Historisch Archief 1877-1940
. 1697
JJE AMSTMDAMMKB
A°. 1910.
WEEKBLAD VOOK NEDEKLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Om.cLer reaactie van. UUDr. S. P3. L. WXESSI1TQ-.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1381 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden . . . . . . / 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar, by vooruitbetaling, K mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . . 0.12'/2
Zondag 2 Januari
Advertentiën van l?5 regels / 1.25, elke regel meer f 0.25
Advertentiën op de fmantieele- en kunstpagina per regel ....,, 0.30
Reclames per regel -. . . 0.40
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NA.BIJ: Uit een
rede van Fr. Nanmann, door 8. Kroniek.
-?Haagsche Brieven V, door Jan Bramsen.
SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Een
geBchiedenis van het Internationalisme, door
A. B. van der Vies. FEUILLETON:
Visachersknaap, door Gerard J. Koekoek.
KUNST EN LETTEREN: L. van Deyase),
Verbeeldingen, beoord. door Herman
Robbars. Tooneel, door Frana Mijnasen.
INGEZONDEN. VROU WEN BUB RIEK:
Bal ma Lager l of s dankbetuiging voor de
Nobelprijs, met portret. ALLERLEI, door
Vlinder. UIT DE NATUUR, door E.
Beiman s Allerlei over Gyabrecht van
Aemetel, met aib., door J. H. Rössing.
Air. S. .A. Vening Meines z, f, met portret,
door mr. J. A, Levy. Lonvre fautazieën,
II, door Neale Raafif. Mr. N. G. Pierson, t,
met portret. Palchri Studio, den Haag,
door Plasschaert. FINANCIEELE EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door v. d. M.
?a v. d. S. Nieuwjaar B wensen, door D. H.
3oosten. Brieven van Oom Jodocua, LIX.
Het sprookje van Flora, door Th. Tb.
Heine, met afb. DAMRU3RIEK. AD
VERTENTIËN,
nHtimiiiHiiiiimmimtiiiiii
Uit een rede van Fr. Naumann.
Torenhoog uitstekend boren de andere
redevoeringen zóó noemde een der
Berlijnsche bladen de redevoering, die
dezer dagen Fr. Naumann, de bekende
idealistische oud-predikant, dr. Friedrich
Naumann, in den Rijksdag gehouden
heeft over de houding die de mijneige
naren in het Roerbekken aannemen tegen
over de mijnwerkers, in het bekende
geschil over de arbeidsbeurzen.
En inderdaad wie zijn redevoering
leest, gehouden namens de Vrijzinnige
Vereeniging, die voelt dat op het
oogenblik dat daar in den Rijksdag die
rede werd uitgesproken, een zonderlinge
stemming, een stemming van diepen,
ongewonen ernst eenerzijds, van verras
sing, van onthutst-zijn, anderzijds,
geheerscht moet hebben.
Welk een taal! Schoon van bouw,
edel en treffend, maar nieuw, nieuw van
klank, wegens de zijde van welke zij
kwam! Zij deed plotseling de gedachte
wekken, dat het voorbeeld van de
Engelsehe liberalen, van Lloyd George, van
Churchill, van Asquith, die ruggegraat
toonen te bezitten tegenover de machtige
lords, en begrijpen dat het belang der
werkende klasse ten slotte toch hooger
staat en zwaarder weegt, dan het stands
belang", de macht, het aanzien, het geld,
van de upper ten", Naumann in geest
drift heeft gebracht. En hy, de oud
predikant, de impulsieve natuur, schijnt
op eenmaal de vrees, die de liberalen
zoozeer beheerscht, van socialistisch te
schijnen wanneer ze tegen de jonkers en
tegen groot-industrieelen front maken om
voor het recht en voor de maatschappe
lijke vrijheid der werklieden partij te
kiezen in een bepaald geval, en am
allerhöchsten Stelle" in ongenade te ge
raken, van zich te hebben geworpen.
Maar zelfs menigeen zijner nauwere
geestverwanten,bij welke immers zoo velen
zijn die zich aan de groot-industrieelen
verwant gevoelen, zal nog wel van hem
geschrokken zijn.
Men kent de kwestie.
De machtige mijneigenaren, wier alleen
heerschappij reeds vroeger, hoewel zér
zachtjes, ingeperkt werd, door de wet van
14 Juli 1905 op de instelling eener ver
plichte arbeidsvertegenwoordiging, heeft
thans uitgevaardigd, als een staat in den
staat, een nieuw arbeidsstatuut, waarbij
ingesteld wordt een verplichte, allén
onder het beheer der mijneigenaren
staande arbeidsbeurs, waaraan verbonden
het aanleggen van een lijst, waarop de
gedragingen der arbeiders worden,
aangeteekend, geldig voor het geheele Roer
bekken.
De Vakvereenigingen der mijn-arbei
ders, voor wie het een groote verant
woordelijkheid is, tegen de machtige
kolenbaronnen in den strijd te gaan,
kunnen de arbeiders wel nauwelijks in
bedwang houden. "Want de mijnwerkers
zijn diep overtuigd, dat deze nieuwe
maatregel slechts strekken zal, hen nog
erger dan tot nu toe aan de macht der
mijn-eigenaren te onderwerpen; hun
vrijheid, ook buiten den arbeid, zal ver
nietigen, hen tot de meest volslagen
afhankelijkheid brengen zal.
Meeningsuiting over grieven, vrijheid van organi
satie, loonbeweging het wordt alles
bedreigd.
Da besturen der organisaties hebben
zich tot den Rijksdag gewend: Van
het Pruissische Huis van afgevaardigden
is immers voor hen niets te wachten!
met verzoek om tussohenkomst. De
Sociaaldemocratische. fractie heeft een
interpellatie ingediend, waarin de Regee
ring des Rijks uitgenoodigd wordt, onver
wijld stappen te doen, om de uitvoering
van dit plan der mij a-bezitters onmoge
lijk te maken.
Het Centrum diende eveneens en gelijk
tijdig een interpellatie in, van minder
vér gaande strekking, waarin nl. de
Regeering gevraagd werd, welke maat
regelen de regeering daartegen dacht te
nemen.
Namens de sociaaldemocraten sprak
Bomelburg, namens de katholieken
Giesberts. Maar op beider redevoeringen, hoe
ook gedocumenteerd, ernstig, in 't voor
uitzicht stellend dat door zulk een han
delwijze de groote arbeidsconflicten als
't ware uitgelokt werden, antwoordde
minister Delbiück vrij ontwijkend; de
wet kan hier niet tusschenbeide komen,
meende hij.
Toen nam, den volgenden dag, (16 Dec.)
Fr. Naumann het woord, en sprak o. m.,
na een zakelijke uiteenzetting van de
feiten:
De redenaars der rechterzij de hebben
daar straks de mijn-eigenaren in bescher
ming genomen. Dat zijn we in vraag
stukken waarbij de arbeiders betrokken
zijn, van die zijde nu eeamaal gewend.
De heeren der rechterzijde |conservatie
ven en rijkspartij, S.] hebben voor deze
moderne heerschappij van de mijneige
naren over hunne werklieden niets minder
dan bewondering. Het is dan ook geheel
hetzelfde als in vroeger tijden: zooals
toen de boeren tot lijfeigenen werden ge
maakt van de adellijke grondbezitters,
zóó worden thans de arbeiders, die uit
Polen en de oostelijke provinciën bij
duizenden naar de mijnen worden gevoerd,
onderworpen aan dezömoderneheerschers
die.... het heers chen niet geleerd hebben.
En wanneer deze lieden, wegens de on
duldbare toestanden die zij vindan en
waaraan ze zoo spoedig niet kunnen
gewennen, wegloopen, zwerven van de
eene mijnplaats naar de andere, zich ge
voelende als de ellendigste
mens^hensoort, in moeite en ellende levende, en
zonder de Duitsche contracten en bepa
lingen in acht te nemen, die zij... niet
kunnen lezen, dan heet het: deze werk
lieden moeten worden opgevoed. Door
deze nieuwe arbeidsbeurs der werkgevers
wordt van alle hunne handelingen, hun
komen, hun gaan, hun gedrag, hun kracht,
aanteekening gehouden door... ambte
naren, die hen werpen in de
sorteermachine en hen indeelen in goed, minder
goed, slecht, slechtst. Dat is de beteekenis
van deze nieuwe regeling, die de
mijneigenaren aan de arbeiders opdringen!
De minister zeide: het is zoo erg niet;
ik heb met iemand gesproken, die de
mijneigenaren zeer na staat. Waarom
heeft hij niet met de werklieden óók ge
sproken ? De mijneigenaren hebben in de
Statuten hunaer arbeidsbeurs ook neer
geschreven, dat met de wenschen der
arbeiders rekening moet worden gehouden.
Ach, hoe welwillend! Maar of het ge
schiedt, of het in deze regeling geschieden
kan, waarin de arbeiders slechts getallen
zijn, niets hebben in te brengen, en juist
een hoogere plaats krijgen door hun
tevredenheid ? wie zou het gelooven ?
De arbeiders kennen het boek niet,
waarin ze geclassificeerd worden; ze
vreezen het slechts; ze denken er aan,
ze voelen zich steeds door gevaar om
geven, ze gevoelen zich in slavernij. En
wie eenmaal op de zwarte lijst komt,
hij late alle hoop varen! Een duistere
macht beschikt over hen, over hun gezin,
over hun wel en wee. Dd duistere macht,
het is een reuzenmacht! Voor zestig
millioen mark aan kolen liggen opge
stapeld, allén met het oog op staking.
En van zulk een Maatschappij hoort
men, dat zij niet gemeenschappelijk met
de arbeiders een arbeidsbeurs
organiseeren kan, omdat... de arbeiders niet
te vertrouwen zijn l Het is een onuit
sprekelijke huichelarij, het te willen doen
voorkomen, alsof de mijneigenaren eigen
lijk de wel willenden, de vreedzamen ; de
arbeiders de op strijd belusten zijn. Het
tegendeel is waar; de eigenaren willen,
dat den arbeiders geen vrijheid, geen
kans, geen middel meer over blijft!
Hier is slechts n macht in staat, te
helpen, om het evenwicht te herstellen,
de Staat. Make zich de minister er niet
met formaliteiten af,en ver wijze hij de zaak
niet naar Pruissen, want, o, dat is een
merkwaardig land! De macht van den
Staat moet hier ingrijpen en we zijn
in andere omstandigheden niet gewend,
dat de Regeering zoo bang is, de macht
van den Staat aan te wenden. Hier ge
biedt het algemeen belang, de arbeider»
tegen de al verder en verder gaande
overmacht van de mijnbezitters te be
schermen.
Gisteren zeide de minister: laat ons
voorzichtig zijn, want, zoo zeide hij, ik
ken ook een weduwe die van een aandeel
in de mijn-maatschappij leven moet. De
minister wil die belangen van de aandeel
houders ontzien. Maar van de weduwen
en weezen der duizenden die in de toe
komst door deze dwang-arbeidsbeurs
broodeloas gemaakt, ferjaagd zullen
worden, van hen wordt met geen woord
gesproken. Die behooren dan ook niet
tot de eerste klasse" in Pruissen; dat
zijn slechts burgers van lagere orde, dat
is de plebeïsche massa; wat van hen
worden gaat, dat schijnt den minister in
het minst niet te beroeren.
En om zulk een nieuw dwangmiddel
voor hare machtsuitbreiding toe te passen,
daarvoor heeft de Bond van mijn-eigenaren
den tijd van het Kerstfeest uitgekozen,
het feest van liefde en vrede!
* *
*
Stormachtig en spontaan werd van
alle zijden uit de linker partijen en
van uit het Centrum deze rede aange
hoord, die allerwege grooten indruk heeft
gemaakt.
Dut evenwel regeering en mijn-eige
naren zich er door zullen laten bei'a vloeden,
is niet te verwachten....
Zóó ver is men in Duitschland nog
niet! S.
KRONIEK.
DENEMARKEN EN COOK.
Toen Cook uit het hooge noorden in
Denemarken aankwam, en verklaarde de
pool te hebben betreden hij was een
bekend noordpoolreiziger, er waren getui
genissen van Eskimo's, en geen enkele stern
verhief zich nog tegen hem toen kon
men zich afvragen welke de houding, te
midden van al het gejubel, zijn moest van
de Deensche -wetenschappelijke en andere
autoriteiten.
Het stond vast, in die dagen reeds, dat
volkomen zekerheid niet bestond.
Wij hebben toen de houding van het
officieele Denemarken, hoe benauwend de
bijgedachte ook wezen moest, dat alle praal
aan een bedrieger kon zijn geschonken, de
correcte gevonden.?Het feit,?dat nu Dene
marken zoo pijnlijk aan die feest lagen
denken moet, maakt het eigenlijk ieder tot
plicht dit te constateeren.
Wat moest immers de eerste gastheer van
hem, die met reeds een begin van bewijs(meer
kan men toch in den aanvang niet ver
langen !) verklaarde de noordpool te hebben
bereikt, anders doen dan hem huldigen?
Er was een toen zér klein geachte kans,
dat Cüok bedroog.
Er was verreweg de meeste kans, dat de
koene ontdekker de pool werkelijk had
betreden. Men kon dus de zeer groote
kans niet gaan loopen, nog wel in een
Scandinavisch land dus in een land met
een noordpoolreizigers-traditie met koel
heid te bejegenen wie het groote doel
^eindelijk had bereikt.
Men heeft terecht opgemerkt, dat Cook
aan Teary iets ontstolen heeft, wat hem
nimmermeer kan worden teruggegeven: de
blijde en algemeene erkenning van zijn
overwinning, direct na zijn terugkomst.
Maar alu Cook, dezen prijs van overwin
naars aan Peary onthoudend, er terecht laag
om word geschat, dan heeft Denemarken,
aan Cook dien prijs niet onthoudend, zijn
moeilijke plicht gedaan, en moet men het
land eeren, dat ondanks het gevaar van al
het pijnlijke, dat volgen kon, den noord
pool vaarder, die zich als inbezitnemer van
de noordpool aanmeldde, direct en onvoor
waardelijk huldigde.
Het land draagt de spot, die het treffen
mocht, m-it eere.
***
BOKKINNKXI'EXKIOXAAT,
In [>e Tijd vonden wij het volgende
bericht, Jat nieuwe vergezichten opent
voor hen, die met aandacht de evolutie
volgt van het boerinnenbestaan.
Op een vergadering van geestelijke
adviseurs van den Boerenbond te
NoordBrabant, was besloten aan
boerinnenmeiej-js de bestaande pensionaten af te
raden en pogingen aan te wenden om
pensionaten te krijgen, die zich uit
sluitend bezighouden met de opleiding
van boerinnen.
Nu verneemt het Weekblad N. C. B."
dat zich reeds in het volgend jaar de
Eerw. Zusters van de Goddelijke Voor
zienigheid uit Munster zullen vestigen
te Lierop en dat zij bereid zijn zulk
een pensionaat aldaar op te richten.
De meisjes kunnen daar bare een
voudige boerendracht houden: 't ia
frisch en gezond gelegen, stadsche
manieren zijn er verre, wereldsche
vermaken brengen geen gevaar enz.
De bedoeling schijnt te zyn, geene
vreemde talen te laten leeren: wel
herhalingsonderwiJR in lezen, rekenen,
schrijven, les in de wellevendheid, het
fatsoenlijk tafeldienen, met de wasch
omgaan en verder alles wat van een
goede boerin gevorderd wordt in keuken
en stal, op veld en akker. Met den
bouw is men zoover, dat de fundamenten
liggen, op welke in het voorjaar verder
zal worden gebouwd.
Het eenige wat wij tegen dit bericht
willen opmerken is de tegenzin, die
erin doorschemert, om boerinnenmeisjes"
vreemde talen te leeren. Binnen de muren
des pensionaats zal de taal der minne van
zelf niet worden beoefend uit betreurd ge
brek aan onderwijzers, maar b.v. Spaansch,
om met de koeien anders te kunnen
converseeren dan met het op den duur onvol
doende verdemmesche koeü", ware o. i.
niet ongewenscht !
En dan toch nog n opmerking: De
wellevendheid zal worden onderwezen en
de stadsche manieren wil men weren. Hier
blijkt ten duidelijkste, dat een Handboek
voor de wellevendneid zonder stadsche
manieren" een eisch des tijds wordt.
Wij hopen, dat de vertegenwoordigers
der pers (b. T. in gekleed" boerenpak) eens
in de gelegenheid worden gesteld de school
te Lierop te bezoeken.
En dat wij dan ook een uitnoodiging
krijgen.
Haagsche Brieven.
v.
In deze dagen nu de winter in zijn ver
schillende verschijningsvormen" het leven
in huis en daar buiten beheerscht, toont
den Haag al zijn kwaliteiten van ruim en
bevallig gebouwde boomenstad.
Want het is eerst in den winter dat een
stad zich van hare beste zijde doet kennen.
In den zomer valt elk bouwsel van huizen
rijen uit onze aandacht weg door de over
stelpende weelde van zonnebrand en luw
windgesuis.
En het groen van boomen, plantsoenen
en boschjes doet heel de steenmassa der
omgevende stad vergeten.
Maar in den winter is het iets anders.
Dan wordt de steenwoestijn een levend ge
heel, dan krijgen de straten, de grachten,
de pleinen elk een eigen karakter; als een
verzameling van accoorden en klanken,
inénsmeltend tot een machtige
stads-symphonie.
In onze mooie avenuen en op onze ruime
plantsoen-pleinen steken de kale takken der
boomen als een fija netwerk tegen de
winterlucht. Maar wat zou het zijn dat kale
geboomte, wanneer het niet rondom werd
omringd en gesteund door de huizen in hun
massieven, vertrouwen wekkenden bouw?
En in de straten der binnenstad, hoe
zou het mogelijk zijn, dat zich daar iederen
middag bij het vallen van de schemering
ean bewegelijke, opgewekt bevallige menigte
verdrong, wanneer niet een zee van licht
stralend uit de hooge winkelruiten, de som
berheid der donkere dagen vóór Kerstmis
had overwonnen ?
Zoo heeft dan in dezen wintertijd, nu de
levende natuur slaapt en de gloeiende
zomerluchten zijn verdwenen, het
menschenbestaan zich geconcentreerd tusschen de
huizenrijen der stad.
En ook binnenshuis trachten de menschep
zich schadeloos te stellen voor het gemis
van het vrije leven in de zonnige
zomernatuur.
Is daar niet St. Nicolaas geweest en komen
er niet de Kerstdagen en de Oude-jaarsavond,
de huiselijke feesten bij uitnemendheid?
Maar n plekje is er in onze stad, waar
zich op het oogenblik het leven, niet van
een enkel gezin, doch van het geheele
Nederlandsche volk concentreert. Een ieder
begrijpt dat ik hier het Binnenhof bedoel,
waar de Tweede Kamer thans de laatste
hand legt aan de begrooting....
Stel u gerust, ik zal uw aandacht niet
vragen voor een bespreking van het
begrootingsdebat. Maar wél wil ik voor een
enkel oogenblik uw medelijdende belang
stelling inroepen voor de ongelukkige jour
nalisten, wier taak het is, het publiek op
de hoogte te houden, van hetgeen in deze
dagen in het parlement wordt verhandeld.
Van 's morgens tot diep in de nacht moet
hun aandacht gespannen, hun geest helder
en hun pen vaardig zijn om al het ge
sprokene in zich op te nemen en onmiddellijk
in vloeiend nederlandsch persklaar!
te werpen op het papier. De verslaggever
mag niet indutten, niet naar de koffie kamer
gaan, niet thuisblijven, kortom geen van
de vrijheden, die een kamerlid zich
veroorlooven kan, bestaan er voor hém.
O, mijne collega's, die in het zweet
uws aanschijns den Jfederlandsche kranten
lazer op de hoogte brengt van hetgeen zijn
regeering en zijn kamerleden tot zijn heil
en zijn voorspoed thans wrochten, u mijn
hulde en mijn groet t
Maar laat ik van het parlement afstappen
om nog even te spreken over den
Haagschen gemeenteraad, niet alleen omdat deze
in eigen oogen stellig niet minier gewich
tig is dan de Tweede Kamer, doch ook
omdat hu dezer dagen een stuk heeft be
staan, zóó stout en zóó geweldig, dat hij
er zelf nóg verbouwereerd van is.
De meerderheid onzer gemeenteraad^
leden heeft namelijk een voor haar doen
heldhaftige motie aangenomen: een motie
waarin gezegd wordt, dat Burgemeesteren
Wethouders gelijk hebben gehad, zich niet
de wet te laten voorschrij ven door de direc
tie der Haagsche Tram.
Deze directie had namelijk op de ruiten
der wagens allerlei kartons doen aanbrengen
met goedbetaalde advertenties er op.
Nu wordt in een der concessiebepalingen
het beplakken der ruiten met reclame
annonces" verboden.
Met een verwijzing-naar deze bepaling'1
verzocht het dagelijksch bestuur der
gemeent^ aan de tram directie om de
advertentie-cartons weg te nemen.
De tram directie had tot dusver een
hooghartige en soms onhebbelijke houding
tegenover het gemeentebestuur aangeuomea,
telkens wanneer er geschil was over de
uitlegging van eenige bepaling der concessie
voorwaarden; en deze houding was veelal
met succes bekroond.
Thans echter probeerde de directie het
eens met een spitsvondigheidje. In het
bovenbedoelde artikel was alleen sprake
van het beplakken" dier ruiten; en nu
waren de ruiten niet beplakt" met de
reclame cartons, doch, zij waren ermede
behangen. Aldus laidde het antwoord der
tramdirectie; en het gemeentebestuur nam
daarmede genoegen, omdat het zooals
een der sprekers in de raadszitting het uit
drukte niet onaangenaam" wilde zijn.
Maar wat gebeurt? De tramdirectie is
niet tevreden met het behangen van de
ruiten binnen in de tram; het laat ook nog
reclamekaarten aanbrengen op de ruiten
der balcons, waardoor het uitlicht van de
wagenbestuurders voor een gedeelte wordt
belemmerd.
Het dagelijksch bestuur der gemeente
oordeelde nu terecht, dat hiermede de vei
ligheid in gevaar wordt gebracht. Immers
wanneer de wagenbestuurder niet naar alle
zijden vrij kan uitkijken, wordt de kans
op botsingen en ongelukken vergroot.
Daarom gelastte het dagelijksch bestuur
dat ten minste de reclameborden op de
balcons zouden worden weggenomen, dit
maal niet met een beroep op de bovenver
melde concessiebepaling die het beplakken
der ruiten verbiedt, doch ingevolge een
ander artikel, dat aan burgemeester en
wethouders de bevoegdheid verleent om
voorschriften te geven in het belang der
veiligheid. Weder dezelfde hooghartige af
wijzing van de tramdirectie, ditmaal ver
gezeld van de mededeeling in een bevriende
krant dat het niet ging om de knikkers,
doch om het recht van het spel"; m. a. w.
dat niet burgemeester en wethouders, doch
de tramdirectie baas moest blijven.
Het dagelijksch bestuur had aan de
directie een boete van ? 25.?opgelegd
voor eiken dag, dat deze in gebreke zou
blijven aan de sommatie te voldoen.
De tramdirectie zond nu een adres aan
den gemeenteraad met het verzoek om het
optreden van Burgemeester en Wethouders
ten haren opzichte af te keuren en krachte
loos te maken. Tevens werd te kennen ge
geven dat de directie in geen geval zou
berusten in de opgelegde boete, en het dua
op een proces zou laten aankomen.
Tegen deze aanmatiging heeft nu onze
gemeenteraad zich schrap gezet. Zij heeft
het durven bestaan om met vrij groote
meerderheid het optreden van het dagelijksch
bestuur goed te keuren, en zich aldus het
misnoegen op den hals te halen van een
machtige tram directie.
Had ik geen gelijk om den moed van
onzen vroede vaderen" te prijzen en hun
lof te verkondigen in dit blad ?
Lach niet, lezer, het is geen gekheid!
Het aannemen, door een gemeenteraad als
de onze, van een motie tej nadeele van een
machtige concessionaris is niet voor de poes!
Men moet den invloed kennen die groote
ondernemersorganisaties door allerlei mid
delen weten uit te oefenen, om te begrijpen
hoe licht zich in een gemeenteraad een
meerderheid ten gunste van zulk een orga
nisatie vormt.
En... Iaat ik, om niet onrechtvaardig
tegen het bestuur mijner stad te zijn, er
maar dadelijk bijvoegen, dat dit een alge
meen verschijnsel is, inhaerent aan de ont
wikkeling der moderne industrie en van
het moderne Staatswezen.
Ik behoef niet eens de naam te noemen
van het land, dat om zoo te zeggen het
klassieke" land der corruptie is, ik be
hoef niet eens van Amerika te spreken,
om te doen begrijpen, wat ik bedoel.
Bij een absolutistisch regime komen
alle voordeelen welke van groote conces
sionarissen, leveranciers of industrieelen te
bedingen zijn, van rechtswege aan de om
geving van den alleenheerscher of aan die
genen zijner trawanten onder wier invloed
deze omgeving staat. Maar in de groote
democratieën, waar de staatsmacht voor
het belangrijkste deel in handen van ge
kozen volksvertegenwoordigers is gelegd,
weten de groote industrieele- en handels
combinaties te zorgen, dat ojk hu u
belan