De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 2 januari pagina 1

2 januari 1910 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

. 1697 JJE AMSTMDAMMKB A°. 1910. WEEKBLAD VOOK NEDEKLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Om.cLer reaactie van. UUDr. S. P3. L. WXESSI1TQ-. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1381 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden . . . . . . / 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar, by vooruitbetaling, K mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . . 0.12'/2 Zondag 2 Januari Advertentiën van l?5 regels / 1.25, elke regel meer f 0.25 Advertentiën op de fmantieele- en kunstpagina per regel ....,, 0.30 Reclames per regel -. . . 0.40 INHOUD: VAN VERRE EN VAN NA.BIJ: Uit een rede van Fr. Nanmann, door 8. Kroniek. -?Haagsche Brieven V, door Jan Bramsen. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Een geBchiedenis van het Internationalisme, door A. B. van der Vies. FEUILLETON: Visachersknaap, door Gerard J. Koekoek. KUNST EN LETTEREN: L. van Deyase), Verbeeldingen, beoord. door Herman Robbars. Tooneel, door Frana Mijnasen. INGEZONDEN. VROU WEN BUB RIEK: Bal ma Lager l of s dankbetuiging voor de Nobelprijs, met portret. ALLERLEI, door Vlinder. UIT DE NATUUR, door E. Beiman s Allerlei over Gyabrecht van Aemetel, met aib., door J. H. Rössing. Air. S. .A. Vening Meines z, f, met portret, door mr. J. A, Levy. Lonvre fautazieën, II, door Neale Raafif. Mr. N. G. Pierson, t, met portret. Palchri Studio, den Haag, door Plasschaert. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door v. d. M. ?a v. d. S. Nieuwjaar B wensen, door D. H. 3oosten. Brieven van Oom Jodocua, LIX. Het sprookje van Flora, door Th. Tb. Heine, met afb. DAMRU3RIEK. AD VERTENTIËN, nHtimiiiHiiiiimmimtiiiiii Uit een rede van Fr. Naumann. Torenhoog uitstekend boren de andere redevoeringen zóó noemde een der Berlijnsche bladen de redevoering, die dezer dagen Fr. Naumann, de bekende idealistische oud-predikant, dr. Friedrich Naumann, in den Rijksdag gehouden heeft over de houding die de mijneige naren in het Roerbekken aannemen tegen over de mijnwerkers, in het bekende geschil over de arbeidsbeurzen. En inderdaad wie zijn redevoering leest, gehouden namens de Vrijzinnige Vereeniging, die voelt dat op het oogenblik dat daar in den Rijksdag die rede werd uitgesproken, een zonderlinge stemming, een stemming van diepen, ongewonen ernst eenerzijds, van verras sing, van onthutst-zijn, anderzijds, geheerscht moet hebben. Welk een taal! Schoon van bouw, edel en treffend, maar nieuw, nieuw van klank, wegens de zijde van welke zij kwam! Zij deed plotseling de gedachte wekken, dat het voorbeeld van de Engelsehe liberalen, van Lloyd George, van Churchill, van Asquith, die ruggegraat toonen te bezitten tegenover de machtige lords, en begrijpen dat het belang der werkende klasse ten slotte toch hooger staat en zwaarder weegt, dan het stands belang", de macht, het aanzien, het geld, van de upper ten", Naumann in geest drift heeft gebracht. En hy, de oud predikant, de impulsieve natuur, schijnt op eenmaal de vrees, die de liberalen zoozeer beheerscht, van socialistisch te schijnen wanneer ze tegen de jonkers en tegen groot-industrieelen front maken om voor het recht en voor de maatschappe lijke vrijheid der werklieden partij te kiezen in een bepaald geval, en am allerhöchsten Stelle" in ongenade te ge raken, van zich te hebben geworpen. Maar zelfs menigeen zijner nauwere geestverwanten,bij welke immers zoo velen zijn die zich aan de groot-industrieelen verwant gevoelen, zal nog wel van hem geschrokken zijn. Men kent de kwestie. De machtige mijneigenaren, wier alleen heerschappij reeds vroeger, hoewel zér zachtjes, ingeperkt werd, door de wet van 14 Juli 1905 op de instelling eener ver plichte arbeidsvertegenwoordiging, heeft thans uitgevaardigd, als een staat in den staat, een nieuw arbeidsstatuut, waarbij ingesteld wordt een verplichte, allén onder het beheer der mijneigenaren staande arbeidsbeurs, waaraan verbonden het aanleggen van een lijst, waarop de gedragingen der arbeiders worden, aangeteekend, geldig voor het geheele Roer bekken. De Vakvereenigingen der mijn-arbei ders, voor wie het een groote verant woordelijkheid is, tegen de machtige kolenbaronnen in den strijd te gaan, kunnen de arbeiders wel nauwelijks in bedwang houden. "Want de mijnwerkers zijn diep overtuigd, dat deze nieuwe maatregel slechts strekken zal, hen nog erger dan tot nu toe aan de macht der mijn-eigenaren te onderwerpen; hun vrijheid, ook buiten den arbeid, zal ver nietigen, hen tot de meest volslagen afhankelijkheid brengen zal. Meeningsuiting over grieven, vrijheid van organi satie, loonbeweging het wordt alles bedreigd. Da besturen der organisaties hebben zich tot den Rijksdag gewend: Van het Pruissische Huis van afgevaardigden is immers voor hen niets te wachten! met verzoek om tussohenkomst. De Sociaaldemocratische. fractie heeft een interpellatie ingediend, waarin de Regee ring des Rijks uitgenoodigd wordt, onver wijld stappen te doen, om de uitvoering van dit plan der mij a-bezitters onmoge lijk te maken. Het Centrum diende eveneens en gelijk tijdig een interpellatie in, van minder vér gaande strekking, waarin nl. de Regeering gevraagd werd, welke maat regelen de regeering daartegen dacht te nemen. Namens de sociaaldemocraten sprak Bomelburg, namens de katholieken Giesberts. Maar op beider redevoeringen, hoe ook gedocumenteerd, ernstig, in 't voor uitzicht stellend dat door zulk een han delwijze de groote arbeidsconflicten als 't ware uitgelokt werden, antwoordde minister Delbiück vrij ontwijkend; de wet kan hier niet tusschenbeide komen, meende hij. Toen nam, den volgenden dag, (16 Dec.) Fr. Naumann het woord, en sprak o. m., na een zakelijke uiteenzetting van de feiten: De redenaars der rechterzij de hebben daar straks de mijn-eigenaren in bescher ming genomen. Dat zijn we in vraag stukken waarbij de arbeiders betrokken zijn, van die zijde nu eeamaal gewend. De heeren der rechterzijde |conservatie ven en rijkspartij, S.] hebben voor deze moderne heerschappij van de mijneige naren over hunne werklieden niets minder dan bewondering. Het is dan ook geheel hetzelfde als in vroeger tijden: zooals toen de boeren tot lijfeigenen werden ge maakt van de adellijke grondbezitters, zóó worden thans de arbeiders, die uit Polen en de oostelijke provinciën bij duizenden naar de mijnen worden gevoerd, onderworpen aan dezömoderneheerschers die.... het heers chen niet geleerd hebben. En wanneer deze lieden, wegens de on duldbare toestanden die zij vindan en waaraan ze zoo spoedig niet kunnen gewennen, wegloopen, zwerven van de eene mijnplaats naar de andere, zich ge voelende als de ellendigste mens^hensoort, in moeite en ellende levende, en zonder de Duitsche contracten en bepa lingen in acht te nemen, die zij... niet kunnen lezen, dan heet het: deze werk lieden moeten worden opgevoed. Door deze nieuwe arbeidsbeurs der werkgevers wordt van alle hunne handelingen, hun komen, hun gaan, hun gedrag, hun kracht, aanteekening gehouden door... ambte naren, die hen werpen in de sorteermachine en hen indeelen in goed, minder goed, slecht, slechtst. Dat is de beteekenis van deze nieuwe regeling, die de mijneigenaren aan de arbeiders opdringen! De minister zeide: het is zoo erg niet; ik heb met iemand gesproken, die de mijneigenaren zeer na staat. Waarom heeft hij niet met de werklieden óók ge sproken ? De mijneigenaren hebben in de Statuten hunaer arbeidsbeurs ook neer geschreven, dat met de wenschen der arbeiders rekening moet worden gehouden. Ach, hoe welwillend! Maar of het ge schiedt, of het in deze regeling geschieden kan, waarin de arbeiders slechts getallen zijn, niets hebben in te brengen, en juist een hoogere plaats krijgen door hun tevredenheid ? wie zou het gelooven ? De arbeiders kennen het boek niet, waarin ze geclassificeerd worden; ze vreezen het slechts; ze denken er aan, ze voelen zich steeds door gevaar om geven, ze gevoelen zich in slavernij. En wie eenmaal op de zwarte lijst komt, hij late alle hoop varen! Een duistere macht beschikt over hen, over hun gezin, over hun wel en wee. Dd duistere macht, het is een reuzenmacht! Voor zestig millioen mark aan kolen liggen opge stapeld, allén met het oog op staking. En van zulk een Maatschappij hoort men, dat zij niet gemeenschappelijk met de arbeiders een arbeidsbeurs organiseeren kan, omdat... de arbeiders niet te vertrouwen zijn l Het is een onuit sprekelijke huichelarij, het te willen doen voorkomen, alsof de mijneigenaren eigen lijk de wel willenden, de vreedzamen ; de arbeiders de op strijd belusten zijn. Het tegendeel is waar; de eigenaren willen, dat den arbeiders geen vrijheid, geen kans, geen middel meer over blijft! Hier is slechts n macht in staat, te helpen, om het evenwicht te herstellen, de Staat. Make zich de minister er niet met formaliteiten af,en ver wijze hij de zaak niet naar Pruissen, want, o, dat is een merkwaardig land! De macht van den Staat moet hier ingrijpen en we zijn in andere omstandigheden niet gewend, dat de Regeering zoo bang is, de macht van den Staat aan te wenden. Hier ge biedt het algemeen belang, de arbeider» tegen de al verder en verder gaande overmacht van de mijnbezitters te be schermen. Gisteren zeide de minister: laat ons voorzichtig zijn, want, zoo zeide hij, ik ken ook een weduwe die van een aandeel in de mijn-maatschappij leven moet. De minister wil die belangen van de aandeel houders ontzien. Maar van de weduwen en weezen der duizenden die in de toe komst door deze dwang-arbeidsbeurs broodeloas gemaakt, ferjaagd zullen worden, van hen wordt met geen woord gesproken. Die behooren dan ook niet tot de eerste klasse" in Pruissen; dat zijn slechts burgers van lagere orde, dat is de plebeïsche massa; wat van hen worden gaat, dat schijnt den minister in het minst niet te beroeren. En om zulk een nieuw dwangmiddel voor hare machtsuitbreiding toe te passen, daarvoor heeft de Bond van mijn-eigenaren den tijd van het Kerstfeest uitgekozen, het feest van liefde en vrede! * * * Stormachtig en spontaan werd van alle zijden uit de linker partijen en van uit het Centrum deze rede aange hoord, die allerwege grooten indruk heeft gemaakt. Dut evenwel regeering en mijn-eige naren zich er door zullen laten bei'a vloeden, is niet te verwachten.... Zóó ver is men in Duitschland nog niet! S. KRONIEK. DENEMARKEN EN COOK. Toen Cook uit het hooge noorden in Denemarken aankwam, en verklaarde de pool te hebben betreden hij was een bekend noordpoolreiziger, er waren getui genissen van Eskimo's, en geen enkele stern verhief zich nog tegen hem toen kon men zich afvragen welke de houding, te midden van al het gejubel, zijn moest van de Deensche -wetenschappelijke en andere autoriteiten. Het stond vast, in die dagen reeds, dat volkomen zekerheid niet bestond. Wij hebben toen de houding van het officieele Denemarken, hoe benauwend de bijgedachte ook wezen moest, dat alle praal aan een bedrieger kon zijn geschonken, de correcte gevonden.?Het feit,?dat nu Dene marken zoo pijnlijk aan die feest lagen denken moet, maakt het eigenlijk ieder tot plicht dit te constateeren. Wat moest immers de eerste gastheer van hem, die met reeds een begin van bewijs(meer kan men toch in den aanvang niet ver langen !) verklaarde de noordpool te hebben bereikt, anders doen dan hem huldigen? Er was een toen zér klein geachte kans, dat Cüok bedroog. Er was verreweg de meeste kans, dat de koene ontdekker de pool werkelijk had betreden. Men kon dus de zeer groote kans niet gaan loopen, nog wel in een Scandinavisch land dus in een land met een noordpoolreizigers-traditie met koel heid te bejegenen wie het groote doel ^eindelijk had bereikt. Men heeft terecht opgemerkt, dat Cook aan Teary iets ontstolen heeft, wat hem nimmermeer kan worden teruggegeven: de blijde en algemeene erkenning van zijn overwinning, direct na zijn terugkomst. Maar alu Cook, dezen prijs van overwin naars aan Peary onthoudend, er terecht laag om word geschat, dan heeft Denemarken, aan Cook dien prijs niet onthoudend, zijn moeilijke plicht gedaan, en moet men het land eeren, dat ondanks het gevaar van al het pijnlijke, dat volgen kon, den noord pool vaarder, die zich als inbezitnemer van de noordpool aanmeldde, direct en onvoor waardelijk huldigde. Het land draagt de spot, die het treffen mocht, m-it eere. *** BOKKINNKXI'EXKIOXAAT, In [>e Tijd vonden wij het volgende bericht, Jat nieuwe vergezichten opent voor hen, die met aandacht de evolutie volgt van het boerinnenbestaan. Op een vergadering van geestelijke adviseurs van den Boerenbond te NoordBrabant, was besloten aan boerinnenmeiej-js de bestaande pensionaten af te raden en pogingen aan te wenden om pensionaten te krijgen, die zich uit sluitend bezighouden met de opleiding van boerinnen. Nu verneemt het Weekblad N. C. B." dat zich reeds in het volgend jaar de Eerw. Zusters van de Goddelijke Voor zienigheid uit Munster zullen vestigen te Lierop en dat zij bereid zijn zulk een pensionaat aldaar op te richten. De meisjes kunnen daar bare een voudige boerendracht houden: 't ia frisch en gezond gelegen, stadsche manieren zijn er verre, wereldsche vermaken brengen geen gevaar enz. De bedoeling schijnt te zyn, geene vreemde talen te laten leeren: wel herhalingsonderwiJR in lezen, rekenen, schrijven, les in de wellevendheid, het fatsoenlijk tafeldienen, met de wasch omgaan en verder alles wat van een goede boerin gevorderd wordt in keuken en stal, op veld en akker. Met den bouw is men zoover, dat de fundamenten liggen, op welke in het voorjaar verder zal worden gebouwd. Het eenige wat wij tegen dit bericht willen opmerken is de tegenzin, die erin doorschemert, om boerinnenmeisjes" vreemde talen te leeren. Binnen de muren des pensionaats zal de taal der minne van zelf niet worden beoefend uit betreurd ge brek aan onderwijzers, maar b.v. Spaansch, om met de koeien anders te kunnen converseeren dan met het op den duur onvol doende verdemmesche koeü", ware o. i. niet ongewenscht ! En dan toch nog n opmerking: De wellevendheid zal worden onderwezen en de stadsche manieren wil men weren. Hier blijkt ten duidelijkste, dat een Handboek voor de wellevendneid zonder stadsche manieren" een eisch des tijds wordt. Wij hopen, dat de vertegenwoordigers der pers (b. T. in gekleed" boerenpak) eens in de gelegenheid worden gesteld de school te Lierop te bezoeken. En dat wij dan ook een uitnoodiging krijgen. Haagsche Brieven. v. In deze dagen nu de winter in zijn ver schillende verschijningsvormen" het leven in huis en daar buiten beheerscht, toont den Haag al zijn kwaliteiten van ruim en bevallig gebouwde boomenstad. Want het is eerst in den winter dat een stad zich van hare beste zijde doet kennen. In den zomer valt elk bouwsel van huizen rijen uit onze aandacht weg door de over stelpende weelde van zonnebrand en luw windgesuis. En het groen van boomen, plantsoenen en boschjes doet heel de steenmassa der omgevende stad vergeten. Maar in den winter is het iets anders. Dan wordt de steenwoestijn een levend ge heel, dan krijgen de straten, de grachten, de pleinen elk een eigen karakter; als een verzameling van accoorden en klanken, inénsmeltend tot een machtige stads-symphonie. In onze mooie avenuen en op onze ruime plantsoen-pleinen steken de kale takken der boomen als een fija netwerk tegen de winterlucht. Maar wat zou het zijn dat kale geboomte, wanneer het niet rondom werd omringd en gesteund door de huizen in hun massieven, vertrouwen wekkenden bouw? En in de straten der binnenstad, hoe zou het mogelijk zijn, dat zich daar iederen middag bij het vallen van de schemering ean bewegelijke, opgewekt bevallige menigte verdrong, wanneer niet een zee van licht stralend uit de hooge winkelruiten, de som berheid der donkere dagen vóór Kerstmis had overwonnen ? Zoo heeft dan in dezen wintertijd, nu de levende natuur slaapt en de gloeiende zomerluchten zijn verdwenen, het menschenbestaan zich geconcentreerd tusschen de huizenrijen der stad. En ook binnenshuis trachten de menschep zich schadeloos te stellen voor het gemis van het vrije leven in de zonnige zomernatuur. Is daar niet St. Nicolaas geweest en komen er niet de Kerstdagen en de Oude-jaarsavond, de huiselijke feesten bij uitnemendheid? Maar n plekje is er in onze stad, waar zich op het oogenblik het leven, niet van een enkel gezin, doch van het geheele Nederlandsche volk concentreert. Een ieder begrijpt dat ik hier het Binnenhof bedoel, waar de Tweede Kamer thans de laatste hand legt aan de begrooting.... Stel u gerust, ik zal uw aandacht niet vragen voor een bespreking van het begrootingsdebat. Maar wél wil ik voor een enkel oogenblik uw medelijdende belang stelling inroepen voor de ongelukkige jour nalisten, wier taak het is, het publiek op de hoogte te houden, van hetgeen in deze dagen in het parlement wordt verhandeld. Van 's morgens tot diep in de nacht moet hun aandacht gespannen, hun geest helder en hun pen vaardig zijn om al het ge sprokene in zich op te nemen en onmiddellijk in vloeiend nederlandsch persklaar! te werpen op het papier. De verslaggever mag niet indutten, niet naar de koffie kamer gaan, niet thuisblijven, kortom geen van de vrijheden, die een kamerlid zich veroorlooven kan, bestaan er voor hém. O, mijne collega's, die in het zweet uws aanschijns den Jfederlandsche kranten lazer op de hoogte brengt van hetgeen zijn regeering en zijn kamerleden tot zijn heil en zijn voorspoed thans wrochten, u mijn hulde en mijn groet t Maar laat ik van het parlement afstappen om nog even te spreken over den Haagschen gemeenteraad, niet alleen omdat deze in eigen oogen stellig niet minier gewich tig is dan de Tweede Kamer, doch ook omdat hu dezer dagen een stuk heeft be staan, zóó stout en zóó geweldig, dat hij er zelf nóg verbouwereerd van is. De meerderheid onzer gemeenteraad^ leden heeft namelijk een voor haar doen heldhaftige motie aangenomen: een motie waarin gezegd wordt, dat Burgemeesteren Wethouders gelijk hebben gehad, zich niet de wet te laten voorschrij ven door de direc tie der Haagsche Tram. Deze directie had namelijk op de ruiten der wagens allerlei kartons doen aanbrengen met goedbetaalde advertenties er op. Nu wordt in een der concessiebepalingen het beplakken der ruiten met reclame annonces" verboden. Met een verwijzing-naar deze bepaling'1 verzocht het dagelijksch bestuur der gemeent^ aan de tram directie om de advertentie-cartons weg te nemen. De tram directie had tot dusver een hooghartige en soms onhebbelijke houding tegenover het gemeentebestuur aangeuomea, telkens wanneer er geschil was over de uitlegging van eenige bepaling der concessie voorwaarden; en deze houding was veelal met succes bekroond. Thans echter probeerde de directie het eens met een spitsvondigheidje. In het bovenbedoelde artikel was alleen sprake van het beplakken" dier ruiten; en nu waren de ruiten niet beplakt" met de reclame cartons, doch, zij waren ermede behangen. Aldus laidde het antwoord der tramdirectie; en het gemeentebestuur nam daarmede genoegen, omdat het zooals een der sprekers in de raadszitting het uit drukte niet onaangenaam" wilde zijn. Maar wat gebeurt? De tramdirectie is niet tevreden met het behangen van de ruiten binnen in de tram; het laat ook nog reclamekaarten aanbrengen op de ruiten der balcons, waardoor het uitlicht van de wagenbestuurders voor een gedeelte wordt belemmerd. Het dagelijksch bestuur der gemeente oordeelde nu terecht, dat hiermede de vei ligheid in gevaar wordt gebracht. Immers wanneer de wagenbestuurder niet naar alle zijden vrij kan uitkijken, wordt de kans op botsingen en ongelukken vergroot. Daarom gelastte het dagelijksch bestuur dat ten minste de reclameborden op de balcons zouden worden weggenomen, dit maal niet met een beroep op de bovenver melde concessiebepaling die het beplakken der ruiten verbiedt, doch ingevolge een ander artikel, dat aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid verleent om voorschriften te geven in het belang der veiligheid. Weder dezelfde hooghartige af wijzing van de tramdirectie, ditmaal ver gezeld van de mededeeling in een bevriende krant dat het niet ging om de knikkers, doch om het recht van het spel"; m. a. w. dat niet burgemeester en wethouders, doch de tramdirectie baas moest blijven. Het dagelijksch bestuur had aan de directie een boete van ? 25.?opgelegd voor eiken dag, dat deze in gebreke zou blijven aan de sommatie te voldoen. De tramdirectie zond nu een adres aan den gemeenteraad met het verzoek om het optreden van Burgemeester en Wethouders ten haren opzichte af te keuren en krachte loos te maken. Tevens werd te kennen ge geven dat de directie in geen geval zou berusten in de opgelegde boete, en het dua op een proces zou laten aankomen. Tegen deze aanmatiging heeft nu onze gemeenteraad zich schrap gezet. Zij heeft het durven bestaan om met vrij groote meerderheid het optreden van het dagelijksch bestuur goed te keuren, en zich aldus het misnoegen op den hals te halen van een machtige tram directie. Had ik geen gelijk om den moed van onzen vroede vaderen" te prijzen en hun lof te verkondigen in dit blad ? Lach niet, lezer, het is geen gekheid! Het aannemen, door een gemeenteraad als de onze, van een motie tej nadeele van een machtige concessionaris is niet voor de poes! Men moet den invloed kennen die groote ondernemersorganisaties door allerlei mid delen weten uit te oefenen, om te begrijpen hoe licht zich in een gemeenteraad een meerderheid ten gunste van zulk een orga nisatie vormt. En... Iaat ik, om niet onrechtvaardig tegen het bestuur mijner stad te zijn, er maar dadelijk bijvoegen, dat dit een alge meen verschijnsel is, inhaerent aan de ont wikkeling der moderne industrie en van het moderne Staatswezen. Ik behoef niet eens de naam te noemen van het land, dat om zoo te zeggen het klassieke" land der corruptie is, ik be hoef niet eens van Amerika te spreken, om te doen begrijpen, wat ik bedoel. Bij een absolutistisch regime komen alle voordeelen welke van groote conces sionarissen, leveranciers of industrieelen te bedingen zijn, van rechtswege aan de om geving van den alleenheerscher of aan die genen zijner trawanten onder wier invloed deze omgeving staat. Maar in de groote democratieën, waar de staatsmacht voor het belangrijkste deel in handen van ge kozen volksvertegenwoordigers is gelegd, weten de groote industrieele- en handels combinaties te zorgen, dat ojk hu u belan

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl