De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 5 december pagina 3

5 december 1909 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1604 DE A M S T E R I> A M M H II W K K K B L A I) V O O II N E D E R L A N D. t genie over 't hoofd ziet en die de richting" afleidt. In dit geval was die factor een teere vrouwehand, die hem naar 't har'e stak, toen tij haar eigenares aan zijn vuige be geerten Maar zwijgen wy daarover. Het geval is leerzaam voor genieën en TJebermenschen in 't algemeen en aldus rechtvaar digt de roman nogmaals schitterend zijn bestaan. Maar n ding zou men toch wel veraaderd willen zien in den tweeden druk en dat is bet wreed plotselinge einde. Waaneer de beide gelieven, ontdaan van den belagenden Torze, frigch en vroolijk de loopplank afdalen van het hen huiswaartivoerende echip, is het eerste wat zij in de Rottardamsche Boompjes gewaar worden: Torze, loeiend achter een boompje En dan is 't boek ook meteen nit. Welnu, dat kan zoo niet, dat mag zoo niet.... De sympathieke jonge vrouw, .op 't eiland Botnmair of summier getrouwd met den gympathieken jongen man (beiden uit den netten stand), die jonge vrouw verkeert in be langwekkende omstardigheden, die haar voor Aommige moeders nog sympathieker maakt. En nu begeeren wij te weten of die plotseUnge schrik door het zien van den vroegeren Belager, dien zij eigenhandig door zijn vestja heeft gestoken, geen nadeeligen invloed zal nebben. Bovendien zyn er belangrijke kwes ties van j uridischen aard, die oplossing vragen. Zal Torze haar nog aanklagen wegens poging tot moord? Zullen anderen hem aanklagen wegens ophitsing tot geweldpleging? En diefstal van e«m reddend vlot? Of moet men dat liever .afdrijving" kwalificeeren? Enz.enz. Tem slotte zou man nog minstens willen wetea ho« Tor»e> 't verder maakt en of hij weer bij de politie gaat dan wel zich kandi daat stalt veer de tweede kamer. Ik geloof zeker dat daar meer zijn weg ligt.... WÜmogen met reden verwachten dat de auteur ons in een tweeden druk, of beter nog, in etn tweeden roman, 't vtrvolg der i>egonnen'iüfitorie sal mededeelen. Fantas tische boeken behooren altijd een slot te l*bben. FBANS COEXEN. Groote denkers, door dr. A. H. DB HARTOG, Hollandia-Drukkerij, Baarn. I. Kant. II. Schopenhauer. III. von , Hartmann.?IV. Fichte. V. Schelling. VI. Hegel. ' II. v Het doel, met deze uitgave beoogd, is dus rvporlichteng van een groot deel van het publiek, en wel goedkoope, snelle, gemakkeIqke, eenvoudige en weinig inspanning ver«Bchende voorlichting, waarbij de leermeester tarrjsteiis zoo dociel is als de .leerling. ' Men kan zich afvragen of de groote denkers" neb. er toe lëenen, om te worden behandeld in ettelijke pagina's, met ben'efice voor den teaer van bovendien nog al de uitmuntende hoedanigheden, boven door mij opgeteld.. Men peinst: Kan dit nog wel wysgeerig Blijven? Dit most echter worden ingezien als een eeuigermate onbillijke houding jegens de verdienstelijke uitgevers. Hoe, het publiek vraagt om voorlichting ten bate van het gemeenschapsleven, dat door wy'sgeerige gemeenplaatsen zoo ongemeen verrijkt en veigewichtigd kan worden; van het libe ralisme in de kerk, waar men gaarne de enge geloofsformules te omwierooken wenecht met de wijde veelaanduidenda wijsgeerige ter minologieën; van de vol gzamen van geest, ?wier onrustig verlangen naar de ongekende ««relden van wijsheid en weten niet snel genoeg kan worden gestild; het publiek vraagt om dat allee, uitgevers en schrijvers bejjveren zich om te geven, snel, verteer baar, goedkoop, wat gewenecht wordt, en men vraagt, bovendien, nog naar wijsgeerigheid? Dr. A. H. de Hartog heeft, man van de diaad en van cultuur, het publiek begrepen. Hij heeft deze behoefte van de vele indivi duen beseft a!a te zijn eene dieps" behoefte van den tijd" het verlangen naar wijs begeerte of naar wat voor hen allen even veel beteekenen mocht als wijsbegeerte, was een religieus" verlangen. Wijsbegeerte echter is voor alles methodisch en grondig, religie voor alles verheffend en Stichtelijk. Deze boekjes van den heer De Hartog zijn in hooge mate stichtelijke im provisaties, die zelfs o ongezochte toegift! soms na aan het wijsgeerige element toe komen. Men kan niet zeggen dat een be paalde gedachtengang daarin ia gevolg i, maar stel daartegenover eens de warmte van uit drukking I Soms wordt namelijk de deftige afgemeten waardigheid van, laat ons zeggen, een betoog, onderbroken door 's heeren De Hartog eigen hartstochtelijk pathos, dat een met mollige, zachte kleedjes, waarop men zich zoo zalig kon neervlijen. Dfór zat de baas" nu. Het was een koude avond (500 stelde Borry 't zich het liefst voor) en de eiken blokken knapten lustig in de open haard. Het warmste, zachtste kleedje van allemaal lei daar net voor, vlak bij de baas" zijn stoel en het vuur knetterde en de vonken vlogen de schoor steen in en hij bewoog zijn kop net zoo lang, tot hij den voet van den baas, die op zy'n stoel zat, aanraakte. En hij zuchtte, niet alleen van welbehagen, maar ook om den baas te over reden hem even zacht op de kop te kloppen. Toen werd hy met een schrik wakker en uit was de mooie droom en op nieuw deden zijn pooten vreeselij k zeer en opnieuw voelde hij de luwe slagen op zijn rug en op nieuw deed het hem pijn zijn harige hondenooren op te steken. * En toch trachtte hij zijne gedachten af te trekken van het afschuwelijke heden, naar het zali? verleden: 4e vrouw" had hem verkeerd -begrepen, dat was alles. En nu dit zoo was, nu had de baas" immers niet anders kunnen handelen ? Hij had maar lief op hondenmanier en hij had er hem niet minder lief om, eer meer. Maar, omdat hij enkel een hond was, wenschte Berry, dat hij alles had kunnen uitleggen vóórdat de man met de barsche stem gekomen was om hem weg te halen. Dit was hem ontzegd, hij kon niet spreken, hij kon enkel begrijpen. En hij begreep 't. Zijn stoffige kop zonk terug op zijn verwonde pooten, hij sloot de oogen en trachtte te slapen, mieschien kon hij dan weer droomenl Ben week lang moest by in deze schuur blijven. Aan 't einde van die week deed zijn nieuwe meester de deur open en wachtte hem op met een hooivork en een knuppel. inderdaad buitengemeene vaardigheid ver raadt in het gevoelvol preeken. Hier'heerscht niet de koude begrijpelijk heid en kille helderheid van de denkers zelve, zij zijn opgeheven" naar een hooger sfeer waar zij niet als gewone stervelingen in gekleede jas of andere donkere profane costuums staan te doceeren, maar waar zij schrijden, statig, met den glimlach der ver heerlijkten, in witte veelplooiige tunica's golvende om de gezaligde lic hamen, beferansd, de eeuwiggroene palmen in de biddende handen, en juichende, juichende, laudantes Deum in aeterrum. Kant, de kleine, eenipszina gebogen, aemborstige, de groote Kant loopt in het koor mee. Zijne tunica sleept hem na en doet hem telkens struikelen; het is het kleed van een reusachtigen kerkvader, dat hem niet past. IQ het hemeleche koor zal zijn, in dit aardsche leven belaag wat weinig in uitbundig jubelen, geoefende stem, wellicht wat heesch meesiesen. En zijn koele blauwe oogen kijken misschien wat sceptisch en wantrouwend de hemelsche zaligheid aan, maar is dan ook een eeuw, simpele druppel in den tijd voldoende geweest om Kant zich in deze nieuwe rol te doen schikken, ia derol van philosopheerend theoloog en kerkvader? Want deze rol heeft de hr. De Hartog Kant opgedragen, aan dezen zijn' hemeling Kant. lu Kant's werken zal men misschien voor dsze opvatting niet genoeg steun vinden l Maar in deze o beminnelijke veelzijdig heid der uitgevers l ook als wijngeerig aan geprezen werkjes, is het toch werkelijk niet te doen geweest om den aardschen Kant te doen kennen, maar 'a heeren de H. verheffend en aandoenlijk visioen van den hemelschen Kant. Met Kant. zooals wij hem uit zijne werken kennen, heeft de Kant monographie weinig te maken. Volgens Kan t-de Hartog heeft de algemeen en noodzakelijk geldenda kennia, wier voor werp de zinnelijke wereld is, slechts betrek kelijk relatieve securiteit. [Klinkt wat on verwacht, maar toch zuiver Christelijk.] Daarentegen geeft de mundus intelligibüia onvoorwaardelijke, absolute zekerheid (p. 34) Verder wordt de zekerheid van Vrijheid, God en Onsterfelijkheid door het praktische redegeloof boven twijfel verheven (p. 32). Het mag bekend heeten, dat Kant in zijn werk over de praktische rede tot een voor zijne critiek der zuivere rede eenigszins onverwachte uitkomst is geraakt. De zuivere rede is in haar zelfonderzoek tot geen andere bevinding geraakt omtrent de ideeën : wereld, ziel en God, dan dat deze hare beteekenis hebben voor het denken van samenhang achtereenvolgens in de natuur, in ons bewustzijn en in de totale ervaring. De ideeën dan' zijn nuttig en, als men wil, betrekkelijk onmisbaar voor het regulatieve gebruik der rede in de ervaring. Men kan hierbij sit venia exemplo denken aan 'werkhypothesen', die onmisbaar heeten in het wetenschappelijk onderzoek, maar ten aanzien' waarvan rrien meestal eene groote mate van schuchterheid en schichtigheid ont moet, zoodra men doordringt en op den man af vraagt: maar zij t ge er van overtuigd, is die aanname wdir ?" Nu, iets dergelijks heeft men, volgens Kant, bij de ideeën. De rede mag zelfs de mogelijkheid van God en Ziel niet toegeven. 1) De praktische rede is de rede, inzooverre zy iets voorschrijft, en een grond inhoudt voor het menschelijk handelen. Deze prak tische rede gaat uit van een ervaringsgegeven: n.l. het plichtsgevoel. De plicht schrijft voor en gebiedt, zonder eerst te vragen naar de mogelijkheid der opgelegde handeling. Zij stoort zich niet aan de verontschuldigingen, waarmede wij eene overtreding voor ons zelven trachten goed te maken, tij houdt geen rekening met zielkundige en sociologische verklaringen van ons handelen, maar scherpt ons haar gebod nogmaals in. bitter en zwart als schuldgevoel en wroeging. Oe plicht belooft geen loon, laat zich niet afwegen tegen iet» anders, wijkt niet nit zoodra de drijf veeren, waartegen zij zich richt, de verboden daden tooien met de zeldzaamste voorgpiegelingen van ganot, en evenmin wanneer de handelingen, die zy zelve or s oplegt, onmenschelyk schijnen, wree ), hard, menschelijke krachten te boven gaande. Ons plichtsgevoel is bij ieder onser, naar Kant, indiyidueele uiting eener algemeen geldende zedewet, die geldt in het rijk der geesten, ongeveer zooals de natuurwet in de realiteit. Het plichtsgevoel strookt niet met onze ervaring. In de zedewet ligt een grondige en ononderbroken ontkenning van de causaliteit opgesloten. Of de zedewet is nietig wijl ze niet met de ervaring strookt, of zij duidt naar iets dat niet gekend kan worden a's lid der ervaring. Dit dilemma Zs waren echter onnoodig. In zijn gevan genis was de groote hond in 't leine gekomen met ziji beschouwingen: dit a':les was slechts tijdelijk, het had zijn reden en Bsrry nam die reden aan, zonder hem te doorgronden. De baas" had hem bevolen om met dien ruwen, onbeschoften man mse te gaan, het was hard, zoolang het duurde, maar hij zou zoo goed mogelijk zijn plicht doen en dan zou de baas" wel gauw weer terugkomen om ham te halen. Zóó zou het gaan. En Bsrry, vaat besloten om goed te zijn. stapte flink naar buiten en volgde den man, die hem riep. Onder 't loopen keek Berry om zich heen. Hij had gehoopt, dat er water in de nabijheid zou zijn, een gracht, of een rivier of een vijver of iets van dien aard. waarin hij zich zou kannen afkoelen. Maar in plaats daarvan was 't rondom een ware zandwoestyn, zonder boomen of schaduwplekjes. En toen ze verder kwamen zag hij groote kuilen met roode aarde, waar tallooze arbeiders steenen van maakten. Deze mannen leken nog ruwer dan de man die hem er bracht. Ze keken maar even nair hem, zonder zelfs aan een vrien delijk woord te denken, want hij was enkel een machine, die de wacht moest houden. En om die reden sprak niemand tegen hem in al de lange, eentoonige, armzalige dagen, die nu volgden; dddrom kreeg hij niet meer dan het hoog noodige voedsel en da&rom trachtten ze kunstmatig al zijn vriendschap pelijke gevoelens te dooden. Nooit werd hij meer bevrijd van ketting en muilband, nooit aangemoedigd on te spelen; nooit mocht hij meer vrij rondloopen; niets meer dan de koude eenzaamheid van een gevangen leven was zijn deel en niets werd er vau hem geeischt dan de meest woeste waakzaamheid. wordt door Kant telkens uitgesproken, en dit reeds sluit alle zekerheid uit omtrent alles wat uit de zedewet kan worden afgeleid. Neemt men aan, dat die onnatuurlijke, ja vaak tegennatuurlijke zedewet, de'.e kategorische imperatief, die eentonig uitroept en herhaalt: gij moet!" gy behoort!", zonder ooit te vragen of de natuurlijke oorzaken der als gevolgen geëiechte handelingen voor handen zijn, waardoor deze immers eerst mogelijk worden, neemt men dus aan dat die onnatuurlijke kategorische imperatief geen schijn is maar waarheid, geen voorspiegeling maar aanwijzing, dan duidt hij op iets, dat buiten de ervaren natuur valt als zoodanig. Nu leidt Kant dan uit deze aanname omtrent de zedewet af: drie postulaten: Vrijheid, God en Onsterfelijkheid. Waarbij dan moet worden bedacht dat postulaat" hier niet zooals in de meetkunde, tot voorwerp heef: iete, waaromtrent men zekerheid heefV. Dit Kantische betoog is van scholastischen oorsprong. Men vindt een heel nest 'an deze Godsbewijzen bij de middeleeuwse ha philoaophen-theologan. Het is tigenaardig dat deze opmerking nog niet gemaakt schijnt te zijn. Een aardig prototype vind men bij. 8. Tnomas (S-. c G. I, 43/7). 2) Een opmerking valt hier nog bij te voegen: De zuifere rede zag nit zich zelf de moge lijkheid niet in van het bestaan van God en de werkelijkheid der onsterfelijkheid. De praktische rede komt door de zedewet tot geloof aan God en Onsterfelijkheid, of wat het zelfde is volgens Kant zekerheid uit sluitend voor praktisch gebruik. Tengevolge hiervan kan nu ook de zuivere rede iets van bare afwijkende houding laten varen, zy kan toegeven dat God en Onsterfelijkheid mogelijk zijp. Noch de zuivere, noch de praktische rede, zy'n zeker van God en Onsterfelijkheid. Dit mag wel eens worden ingescherpt. Kant heeft in zijne kritiek der praktische rede", zijn Religie binnen de grenzen der rede óp zich zeil", enz. een eeresaluut gebracht aan de theologische faculteit. Daar waren de heeren niet tevreden mee. Het had een voetval moeten zijn. Na was en is er voor eea voetval veel te zeggen, al'was het alleen, dat zy die zich op aarde vernederen, hier namaals zullen worden verheven. Maar het ia bard, om deze tegenwerping toegeduwd te krijgen door hen, die van plan zijn rechtop te blijven staan als men zelf gaat knielen. De theologische faculteit heeft het niet aan de hemelsche gerechtigheid overgelaten om Immanuel Kant aan den bruiloftsdiscb der eeuwigheid" te straffen met een plaats aan het benedeneind der tafel. Zg heefc het er niet op aan laten komen. Door bare be moeiingen is bij kabinetsorder van l October 1794 aan Kant verboden, van toen af eenige voorlezing te houden, of eerjig geschrift te publiceeren over de religie. Aan de andere zijde is de ware toedracht door juist theologen telkens ontwricht, waar zij het wenschelijk achtten, Kant als wijegeerige autoriteit in dienst te nemeu van hunne bedoelingen. Het zy mij vergund, volgende maal op de zaak nog even terug te komen in een dialoog tuascben de Zuivere Rede, de Praktische Rede en een derde personnage, dat door den lezer mag beschouwd worden als redelijk of onredelijk, moreel of immoreel, maar in geen geval als in philosophicis behept met de religieuse intenties van dr. A. H. de Hartog. (Slot volgt). L. H. GKONDIJS. 1) Zie hieromtrent nader mijn artikel over de Kantieche Postulaten der praktische rede" in het Tij ischriit voor Wijsbegeerte, Jan. 1910. 2) Geciteerd in mijn artikel over het Ont. Godsbewijs, T. v. W. 3a Jaarg. p. 23. Het Proletariaat, naar W. SOMBART, be werkt door M. HTJGENIIOLTH?ZEEVEN. Werner Sombart is voor de meeste lezers zeker geen onbekende. Zijn mooie boek over Sozialismus und Soziale Bawegung", wordt ook in ons land nogal gelezen en is bovendien in twee vertalingen verspreid. Thans heeft mevr. M. Hugenholtz?Zeeven een bewerking geleverd van zijn studie over Das Proletariat", het eerste deel van de sociaal-psychologische monographiën onder den algemeenen titel Die esellschafc", uit geven door Buber. De toestand van het moderne proletariaat is reeds herhaaldelijk en uitvoerig beschre ven. Ik herinner slechts aan Engels' Lage der arbeiteuden Klassen in Engeland en aan M. Sohippel, Das Moderne Eiend. Maar hoe voortreffelijk deze werken ook mogen zijn, zy laten ne zijde van de specifiek prole tarische ellende onbelicht, de vernietiging van alle betrekkingen tot de natuur, tot dorps-beroeps-gezinsverband enz , en de totale omwenteling van gemoede- en geestesleven Het was vreeselyk moeilijk vo jr Bsrry om zich in dit nieuwe leven te schikken. Hij kwam er tegen in opctand, hij haatte het, hy trachtte hen met zijn oogen te overreden, maar niets vond weerklank bij die ruwe mannen. Hij bewoog zijn staart zacht heen en weer op den harden grond, waarop hij lag; zijn woef, woef" klonk verlokkend en smeekend, maar alles was te vergeefsch en werd genegeerd. Maar al weid hij nog zoo vaak teruggestooten, toch probeerde hij nog om hen te winnen. Zij wilden echter niet gewonnen worden. Het duurde maanden, maar ten slotte begreep hij 't toch en hij werd koud van onuitsprekelijke schrik, by de verwezen lijking er van: bij was een wachthond ge worden en mocht alleen dan spreken, als iets hem verdacht voorkwam om zoodoende het verantwoordelijkheidsgevoel van anderen op te wekken. Hij was in dit vreemde, verfoeielijke leven als iemand, die kan spreken, maar tot stom zy'n gedwongen wordt. En met heel zijn verstand drong dit tot hem door. En zou nu de wijze, waarop hij behandeld werd hem de liefde voor zijn baas doen ver liezen ? Zoodat, als de baas zou komen om hem te halen en dat moest toch gauw gebeuren hij een geheel andere Berry zou vinden dan de oude bekende, die hy liefhad? Berry vreesde er voor, tenzij de baas heel.... heel gauw terug kwam I Maar de tijd ging voorbij en nog steeds kwam de baas" niet. Kon hij hem vergeten hebben? vroeg Berrij zich af. Neen, dat was onmogelijk. Maar waarom dan ? En toen, op een nacht, dat de maan helder en stralend scheen, werd Berry plotseling met een vreeselijke gedachte wakker. Als die daarvan het gevolgis geweest. Het werkje van Sombart ij dan ook op boeken als boven genoemd een noodzakelijke aanvulling. Niemand die weten wil, werkelijk weten wi', wat dat is, het proletariaat, mag het boek vaa Sombart ongelezen laten. Met recht Rchrijft Sombart: Die Maese des Proletariats ia (aber) schon beate ao grosz, dasz die Eigenart seiner Existenz, vor allem auch die Gestaltung der proletarischen Psyche für den Charakter der ganzen Gesellschaft immer mebr eine entscheidenda Bedeutnnt; bekommt, Soziologen und Kulturphilosopben habpn also ein wachsendes Interesse, Einblick in die proletarische Welt zu gewin nen. Hier wird ein erster Versuch unternommen diesen E'nblick EU gewiüren, das heisat i die Eigenart der Existenz des Proletariats und i seiner Geiatesverfassung aus einem einheit- j licben Gesichtspunkte heraus zu echildern." " Vol toewijding en geduld heeft Sombart . alle factoren opgespoord en nagegaan, die voor de vorming van de geestelijke gestellheid van het proletariaat van beteekenia zijn geweest. Het boek werd onder zijne handen tot eece zielkunde van het proletariaat. Wonderlijk eenvoudig geschreven, is het juist door zyn eenvoud grootech en aangrij pend. Het klinkt soms als een elegie en van i het diepe leed dat bat kapitalisme over zoo vele millioenen gebracht heeft bly'ft u niets verborgen. Het ig vaak echt plastisch en weet door een enkel beeld of een treffende vergelyking plotseling een geheel nieuw inzicht te open e a. Wat een prachtige karakteristiek ligt bijv. niet in de voleende vergelijking: Der Bauer hint er dem Pfluge, der dem Vogelschwarm nachschaut und die Wolken betrachtet: obs morgen regnrn wird; der Handwerker, der an seinem Werke herumbosselt: ob es sich nicht gestalten lasse wie ihm das Blld vorschwebt, oder der in Vüterweise die altgewohnte Arbeit ohne viel Basinnea verrichtet: wie so ganz andere Lebewesen sind es, vergleicben wir eie mit dem Monteur in einer Maschinenfabrik, mit dem Linserjschleifer in den Zaisschen Werks'iUten, mit dem Former in einer Giesserei, mit dem qualifizierten Arbeit er in einem Elektrizitütswerke, met dem Satzer in einer groszen Buchdruckerei, mit dem Führer einer Sahnellzugs.'okomotive." Taal en inhoud staan in das Proleiariat op ne hoogte : het is het werk van een geleerde niet alleen, maar van een dichter tevens. De wenüch naar eene ver'aling waa dan ook meer dan eem in mij opgekomen ,Vol nieuwsgierigheid greep ik dus naar de bewerking van mevr. Hugenholtz?Zeeven. Zy zal zelve wel begrypen, dat zij beneden het oorspronkelijke gebleven is, dat de mooiste bladzijden, in haar vertaling aanmerkelijk zijn verslapt. Zg heeft het zich bovendien wel wat gemakkelijk gerniakt, door hier en daar, waar de vertaling haar blijkbaar moeite gaf, een en ander weg te laten. Toch kan het oordeel over haar werk gunstig luiden. De bedoelingen van Sombart zijn meestal goed en duidelijk teruggegeven en de vertaling is van germanismen zoo goed als vrijgebleven. Hat is echter jammer dat het boek door eenige grove fouten ontsierd wordt. Bijv. mevr. H. vertaalt Hüttenleute OberBchlesiens" met hutbewoners (!) van Opper Silezie", op b!z.' 39 der leitendeu Wirtschaftseubjekte" met der toonaangevende bedrij ven", waarbij haar reeds uit het verband de totaal aferechtsche vertolking kon blyken. Van differenzierten Teilverrichtungen" maakt zij verschillende stukwerkinrichtin gen", enz. Dit neemt niet weg dat de vertaling over het algemeen geslaagd mag heeten en dat wij de vertaalster voor haar moeilij kan arbeid dankbaar kunnen zijn. Moge haar werk in veler handen komen. Breda, L. SCHNEPPER. EericliteiJ. PEAHT'S REISVERHAAL. De uitgevers van Hampton's Magazine hebben eene verzekering gesloten op het leven van den poolreiziger Bobert E. Peary. Deze heeft met die uitge vers gecontracteerd voor de opname in hun tijdschrift van zijn verhaal over zijn laatste pooltacht, met de daany behoorende illus traties, tegen eene vergoeding van 50. '. O dollar. Het verhaal zal verschijnen in tien gedeelten, beginnende met de sflevenng van Januari 1910 De verzekerings-polis bedraagt eveneens 50.000 dollar en wordt elke maand 5000 dollar minder, naarmate 7an de ver schijning van Pewy's geschiedenis. GERHAKT HAÜPTMAKN. De eerste groote roman van dejen auteur zal onder den titel Emanuel Quint in de Januari-aflevering van de Neue Rundschau beginnen te verschijnen. De held van den roman is een godsdienstige dweper uit onzen tijd, die met alle hedendaagscbe geestelijke strootningen in aanraking gebracht wordt. SOCIAL EKOLAND. Van het bekende standaard werk Socizl Enjlaad van H D. Traill zal een nieuwe druk verschijnen, bijgewerkt tot aan de indiening van minister Lloyd-George's budget. Het werk zal nu worden uitgegeven in twaalf deelen onder den titel The building of Britain and the Empire. Prof. Kwsorp LAKE. Van dezen Leidschen hoogleeraar zal binnenkort bij de Oxford TJniversity Press een studie verschijnen ouder den titel The early doys of monasticism on Moutt Athos. Dit werk is de vrucht van ver schillende bezoeken door den schrijver ge bracht aan de kloosters van den berg Athos voor de studie van bybaleche handschriften en die der kerkvaders. 46 cent* p«r regel, ApteniKOOPMOS&BRdiEIERlisteriIaffl. BOUWT te NUNSPEET. Inlichtingen bij bet bouwbureau i.rti", aldaar. C. H. TAN DER TELDEN, Fa. G. H. BOSCH, Hofjow. KALYERSTR. 153, b, h Spni, Jnstcrdani. Tel 2645. Piano-, Orgel- en VIeyroos ARNHEM, KONINGSPLEIN. VLEUGELS en PIANO'S in Koop en in Huur. REPAREEREN STEMMEN RUILEN. Koopt UITSLUITEN» BOTEft OWDER RIJKSCONTROLE. De STAAT GARANDEERT U een ON VERVALS! IIT product, Boterhandel ZUIDLAREN", REGULIERSGRACHT 27. TELEFOON 8935. de baas" hem eens noodig had en niet tot hem kon komen ? Berry verstijfde van schrik en, onbewust van zijn beweegreden, stond hij op en staarde met scherpen blik naar dat ergens", waar naar hij verlangde. 't Was doodstil buiten en uit de eindelooze verte waa 't, of er iets tot hem sprak, dat h^m duidelijk maakte, wat hem te doen stond. Hij verstond het en rukte zich los. Da duisternis kwam hem t^n goede, maar toen bij keensnelde in de richting die hem al zoo lang had aangetrokken, voelde hij pas, hoe krachteloos die gedwongen rust hem had gemaakt. De nachtlucht verfrischte hem echter en de gedachte aan water, dat ergens niet te ver weg zon stroomen, deed hem doorzetten. En zie hij bereikte den vloed, die hem uitkomst zou geven l Hij stortte zicb in het koele water, dat hem verkwikte en liet zich rustig door den stroom meevoeren. Toen, aan de overzijde gekomen, schudde hij zie1! af, haalde diep adem, rolde zich op zijn gemak in het zachte mos en, geleid door zijn fijnen speurneus, het zegenryk erfdeel van zijne voorvaderen van den St. Bernhard, snelde hy als een pijl uit de boog recht op zijn doel af. Het sloeg juist twaalf uur, toen de dogcart van den heer Forrest de oprij-laan van het mooie buiten inreed. Voor het hais bleef hij stilstaan en ze luisterden. Baker is misschien met Baby in den tuin", zei mevrouw. Maar tosn er niemand kwam om hen te verwelkomen, begon ze angstig te roepen. Gsen antwoord echter en zamen gingen ze naar binnen. Het was wonderlijk stil in huis en ontegen zeggelijk was er een doordringende lucht van alcohol te bespeuren, die sterker werd, toen ze de eetkamer naderden. Z9 gingen binnen en toen wisten ze het. Daar lag de baker, die van haar stoel was gerold, in diepen slaap op den grond,haar japon bemorst met den inhoud van een llesch, die half leeg naast haar lag. Baby I" dachten ze beiden, maar ze spraken 't niet uit en met koortsachtige haast vlogen ze allereerst naar de zitkamer. Forrest was de eerste, die zijn spraak herkreeg. Berry l" Ja - Berry! Hij lag op zijn geliefd haardkleedje, op zy'n oude plaats voor het vuur en als van ouds wuifde de plnimstaart krachtig heen en weer, toen hij de bekende stap hoorde. Maar ditmaal vloog hij niet op, om van blijdschap tegen den baas" op te springen, want tegen hem aangedrukt op zijn pooten, het kopje voorover, de handjes be graven in zijn wollige vacht, bewust van de liefde en de veiligheid, die het er had ge vonden, sliep het kleine bundeltje, dat een maal ZDO vreeselij k geschreeuwd had bij zijn aanblik! En Berry zei hun met zijn oogen, dat hy al de duizend dingen verstond, die ze tot hem spraken. Hoe de vrouw" weer van hem hield en hoe hy altijd bij hen zou blijven en voor baby" zou zorgen en haar zelfs mocht kussen," als hij er zin in had. En in zijn diepe oogen lazeu ze zy'n blijd schap. Maar ten slotte sloot hij ze in vol komen, hoog geluk, want de baas" knielde bij hem neer, drukte hem. met de ne hand krachtig tegen zich aan en klopte hem met de andere zacht op de kop. Woefel," zei hij, mijn oude, trouwe woefel!"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl