Historisch Archief 1877-1940
AMSTEUDAMHER
1°. 1909.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Olt nummnr bevat een byvoeesel.
:Mj?. H. F. L. "W l hiSSZCETGK
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Ibonaement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor IndÜpor jaar, bjj vooruitbetaling, , mail 10.
Afcauhrttjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . . 0.121/»
19 December.
Advertentiën van l?6 regels / 1.25, elke regel meer f 0.25
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel 030
Reclames per regel 0.40
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: De
Ferrer«aab. Gemeentebelangen, door L. Simons.
FEUILLETON: In de Jachtsneeuw, naar
het Italiaansch, van Graria Deledda.
KUNST EN LETTEREN: Oude Du'tache
poëzie, door Alex.Gutteüng. Ingezonden
Berichten. VROCJWENRÜBRIEK: Anna
Maria van Schuurman, II, door J. K. van der
V*er ALLERLEI, door Vlird^r. UIT
DE NATUUR, door E. Heimacs. Engn.
lard's populaire kanselier, met af i., donr J.
K van der Veer. Prof. mr. H. P. G Qaack,
portret. An^st voor 't naakt te Utrecht,
door Plasecbaert. Het Flora borstbeeld in
bet Kaiser-Friedricb Museum te Berlijn, met
?fn., door dr A. Pit.?Bg demen«cbeneiep*in
Fransch-Congo, door N. FIN. EN ECON.
KRONIEK, door V. d. M. en V. d. 8. De
atand der invaliteitg- en
onderdoms-verzekerine in verschillende landen, d o* S.
INGEZONDEN. DAMRUBRIEK.
SCHAAKSPEL. ADVERTENTIËN.
De Perrer-zaak.
Een nieuw voorbeeld van de slapheid
der Nederlandsche liberale leiding, is
onderkenbaar in^de houding van de liberale
pers in zake Ferrer.
Eerst was het in den opzwependen
toon van de Dreyfus-dagen, dat werd
ingezet; maar toen bleek, dat de
steelsgewijs gefusilleerde Spanjaard den om
gang genoten had vanonboffiihige mannen
(slechte relaties"!), de groote Maximilian
Harden hem afviel nota bene
Maximilian Harden, wien het om het sensatie
artikel toch óók te doen is , vooral echter
teen bleek, dat de eerst verdedigde school
meester een vrij revolutionair leven achter
d«n rug had, toen krabbelde die pt-rs
maar weer zoetjesaan terug en vergat
verder voor die vage herinnering aan
een zekeren verren Ferrer zich te in
teresseeren
Ja, wie zal niet Je sympathie ver
beuren der niet meer in de eerste plaats
liberale maar tegenwoordig in de eerste
plaats conservatieve pers in Nederland,
als van hem blijkt, dat hij besmet is,
of besmet was, of besmet geweest is met
de gevaarlijke revolutie-ideeën,waaraan
ironie van de Geschiedenis de liberale
burgerij haar' maatschappelijk comfort te
?danken heeft? Ironie van de Geschie
denis... zeker! Zulk een ironie noemen
?wij het, dat het z.g. liberalisme" zijn
achterneven in streken, waar ze moeilijker
8t rij d voeren en waar dus liberalisme
en opstandigheid nog nauwer verwant
zijn. zoo gereede in den steek laat!
Het liberalisme," de liberale" groote
kranten .... ze roepen ons dikwijls voor
den geest het een of ander gezellig
interieur van onzen Bakker Korf: oude,
lieve, gewaardeerde tantes, met groote,
deftige, kreukelooze neepjesmutsen, dom
melend over haar breikous: er is er een,
zoo'n tante, die ontevreden vertelt van
een niet door haar genoemd familielid,
waarover ze verder maar zwijgen zal...
en de rustige, lieve vergadering schudt
het hoofd en dommelt verder.
Yan den bekenden kenner van vele
talen Dr. Hoogvliet ontvingen wij het
volgende schrijven:
Zet-r Geachte Eedactie!
Ik verzoek u onderstaand schrijven uit
Spanje, betrekking hebbend op de
veelbesprokene Ferrer-zaak, in uw kolommen
ie willen opnemen, zoo mogelijk nog in uw
eerstvolgend nummer. De persoon, die het
tȟtoezond, is een zeer voorname, misschien
de voornaamste schrijfst-r van Spanje, een
.schrijfster die ik de eer heb tot mijn per
soonlijke bekenden te rekenen, die naam
maakte, niet alleen door haar belletristüche
maar ook door haar maatschappelijk-weten
schappelijke werken, uitmuntende door
groote liberaliteit in zake de algemeene
vraagstukken van vooruitgangen beschaving.
Ik moet uitdrukkelijk releyeeren, dat ik
zelf door het ter bekendmaking aanbieden
van dit schrijven geenszins een persoonlijk
oordrei over deze kwestie wensch uit te
spreken, allerminst een beslissing te be
werken. Ik kan alleen mededeelen, dat ik
lo de voornaamste stukken der aanklacht,
mij uit Spanje toegezonden, en 2o de voor
naamste stukken der tegenpartij; die bijeen
gebracht zijn in het te Parijs verschenen
boekjfl Franc-sco Ferrer, sa vie et son oeuve,
aandachtig heb gelezen en na ernstige over
weging niet kan gelooven, dat n van
deze partijen de absolute waarheid, dt volle
waarheid en niets dan de waarheid zou
hebben gesproken.
De Fransche brochure is zonder twijfel
met groot talent geschreden, ongetwijfeld
moet zij waarheid, veel waarheid zelfs be
vatten. De brieven van Ferrer, die er in
worden afgadrukt, geven aan ieder lezer
de overtuiging, dat Ferrer onmogelijk die
havacholachtige persoon kan zijn, waartoe
de aanklagers hem willen maken. De ver
dedigingsrede van Kapitein Francisco
Galceran y Ferrer is een prachtvol pleidooi,
dat een machtigen indruk maakt. Intusschen
mag niet worden voorbijgezien, dat deze
geheele brochure zeer duidelijk van begin
tot eind een revolutionair politieke strekking
vertoont. In hun ijver otn dit revolutionis
tiesch streven te bevorderen, maken de
schrijvers van Ferrer somtijds niet alleen
een apostel, maar zelfs weinig minder dan
een Christusfiguur, bij de beschrijving van
het verbranden der kloosters is een zekere
kwalijk verholene sympathie met de brand
stichters mosielijk te miskennen,enz. en dit
alles geeft te denken.
Het hier volgend schrijven is geheel in
den toon van gematigde onpartijdigheid ge
schreven. Dat de schrijfster persoonlijk geen
blind of W'lloos werktuig in de handen der
geestelijkheid of der regeering is, daarvoor
durf ik wel instaan. In haar werken heeft
zij meermalen getoond wel den noodige
zedelijken moed te hebben om tegen de autoriteiten
in de waarheid te zeggen. Nu kan het
natuurlijk zijn, (en dit zou ik waarlijk ge
neigd zijn te gelooven) dat geestelijkheid
en regeering in Spanje de feiten zelf door
onderdrukking van geschriften en ',., zoozeer
weten te verminken en te vervormen, dat
zelfs hoogst intellectueele en liberale Span
jaarden er door worden misleid. Hoe 't
zij, het komt me voor, dat 't in elk geval
dubbel di-; moeite waard is, in deze kwestie
osk eens een enkele maal aan de tegenpartij
het woord te geven, teneinde later een
vrijer en onbevaugener oordeel over de ge
heele kwestie te vormen.
Dr. J. M. HOOGVLIET.
Uit de overweging, dat het inderdaad
steeds goed ia aan de tegenpartij' alle
gelegenheid te geven haar zienswijze toe
te lichten, geven wij gaarne aan den
brief van gravin van Pardo Bazan in
zijn geheel plaats.
Torres de Merrus-Por
SadaBetanzos Kspana, 15/11 '09.
Aan dr. J. M. HOOGVLIET,
Mijn hooggeschatte vriend,
Onze wederzijdsche vriend M. schrijft mij
uit Salatnanca met het verzoek aan u te
zeggen wat mijn meening is over de ge
beurtenissen, die zich in mijn vaderland
ontsponnen hebben en o er de persoon en
den dood van Francisco Ferrer. H«t is met
groot genoegen dat ik aan dit verlangen
voldoe; immers wanneer een ontwikkeld en
verlicht buitenlander een vraag stelt, is het
wet deze vraag oprecht en duidelijk te
beantwoorden.
Franciseo Ferrer was in Spanje aan nie
mand van ons allen, die ons aan geestelijken
arbeid en studie wijden, bekend; zijn naam
deed zich voor de eerste maal booren toen
Mateo Morral tegen de koets van Koning
Alfonso XIII een bom slingerde, waardoor
meer dan 80 personen werden gedood. Men
vernam toen, dat Ferrer een intieme vriend
was van Morral en dat beide personen met
elkander hadden gewoond. Op grond hiervan
en van andere aanwijzingen vermoedde
m«n, dat Ferrer medeplichtige of aanstoker
van den aanslag was. Niettegenstaande dit
werd Ferrer vrijgesproken, 't zy bij gebrek
aan bewijs, 't zij door andere oorsaken.
Men sprak niet meer van hem, totdat er
tegen 't einde van Juli d. j te Barcelona
ouder voorwendsel van protest tegen de
tewapenroepiug der reservetro«pen, de
pogingen Verden gewaagd om vooreerst de
republiek uit te roepen, daarna een omwen
teling te bewerken en verder gewoonweg
den brand te steken in kloosters en kerken,
bij welke gelegenheid men lijken uit de aarde
haalde en langs de straten sleurde, eeni^e
geestelijke broeders vermoordde, zich toe
eigende wat men vond, en nonnen ver
krachtte in de publieke huizen, waar men
haar met geweld had binuengebracht; arme
nonnen, die men althans als vrouwen had
dienen te eerbiedigen.
Al* aanstoker der oproerige bewegingen,
waaruit deze buitensporigheden waren voort
gevloeid, werd aangehouden Ferrer, en vol
gens de wetten en naar den wettigen rechts
gang werd hij geoordeeld en eindelijk
gefusilleerd.
Hoe groot was daarna de verwondering
van ons allen, die ons ernstig aan weten
schap en kunsten wijden, en die ons niet
bemoeien met politiek, hoe groot wac
onze verwondering, toen we opmerkten, dat
men ons uit het buitenland, waar men zich
over 't geheel zoo weinig aan onzen arbeid
laat gelegen liggen, en waar men van alles,
wat hier omgaat, bijna niets weet, toen
we opmerkten, hoe men ons vandaar uit
kwam vertellen, dat Ferrer een groote wijze
geweest was en zijn werken een wonder!
Ik-zelf, die geregeld alles lees wat van
eenige beteekenis hier in Spanje het licht
ziet, ik-zelf draag van dergelijke werken
niet de minste kennis; en wat de Moderne
School betreft, haar karakter was met dat
van de degelijke pedagogiek, die o. a. door
de Vrije Ouderwijsinrichting te Madrid in
praktijk gebracht wordt. Neen, de rol die
zij vervulde, was uitsluitend revolutionair
in anarchistischen zin. Het feit, dat deze
school in Spanje gedoogd werd, is op zich
zelf een reden om te gelooven, dat dit land
in hooge mate verdraagzaam is, wat dan
ook werkelijk reeds sedert twintig jaren
of langer een feit mag heeten, aangezien
hier slechts zelden voor politieke misdrijven
de doodstraf wordt toegepast; zelfs dan,
wanneer, zooals hier = het geval was, de
politieke misdrijven gepaard gaan met ge
wone mi-daden als rouf, brandstichting
verkrachting, ontwijding, of met nog een
ander feit, dat alom met groote gestrengheid
wordt gestraft en dat bestaat in het opruien
der troepen tot verzaking der tucht en tot
insubordmatie tegen het gestelde gezag.
Nu begrijp ik in zoover wel wat het is,
waardoor in deze kwestie de buitenlanders
worden misleid; voor zoover na nelijk deze
buitenlandi-rs een oordeel vormden naar de
taal, die door een zeker deel der Spaansche
pers werd gevoerd; zijn echter de buiten
landers mannen van verstand en nadenken,
dan dienen ze te weten, dat uiteenzettingen
van dien aard geregeld gestoken waren in
een bijzonder politiek gewaad, terwijl toch
het politieke oogpunt met het wetenschap
pelijke of ook met het humanitaire niet het
minete heeft uit te staan.
Ik zelf ben ten eenenmale onpartijdig.
Ik erken daardoor, dat een t/root deel van
de schuld te zoeken is in de zwakheid der
overheden, die de oproerige bewegingen
dadelijk op het eerste tijdstip, toen ze nog
niet zeer talrijk waren, hadden dienen tegen
te gaan. De burgerij vau Barcelona zelf
toonde hier weinig dapperheid. Waar
misdaden worden gepleegd, dient ieder,
die het ziet, de misdaden te verhinderen.
Men kan zich moeielijk begrijpen hoe zij
het schoone en rijke Barcelona konden over
laten ia de haaden der brandstichters, die,
in 't voorbijgaan gezegd, getrouw aan hun
karakter van moderne barbaren, ook menig
kunstwerk hebben verbrand.
Mdar terwijl ik dit zeg, m jet ik gelijk
tijdig vermelden dat volgens aller
overtuituiging Ferrer de persoon geweest was, die
de geheele beweging had geleid.
Gelijk ieder aiiier organisme heeft ook
de maatschappij haar ' estaan te verdedigen
en itdrre natie heeft daarvoor haar wecten,
die zij in hachelijke gevallen laat werken.
Alleen aan Spanje schijnt men nu echter niet
toe te laten te doen wat anderen doen. Wat
in het gegeven geval bijzonder valt op te
merken is buitendien nog dit, dat de wetten,
die op Ferrer en dit op volkomen wettige
wijze en zonder verzuim van eenig
vereischte van den voorgepjnreven rechtsgang
zijn toegepast, dat die .'Wetten niet eens het
werk zijn van de conservatieve partij, die
ze hier toepaste, maar wel van de liberalen.
Met de kwestie omtrent de politieke daden
van Ferrer heeft zyn bijzonder leven niets
te maken; maar aangezien men het niet
heeft laten blijven bij het zeggen, dat
Ferrer een wijze was, maar ik ook nog heb
moeten lezen dat men hem een apostel der
menschheid zon dienen te noemen, ben ik
gedwongen te verklaren, dat Ferrer's
levensgeschiedenis die van een slecht mensch
is, en dat zijn vrouw hem verscheidene
schampscheuten toediende wegens de slechte
behandeling, die hij haar aandeed sedert
hu, zooals men dit hier uitdrukt, in het
net was verstrikt geraakt, van een, die
veel geld op hem heeft doen overgaan.
Voor het overige mag het als zeker wor
den aangekomen, dat de persoon van Ferrer
voor de radikale elementen van Europa
niets anders dan een voorwendsel is geweest
tot het houden van rumoerige
nunifestatien, zoodat aan Ferrer's persoonlijke werk
en strijdkracht geen al te groote belang
rijkheid mag worden toegekend. Het is
mijn meening (afgaande op de papegaai
achtige eigenschappen, die alle politieke
radikalismen, in welke richting dan ook
't zij dan ook reactionnair of revolutionair,
plegen eigen te zijn) het is mijn meening,
dat indien Francisco Ferrer inderdaad een
wijze was geweest, er geen manifestatiën
voor hem zouden hebben plaats gehad. De
wijsheid toch staat boven alle zaken van
deze soort, van de joelende menigten is zij
zoo ver als maar mogelijk verwijderd.
SIC SENT10 (dit is mijn gevoelen).
Hiermede blijf ik steeds uw zeer
toegenegene vriendin,
EMILIA GKAVIS YA.X PAUDO BAZAX.
Wij zeiden, dat wij, om aan de tegen
partij" alle gelegenheid te geven haar
zaak te bepleiten gaarne aan dezen brief
van de Spaanse hèschrijfster plaats gaven
in dit Weekblad.
Wij vinden evenwel tot zekere
hoogte in tegenstelling met Dr. Hoogvliet
dezen brief maar matig interessant.
Wij vinden hem slechts belangwekkend
voor zoover hij doe t kennen de geestesge
steldheid (en wel de naar onze begrippen
reactionaire geestesgesteldheid) van wat
men noemt de liberale" kringen... in
Spanje, d.i. van de liberaal-katholieke
kringen, waartoe ook het tegenwoordige
ministerie behoort. Het is echter, dunkt
ons, wanneer men den brief wél beziet,
zeer duidelijk, dat aan dit samen voegsel
van persoonlijke opinies gén waarde
mag worden gehecht ten opzichte der
quaesties waar het in de Ferrer-zaak
om gaat: n.l. schuld of' onschuld, goede
rechtspleging of rechtscomedie.
Wij laten daar uit al wat volgt
zal het, hopen wij, vanzelf duidelijk
worden dat de Spaansche schrijfster
blijkt niet op de hoogte te zijn, zelfs niet
van eenvoudige en vaststaande feiten.
Om er maar twee te releveeren:
lo. Zij noemt het vertrek der reser
visten het voorwendsel" voor den op
stand, terwijl uit de nuchtere telegram
men van Havas en van particuliere
berichtgevers der laatste Juli-dagen blijkt,
hetgeen trouwens in confesso is, dat dit
inschepen van reservisten de oorzaak
was van 't verzet.
2o. Zij zegt, dat de overheid eer
der had moeten ingrijpen: nota bene!
Op d^n dag, dat de staking begon en
de eerste opstootjes (erger was het nog
niet) plaats hadden (26 Juli) werkte de
overheid reeds met staat van beleg en
kanonvuur!
Wij beschouwen den brief van de
Spaansche schrijfster als alle brieven van
de beschaafdste personen, die men maar
wil, en die, bij verre afstanden van plaats
en sympathie, hun oordeel zouden uiten
over een ingewikkelde cause-célèbre:
Zeg eens wat de persoonlijke opinie waard
was indertijd vaa 'n Parijsche
regeeringsgezind-i schiijfster over Dreyfus' onschuld
om maar een voorbeeld te geven, vooral
als ze er op had gedrukt, dat Dreyfus
ge^n Christus-figuur was, zooals immers
te vlijtige vrienden ook van dien officier
hebben gemaakt.... Immers hoegenaamd
niets.
Wij spreken liever over de docu
menten zelf.
Eenige weken geleden, in het num
mer van 7 Novembar. gewaagden wij
van een hoofdartikel in de Maasbode,
waarin het verkorte verslag" voorkwam
van het requisitoir in Ferrer's proces.
Wij zeiden toen met anpele bespreking
te willen wachten tot het volledig officieel
versla» in ons bezit was, waarvan trouwens
de publicatie door het Rotterdamsche
orgaan werd in uitzicht gesteld.
Op grond van het verkort verslag (het
welk nauwkeurig blijkt te zij D, maar dat
kon zij toen niet weten) zette de Maasbode
alvast een van haar grootste koeltjes op.
Van het volledig verslag merkten wij
verder inmiddels niets. Tutdat wij door het
schrijven van Dr. Hoogvliet, waarin hij
OUR mededeelde het officieele, door de
Spaansche regeering uitgegeven verslag
te bezitten, wederom onze aandacht aan
deze zulk konden geven. «4
Wij hebben nu bestudeerd: 1°. het
door Ferrer's vrienden in eene brochure
bijeengebrachte materiaal (deze brochure
bevat vooral een bespreking en deels een
verheerlijking van de persoon en heeft
slechts in de tweede plaats waarde ten op
zichte der argumenten van het openbaar
ministerie), 2°. de bijna compleete pro
cesstukken zooals zij te vinden zijn in
de Gil Bias van 14, 15, 16, 17, 18, 19
en 20 October jl., welke processtukken
op ons verzoek door Dr. Hoogvliet ver
geleken zijn met het officieele
regeeringsverslag en daarmede accoord bevonden.
Waaruit bestaan nu de processtukken ?
Uit
het rapport van den rechter van instruc
tie (offic. verslag a Gil Bias)
het requisitoir van den procureur des
Konings, den z.g. fiscaal (offic. verslag
a OU Bias).
het pleidooi van Ferrer's verdediger
(allén in den Gil Bias).
Wij merken in 't voorbijgaan op, dat
de Spaansche regeering het zonder nut
heeft gerekend het pleidooi in haar ove
rigens toch zoo uitvoerige verslag op te
nemen. Wij zullen zien, dat de brave
regeering er reden toe had.
HET RAPPORT VAX DEN RECHTER YAN
INSTRUCTIE.
Hieruit valt weinig te vermelden, daar
bijna alles wordt herhaald in het boven
dien uitgebreider requisitoir.
Eén getuigenis maakt hierop een uit
zondering. Het is die van den hoofdcom
missaris van politie van Barcelona. Deze
vertelt, dat Ferrer een vurig anarchist
is, die o. a. te Parijs de laatste twee
jaren onder de actiefste elementen hoorde
van de Confédération Générale du
Travail De gedachte, dat een Spanjaard
iets te zeggen zou hebben in deze Fran
sche arbeidersorganisatie, is voor wie van
Fransche toestanden op de hoogte is
bizonder belachelijk. De Gil Bias zet
er dan ook droogjes weg sic achter.
De hoofdcommissaris, die zoo op de
hoogte is, weet verder te vertellen, dat
Ferrer in de laatste jaren te Londen en
Parijs zich in verbinding stelde met de
bekendste anarchisten en revolutionairen."
Het is, nietwaar, of hij met
bommenfabrikanten gedurig samenkomsten had!
De waarheid is, gelijk uit in de brochure
gepubliceerde brieven blijkt, dat hij met
libertairen", humanitairen", socialisten,
vooruitstrevende intellectueelen van ve
lerlei (ook het beste) slag plannen be
sproken heeft tot internationale pro
paganda van zijn onderwijs-methode
(?rationalistische opvoeding"). De politie,
voor welke schakeeringen nimmer be
staan, zal zich eeuwig compromitteeren
door de vergissingen... die in de laatste
jaren Conan Doyle niet onaardig heeft
gepersifleerd!
Dat is dan van Spanje's woeligste
stad de hoofdcommissaris, middelpunt
dus van den inlichtingendienst van het
(penbaar Ministerie!
HET REQUISITOIR VAN DEN PROCU
REUR DES KONINGS.
Na een inleiding, die niet oprecht is,
daar zij den rechters aanmaant het hoofd
koel te houden maar tevens in een schil
dering der gruwelen, moord en brand,
van de revolutiedagen zich vermeit, komt
de fiscaal" tot de getuigenissen. Het zijn
geen getuigenissen, maar processen-ver
baal van getuigenissen, waarbij bovendien
noch de b«k'a*gde, noch zijn verdediger
tegenwoordig waren. Zij moeten dienen
om te bewijzen, dat Ferrer wasl): de
aanvoerder het opperhoofd, de overste,
de lei Ier, die het volk bij elkander zoekt,
aandrijft en de anderen bestuurt; hij,
die het woord voert, die het doel van
den opstand aangeeft, en de doelmatige
middelen zoekt, verschaft en door de
verschillende personen laat uitvoeren".
Daar zijn wat de gebeurtenissan in
de dorpen MASNOU en PREMIA betreft:
Leontio Panter, luitenant-kolonel van
de burgerwacht, die, zooals blijkt uit
blz. 26 verso van de stukken, Ferrer
voorstelt als actief deelnemend aan de
beweging" in de dorpjes Maano'i en
Premia. Dit voorstelt" vindt men on
willens toegelicht in het rapport van
den rechter van instructie, waar het
heet: verklaart dat hij door confidenties
weet". Ferrer zou een leider" geweest
zijn. En een der chefs van de publieke
macht in de dorpen zelf, waar Ferrer
zou hebben geleid", weet slechts door
confidenties" iets ...
Manuel Jimenez, journalist, een ge
heel onverdacht getuige, wijl hij om
zijn opgewonden denkbeelden verbannen
ia.naar Majorca, maakt deze beschul
diging meer concreet door....''
Uit het pleidooi van den militairen
verdediger lazen wij, dat deze journalist
reeds twee weken vóór de uitbarsting
Barcelona verlaten had. Maar toch
maakte deze eetuige" de beschuldiging
meer concreet".
Francii-co Verdaguer Gallis, raadslid
van Masnou of Premia, beweert, dat
volgens berichten, die hij niet kan be
wijzen, maar die hij voor waar aan neemt,
de gebeurtenissen begonnen zijn door
het initiatief en de leiding van min of
meer anarchistische elementen, in be
weging gebracht en bestuurd door Ferrer
Guardia en een jeudig taalleeraar F«bré.
Deze beschuldiging wordt zwaarder
geraaakt door
Juan Estival, raadslid van Premia,
wijl deze aangeeft het ernstige karakter
dat de gebeurtenissen van die plaats
aannamen sinds Ferrer's aankomst in
het dorp en zijn onderhoud met den
burgemeester (eenige personen, waar
onder luitenants, geven eveneens te ken
nen, dat sedert Ferrer's komst in het
dorp de feiten", die er dus reeds waren !
een andere tint aannamen".)
Negentien getuigen, ongenoemd, die
verzekerd zouden hebben, dat de opstand
begonnen was te Premia kort nadat
Ferrer met drie andere mannen in de
Republikeinsrche club waren binnenge
gaan.
Wat BARCELONA betreft:
Emiliano Iglesias, raadslid, heeft, of
schoon in minder duidelijke termen"
Ferrer genoemd den leider der
Barceloneesche Arbeiderssolidariteit", die den
opstand zou hebben begonnen.
Baldomero Bonnet, zelf (nota bene!)
beschuldigde, geeft een gewichtige ge
tuigenis". De bekende anarchist Ferrer
zou het geld hebben geschoten". Dat is,
zegt deze ma i, het algemeene gevoelen'1.
Modesto Lara, Ie luitenant van de
burgerwacht zegt iets dergelijks.
Alfredo G ar da Magalón, Ie luitenant
van de artillerie, zegt te hebben gespro
ken met den journalist Pirra, die hem
verklaarde, dat hij op zij n beurt gehoord
had dat" ... kortom Ferrer de leider
was geweest.
Angel Fernandez Bermejo, politieagent,
die, let wel, belast was met het nagaan
van Ferrer". verklaart
dat hij hem zag gaan naar de op
roerige benden, die Woensdag 28 Juli
hier ter plaatse om 6 uur 's avonds op
het plein Antonio López stonden; dat
een van de keeren dat de daar opge
stelde cavalerie de groepen uit elkander
joeg, Ferrer zich bevond in n daar
van en meeging bij het uit elkaar gaan,
den kant op van de Peurta de la Paz,
totdat hij zich bevond tegenover Atara
1) Wij voluen voor het gemak, waar zy
die geeft, de vertaling van De Maasbode.