Historisch Archief 1877-1940
D E A M S T E R D A M M E R WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1695
Lanas, waar hij eveneens bleef staan
praten bij een van de groepen en ver
val gen s verder ging over de Rambla
(Boulevard), waar men hem uit het
geeicht verloor bij een door de politie
uitgevoerde charge.
Hij zag hem weer terug op dezelfde
Rambla, terwijl hij zich begaf naar het
hotel Internocional, waarvan de con
ciërge verklaarde, dat Ferrer er 'had
gesoupeerd en gezegd had, dat hij niet
wist, of hij zou komen slapen".
Naar het menu heeft deze politie-agent,
die de eer genoot den leider van den
Barceloneeschen opstand" (!) te volgen,
niet geïnformeerd, naar het schijnt. Zijn
getuigenis wordt overigens bevestigd
door twee dragonders.
Samenstel van getuigenissen omtrent
PREMIA en BARCELONA:
Er is ook een soort van samengesteld
verhaal. De held en openaar daarvan is
een barbiersjongen. Hij telt, aldus brengt
de verdediger uit, want de fiscaal ver
zwijgt het, 22 zomers.
De getuige Francisco Doménech,
barbier (aldus noemt hem de fiscaal,
maar hij blijkt te zijn een barbiersknecht)
van Masnou, zegt dat hu Ferrer ontmoet
heeft den 26sten in een cafégelegen
onder het hotel Internacional (te
Barcelona) en dat hij (Ferrer) hem
uttgenoodigd had en dat getuige dit
had aangenomen. Dat zij vandaar naar
de redactie van de Progreso" waren
gegaan om te zien, of, zooals hij (Ferrer)
zich uitdrukte, de kameraden het eens
waren; daarna ging hij naar het caf
Aribau (Later volgt een kleine rectift
catie door den barbiersjongen ten op
zichte van dit punt). Daar ontmoetten
züCaldeón, Fonte, Tubau, Sr. Litran
en diens vrouw. Hij getuigt verder,
dat Ferrer met deze laatste (mevrouw
Litran) sprak, zonder dat hij kon be
grijpen waarover (!) Vervolgens «telde
Ferrer hem voor n»ar de Calle Nueva
de San Francisco te gaan, naar de
j,Solidaridad", om te zien of daar
1 iemand van de partijgenooten van
Ferrer was. Getuige weigerde, terwijl
Litran zich met de zaak belastte. Fer
rer en Doménech gingen terug naar
de redactie van El Progreso" en bij
het .uitgaan zeide eerstgenoemde hem,
dat hu niet had gevonden wat hij zocht
en verder, dat Iglesias en anderen een
stuk niet hadden willen teekenen, dat
hij bij zich had,, om het aan. het gou
vernement aan te bieden, en waarin
gevraagd werd de inscheping naar
Melilla te staken, want in het tegen
overgestelde geval zouden zij revolutie
maken enz."
Al deze mededeelingcn doet de voor
zichtige, koele Ferrer aan een22-jarigen
barbiersknecht, dien hij heeft
uitgenoodigd" hem te vergezellen!
Lorenzo Ardii getuigt dat Ferrer hem
te Bircelona op 26 Juli heeft willen
opstoken, maar dat hij hem de deur
heeft doen wijzen in het caféwaar men
zich bevond en dat Ferrer inderdaad is
weggeslopen".
Het is de zelfde barbiersknecht,
Doménech, die ook verhaalt van de ge
beurtenissen in het naburige Premia.
Ferrer. op 28 Juli ia zijn winkel binnen
gekomen, zou hem verzocht hebben den
president van het plaatselijke
republikeinsche comitéJuan Puig Ventura te
gaan roepen. Toen deze kwam stelde
Ferrer hem voor naar het Raadhuis te
gaan en de republiek af te kondigen.
Hij ~en alle omstanders weigerden zulks.
Deze Ventura bevestigde dit,
mededeelende, dat Ferrer had aangehouden,
zeggende, dat hij moest beginnen het
volk er toe aan te zetten kerken en
kloosters te verbranden. Zulk een voor
stel had hij ook gedaan aan den burge
meester van Premia, die eveneens (volgt
ook zfln getuigenis) had geweigerd. Dat
verhindert deze heeren niet kalmpjes met
Ferrer naar Masnou te wandelen en hem
onderweg, als voorbijgangers vertellen,
iiiiiiiimiiiiiimiiMimMiiiiMMimiiiiiimiiiiiimi
IN DE JACHTSNEEUW.
Naar het Italiaamch, van GROZIA DELBDDA.
Het zal al spoedig beginnen te sneeuwen,"
zeide het jonge meisje naar de donkere lucht
opziende. Neem althans een parapluie mede,
Mauredda."
Een patapluie?" De jonge man lachte.
Een parapluie medenemen was voor hem
een teeken van zwakte, bijna van lafheid.
Je zult zien dat het gaac sneeuwen, waarom
ga je ook met dit weer weg?'' ging bet
meisje op angstigen toon. voort. Ik zal geen
oog kunnen dicht doen."
Mauredda lachte andermaal. Hy lachte
altijd om alles, maar een goedhartig lachen,
dat niemand beleedigde.
Je zult geen oog kunnen dicht doen. Ga
dan naar beneden in de keuken," zeide hij,
terwijl hjj het paard zadelde.
Zij lachte ook, maar een weinig zwaar
moedig en verliefd. Als jij niet bij mij zij t..."
mompelde zij.
Zul je aan mij denken... Zeg aan je
grootmoeder dat ik ga vertrekken .. . Neen,
wacht nog even."
Hij omhelsde haar nog eens hartstochtelijk
zij was grooter dan hij, mooi, blozend, met
een fraai gebogen neus en twee groote, hel
dere oogen.
Zij drukte hem aan haar hart, til'de hem
bijna op «n zeide: Beloof mij ten minste
dat je niet door mijn dorp zult rijden. Je
weet dat myn broer je vermoorden wil".
Hij kent mij niet. En dan nog ... wat zou
hij m|j kunnen doen?" zeide de jonge man
met du geringschatting,die de rijke Sardinische
boeren voor de armen hebben Die mieren ' I
Een mier? Je zult zien hoe deze mier j e
bijten zal", riep het meisje, hem van zich af
stootend. Kom hem maar niet te na, of je
zult eens zien".
Genoeg", beval hrj met ruwe stem, maar
dadelijk daarop weder gekalmeerd, loog hij
dat te Barcelona de kerken en kloosters
aan 't branden zijn, te hooren zeggen:
Het gaat goed, moed l Alles moet ver
woest worden!" Kalme mannen!
Ten slotte: de vergadering in de
Republikeinsche club te Premia. Behalve de
waard Cal vet, waren er de burgemeester,
de adjunct-burgemeester, de secretaris
en de, evenals de anderen republikeinsche,
getuige. Hun verhaal luidt, dat Ferrer
hen heeft willen verleiden tot uitroe
ping van de republiek ... maar dat de
burgemeester heeft gezegd: Mijnheer
Ferrer ik neem deze woorden niet aan."
De waard wist verder mede te deelen,
dat een zeker individu Cassola
iatusschen af en aan ging, zijn instructies
ontvangend van Ferrer voor het oproer!
Yolgen eenige getuigen, die vertellen
hoe tijdens de oproeren door een
deiredenaars" werd gezegd, dat hij sprak
uit de naam van Ferrer en dergelijke
vage verzekeringen. De fiscaal voegt aan
dit alles toe: Ofschoon er omtrent 70
getuigen zijn gehoord, heeft niet n
enkele eenige aanduiding gegeven om
den beschuldigde te ontlasten."
? Slechts met vijf getuigen is Ferrer ge
confronteerd alle vijf: republikeinen,
die hun eigen huid hadden te redden!
* *
Want thans komen wij dan aan een
woord van critriek!
Ons dunkt: de rustige, nadenkende
lezer heeft weinig toelichting van n po de,
na een overzicht van de beschuldiging
zelf, die schaamteloos, ten slotte, bij wijze
van klap op de vuurpijl, zich beroepen
durft op het feit, dat gén der GEHOORDE
getuigen met n enkel woord Ferrer van
iets heeft ontlast!! Geen enkel getuige
a décharge is dus gehoord! Zeventig heeft
men bijeengebracht, waarvan er vijf met
Ferrer buiten tegenwoordigheid van zijn
verdediger contradictoir hebben kunnen
spreken, en die vijf waren alle gecom
promitteerde republikeinen!
Zou hier niet de hoofd verklaring moeten
schuilen van het zonderling bijeenraapsel
van getuigenissen, waarvan de koele
lezer de ongeloofwaardigheid reeds apert
vond?
Men wete b.v. het is de verdediging,
die er op moest wijzen dat de burge
meester van Premia en de zoo pertinente
Juan Puig werden losgelaten uit hun
hechtenis, spoedig nadat zij... tegen Ferrer
hadden getuigd, een hechtenis, waarin
zij zaten, omdat op hen in verband met
de oproeren ernstige beschuldigingen"
rustten!
Een allegaartje van getuigenissen dus,
geboekt door een fiscaal, wiens taak het
is Ferrer om hals te brengen, gewaar
merkt door een rechter van instructie,
waarover Ferrer zich dadelijk in zijn
brieven in de gevangenis beklaagt, dat
deze, de schuld in plaats van de waarheid
zoekende man den eersten rechter van
instructie, wien het om de waarheid
scheen te doen, vervangen moest,
zonder dat is toegestaan getuigen a
décharge te hooren, zonder dat uit zich
zelf de almachtige fiscaal die getuigen
oproept, waartoe hij het volste recht
had, een allegaartje, dat werkelijk
nood doet om het te lezen, zoo is het
opgebouwd van onwaarschijnlijkheden,
van men zegt", of ik veronderstel",
of ik hoorde van iemand, die heeft
gehoord", nota bene over iemand, die
wordt veroordeeld, niet als een gering
man onder de oproerlingen, maar als hun
leider, hun generaal, hun chef!
* *
*
Militair recht is zeker militair recht.
Het is kort en moet kort wezen. Wanneer
Ferrer ware gegrepen, als die honderden
anderen, en dan aan 't hoofd van een
plunderenden troep, en men had hem
gefusilleerd niemand die iets had
haar weder voor, met zijn onschuldig
jongensgezicht: En zal ik je dan niet trouwen?"
Wanneer ? \ls de duivel het linnen voor
mijn brnidshemd zal weven ?"
Hij lachte.,..
Mauro gaf zijn paard de sporen en het
dier stoot over de bevroren hoogvlakte
voort. De lucht werd hoe langer hoe
donkerder en de wolken trokken somber
en koud over den witten achtergrond van
den horizon weg. De bergen zagen elkander
blauw van koude aan, en zonden elkaar
hevige, ijzige windvlagen toe; de zwarte
eiken langs den weg schudden heen en weder
in een woeste vaart, alsof zij zich op het weder
wilden wreken, door met de hoogste kruinen
de jagende wolken te zweepen.
Mauro dacht aan de laatste woorden van
zijne geliefde. Zij moest deze ontleend hebben
aan het oude gedicht:
Vóór gij mij den ring zult geven,
En mij tot u vrouw verheft,
Zal de duivel 't bruidahemd weven.
Ja, zij is verstandig en daarom heb ik
haar ook lief. Hoe zou het ook mogelijk
zijn? Een rijke grondbezitter, eenige zoon,
eenige kleinzoon, eigenaar van honderd
schapen on tweehonderd zwijnen kan geen
gewoon mei?je trouwen. . , . Een man van
mijn afkomst!"
Hoe verliefd hij ook is, dat is te zeggen
hoezeer zijne geliefde hem ook behaagt, moet
Mauro toch lachen, alleen bij de gedachte,
dat hij haar zou trouwen.
Eensklaps gaat de wind liggen; de witte
wolken aan den hemel verdeelen zich; hier
en daar neemt een hooge eik een sombere
kleur aan, en overal in het rond stilte,
doodsche stilte, de onbeweegelijkheid van de
verwaehtingl Geen vogel tjüpte, geen blad
bewoog zich.
Wat valt de weg mij vandaag lang," dacht
Mauro, terwijl hij de lucht opsnoof en den
kap over zijn hoofd trok. Een sneeuwvlok
zoo groot als de vleugels van een vlinder
kunnen te berde brengen. Wie kaatst
verwachte den bal.
Het militair recht moet kort zijn, en
veroordeelt dus met minder bewijs
middelen. Want dit recht is er om
onder het donderen van 't kanon of
dadelijk na groote opstanden een eind
te maken aan opstand of agitatie. Maar
wanneer, in kalmer dagen, na een
minutieuse instructie, die geduurd heeft van
begin Augustus tot begin October, slechts
24 uur werd gegeven aan den militairen
verdediger tot bestudeering der stukken,
bestaande uit meer dan 600 folio-blad
zijden (!), en gén enkel getuige a d
charge wordt toegelaten omdat daarvoor
(het is niet het oogenblik om te lachen)
de tijd verstreken is" nota bene!,
dan is het vermoeden niet veraf, dan is
het vermoeden gewettigd, dat de ge
breken, die het militaire recht nood
zakelijk aankleven, niet alleen met graagte
zijn benut, maar dat er nog een paar
gebreken zijn bijgevoegd pour lei besoins
de la cause.
Uit het pleidooi stippen wij aan:
dat de verdediger na lezing van het
requisitoir om eenige bewijzen heeft ge
vraagd (deze vraag was inderdaad, dunkt
ons, op haar plaats) en dat deze ge
weigerd zijn, 1)
dat door den fiscaal is gebruik gemaakt
van talrijke anonieme verklaringen,
dat niemand, die eens over het l«ven
en werken en de gewoonten van Ferrer
wat zekers wist, is mogen komen ge
tuigen,
dat er vele getuigen bestaan, die niet
zijn gehoord, en die hadden willen ver
klaren, dat Ferrer (conform aan 't geen
hij meedeelt in zijn particuliere brieven)
pp verschillende Julidagen ta Bareelona
in papierfabrieken vertoefde, in verband
met de uitgave van boeken,
dat Ferrer, die meer sympathie had
voor de partij Arbeiderssolidariteit", om
die reden gehaat werd door de radicalen,
die hem door hun getuigenissen den
clericalen hebben in handen gespeeld.
* *
Ten slotte: wat heeft de Kerk met
dit alles van doen ?
Hier in Nederland is men vooral zeer
geschokt in de Roomsche pers over de
vereenzelviging van 'tgeen de Spaansche
autoriteiten verrichtten met hetgeen de
Spaansche geestelijkheid wenscht.
Wij begrijpen eigenlijk die
geschoktheid niet zeer goed. liet ligt immers in
de heale historie, in de heele geaardheid
van die Kerk zij gaat er zelfs groot
op zooveel mogelijk het maatschap
pelijk leven te beïnvloeden en er haar
stempel op te drukken.
Wat wonder, dat men de Spaansche
Kerk, die in alle opzichten vooraan"
staat in haar achterlijke Spanje, die er
nog steeds de opvoeding in handen heeft
(welke Ferrer haar wilde helpen ontne
men), die er gewis zooveel te beteekenen
heeft als bijv. betrekkelijk gesproken
de Roomsche pastorie in een door en
door Roomsch dorp in Brabant, wat
wonder, dat men op die Kerk wentelt
een deel der verantwoordelijkheid van
't Gezag! _
Vraag in een Brabantsch dorp: wie
is hier de baas, wie deelt hier de lakens
uit? De burgemeester zeker?" Men lacht
u uit! De pastoor!" Laaf nu morgen
een burgervader van zoo'n dorp het on
schuldige dansen verbieden of een socia
list onrechtmatig oppakken, en laat de
Roomsche pers weigeren de
mede-ver1) Uit den brief van Ferrer, dato 6 October,
dus vier dagen vóór het vonnis geschreven,
bljjkt ook, dat den verdediger de inzage van
de zoo verderfelijk" genoemde boeken uit
de bibliotheek van de Moderne School" werd
geweigerd.
viel op het oor van het paard. Het paard
schudde het oor; millioenen witte vleugels
dwarrelden reeds door de lucht.
Verder, steeds verder op den kap van den
mantel van den eigenaar van honderd
zwijnen," bouwde de sneeuw een klein ge
bergte; de wegen waren niet meer te onder
scheiden; de eiken, de witte eu de zwarte
in aneeuw gehuld, namen het zonderlinge
voorkomen van verkleede reuzen aan, die
achter de rotsen op den uitkijk stonden. De
dag nam af, alles werd blauwachtig grijs
getint, de koude werd grimmig maar de
jonge grondbezitter begon te lachen. Wij
hebben wel erger doorgemaakt," praatte hij
zijn paard voor, dat de ooren schudde en
steeds langhamer de zwarte indrukken van
zijn hoe/ijzers achter zic'i liet. Herinner je
je, Cimpanzeddo 'kleine kameraad, hoe wij
op de bergen van Oliena in een kloof zijn
gestort? En daar, zeggen zij, wonen de
duivels... de duivels zijn zwart, de sneeuw
is wit, voort maar, voort maar, Companzeddo!"
Companzeddo draafde, al werd de sneeuw
viel hoe langer hoe dichter, ateeds door.
Ondanks zijn onverschilligheid kreeg Mauro
een oogenblik den wonderlijken indruk van
betoovering, alsof hij voorbeschikt was zijn
geheele leven zoo te rijden, door een geheim
zinnige landstreek te midden vaa de afschu
welijke stilte van een steeds aanhouden Je
sneeuwjacht.
Voor den duikel, ben je slaperig5" vroeg
hij zich zelf af, al geeuwende. ..Schaam je,
een dappere jonge man, zooals j j. Vooruit
Compaazeddo..."
Maar, ondanks al zij a dapperheid, kraest
de koude toch de overhand op hem, zoodat
hij zonderling, angstig slaperig werd. Hij
kwam nu op den inval een slok brandewijn
te nemen, want ofschoon niet gewend te
drinken, nam hij op reis toch altijd een
flescbje mede om er zijn vrienden en kame
raden van aan te bieden, als hij ze ontmoette.
Hij dronk een, twee, drie slokken en ver
trok daarbij zijn gezicht, daarna spoog hij
ze uit, tegen de sneeuw, bij wijze vaa uit
daging en werd weclei moedig en vroolijk.
antwoordelijkheid (wij bedoelen natuurlijk
niet de wettelijke!) van den pastoor te
aanvaarden. Dat zijn immers maar grapjes!
Herinnert men zich de woorden nog
van den bisschop-coadjutor van Barcelona?
Zij luidden aldus:
Indien Ferrer misschien niet direct
deel heeft genomen aan de ongeregeld
heden van Juli j.L, verdient hij toch
straf, omdat hij de hoofden der arbeiders
op hol heeft gebracht en door zijn propa
ganda het ontstaan van de troebelen
heeft bevorderd".
Nu gaan wij even voorbij, dat waar
het hoofd der Barceloneesche geestelijk
heid aldus, twee maanden na den opstand,
kon spreken, de voorstelling alsof Ferrer
de leider der bloedige revolutie geweest
is kant noch wal raakt. Wij trekken uit
's bisschops woorden no£ déze conclusie:
De Kerk schijnt de mede-verantwoor
delijkheid van den auctor intellectualis te
kennen voor anderen! maar, en hier
is zij middeleeuwsch in: zijn WETTELIJKE
mede-verantwoordelijkheid.
Wie zal, als een burgemeester op een
Brabantsch dorp ambtsmisbruik pleegt,
den pastoor achter slot en grendel willen
zetten ?
Dat willen practisch de kerkelijken
echter wél. Deze bisschop zeide het.
En Ferrer de felle vijand der Kerk
is zoover wij na ampele lezing van alle
papieren ons verzekerd houden van
diegezindheid-in-het-algemeen het slachtoffer.
Gemeentebelangen.
Het grondvraagstuk in de smeltkroes.
Het eind van het verleden week begonnen
openbaar debat over de beste wijze van
gemeentelijk grondbeheer in onze goede stad
is geweest, dat het en zijn geheel nogeena
in een commissiorale smeltkroes is geworpen.
Precies juist is de uitdrukking grond
beheer daarbij eigenlijk niet. Immers de
voorstanders van grond verkoop willen
juist het beheer der Gemeente over door
haar aangekochte terreinen zoo spoedig
mogelijk doen eindigen. Maar onder dit
voorbehoud kan zij dienen.
Kr zijn twee stroomingen:
De óiiie groep ziet in het vastgehouden
beschikkinosrecht der Gemeente over een
groot complex van terreinen een der voor
naamste vragen van algemeen Gemeente
belang. Bij verkoop kan de Gemeente zich
geen meoaeggenschap verzekeren omtrent
de toekomstige bestemming der terreinen;
is zij machteloos om stadsontsiering en ver
knoeiing tegen te gaan. Moet zij na korter
of langer t ij i om redenen van algemeen
belang feitelijk de gronden weer tot haar
beschikking hebben, zij kan, heeft zij
eenmaal verkocht, dit nooit meer ver
krijgen tenzij door terugkoop ot' onteige
ning. Stadsverbetering, verbreeding der
verkeerswegen, kunnen dan alleen bereikt
worden met zeer hooge kosten, die veel
van het noodzakelijkste ongedaan laten
blijven. De grondspeculatie kan baar volle
slechte werking op woningbouw en woning
toestanden doen gelden. En daar niemand
onzer ook maar in het minst bevroeden
kan, wat over 15, 25, 50, 100 jaar, onder
invloed van de zich al maar ontwikkelende
techniek en behoeften, voor eisenen aan
onze steden en woningen gesteld zullen
worden, krügt het verkoopen van terreinen
een zeer bedenkelijk karakter
Deze principieele stelling, die practisch
tot het instituut der Erfpacht leidt, ont
moet intusschen bij haar toepassing geen
geringe moeilijkheden. Zij komt in botsing
zoowel met het zuivere eigendomsbelang
en sentiment, als met het speculatieve in
het huiseigenarenberoep. Haar formuleering
in erfpachtcontracten, vooral waar die het
gemeentelijk toezicht op den opstal willen
verzekeren, en voorkomen een slecht onder
houd van den aan het eind der erfpacht
der grondeigenares toevallenden opstal, bomt
licht in botsing met de rechtszekerheid der
kustinggevers. Ook ontstaat verschil van
inzicht over de vraag, of dit kosteloos
opeischen van den opstal aan het eind der
erfpacht billijk is; over de wenschelijkheid,
f onwenschelijkheid, om liever dien
opEen jonge man, zooals ik, zon zich door
de koude laten bevangen I Immers nooit!
Vooruit Companzeddo!"
Companzeddo, het arme dier, schreed voort,
maar zyn hoefijzers lieten geen indruk meer
achter, alleen witte gaten in de witte sneeuw.
De bergen waren verdwenen, de hoornen
waren verdwenen, ieder spoor was verdwenen.
Mauro voelde zich zweven tusschen den
witten hemel en de witte aarde in een dichte
atmosfeer of beter gezegd in een beweegelijke
wolk vaa bevroren sneeusv. Somtijds meende
hij tegen een marmeren muur aan te rijden
en een eigenaardig geyoel van angst kwam
nu eensklaps bij hem op.
Zou ik verdwaald zijn? Een jonge man
zooals ik, een man van eer, een leeu *? Ba!"
De slaap beving hem andermaal, met ver
warde droomen; zoet en angstig tegelijk. Hij
verbeeldde zich in een groote keuken te zijn,
op de dikke biezen mat. Hij kon zich niet
bewegen, zoo zwaar waren zijn voeten. De
jonge dienstbode liefkoosde hem, maar haar
handen waren ijskoud en zijn gezicht bevroor
aoodra hij haar aanraakte. Op den achter
grond van de keukeu verhief zich een berg
van sneeuw.
Ik moet nog weder eens drinken. .. ."
Toen hij bukte om het flesehje uit zijn
tasch te nemen, bespeurde hij dat de sneeuw
een kleinwu kegel op zijn voet had gebouwd.
Daarom ziju mijn voeten zoo zwaar!
Zonderling! Alsof alles aan mij bevriesd!
Aan mij ? schaam je Manreddo Corrias schaam
je toch, jij bevriezen?"
Hij dronk, bewoog de beenen en zag om
zich heen. Het was reeds nacht, een heldere
nacht, zonder licht, zonder lucht, zonder
horizont. M-iar de muur daar beneden was
grauw geworden met een rood punt in het
midden. Het paard, dat nu in de zachte sneeuw
zakte, schreed op het roode punt toe.
Het was een herberg; Companzeddo bleef
onder het roode venster staan en Maurc had
niet den moed hem de sporen te geven.
Wat mij betreft ik zou doorgeloopen. ziju,"
dacht hij aanmatigend, ^ik heb wel erger
dingen meegemaakt dan dit beetje sneeuw!
stal tegen waardeschatting over te nemen.
Men zoekt tusschen vormen tusschen ver
koop en tijdelijke erfpacht, in blijvende
erfpacht met wisselende canon. In het
debat komt de .vraag of de Gemeenteschuld
door het vasthouden en verpachten der
gronden niet al te zeer stijgen zal, dan wel
of daartegenover juist dit grondbezit niet een
waarborg van beteekenis is voor de houders
van Gemeentelijke Schuldbrieven. De vraag
van het bouwcrediet komt aan de orde,
en daarbij die van Gemeentelijke hypotheek
banken.
* *
*
En juist omdat er zooveel bij overhoop
te halen is, en bijv. zoo'n vraag van den
invloed op het Gemeentecrediet weer niet
te beantwoorden is, afgezien van de regeling
van het Gemeentelijk grondbedrijf, is het
goed dat thans, al is het wat laat, een
Raadscommissie van algemeene voorberei
ding is benoemd, wier taak het zal wezen
zoo onbevooroordeeld mogelijk het
gansche vraagstuk van alle kanten te bezien.
Zij zal moeten trachten het Gemeente
belang bij het behouden van een ge
makkelijk beschikkinggrecht over terreinen
te vereenigen met de andere algemeene
belangen die daarbij in het spel komen:
het snel en gemakkelijk van de hand zet
ten der terreinen, het aanmoedigen van
goeden en solieden bouw, het laag houden
der kosten van woningen; en dit alles zon^
der de stabiliteit der gemeente-financiën in
gevaar te brengen. Zij zal onder de oogen
moeten zien het aangevoerd argument om
trent het verschil in opbrengst tusschen
verkoop en erfpacht, en den invloed daar
van op het grondbedrijf; de mogelijkheid
om het kwaad van den verkoop althans ten
deele te keeren -door het beleggen voor de
toekomst van dit verschil, als het blijkt te
bestaan; de mogelijkheid om een voor het
hypothecair crediet meer aannemelijk
erfpachtscontract te ontwerpen door minder
nadruk te leggen op het gemeentebelang
bij het verkrijgen van goede opstallen, waar
toch hoofdzaak is en moet blijven: het koste
loos beschikkingsrecht over den grond en
niet het speculeeren op toekomstwaarde»
van opstallen, die dan toch wel grooten
deels ondoelmatig zullen blijken. Zij zal de
waarde en het risico van een eigen ge
meentelijke hypotheekbank onder de oogen
moeten zien; de andere aanbevolen erf
pachtsregelingen nog eens toetsen. En ook
al zal niet heel waarschijnlijk door haar
een unaniem advies aan den aad worden
voorgelegd, zoo zullen toch haaronderzoek
en bespreking van al deze vragen, bij haar
samenstelling uit zeer heterogene elementen,
een beteren grondslag voor de toekomstige
regeling en beraadslagingen bieden, dan de
voorbereiding der aanhangig gemaakte voor
dracht gaf.
L SIMONS.
Ood-üEitsclie pëzie.
Ae'leite deutsche\Dichtungen, bersetzt und
herausgegeben von Karl Wolfskehl und
Frledrich von der Leyen. Insel- Verlag,
1909.
Deze vertaling geeft een soortgelijk genot
als de plaatwerken, waarin den laatsten tyd
zoo herhaaldelijk de schatten van moeilijk
toegankelijke kabinetten prachtig worden
weergegeven. Maar deze vergelijking gaat
alleen op, als men uitsluitend de reproducties
van etsen en teekeningen bedoelt, die immers
van de origineelen nauwelijks te onderschei
den zijn.
Moeilijk toegankelijk is het gebied van de
Oud-Duitsche poëzie: alleen vakgeleerden
voelen er zich thuis. Door dit boekje kan men
er zeer veel van genieten, zonder lastige taai
studies. Het geeft namelijk de oorspronkelijke
gedichten weer in Dultsch van onzen tijd,
zonder aan de artistieke verdiensten ervan:
klank en ritne, iets te kort te doen. Waar
dit onmogelyk was met behoud van den
letterlyken zin, veranderde de vertaler liever
de beteekenis een weinig - zonder den geest
en de bedoeling der gedichten ge weid aan te
Maar het arme dier kan niet meer voort."
Zonder af te stijgeu klopte hij met zijn
voet tegen de deur.
Wie is daar?" riep een kinderstem.
Mauro klopte andermaal. Een leeuw, zoo
als hij moest men opendoen, zonder eerst te
vragen wie hij was!
,,Wie i3 daar?" vroeg nu een vrouwenstem.
Mauro klopte nog harder.
..Wie i8 daar toch?' brulde thans een
mannenstem.
llannen van eer l" antwoordde de voorbij
ganger.
De deur werd nu onmiddellijk opengemaakt
en hij voegde er op verachtelyken toon
aan toe:
Waart ge wellicht bang dat men uw zilver
tafelgerei zou stelen ?"
Sehoone jongeling," antwoordde de vroutv
nu een stevige jonge moeder met haar kind
op den arm, wij hebben geen zilver
tafelgerei, maar als wij vragen : Wie is daar ? ant
woordt men ons toch. Wat wenscht u?"
Hier te slapen. De huizen hier aan den
straatweg behooren toch ook aan de voorbij
gangers l
De vrouw van den tolbeambte scheen het
den jongen man aan te zien dat hij een rijke
grondbezitter was, iemand dien men eer
bewijzen betoont en die eerbewijzen verlangt.
Daarom antwoordde zij niets eerder, doch
zeide alleen op vriendelijken toon:
Da buizen hier aan den straatweg behooren
den koning maar ook den lolbeambten, maar
indien u wilt afstijgen en tevreden zijt met
wat wij u geven kuonen, zult u ons welkom zijn."
Hij liet het paard bezorgen en ging
toen de keuken binnen waar hy de sneeuw
van zijn voeten siampte en van zijn jas
afschudde. Een klein vuur verlichtte ter
nauwernood het kleine vertrek. Een graote
sterke man zat in een hoek en, daar Mauro
zag dat hij s adsche kleederen droeg, namelijk
een oude bombazijnnnjas, zag hij hem
aanv inkelijk voor den tolbeambte aan.
Gezondheid!" zeide nu de jonge grond
bezitter, thans weder vriendelijk en vroolijk
gesvorden, het ia een hondenweer! Wie weet
hoe laat het is?"