De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 5 december pagina 5

5 december 1909 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Na .i<5,94 DE A M S T K U- D A M M R W E ttHv;B~Lf A D V R NEDER L A N D. d eenvoudig Men lette op den naam MAGGI" en het fabrieksmerk Kruisster". ia de bereiding van versch vleeachnat, wanneer men MAeei's BOUILLON-BLOKJES met de Krnisster gebruikt. Het daaruit bereide vleeschnat dient zoowel om te koken (bij de bereiding van soepen, sausen, ragout s, peulvruchten, groenten etc.) als om te drinken (bouillon puur of met ei). Ook bij enkele blokjes £ 21/2 et. verkrijgbaar. luim iiirmiiiniit iiiiimniMiiMiiiiiniiimiiiiiiifi r,in MiMMiiiiiiiiiiiitniiiin iniiii MIIIIIIIIII in mi 1111 tMMIlllllltltlMMimillMIIIIIHIIIIIIIIIIMIIIIIIHIHIIIIIIMIill imiiiiiiiiiimiiiiimiiiiiiiHHiiiiiiiiiiiNiiiHiiiiiiiHHiiiiiiii Anna Maria ran Schim, i. AVie oyt dit aerdigh beelt snit komen aen te schouwen, Hout vast, dat ghy hier siet een roem voor alli; vrouwen. Van dat de weertlt stont tot heden op ten Aagh, Niet een, die haer geleei'k of nu bereyckea magh. O licht van uwen tijd, en Perel van den doeck, Ghy, die ons Eeuwe ciert, verciert oock desen Boeck. Deze hoogdravende regelen, plaatste dichter Oats, in de oorspronkelijke uitgaaf van den Txou-ringh", onder het beeld dezer merk waardigste vrouw van ons land. En in zulke gezwollen taal werd Anna Maria van Schorman allerwege verheerlijkt, door buitenlandsche zoowel als-Nederlandsche dichters engeleer den van haar t «d. Door heel Europa klonk haar roem. Allerhande grootheden kwamen, tusachen de jaren 1630 en 1665, hulde brengen aan de Ster van Utrecht", ook het Wonder der Eeuw", het Orakel der Kunrt", de Tweede Pallas", de Illustre fignrante", de Learned Maid" en nog- veel meer genoemd. Lof t uit er ij, die ons glimlachen doet. Maar joffrouw Vran Schurman was wis een zeld zaam begaafde vrouw. Op een paar vreemde talen kwam het er bij haar niet aan. Zij kende er een dozijn, Oosteriche inclui?. Zij schreef even keurig, als ze kunstig knipte, aardig schilderde, handig etste en smaakvol { |raveerde. Tegen de knapste^godgeleerden ' was zy opgewassen. Gelijke'. vrouwenrechten vonden in ons land bij haar wellicht de eerate tllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllUMmillllllllllllllHlllllllimilll UIT DB NATUUR CCCLII- De Hilversumsche zanderij. (Slot). Nu ten slofte onze geologische wandeling. We dalen af van onzen uitkijk, het bruggetje aan het Gooische gat, in de vlaste ten oosten van de spoorlijn en in de richting van Bnssum. Links hebben we dan het uitzicht op de bosschen van Crailo en Ond-Buseum; rechts over het epoorterrein en de vlakte heen, op het Spanderswoud en deihoogen geel-witten wal van de zanderij het einddoel van onzen tocht. Ons terrein ligt nog 3 a 4 meter hooger dan de vlakte; het loopen is er door de hobbeligheid en de kuilen niet gemakkelijk; wel loopen er goede paden door de heide; maar die moeten wij juist niet hebben; wij kiezen den lasfigsten en slechtsten weg: de helling van de oude afgravinp. Deze is tegenwoordig niet veel meer dan een meter hoog en bovendien grootendeels dichtgegroeid of, wat voor ons doel beter is, afgezakt. Ook zonder dat wij behoeven te graven, krijgen we op die afschuivingen wat wij noodig nebben, een kijkje in den bodem. Al is zoo'n kantje maar een halven meter hoog; het materiaal waaruit de onverwerkte bodem bestaat, ligt er open en nloot; het is een altijd leerzame inkijk", een fffleurement, ean Auftchlieizung, zooals het in de Fransche en Duitsche vaktaal heet. Wel is het hier geen vast gesteente, dat ansteht", maar voor ons doel even goed. Ga bij zoo'n natuurlijke inkijk", in ons geval een afschuiving, een oogenblikje zitten en ver wijder zoo noodig de weinige planten, die er sedert de grond hier bloot kwam, wortel hebben geschoten. Nu, in den winter, ig dat geheel overbodig, maar 's zomers kan het nuttig zijn. Aan den bovenrand hebt ge, als bijna altijd op de heide, een donkerbruin, bijna zwart laagje van vergane plantendeelen met fijn zand vermengd, de bruine kleur wordt naar onder toe steeds lichter, dan helder roestkleurig en op een & twee decimeter is er hier al zoo goed als niets meer van te bespeuren. Die ijzerroestkleur worde inderdaad door ijzer veroorzaakt; het ig evenwel geen laag die door water of wind is afgezet, geen sediment dus, maar een verweerings-prodnct. Dat ijzer is namelijk eerst na de afzetting ont slaan en, behalve uit de gesteenten, afkomstig uit organische ijzerverbindingen van de af gestorven planten. Het zuurstof oudend hemelwater lostte die ijzerzouten op, er ont stond, in den regel met behulp van grondbacteriën, een verbinding van ijzer met zuurstof en waterstof, een ijierhydraat, een waterhoudend ijzer roest, om het zoo eens te noemen; en deze stof wordt met het doorzijgend water naar onder gevoerd Elk kwarts korreltje is er mee omgeven, draagt een hulsel van deze ijzerverbinding en dit ver oorzaakt de gele tint of, meer naar boven: de roestkleur van het zand; dat zou anders matglanzig wit zijn, wat de oorspronkelijke kleur is van de grovekwartskorrels waaruit het zand hier bestaat. Op enkele plaatsen vindt verdediging. Blaauwkou* zooveel gij wilt, maar blaanwkoua van europeesche vermaard heid". (Busken HuetyZelfa vreemde vorstinnen kwamen haar te Utrecht opzoeken. In de Nederlanden te zy'n geweert, zonder met juffrouw Van. Schurman kennis te hebben gemaakt, was eender als Parijs te hebben bezocht, zonder zien van den koning. En zóó hoog stond zy in 's werelds achting aange schreven, dat een Fransche hertogin De Longueville, dochter van koning HendrikII die haar met een gevolg had opgezocht, daarna terstond ons. land weer verliet, zeg gende, dat daar verder niets te zien wast Doch in stillen eenvoud en godsdienstige wijding, met verzaking van allen wereldschen roem, stierf da merkwaardige vrouw, in een klein dorpje van Friesland. De wereld, die haar eens op de handen hal gedragen en den grooten ommekeer in haar leven niet kon begrijpen, vergat haar spoedig Geslachten volgden elkander op. Haar naam werd nauwe lijks meer genoemd. Maar t-:ans, nu slechts weinigen baar levensloop kennen, riep een Engehche dame haar wederom in onze her innering terug, met een voortreffelijk werk over haar leven: Anna van Schurman: Artist, Scholar, Saint", door Una Birch. (Uit gave van Longman?, Green en Co., alhier. Prijs: 6Vs sh.) Een boek van liefde en navorsching. Miss Birch las zoowat alles, dat over Anna werd geschreven. Zij b: ij kt vooral met haar lateren levensloop ingenomen. Wat begrijpelijk is. Want de echte oude vrijster in hare leelijkheid, die een dweepster in folio werd", zooals zij, een eeuw na haar dood, door een ver dienstelijk Nederlander (facobus Scbeltema) werd bespot, zocht oprecht naar de Christe lijke leer te leven en blonk door haar reine godsvrucht-, far from the madding crowd", evenzeer als vroeger door haar schitterende talenten uit. In haar tij l als tegenwoordig, vond die leer meer belijders kan navolger?. Doch zij was een der laatsten en gaf er veel voor op. Deze zijdf, zoo sympathiek door miss Birch beschreven, is niet de minst aan trekkelijke van haar leven. Doch waar men hier, in Engeland, ons land vaak zoo achter lijk vindt, is het tevens een aangename her innering, dat juffrouw Van Schurman reeds anderhalve eeuw vóór Mary Wolhtonecraft de vrouwenrechten bepleitte. En daaromtrent ontleen ik hier een en ander aan dit lezens waardige boek. De proteatanteche grootouders van Anna, vluchtten in 1569 van Antwerpen naar Keulen. Daar huwde in '1604 hun oudste zoon, Frederik, met Eva van Harf, die eerst moeder van twee zonen werd en 5 November 1607., van de incpmparab'e Anna". Na een kort verblijf in het land' van Gulik, vestigde de familie zich te Utrecht. Als vierjarig meisje, kon Anna reeds- vloeiend Duitsch lezen en den Heidelbarger catechismus uit 't hoofd opzeggen. Toen zij 15 jaar was, jing de familie naar Franeker, voor de studie van Anna's broeders. Doch terwijl deze van haar vader Ie) in het Latijn kregen, hielp Anna meermalen bun geheugen opfrisschen. Daar door won zij het recht, gelijkelijk van den boom der kennis" te eten. En toen zij kort daarop, na den dood van haar vader, met haar moeder en twee ongehuwde tantes weer naar Utrecht trok, ging zij zich aldaar ijverig op de studie van oude talen en beoefening van kunsten toeleggen. Zonder eenige instructie, beoefende ik in mijn eenzaamheid de edele kunsten, met gebruik van allerhande materialen", schreef zij, op zeventigjarigen leeftijd, in haar auto biografie Sukleria*' Van de opening der universiteit maakte zij gebruik, door de god geleerde colleges van Voetius bij te wonen. Maar heimelijk achter een gordijn verscholen, want vrouwen werden toen nog niet openlijk tot de colleges toegelaten. Merkwaardig voor haar talent is, dat Voetins haar verzocht, een Latijnsche inhuldiging der hoogeschool te schrijven. En zy dichtte tevens een lof zang in het Franscb, door Miss Birch mede gedeeld. Zij vond tevens tijd, tot etsen, schilderen en boetseeren. Voor een spiegel gezeten, et s'e zij op 25-jarigen leeftijd een karakte ristiek portret van zich zelf (bier uit het boek afgedrukt), met weelderig gefriseerde lokken en een kanten halskraag. (Slot volgt). J. K. VAN DER VEEB. llllinillMMlIllllHIMMimiinimiblMIIMIIIIIIIIIIMMIimillMMimmMttmi AErErEÏ^ErEI. Door de Redactie van dit Weekblad uitgenoodigd na Caprices heengaan baar plaats in te nemen, wil ik na een hartelijken, collegialen afscheidsgroet aan mijne geachte voorgangster, m ij zelve aan de lezeressen van deze rubriek voorstellen en haar eens ver tellen op welke wijze ik wil trachten aan mijne verplichtingen tegenover, haai te voldoen. Op luchtige, vluchtige vlindermanier wil ik fladderen van bloem tot bloem in eigen land en ver van hier, over bergen en zeeën, hoog in de blauwe .wolken en dan weer in steden door vensters van huizen en gebou wen naar binnen vliegen, overal aan mijn grenaelooze nieuwsgierigheid voldoen. Geen sterveling zal eenige schade lijden by Vlin ders vluchtige aanraking, er'Veeleer voordeel bij hebben, want de>aaV^acht vestigen op het vele goede en pr%Wrge, nat er in de wereld bestaat, zal voornamelijk tot mijn taak behooren. , En*- ftlf wiwJt er soms een mui i luimiiiM uiliNlniiiHlKuUliïilMiiiiiliiiiiiiiiiiHim Zand-oer en Humu?. Naar een illustratie in Gooiland, een geognostische-biplogische studie van C. J. Koning, Busaum. ge een kort grijsblauw leembandje door het gele zend been loopen; daar onder is het zand meestal zuiver wit, a's een gevolg daarvan, dat het leemplaatje, hoe klein en dun ook het ijzerroest-houdend water tegen hield. Een heel enkelen keer kunt ge het treffen dat ge boven zoo'n leemband stukjes, knolletjes of dunne harde plaatjes van zulk ijzer vindt; daar is het ijzerhoudend water lang tegen gehouden en de roest heeft zich verdikt, misschienomeensteentje,een kleibrokje.een plantel wortel of iets dergelijks. Geheurt dit in het groot, dan ontstaat er een opeenhoopinp van zand oer of limoiiet, zooals de wetenschappe lijke naam van het mineraal is. Ook in de slooten en in drassige veenen grofit" oer, onder de krachtige meewerking van bacteriën, bijna op dezelfde wijze. Al is er zooveel ijzerconcretie" dat de bodem ontgonnen kan worden terwille van het ijzeroer, en dat er ijzergieterijen verrijzen, zooals vroeger en nu nog wel in Twente en de Graafschap gebeurt, een oor spronkelijk laag-gesteente, een sediment, is althans in ons land, nooit. Onder de zwarte bovenlaag en meestal al in het roestkleurige deel ziet ge steenen zitten, op de eene plek meer op de ander minder ; somm'ge aan de oppervlakte, zijn zoo zacht, dat ge ze met een hamer of een anderen steen tot gruis kunt slaan ; andere vooral de witte en zwarte kei'j s zijn zoo hard als ataal of eigenlijk nog harder, ge kunt er uw sleutel of mes mee krashen; dat zijn kwartakeitjee; de gitzwarte, vaak platte steentjes danken die kleur aan hun gehalte aan koolstof; het zijn zoogenaamde toetssteenen, waarvan ge er hier heel mooie en groote kunt aantreffen. Als ge met uw ring of horloge er over wrijft maar ook met een koperen knoop, blijft er een goud-, zilver- of koperstreepje op den steen achter. Door bedruopeling metkomngswater (salpeterzuur + zoutzuur) kan de goud smid uitmaken, of hij met koper of met goud te does heeft en, in het laatste geval, ook ongeveer ?an welk. gehalte het goud if. Op de overwegende meerderheid van zulke kleine barde kwartekeitjes en ook van vaal zwarte harde plat afgeslepen leisteen en zand steenbrokjes (Grauwakke) moet ge letten; meestal vindt ge ze overwegend in de onder lagen, soms evenwel ook aan de oppervlakte ; dat is rivieigrint. Dicht bij ons punt van uitgang echter zijn de zachtere half verweerde f n grootere steenbrokken in de meerderheid. Ge vindt er van een eenige centimeters af tot drie en vier decimeters toe ; en op een paar honderd meter van het brugje is er pas een blok uitgevallen van eenige honderden kilo's, dat stellig tot de halve hoogte van de helling reikte;, dit mag al wel een erratisch blok genoemd worden; het is alweer Zweedsch graniet. Verreweg de meeste brokken zijn niet rond als kiezelsteenen, maar met platte of zwak gebogen vlakken en afgeronde hoeken; de tint is, als ge ze doorslaat die van zalmvleesch; de oorzaak daarvan is de aanwezigheid van veel roe d veldspaat in dit Zweedsch graniet. Erzijnhier zooveel van die inkijkjeB",dat ge de eerste de beste niet behoeft uit te putten; in andere vindt ge weer hoekige brokken bazalt, de grauw-zwarte steen van onze walschoeiingen in de steden en van onze steendyken langs derivieren,diedoorhun natuurlijken vorm (vijf- of zeshoek) zich zoo goed laten voegen" Ook op vuursteen en kalkofkrijtbrokken hebt ge kans, hoewel niet vooral l scherper briesje in de groene blaadjes, die ik meedraag, toch zullen zoete geuren en stuifmeel zich het makkelijkst door mijn tusschenkomst tot u laten overbrengen. Een hartelijken wensc^i voeg ik hierbij: Moge by de geuren, die vergaan, het luchtige stuifmeel menig vruchtbaar plekje in uw hart doen ontkiemen ; want niet waar, uit het vluchtige kan toch het blijvende zich ontwikkelen? Wanneer Vlinders bescheiden bijdrage daartoe meewerkt en de indruk er van niet altijd met het papier in de prullenmand verdwijnt, zal er niemand meer tevreden zijn dan VLINDER. * * # Eene landgenoote in het buitenland. Recept Alweer een triomf in het buitenland van eene talentvolle landgenoote te vermelden. Na het onverwachte groote succes van de begeleidende muziek, door Cornelie van Oosterzee op verzoek van den schrijver bij van Eedens IJsbrand gecomponeerd, en bij de premiere te Weimar door dirigent Raabe en andere aanwezige musici als hoogst stemmingsvol geprezen, is de Intendant van het Hoftheater aldaar, Freiherr von Schirach, met nog meer geestdrift en animo dan te voren vervuld voor de voorbereiding van Cornelie van Oosterzee's eerste Opera: das Gelöbnisz". Op zijn dringend verzoek zal de première plaats hebben op 29 Mei 1910 bij gelegenheid van eene gala voor stelling ter eere van den jaardag der jonge Groothertogin. Extra zorgen wordenaan dezeopvoeringgewijd, eerste krachten er voor aangezocht. lm wünderschönen monat Mai, wird diese musikaligche Knospe springen l" Vele muzikale toehoorders, eene artistieke omgeving, toewij ding van intendant en dirigent, lentezon, en feestvreugde ! Wat al gunstige omstandig heden l Wij wenachen onze landgenoote einen riesigen Erfolg !!" * * * Toen ik onlangs het presidents-palais in Parijs bezocht, lukte het m ij in het heiligdom van den chef de cuisine" door te dringen. Ik zette mij ongezien op den rand van een leege koperen pan en zag met mijne scherpe vlinderoogen hoe de eerste chef aan zijne medehelpers orders gaf voor het prepareeren van den volgenden vischschotel, een gerecht dat vooral door de heeren der schepping wordt gewaardeerd. Dus dames, aan het werk want door den maag van uw eybaritiscaen echtgenoot bereikt ge immers zijn hart? Sólei au gratin. Kook filets van tong niet geheel gaar; hak een eet lepel vol pieterselie en een dito knoflook of prij zoo fijn mogelijk. Strooi de helft hiervan met een weinig'zout op een met boter besmeerden zilveren of nikkelen vischschotel en leg de filets er netjes naast elkaar op. Doe er de rest gebakte in deze zanderij. Behalve het gewone roode graniet zult ge ook al wel grijs graniet met zwarte stippen van mica, en eveneens brokken gneis geelgrijs met zwarte evenwijdige mica streepjes hebhen opgeraapt. Al deze steenen nu zijn zoo vele bewijzen dat ons terrein van onderzoek geen oor spronkelijke Nederlandsche bodem kan zijn; het is buiten eenigen twijfel, dat de granieten, het gneis, het bazalt en de kalk- en vuur steen uit Zweden, Finland, Rügen of Lijfland afkomstig zy'n. Eerst nam men drijvende ijsbergen als transporteurs aan ; tegenwoor dig worden algemeen ontzaglijke gletecbers als zoodanig beschouwd, die van Scan dinavië' over de Oostzee heen tot in Polen, den Harz, het Teutoburgerwoud en in ons land en Engeland reikten; als een reuze&waaier van ijs, strekten deze y'sstroomen zich naar het zuiden, oosten en westen uit. Een zuidwestelijk punt aan de waaierplooi smolt af in ons land en teekende zijn uiterste, nog kenbare smeltgrenzen af met de grondmorainen, die nu nog te kennen en te volgen zijn, als de heuvelrei van Muiderberg en Huizen tot vlak bij Rhenen. Die ontzaglijk breede ysstroom, het Noordsche inlandsijs, dat eens half Europa bedekte en bijna tot aan de voormalige Alpen-gletschers reikte, schoof bij zijn uiteinde meestal den grond voor zich uit. Ook bij ons; vlak ach ter de eindmoraine, de reeks van grint- en steenmassa's van Huizen tot Ebenen, werd zeer waarschijnlijk de langwerpige kuil uit gehold, die nu Geldersche vallei heet en din later weer, een tyd lang, door den Rijn ge bruikt werd tot afvoer van zyn watermassa's, hij voerde er een van zijn armen door. Misschien is ook het oude IJseldal dat veel breeder was dan het nu lijkt, zoo'n in deuking, achter een moraine; de Vtluwache heuvels, die grootendejls door de wind zijn gevormd, liggen op moraine-gronden. Mogelijk is het, en ook waarschijnlijk, dat vroeger of later, toen ons land weer gedeel telijk door de zee werd overdekt, enkele drijvende ijsbergen hier hun meegevoerde steenen hebben deponeerd ; zoo is misschien de aanwezigheid van een ontzaglijk stuk Noorech graniet bij Oudenbosch in Brabant te verklaren; maar de contortions", waar van ik u de vorjge keer verteld heb, de keileem en de gletscherkrassen op vele steenen in de zanderij gevonden, zijn overtuigende bewijzen genoeg voor het transport door het inlandijs van verreweg de meeste Skandinaviecae gesteenten in het Gooi en geheel Noord Duitschland. Dichter bij Bu««um komt ge op een plek waar de grond ook aan de oppervlakte let terlijk wit ziet van de kwartskeetjes ; die zijn stellig door de rivieren uit het Zuiden aan gevoerd; ds kleinste misschien met hevige overstroomingen; de grootere waarschijnlijker vastgevroren in ijsschotsen. Op sommige plekken kunt ge u een voorstel ling maken van het ontstaan van grotten; drie plaatsen trof ik aan, waar de grond meters ver ondermijnd was door regenwater, zoodat er een soort tunnel van een paar meter lengte onder de grond naar een holte voerde; misschien is de boel ingestort met Ellen Kef. ELLEN KKY, de Zweedsche schrijfster van: De ethiek van liefde en huwelijk", opgedragen aan hare ouders, met de woorden: aan de dooden, die mij in liefde het leven schonken"; -; van De eeuw van het kind" enz., viert heden baar zestigsten verjaardag. Ellen Key is 11 December 1849 op het landgoed Sundsholm in de provincie Smalaad, in Zweden, geboren. Zij bezocht Nederland van 27 April tot 15 Mei 1905, en hield o.a. te Amsteriam, op uitnood'ging der Vereeniging Erasmus" voordrachten. Bijna al hare werken zijn in het Nederlandsen ver taald, voornamenlijk door bare Nederland sche vriendin, Mevrouw Logeman, echtgenoote van Professor Logeman te Gen'. groenten over, een halve bus champignons' met het nat, een wijnglas vol witte wijn, een kop bouillon, 4 lepels soja, fijn gestampte' en gezeefte beschuit en een kop gesmolten boter. Op den rand schikt men puree van, aardappelen, waarin men met een vork dwarsche streepen drukt, die men met eierdojer en daarna met boter besmeert. Deze schaal gaat in een matig warmen *oven met alleen van boven vuur. Na twintig minuten moet de visch er lichtbruin en de puree «r goudgeel uitzien. Bon appétit Mesdames (et Messienrs 11) au revoir! VLISDBB. de zware regens van deze week, mogelijk ook zijn er nieuwe bijgekomen, Zulke minia tuur-verschijnselen zijn de beste aanschouwingsmiddelen bij de studie van de natuur, ze leeren ons de grootste en meest grooteche uitwerkingen der natuurkrachten uit vroeger tijd verstaan. Enkele kuilen en pijpen echter zijn ontstaan bij het zoeken naar laem door kleidelverc. Bij den overweg over het spoor, steken we over naar de westkant van de zanderij. Ik heb u al verteld dat daar een aantal vreemde richels liggen van een paar kilometer lang en bijna een meter hoogte en u ook al iets gezegd van de plantengroei in de geulen er tusschen; maar no; niet waar zij van daan kwamen. Het spreekt vanzelf dat dit menschenwerk is. Loopt ge door naar het zuiden waar de zandtrein staat en de afgraving nog in vollen gang is, dan krijgt ge de vorming er van te zien. Ze bestaan uit de humuslaag met het bovenste zand- en soms veen-oer, die vóór da afgraving begint, wordt afgestoken en met zand vermengd op richels wordt geschoven ; later, bij. het gereedmaken van den bodem voor bouwland zullen ze geëffend worden. Aan het einde is de zand wal ongeveer 8 M. hoog; om goed waar te nemen, waar de wal uit bestaat, moet ge omhoog klauteren tegen, een zand- en grintkegel op; dan bemerkt ga dat de snede, het profiel, niet enkel zand is maar dat op n a twee meter van boven verschillende grintlagen aangesneden worden, die komen als lenzen in doorSLede te zien. Eens, jaren geleden, heb ik het getroffen dat bühet spade-steken door de werklui een groot granietblok bloot kwam; de reuzenkei werd met vereende krachten uitgepeld; toen het ding zoo ongeveer voor driekwart buiten het zand uitstak werd het erratisch blok voor zichtig ondermijnd en met een vaart rolde het granietblok, dat stellig 1000 kilo woog, naar onder, het verbrijzelde op den bodem een paar andere pas uitgegraven keien. Zulke op-zij-gerolde erratische blokken ziet ge, in. het groot en klein, bij tientallen liggen op de richeh en in de geulen aan den Hilversumschen kant van de zanderij. De korte banken en de lenzen van grint en soms van klei of leem zijn de oude bed dingen van afatroomingsbeken, die zoowel het kleine grint uit de moraine-kegels w gspoelden, als het riviergrint voortrolden, dat van den vroegeren bodem en van de ijsschot sen van den Rijn of Maas afkomstig is. Het is niet moeilijk zich met behulp van hetgean nu nog op de doorsnede te zien is, een denkbeeld te vormen van het terrein, na het terugtrekken van het landija; het moet daar een ontzaglijke heuvelachtige vlakte geweest zijn met honderden kleine an groote wateraderen en beken, die telkens van bedding veranderden en al het fijne zand naar de westelijke diepten voosden, waar het nu nog den ondergrond vormt van den veenbodem onder Amsterdam. Rivierwater en y's waren in hoofdzaak de bouwers van onze hooge oppervlakte-gronden, van ons zand- en grintdilnvium, en fluvio-glaciaal is de bevattelijke term, waarmede deze en dergelijke bodem formatie tegenwoordig wordt aangeduid. E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl