was alles. En nu
dit zoo was, nu had de baas" immers niet
anders kunnen handelen ? Hij had maar lief
op hondenmanier en hij had er hem niet
minder lief om, eer meer. Maar, omdat hij
enkel een hond was, wenschte Berry, dat
hij alles had kunnen uitleggen vóórdat de
man met de barsche stem gekomen was om
hem weg te halen. Dit was hem ontzegd, hij
kon niet spreken, hij kon enkel begrijpen.
En hij begreep 't. Zijn stoffige kop zonk terug
op zijn verwonde pooten, hij sloot de oogen
en trachtte te slapen, mieschien kon hij dan
weer droomenl
Ben week lang moest by in deze schuur
blijven. Aan 't einde van die week deed zijn
nieuwe meester de deur open en wachtte hem
op met een hooivork en een knuppel.
inderdaad buitengemeene vaardigheid ver
raadt in het gevoelvol preeken.
Hier'heerscht niet de koude begrijpelijk
heid en kille helderheid van de denkers
zelve, zij zijn opgeheven" naar een hooger
sfeer waar zij niet als gewone stervelingen
in gekleede jas of andere donkere profane
costuums staan te doceeren, maar waar zij
schrijden, statig, met den glimlach der ver
heerlijkten, in witte veelplooiige tunica's
golvende om de gezaligde lic hamen, beferansd,
de eeuwiggroene palmen in de biddende
handen, en juichende, juichende, laudantes
Deum in aeterrum.
Kant, de kleine, eenipszina gebogen,
aemborstige, de groote Kant loopt in het koor
mee. Zijne tunica sleept hem na en doet hem
telkens struikelen; het is het kleed van een
reusachtigen kerkvader, dat hem niet past.
IQ het hemeleche koor zal zijn, in dit
aardsche leven belaag wat weinig in uitbundig
jubelen, geoefende stem, wellicht wat heesch
meesiesen. En zijn koele blauwe oogen kijken
misschien wat sceptisch en wantrouwend de
hemelsche zaligheid aan, maar is dan ook een
eeuw, simpele druppel in den tijd voldoende
geweest om Kant zich in deze nieuwe rol te
doen schikken, ia derol van philosopheerend
theoloog en kerkvader?
Want deze rol heeft de hr. De Hartog Kant
opgedragen, aan dezen zijn' hemeling Kant.
lu Kant's werken zal men misschien voor
dsze opvatting niet genoeg steun vinden l
Maar in deze o beminnelijke veelzijdig
heid der uitgevers l ook als wijngeerig aan
geprezen werkjes, is het toch werkelijk niet
te doen geweest om den aardschen Kant te
doen kennen, maar 'a heeren de H. verheffend
en aandoenlijk visioen van den hemelschen
Kant. Met Kant. zooals wij hem uit zijne
werken kennen, heeft de Kant monographie
weinig te maken.
Volgens Kan t-de Hartog heeft de algemeen
en noodzakelijk geldenda kennia, wier voor
werp de zinnelijke wereld is, slechts betrek
kelijk relatieve securiteit. [Klinkt wat on
verwacht, maar toch zuiver Christelijk.]
Daarentegen geeft de mundus intelligibüia
onvoorwaardelijke, absolute zekerheid (p. 34)
Verder wordt de zekerheid van Vrijheid,
God en Onsterfelijkheid door het praktische
redegeloof boven twijfel verheven (p. 32).
Het mag bekend heeten, dat Kant in zijn
werk over de praktische rede tot een voor zijne
critiek der zuivere rede eenigszins onverwachte
uitkomst is geraakt.
De zuivere rede is in haar zelfonderzoek
tot geen andere bevinding geraakt omtrent
de ideeën : wereld, ziel en God, dan dat deze
hare beteekenis hebben voor het denken van
samenhang achtereenvolgens in de natuur,
in ons bewustzijn en in de totale ervaring.
De ideeën dan' zijn nuttig en, als men wil,
betrekkelijk onmisbaar voor het regulatieve
gebruik der rede in de ervaring. Men kan
hierbij sit venia exemplo denken aan
'werkhypothesen', die onmisbaar heeten in
het wetenschappelijk onderzoek, maar ten
aanzien' waarvan rrien meestal eene groote
mate van schuchterheid en schichtigheid ont
moet, zoodra men doordringt en op den man
af vraagt: maar zij t ge er van overtuigd, is
die aanname wdir ?" Nu, iets dergelijks heeft
men, volgens Kant, bij de ideeën. De rede
mag zelfs de mogelijkheid van God en Ziel
niet toegeven. 1)
De praktische rede is de rede, inzooverre
zy iets voorschrijft, en een grond inhoudt
voor het menschelijk handelen. Deze prak
tische rede gaat uit van een ervaringsgegeven:
n.l. het plichtsgevoel. De plicht schrijft voor
en gebiedt, zonder eerst te vragen naar de
mogelijkheid der opgelegde handeling. Zij
stoort zich niet aan de verontschuldigingen,
waarmede wij eene overtreding voor ons
zelven trachten goed te maken, tij houdt
geen rekening met zielkundige en sociologische
verklaringen van ons handelen, maar scherpt
ons haar gebod nogmaals in. bitter en zwart
als schuldgevoel en wroeging. Oe plicht
belooft geen loon, laat zich niet afwegen
tegen iet» anders, wijkt niet nit zoodra
de drijf veeren, waartegen zij zich richt, de
verboden daden tooien met de zeldzaamste
voorgpiegelingen van ganot, en evenmin
wanneer de handelingen, die zy zelve or s
oplegt, onmenschelyk schijnen, wree ), hard,
menschelijke krachten te boven gaande.
Ons plichtsgevoel is bij ieder onser, naar
Kant, indiyidueele uiting eener algemeen
geldende zedewet, die geldt in het rijk der
geesten, ongeveer zooals de natuurwet in de
realiteit. Het plichtsgevoel strookt niet met
onze ervaring. In de zedewet ligt een
grondige en ononderbroken ontkenning van
de causaliteit opgesloten. Of de zedewet is
nietig wijl ze niet met de ervaring strookt,
of zij duidt naar iets dat niet gekend kan
worden a's lid der ervaring. Dit dilemma
Zs waren echter onnoodig. In zijn gevan
genis was de groote hond in 't leine gekomen
met ziji beschouwingen: dit a':les was slechts
tijdelijk, het had zijn reden en Bsrry nam
die reden aan, zonder hem te doorgronden.
De baas" had hem bevolen om met dien
ruwen, onbeschoften man mse te gaan, het
was hard, zoolang het duurde, maar hij zou
zoo goed mogelijk zijn plicht doen en dan
zou de baas" wel gauw weer terugkomen
om ham te halen. Zóó zou het gaan.
En Bsrry, vaat besloten om goed te zijn.
stapte flink naar buiten en volgde den man,
die hem riep.
Onder 't loopen keek Berry om zich heen.
Hij had gehoopt, dat er water in de nabijheid
zou zijn, een gracht, of een rivier of een
vijver of iets van dien aard. waarin hij zich
zou kannen afkoelen. Maar in plaats daarvan
was 't rondom een ware zandwoestyn, zonder
boomen of schaduwplekjes. En toen ze verder
kwamen zag hij groote kuilen met roode
aarde, waar tallooze arbeiders steenen van
maakten. Deze mannen leken nog ruwer dan
de man die hem er bracht. Ze keken maar
even nair hem, zonder zelfs aan een vrien
delijk woord te denken, want hij was enkel
een machine, die de wacht moest houden.
En om die reden sprak niemand tegen hem
in al de lange, eentoonige, armzalige dagen,
die nu volgden; dddrom kreeg hij niet meer
dan het hoog noodige voedsel en da&rom
trachtten ze kunstmatig al zijn vriendschap
pelijke gevoelens te dooden. Nooit werd hij
meer bevrijd van ketting en muilband, nooit
aangemoedigd on te spelen; nooit mocht hij
meer vrij rondloopen; niets meer dan de
koude eenzaamheid van een gevangen leven
was zijn deel en niets werd er vau hem
geeischt dan de meest woeste waakzaamheid.
wordt door Kant telkens uitgesproken, en
dit reeds sluit alle zekerheid uit omtrent alles
wat uit de zedewet kan worden afgeleid.
Neemt men aan, dat die onnatuurlijke, ja
vaak tegennatuurlijke zedewet, de'.e
kategorische imperatief, die eentonig uitroept en
herhaalt: gij moet!" gy behoort!", zonder
ooit te vragen of de natuurlijke oorzaken
der als gevolgen geëiechte handelingen voor
handen zijn, waardoor deze immers eerst
mogelijk worden, neemt men dus aan dat
die onnatuurlijke kategorische imperatief geen
schijn is maar waarheid, geen voorspiegeling
maar aanwijzing, dan duidt hij op iets, dat
buiten de ervaren natuur valt als zoodanig.
Nu leidt Kant dan uit deze aanname omtrent
de zedewet af: drie postulaten: Vrijheid,
God en Onsterfelijkheid. Waarbij dan moet
worden bedacht dat postulaat" hier niet zooals
in de meetkunde, tot voorwerp heef: iete,
waaromtrent men zekerheid heefV.
Dit Kantische betoog is van scholastischen
oorsprong. Men vindt een heel nest 'an
deze Godsbewijzen bij de middeleeuwse ha
philoaophen-theologan. Het is tigenaardig
dat deze opmerking nog niet gemaakt schijnt
te zijn. Een aardig prototype vind men bij.
8. Tnomas (S-. c G. I, 43/7). 2)
Een opmerking valt hier nog bij te voegen:
De zuifere rede zag nit zich zelf de moge
lijkheid niet in van het bestaan van God en
de werkelijkheid der onsterfelijkheid. De
praktische rede komt door de zedewet tot
geloof aan God en Onsterfelijkheid, of wat
het zelfde is volgens Kant zekerheid uit
sluitend voor praktisch gebruik. Tengevolge
hiervan kan nu ook de zuivere rede iets
van bare afwijkende houding laten varen, zy
kan toegeven dat God en Onsterfelijkheid
mogelijk zijp. Noch de zuivere, noch de
praktische rede, zy'n zeker van God en
Onsterfelijkheid. Dit mag wel eens worden
ingescherpt.
Kant heeft in zijne kritiek der praktische
rede", zijn Religie binnen de grenzen der
rede óp zich zeil", enz. een eeresaluut gebracht
aan de theologische faculteit. Daar waren
de heeren niet tevreden mee. Het had een
voetval moeten zijn. Na was en is er voor
eea voetval veel te zeggen, al'was het alleen,
dat zy die zich op aarde vernederen, hier
namaals zullen worden verheven. Maar het
ia bard, om deze tegenwerping toegeduwd
te krijgen door hen, die van plan zijn rechtop
te blijven staan als men zelf gaat knielen.
De theologische faculteit heeft het niet aan
de hemelsche gerechtigheid overgelaten om
Immanuel Kant aan den bruiloftsdiscb der
eeuwigheid" te straffen met een plaats aan
het benedeneind der tafel. Zg heefc het er
niet op aan laten komen. Door bare be
moeiingen is bij kabinetsorder van l October
1794 aan Kant verboden, van toen af eenige
voorlezing te houden, of eerjig geschrift te
publiceeren over de religie.
Aan de andere zijde is de ware toedracht
door juist theologen telkens ontwricht, waar
zij het wenschelijk achtten, Kant als wijegeerige
autoriteit in dienst te nemeu van hunne
bedoelingen.
Het zy mij vergund, volgende maal op de
zaak nog even terug te komen in een dialoog
tuascben de Zuivere Rede, de Praktische
Rede en een derde personnage, dat door den
lezer mag beschouwd worden als redelijk of
onredelijk, moreel of immoreel, maar in geen
geval als in philosophicis behept met de
religieuse intenties van dr. A. H. de Hartog.
(Slot volgt). L. H. GKONDIJS.
1) Zie hieromtrent nader mijn artikel over
de Kantieche Postulaten der praktische rede"
in het Tij ischriit voor Wijsbegeerte, Jan. 1910.
2) Geciteerd in mijn artikel over het Ont.
Godsbewijs, T. v. W. 3a Jaarg. p. 23.
Het Proletariaat, naar W. SOMBART, be
werkt door M. HTJGENIIOLTH?ZEEVEN.
Werner Sombart is voor de meeste lezers
zeker geen onbekende. Zijn mooie boek over
Sozialismus und Soziale Bawegung", wordt
ook in ons land nogal gelezen en is
bovendien in twee vertalingen verspreid.
Thans heeft mevr. M. Hugenholtz?Zeeven
een bewerking geleverd van zijn studie over
Das Proletariat", het eerste deel van de
sociaal-psychologische monographiën onder
den algemeenen titel Die esellschafc", uit
geven door Buber.
De toestand van het moderne proletariaat
is reeds herhaaldelijk en uitvoerig beschre
ven. Ik herinner slechts aan Engels' Lage
der arbeiteuden Klassen in Engeland en aan
M. Sohippel, Das Moderne Eiend. Maar hoe
voortreffelijk deze werken ook mogen zijn,
zy laten ne zijde van de specifiek prole
tarische ellende onbelicht, de vernietiging
van alle betrekkingen tot de natuur, tot
dorps-beroeps-gezinsverband enz , en de totale
omwenteling van gemoede- en geestesleven
Het was vreeselyk moeilijk vo jr Bsrry
om zich in dit nieuwe leven te schikken.
Hij kwam er tegen in opctand, hij haatte het,
hy trachtte hen met zijn oogen te overreden,
maar niets vond weerklank bij die ruwe
mannen. Hij bewoog zijn staart zacht heen
en weer op den harden grond, waarop hij
lag; zijn woef, woef" klonk verlokkend en
smeekend, maar alles was te vergeefsch en
werd genegeerd.
Maar al weid hij nog zoo vaak
teruggestooten, toch probeerde hij nog om hen
te winnen. Zij wilden echter niet gewonnen
worden. Het duurde maanden, maar ten
slotte begreep hij 't toch en hij werd koud
van onuitsprekelijke schrik, by de verwezen
lijking er van: bij was een wachthond ge
worden en mocht alleen dan spreken, als
iets hem verdacht voorkwam om zoodoende
het verantwoordelijkheidsgevoel van anderen
op te wekken. Hij was in dit vreemde,
verfoeielijke leven als iemand, die kan spreken,
maar tot stom zy'n gedwongen wordt. En
met heel zijn verstand drong dit tot hem door.
En zou nu de wijze, waarop hij behandeld
werd hem de liefde voor zijn baas doen ver
liezen ? Zoodat, als de baas zou komen om
hem te halen en dat moest toch gauw
gebeuren hij een geheel andere Berry zou
vinden dan de oude bekende, die hy liefhad?
Berry vreesde er voor, tenzij de baas heel....
heel gauw terug kwam I
Maar de tijd ging voorbij en nog steeds
kwam de baas" niet. Kon hij hem vergeten
hebben? vroeg Berrij zich af.
Neen, dat was onmogelijk. Maar waarom
dan ?
En toen, op een nacht, dat de maan helder
en stralend scheen, werd Berry plotseling
met een vreeselijke gedachte wakker. Als
die daarvan het gevolgis geweest. Het werkje
van Sombart ij dan ook op boeken als boven
genoemd een noodzakelijke aanvulling.
Niemand die weten wil, werkelijk weten
wi', wat dat is, het proletariaat, mag het
boek vaa Sombart ongelezen laten.
Met recht Rchrijft Sombart: Die Maese
des Proletariats ia (aber) schon beate ao
grosz, dasz die Eigenart seiner Existenz, vor
allem auch die Gestaltung der proletarischen
Psyche für den Charakter der ganzen
Gesellschaft immer mebr eine entscheidenda
Bedeutnnt; bekommt, Soziologen und
Kulturphilosopben habpn also ein wachsendes Interesse,
Einblick in die proletarische Welt zu gewin
nen. Hier wird ein erster Versuch
unternommen diesen E'nblick EU gewiüren, das heisat i
die Eigenart der Existenz des Proletariats und i
seiner Geiatesverfassung aus einem einheit- j
licben Gesichtspunkte heraus zu echildern." "
Vol toewijding en geduld heeft Sombart .
alle factoren opgespoord en nagegaan, die
voor de vorming van de geestelijke
gestellheid van het proletariaat van beteekenia zijn
geweest. Het boek werd onder zijne handen
tot eece zielkunde van het proletariaat.
Wonderlijk eenvoudig geschreven, is het
juist door zyn eenvoud grootech en aangrij
pend. Het klinkt soms als een elegie en van i
het diepe leed dat bat kapitalisme over zoo
vele millioenen gebracht heeft bly'ft u niets
verborgen. Het ig vaak echt plastisch en
weet door een enkel beeld of een treffende
vergelyking plotseling een geheel nieuw inzicht
te open e a.
Wat een prachtige karakteristiek ligt bijv.
niet in de voleende vergelijking: Der Bauer
hint er dem Pfluge, der dem Vogelschwarm
nachschaut und die Wolken betrachtet: obs
morgen regnrn wird; der Handwerker, der
an seinem Werke herumbosselt: ob es sich
nicht gestalten lasse wie ihm das Blld
vorschwebt, oder der in Vüterweise die
altgewohnte Arbeit ohne viel Basinnea verrichtet:
wie so ganz andere Lebewesen sind es,
vergleicben wir eie mit dem Monteur in einer
Maschinenfabrik, mit dem Linserjschleifer in
den Zaisschen Werks'iUten, mit dem Former
in einer Giesserei, mit dem qualifizierten
Arbeit er in einem Elektrizitütswerke, met
dem Satzer in einer groszen Buchdruckerei,
mit dem Führer einer Sahnellzugs.'okomotive."
Taal en inhoud staan in das Proleiariat op
ne hoogte : het is het werk van een geleerde
niet alleen, maar van een dichter tevens.
De wenüch naar eene ver'aling waa dan ook
meer dan eem in mij opgekomen
,Vol nieuwsgierigheid greep ik dus naar de
bewerking van mevr. Hugenholtz?Zeeven.
Zy zal zelve wel begrypen, dat zij beneden
het oorspronkelijke gebleven is, dat de mooiste
bladzijden, in haar vertaling aanmerkelijk
zijn verslapt. Zg heeft het zich bovendien
wel wat gemakkelijk gerniakt, door hier en
daar, waar de vertaling haar blijkbaar moeite
gaf, een en ander weg te laten.
Toch kan het oordeel over haar werk
gunstig luiden. De bedoelingen van Sombart
zijn meestal goed en duidelijk teruggegeven
en de vertaling is van germanismen zoo goed
als vrijgebleven.
Hat is echter jammer dat het boek door
eenige grove fouten ontsierd wordt. Bijv.
mevr. H. vertaalt Hüttenleute
OberBchlesiens" met hutbewoners (!) van Opper
Silezie", op b!z.' 39 der leitendeu
Wirtschaftseubjekte" met der toonaangevende bedrij
ven", waarbij haar reeds uit het verband
de totaal aferechtsche vertolking kon blyken.
Van differenzierten Teilverrichtungen"
maakt zij verschillende stukwerkinrichtin
gen", enz.
Dit neemt niet weg dat de vertaling over
het algemeen geslaagd mag heeten en dat
wij de vertaalster voor haar moeilij kan arbeid
dankbaar kunnen zijn. Moge haar werk in
veler handen komen.
Breda, L. SCHNEPPER.
EericliteiJ.
PEAHT'S REISVERHAAL. De uitgevers van
Hampton's Magazine hebben eene verzekering
gesloten op het leven van den poolreiziger
Bobert E. Peary. Deze heeft met die uitge
vers gecontracteerd voor de opname in hun
tijdschrift van zijn verhaal over zijn laatste
pooltacht, met de daany behoorende illus
traties, tegen eene vergoeding van 50. '. O
dollar. Het verhaal zal verschijnen in tien
gedeelten, beginnende met de sflevenng van
Januari 1910 De verzekerings-polis bedraagt
eveneens 50.000 dollar en wordt elke maand
5000 dollar minder, naarmate 7an de ver
schijning van Pewy's geschiedenis.
GERHAKT HAÜPTMAKN. De eerste groote
roman van dejen auteur zal onder den titel
Emanuel Quint in de Januari-aflevering van
de Neue Rundschau beginnen te verschijnen.
De held van den roman is een godsdienstige
dweper uit onzen tijd, die met alle
hedendaagscbe geestelijke strootningen in aanraking
gebracht wordt.
SOCIAL EKOLAND. Van het bekende standaard
werk Socizl Enjlaad van H D. Traill zal
een nieuwe druk verschijnen, bijgewerkt tot
aan de indiening van minister Lloyd-George's
budget. Het werk zal nu worden uitgegeven
in twaalf deelen onder den titel The building
of Britain and the Empire.
Prof. Kwsorp LAKE. Van dezen Leidschen
hoogleeraar zal binnenkort bij de Oxford
TJniversity Press een studie verschijnen ouder
den titel The early doys of monasticism on
Moutt Athos. Dit werk is de vrucht van ver
schillende bezoeken door den schrijver ge
bracht aan de kloosters van den berg Athos
voor de studie van bybaleche handschriften
en die der kerkvaders.
46 cent* p«r regel,
ApteniKOOPMOS&BRdiEIERlisteriIaffl.
BOUWT te NUNSPEET.
Inlichtingen bij bet bouwbureau i.rti",
aldaar.
C. H. TAN DER TELDEN, Fa. G. H. BOSCH, Hofjow.
KALYERSTR. 153, b, h Spni, Jnstcrdani. Tel 2645.
Piano-, Orgel- en
VIeyroos
ARNHEM, KONINGSPLEIN.
VLEUGELS en PIANO'S
in Koop en in Huur.
REPAREEREN STEMMEN RUILEN.
Koopt UITSLUITEN» BOTEft OWDER RIJKSCONTROLE.
De STAAT GARANDEERT U een ON VERVALS! IIT product,
Boterhandel ZUIDLAREN", REGULIERSGRACHT 27. TELEFOON 8935.
de baas" hem eens noodig had en niet tot
hem kon komen ?
Berry verstijfde van schrik en, onbewust
van zijn beweegreden, stond hij op en staarde
met scherpen blik naar dat ergens", waar
naar hij verlangde.
't Was doodstil buiten en uit de eindelooze
verte waa 't, of er iets tot hem sprak, dat
h^m duidelijk maakte, wat hem te doen
stond. Hij verstond het en rukte zich los.
Da duisternis kwam hem t^n goede, maar
toen bij keensnelde in de richting die hem
al zoo lang had aangetrokken, voelde hij
pas, hoe krachteloos die gedwongen rust hem
had gemaakt. De nachtlucht verfrischte hem
echter en de gedachte aan water, dat ergens
niet te ver weg zon stroomen, deed
hem doorzetten. En zie hij bereikte den
vloed, die hem uitkomst zou geven l Hij
stortte zicb in het koele water, dat hem
verkwikte en liet zich rustig door den stroom
meevoeren. Toen, aan de overzijde gekomen,
schudde hij zie1! af, haalde diep adem, rolde
zich op zijn gemak in het zachte mos en,
geleid door zijn fijnen speurneus, het zegenryk
erfdeel van zijne voorvaderen van den
St. Bernhard, snelde hy als een pijl uit de
boog recht op zijn doel af.
Het sloeg juist twaalf uur, toen de
dogcart van den heer Forrest de oprij-laan van
het mooie buiten inreed. Voor het hais bleef
hij stilstaan en ze luisterden.
Baker is misschien met Baby in den
tuin", zei mevrouw.
Maar tosn er niemand kwam om hen te
verwelkomen, begon ze angstig te roepen.
Gsen antwoord echter en zamen gingen ze
naar binnen.
Het was wonderlijk stil in huis en ontegen
zeggelijk was er een doordringende lucht van
alcohol te bespeuren, die sterker werd, toen ze
de eetkamer naderden. Z9 gingen binnen en
toen wisten ze het. Daar lag de baker, die van
haar stoel was gerold, in diepen slaap op den
grond,haar japon bemorst met den inhoud van
een llesch, die half leeg naast haar lag.
Baby I" dachten ze beiden, maar ze spraken
't niet uit en met koortsachtige haast vlogen
ze allereerst naar de zitkamer.
Forrest was de eerste, die zijn spraak
herkreeg.
Berry l"
Ja - Berry! Hij lag op zijn geliefd
haardkleedje, op zy'n oude plaats voor het vuur
en als van ouds wuifde de plnimstaart
krachtig heen en weer, toen hij de bekende
stap hoorde. Maar ditmaal vloog hij niet op,
om van blijdschap tegen den baas" op te
springen, want tegen hem aangedrukt op zijn
pooten, het kopje voorover, de handjes be
graven in zijn wollige vacht, bewust van de
liefde en de veiligheid, die het er had ge
vonden, sliep het kleine bundeltje, dat een
maal ZDO vreeselij k geschreeuwd had bij
zijn aanblik!
En Berry zei hun met zijn oogen, dat hy
al de duizend dingen verstond, die ze tot
hem spraken. Hoe de vrouw" weer van
hem hield en hoe hy altijd bij hen zou
blijven en voor baby" zou zorgen en haar
zelfs mocht kussen," als hij er zin in had.
En in zijn diepe oogen lazeu ze zy'n blijd
schap. Maar ten slotte sloot hij ze in vol
komen, hoog geluk, want de baas" knielde
bij hem neer, drukte hem. met de ne hand
krachtig tegen zich aan en klopte hem met
de andere zacht op de kop.
Woefel," zei hij, mijn oude, trouwe woefel!"