De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 2 januari pagina 2

2 januari 1910 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR -NEDERLAND. No. 1697 gen L» deze vertegenwoordigende lichamen niet onverzorgd blijven. Daarom is het de plicht van den kroniek Bchrgver om zelfs het kleinste symptoom van onafhankelijkheidszucht in een ge meenteraad met lof te vermelden, zoowel uit dankbaarheid als tot een aanmoediging voor de toekomst l JAN BRAMSEN. lllllllllllllllllllllllflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMHIIIIIIIIIIIII IMIMMItimilll Tan bet Internationalisme, Annuaire de la vie internationale (Unions, associationp, institutg, commi8aions,bareaux,offices,coBférences, congres, expoaitions, publicatione). Fondépar A. H. Fried et publi par lea soins de l'Institut interna tional de bibliographie et de IMnstitut international de la Pais. Bruxelles, Monaco 1908-1909. Verstaat men onder Internationalisme het komen van een lid van een volk (stam) in het land van een ander volk; het huwen van een lid van een volk met dat van een ander; het drijven van handel (ruil) door een lid van een volk met een lid van een ander; het hebben van een geschil tusschen een lid van een volk en een van een ander e» het beslechten er van, of het hebben en beslechten door een oorlog van geschillen tusgcfcen geheele volken (stammen), dan is het Internationalisme eigenlijk zoo oud als de fnenschheid. Het begin van een nieuwe phase kan men dan beschouwen als voor het eerst n schriftelijk* verdrag (vredesverdrag) wordt gesloten ter beëindiging van een oorlog. '"Wanneer dat is geweest* is echter niet juist aan te geven. Een geheel nieuw tijd perk breekt aan, men 'zou bijna kunnen zeggen, dat dan eerst het Internationalisme ontstaat, wanneer de volken overgaan tot het sluiten van verdragen ter voorkoming van oorlogen (verdragen over grondgebied, aftiantie enz.) en van uitsluitend sociale, economische of wetenschappelijke beteeke nis: en wanneer leden van verschillende volken beginnen samen te werken tot het bestudeeren, oplossen en uitvoeren van zaken op allerlei gebied en zoo noodig tot het stichten van internationale vereenigingen voor die doeleinden. Evenmin als men heeft een volledige verzameling van al de gesloten verdragen van vrede (en wapenstilstand), heeft men die van de verdragen over grondgebied, alliantie, neutraliteit, bescherming, handel «n scheepvaart, al vindt men bij Hartens 1) de voornaamsten, die na 1491 gesloten zijn. Do bewerkers van de Annuaire" waarvan de titel aan het hoof i van dit opstel staat, «n die eigenlijk in de vierde jaargang is, maar voor het eerst in veel grooteren om vang en van wijdere strekking verschijnt (pl.m. 1EOO blz.) hebben getracht in dit Weik een opsomming te geven van: 1. Alle verdragen van sociale, economische of wetenschappelijke beteekeni?, alleen voor zoo verre zij door een betrekkelijk groot aactal si aten gesloten zijn, handelsverdragen bijvoorbeeld komen er dus niet in voor. Ter besparing van ruimte zijn niet alle verdragen, verklaringen, regelingen, regle menten, bestuiten, wenschen, protocollen, ratificaties, eind-ak tenen toevoegsels volledig afgedrukt, maar soms slechts uittreksels gegeven. Wel zijn alle conferenties genoemd, die tot de tot stand koming der verdragen noodig zijn geweest en waar ten gevolge der verdragen internationale bureaux zijn gesticht en publicaties worden uitgegeven, daar worden daarover bijzonderheden ver meld. 2. Alle congressen en conferenties ge houden door leden van verschillende volken ter bestudeering, oplossing en uitvoering van zaken op allerlei gebied met de even tueel gestichte internationale vereenigin gen, bureaux enz. en bijzonderheden daar over (geschiedenis, doel, organisatie, bestuur, publicaties, adres enz.). Het verdient vermelding, dat men tegen woordig ook reeds internationale vereeni gingen heeft, waar niet alleen personen, maar ook gouvernementen lid van zijn, bijvoorbeeld de internationale vereeniging voor de wettelijke bescherming der ar oeiders. Het zou te veel plaats nemen, hier de titels aT te schrijven van de verdragen en van de internationale vereenigingen, hoe interessant het ook zoude zijn, te meer, daar men dan eerst een goed inzicht zou verkrijgen over den reeds bereikten omvang van het Inter nationalisme. Genoeg zij hier tévermelden, dat het aantal zaken geregeld door verdragen, waarbij Europeesche staten betrokken zijn, en dat in de Annuaire vermeld wordt, naar de vijftig loopt. Het aantal internationale vereenigingen 1) Eecueil de Traites begonnen door Martens en door anderen tot op heden voortgezet 1791 ---en permanente internationale congressen, dat in het werk genoemd wordt, is ongeveer 180, plus nog velen, die niet onder een eigen hoofd gebracht zijn. Verder zij hier reeds vermeld, dat de bewerkers weten dat er nog velen niet genoemd zijn, die echter in een volgenden jaargang opgenomen zullen worden. In de Annuaire bevindt zich ook nog een chronologische lijst van de verdragen, inter nationale congressen en conferenties. Uit deze lust is.gemakkelijk te zien: lo. dat in 1843 het eerste internationale privaat-congres (m tegenstelling van publiek of diplomatiek congres) gehouden is en wel het Vredescongres te Londen. 2o. dat in 1851 de eerste publieke confe rentie heeft plaats gehad, ter voorbereiding van een verdrag van sociale, economische of wetenschappelijke beteekenis, zooals reeds boven nader is omschreven, en wel de Sani taire Conferentie te Parijs. 3o. dat in 1846 de eerste internationale vereeniging is gesticht, namelijk de Evan gelische Alliantie te Londen. 4o. dat in 1864 het eerste verdrag van sociale, economische of wetenschappelijke beteekenis, zooals reeds boveff nader om schreven, gesloten is en wel dat bekend als het Roode Kruis"-verdrag. 5p. dat in het tijdperk 1840,60 28 inter nationale congressen en conferenties zijn gehouden; 1861/70 69; 1871/80 150; 1881/90 295; 1891/1900 645, terwijl het aantal inde periode 1901/1910 minstens 790 bedragen zal. 60. Dat in 1864 het eers'e internationaal congres in Nederland werd gehouden, nam. te -Amsterdam het congres international des sciences sociale», uitgeschreven door de nu niet meer bestaande asiociation internatio nale pour Ie progrès des sciences socials te Brussel. Hetgeen men eigenlijk zou kunnen noe men de voorrede van de Annuaire, hier partie générale" genaamd, beslaat meer dan 1EO pagina's en is in 3 stukken ver deeld, het eerste is van A. H. Fried, ver banden aan het Institut international de la Paix te Monaco en als zoodanig de be werker der 3 eerste jaargangen van de Annuaire, hij heeft zijn stuk getiteld La Science de l'Internationaltsme" en behan delt dit in een vijftal bladzijden. Het vol gende stuk is van de hand van Paul Otlet, een der beide directeuren van het Institut international de bibliographie te Brussel 1). In zijn zeer breed opgezette studie van 138 pagina's wordt onder den titel van L'organisation internationale" eigenlijk alles gegeven, wat op dit gebied betrekking heeft en is eigenlijk te beschouwen als een handleiding voor de organisatie van inter nationale congressen en vereenigingen en is dan ook van groot belang voor hen die zich daarmede bezighouden. Het laatste stuk van 14 pagina's is van den anderen directeur van ovengenoemd insti tuut, de Belgische senateur Henri Li Foctaine,de eigenlijke bewerker vandeAnnuaire die hierin een inleiding geeft tot het werk zelf. Uit La Fontairie's inleiding zij slechts aangestipt dat deze Annuaire zoo ingericht is, en alle volgenden zoo ingericht zullen worden, dat alhoewel dezen steeds aanvul lingen zullen geven, elke Annuaire en dus ook de nu besprokene hare volle waarde behoudt, en dat hij overtuigd is, dat er ia deze Annuaire nog vela tekortkomingen zijn. Niettegenstaande dit, durf ik na zeer grondige studie van deze Annuaire, feitelijk een geschiedenis van het Internationalisme, verklaren, dat het is en zal blijven een standaardwerk op het gebied van het Inter nationalisme den onvermoeiden en beproefden arbeider op dit gebied ten volle waardig. Amst. 24/U/'09. A. B. VAN DEK VIES. 1) Zie over dit Instituut Eigen Haard, 4 Dec. 1909, No. 49. VISSCHERSKNAAP DOOB GERAED J. KOEKKOEK. Klein. Jaapje was 'n jongske van acht of negen jaar. Voor zijn leeftijd was hij niet groot en hy had 'n beetje kromme beentjes. 't Was 'n echt visschermannetje in klein formaat want hy droeg precies zoo'n broek als z'n vader, precies zoo'n vest en op zijn rond blond kopje precies zoo'n pet. Wanneer h\j zijn jasje niet aan had, kwamen er uit dat vestje precies zulk blauwe mouwen als van zy'n's vader's boezeroen, kortom in alles geleek Jaapje op 'n groote man of beter op alle mannen van het dorp. Jaapje ging nog school met vele andere knaapjes, die op hun beurt weer precies op hem leken; zelfs zou men ze alle voor broer tjes uit n huisgezin kunnen gehouden hebben. En al die ventjes hadden op een stuk of wat na maar n verlangen, dat was, te spelen en te slenteren om of bij de haven. Ze waren het eenparig eens dat het da^r overheerlijk was. Op school vonden ze het by'na allen gmwelyk vervelend. Maar Jaapje al bijzonder; die dreef het zoover dat L. VAN DEYSSEL, Verbeeldingen. Amster dam, Scheltema cv Holkema's Boek handel. Zonder jaartal. Deze bundel bevat elf opstellen, waarvan de titels zijn: De Rhyn-val te Scliaffhausen, Mijne Gedachte, Bezoek aan den Dom te Keulen, Over Thijs Maris. Een Bezoek, Avond, Caesar, Een Begrafenis, Liefde voor mijn Vader, Lente, en De Moeder. Waarom de schrijver zijn boek Verbeel dingen" heeft genoemd'.' Dit zult gij begrijpen wanneer gij het opstel Mijne Gedachte" hobt gelezen, waarvan de eerste alinea luidt als volgt: Het Leven ia zoo als wij ons verbeelden dat het ig. Uit deze waarheid moeten wij niet de zeer bedroevende gevolgtrekking maken, dat het Leven slechts schijn is, maar de ein deloos verheugende dat wij de rascht hebben het Leven te maken tot de werkelijkheid, die wjj verlangen. Indien gy n hiervan kondt over tuigen, dat het vermogen om ow gedachte over het Leven te richten naar willekeur, een beter vermogen is dan dat, welk u in staat stelt de voortreffelijkheid van het eene beechavingstijdperk boven het andere in te zien, din zoudt gij zijn, wat ik u toewensch te zijn, dan zondt gij gelukkig z;jn." Ik weet niet hoe het gaat, lezer, maar toen ik de zoete koelte van deze wel aan gename volzinnen in mij had opgenomen en hunne beteekenia esn oogeablik overdacht, kon ik niet nalaten te glimlachen en in mijzelven te zeggen: Ja-ja, heel mooi, bizonder bekorend, maar... toch eigenlijk niet geheel juist. Want, gesteld al gij overtuigde my dat myn ne vermogen beter is dan my'n andere gij zult mij dan ook duidelijk moeten maken wat dat woord beter" precies be duidt gesteld b. v. gy bedoeldet dat ik een zekeren voorkeur geven moet aan mijn eene vermogen boven het andere en gij slaagdet er in mij daarvan te overtuigen.... wat helpt mij dat dan nóg? Wiit indien het minder verkieslyke vermogen nu eenmaal zoo veel sterker iu my is dan het beminnenswaardige? Om gelukkig te zijn heb ik niet alleen een overtuiging noodig, maar ook de kracht en de geschiktheid naar die overtuiging te leven, en deze kracüt en geschiktheid moet ik vinden in mijn gemoedsbestaan, mijn aard, die nu eenmaal is zooals die i-!, en waaraan mijn eigen wiskunstig zuiverst opgebouwde gedachte, laat staan de logica der uwe, hoe bekoorlijk en meesleepend oofc, niet dan zeer tijdelijk, en dan misschien nog enkel opper vlakkig, iets vermag te veranderen. Doch, lezar, hierover hebben wij 't op 't oogenblik niet. AU ik toe ging geven aan den lust de zeer gedachtenzware opstellen in dezen bundel stuk voor stuk, periode voor periode, te bediecussieeren wel, dan zou immers dit eene Nr. van het Groene Week blad lang niet genoeg kolommen beritten en wat bleef er over voor al die andere, zooveel kostelijker geettelijke spijzen die het gehouden is u te bezorgen! ik wil er u alleen maar op wijzen dat uit het hier boven geciteerde te begrijpen is, hoe Van Deyssel er toa kwam zijn boek Verbeel dingen" te noemen- Immers iu ieder der op stellen, die het bevat, geeft hij een ver beelding' , van zichzelf of van het leven rondom hem (dit komt op 't zelfde neer), een verbeelding, die, zooals hij het in zijn opstel Caesar" zegt: niet iets anders i» dan de waarheid, hetgeen wij ZBer wel beamen kunnen, immers wat anders zou de waarheid voor ons kunnen zijn dan hetgeen wij ons verbeelden dat zij is?... Niettemin ver schillen deze elf verbeeldingen onderling in dikwijls niet geiinge mate, en verschilt de Van Deyssel zooals hij zich bij het schrijven van deze opstellen verbeeldde te zy'n zeer steik van da Van Deyssel zooals die zich in vorig werk, in dat zijner eerste werk jaren vcoral, aan ons vertoonde. Doch, om een nheid te vinden: De Van Deyssel, zooals hij zich bij het schrijven dezer opstellen ve'beeldde te zijn, was een stil devote wijze, tevens letterkundige en artiest-in-z'n-vak, daar hij er bij dit schrijven op uit waa niet enkel zijn gedachten vorm te geven (op de wij se der filosofen), doch tevens dit te doen op een artistieke, d. i. schoone, d. i. ontroerde wijze, daarbij anders gezegd niet alleen aan zijn gedachten vorm geven wilde, maar ook aan het aandoeningelevea in hem, waarmede die gedachten een wisselwerkend verband hielden. De Van Deyssel daarentegen, zooals hij zich bij het schrij ?en van dat oude werk (min- of meer bewust) verbeeldde te sijn, was een hartstochte lijk kunstenaar, die zich om wijsheid niet bekommerde, dcch enkel wenschte uit te vieren, vol-heerlijk, zijn hartstocht in zijn kaast. Let wel: ik zeg niet dat dit waar is, dat dus de wijze Van Ds.ysselniet meer hartgtcchtelijk, laat staan dat de hartstochtelijke niet wijs w»s l Verre die gedachte! ... Ik zeg alleen dat Van Deyssel het zich klaarblijkelijk zoo ver beeldde, dat het dus voor hem zelf waar is. Ook voor mij; als lezer, ia er een groot verEchil tusschen die vroegeren (of misschien maar enkel iinderen) Van Deyssel, en deze van het boek Verbeeldingen. Ik speur een hartelijken voorkeur voor dien anderen in mijn binnenste. Toch is mij ook dése, de schrijver b. v. van de opstellen: Over Thijs Marit, Caesar, Liefde voor mijn Vader, en i>e Moeder bizonder lief. Doch bij het lezen van den ouden Van Deyssel had ik heel andere, veel krachtiger en hevig-genotryker aandoeningen. Er gebeurde iets in mij dat ik niet beter vergelijken kan dan met een helle, óabenevelde, verrukkelijke dronken schap. Zoo moet het, stel ik mij voor, iemand te moede zijn die ademt in een atmosfeer waarin de zuurttof de stikstof verre ojerheerEcht. Alles in mij en aan mij leefde krachtiger, feller, ik was niet alleen helder ziende, al mijn zip.nea werkter. krachtiger en tevens iijner. Ea ook begreep ik op eenmaal duizfacd dingen die ik tevoren niét hail begrepen en was dol en veriukt, en tegelijk diep-trnstig blij met dat begrijpen. En, het ia vreemd, maar ofschoon dat nu al zoo lang geleden is, ik aooveal ouaei beo, en men toch móenen zou dut wat hij dikwijls óók aan de Laven liep als de andere knaapjes op school zaten. Later kreeg hij dan knorre" van den meester of, wanneer de meester bij zijn moeder was geweest om zich te beklagen over Let verzuim, van zijn moeder. Jaapje gaf er evenwel niet veel OKI; althans de vermaningen vermochten hem niet op ongeoorloofde tijden van de haven af te Londen. Alleen de bestrfiüngeu van zijn vader... daar had Jaapje het niet, op be grepen. Gelukkig kwamen die maar zeer zelden voor: Vader was ultijd op zee. Hij bleef dan volharden in bet Kwaad en vund het zeer natuurlijk; waiit waar ter were'ul kon een jongen ziuh op aiju aanstaand beroep van ztemafl beter voorbereiden dan aan da haven? Altijd was er wat te doen of te kijken. Lagen er schuiten, dan deed Lij boodschar jee voor de vissuherS; of hielp 'n net ophalen". Dan weer was er ergens in 't vooronder van 'n botter nog 'n koude pannekoek voor hem, altijd was er wel iets. Waren er geen schui ten, dan etonden Jaapje met n of twee kleine lotgenooten bij 't klaphek in den dam, om 't hek open te houden dat altijd van zelf dicht sloeg door den schuinen stand voor fietsers en hondenkarren. Ze kregen er dikwijls centen voor en vertelden later op school dat zij zooveel hadden besomd". Maar 't heerlijkste aller heerlijkheden dat gebeurde allén Zaterdags, als de schuiten gehellingd werden. Met 'n koppeltje jongens stond.--!! ::o den hetlen achtenumiddag te hunkeren aan de poort van de worr of er niet aanstond:) '11 -s:uait te >v<aer giJg. Dan uif.c a:la ms-n er opgekiauterd eu plotseling daar gingta :« met gang de hellingen af... piors daar dook de schuit zijn neaa in 't water, dat liiansaoo^te opspatte precies als ui zee i . . . Ja.a.:je dsed voortdurend bij zijn e>. vn i'an rekenen. Hij v, a.» EU twhï...en vier was twaaif; dua nog drie jaar, dan WHS hij klaar om :ne£ vad^r i;üe aur /ee to gunii. Lr ^ou l b»-.-t iiog eca jaar ,if:'<i.au door e>an oi audero !. utiHUïndigheid die h-j n o g niet kyuiit4, maar die "lA'di wei kouieu ,.ou. Maar /.ijit rt-kecarij gaf aom tocli x'-eu duideiiji begrip vaa den afnlaiid dien hij iiog van het varen verwijderd wa=. Liep hij aan de haven, of aan ot sttand, zi'.t' hij dj schuiten, dan leek het hem aanstaaüde. Doch zat hij op =chooi. dan scaeen het of hij lot in ade eeuwigaeid daar zou gevangen blijven. Het waa in de KerstvacanUe; de groote school op den Brink" onder de zware linden, was gesloten en de kindereu zwierden den geheeien dag op stiviar. Verreweg de ineraiteii geiioteii zienderoogen van hun vrijheid en togen elkeu morgen uitgelaten aan 'o spelen en stoeien. Ze haalden van alles uit eu waren voor menige bewoner lustiger dan gewenst. Jaapje vertoonde zich slechts thuis als hij vermoeden kon dat het etenstijd werd en wij eenmaal begrepen hebben voor altijd ons eigendom is geworden, zoo dikwijls i dat oude werk van Van Deyssel overlees heb ik die zalfde sensatie van verrukte blijheid met beerlijk-ontdekte en omhooggeheven waarheden en schoonheden. Hét kan dus niet aan mij liggen, ik ben niet zelf de zoozeer veranderde, dat daardoor alleen myn aandoeningen by het lezen dezer Verbeeldingen zouden verèchillen van die bij de lectuur van de eerste bundels Verzamelde Opstellen, van Een Liefde en van De Kleine Republiek. Lees ik b.v. Ve Rhyn-val te Schaffhausen, het verhaal van een bezoek dcor den auteur aan den beroemden waterval gebracht, dan is er in mij, zooals dat steels geschiedt wanneer men leest in 'c werk van iemand met zoo groote zeggingskracht, een zeker mee-leven. Ik hoor dadelijk een stem, klank rijk op en neer deinend als in voorname conversatie, een ietwat langzame, schijnbaar bedachtzame, bedaarde s'em, maar waarvan de toon toch iets zeer eigenaardiga heeft en als 't ware tot luisteren dwingt daar is iets plechtigs in van strak-beheerechte emotie, iets heel nai'efs toch ook soms, waardoor ik tranen in de oogen kry'g en ik luister dan ook zeer aandachtig en gespannen. Maar zie... het valt mij tenslotte niet mee. Br is minder in me gebeurd dan ik verwacht had. Ik vraag my af, óf dit te zeggen nu wel dien toon vereischte. En ik ben een beetje kil-verwonderd, bet is mij of de verteller eigenlijk het voornaamste heef c vergeten. En zoo gaat het mij ook by de lezing van Bezoek aan den Dom te Keulen", met dit onderscheid, dat daar nog iets essentieelers schijnt weggelaten, en ik de onaangename sen satie opdoe, tegenwoordig te zijn bij iemand die zér ontroerd- is, zonder dat ik .van zijn aandoening zooveel in mijzelf voel overgaan dat die tegenwoordigheid my' niet meer pynlyk doch integendeel iets heerlijks wordt. Anders is het mij by de lezing van Mijae Gedachte" en van Caesar". Daar word ik ook wel niet hevig of diep-innig ontroerd, maar daar wordt iets gezegd dat ik geheel begrypen kan, verstaan met mijn verstand, en waarvan toch ook mijn gevoel nu en dan prettige, lichte aanrakingen ontvangt; de leiing van daze stukken doet mij aan als het nu-eens heelemaal-ongestoord geeprek met een uiterst merkwaardige persoonlijkheid, die zich onverwacht en op de geestigste wijse met my is komen te bemoeien. Vooral dat opstel Caesar" lees ik heel gaarne. Juist, zeg ik tot mezelven, dat is weer van dien zelfden curieusen autt ur, van wien ik indertijd heb gelezen: heroïfch-individualistische dagboekblaien; wat een uiteret origineele en toch zear preciese wijze om je gevoel van superioriteit dat tragische, zicb-zelf-verbrandende gevoel tot uiting te brengen. Maar wel iets grooters gebeurt in mij by het lezen van de overige Verbeeldingen", bij Liefde voor mija Vader" vooral. Het is niet dat oude oproer van al mijn gevoel, het ia iets zachters, kalmers, en als men wil innigers hoewel, dat geloof ik toch eigenlijk zelf niet, want hevige hartstocht is ook iets zeer inniga maar het is ook vol genot, bijna verzadigd van genot. Een heerly'ke be vrediging, zooals men die alleen bij de lectuur der groote schrijvers kan ervaren, doet mij de oogen soms even sluiten en in stilte gelukkig zijn. Dit proza «tuk tintelt van teederheid en geluk. O zeker, er is ook weemoed, ook lijden in, het ly'den n.l. van den r.u eenmaal at te veel, den óver bewuste, die wel gelooft" dat de Liefde in hen, die haar niet als toestand kennen omdat zij voort-durend in hen aanwezig is en zij nooit de leegte zien, die Zij vult, schooner is dan in de meer wetenden" maar daar is toch vooral de stille verrukking in van hem die ondervindt, dat, trots zyn scherpste zien en pijnlijkste denken, veel heimlijks in hem altijd onaan getast eu onaantastbaar blijft. Toen ik een kiud was" zoo leest men op b'. 110 hield ik het meest van mijne Moeder, toen ik niet meer een kind was en toch nog tiet een jonge man, hield ik, geloof ik, het meest van mijn vader. Ik geloof, dat dit gekomen ia om dit mijn Vader de natuur behouden had, voor zijn geheeie leven, van een mensch, die niet meer een kind is en toch de Wellust nog niet kent. Ik dacht toen aan mijn Vader met eerbied en groote genegenheid, ik hield hem voor den besten menscb., ik dacht dat hij alleen waarlijk geheel zuiver, dengdzaam en vertrouwbaar wa». Ik had toen nog niet ooit wezenlijk met grooten hoogmoed aan mij zelf gedacht. Daarna, ban ik gaan denken, dat ik mij toen vergist had. Van geheel andere, gewel dige schoonheden uit, schatte ik mijn inzicht van dien vroegeren tijd als knapenonwetendbeid. Vertoevende in ds groolsche paleizen en in de in hun woestheid prachtige jacht-landschapper, waarbij ik het geestes leven mijner eerste mannelijkheid vergelijk, had ik het kleine, afgelegen, zilver kleurige, het licht blonde, gewest vaa mijn vooraf gegaan begrip geheel verbleekt gezien in de verte. Maar thans, nu ik geuren van den ochtend wel weer eens meen te hebben opgesnoven, die ik sedert dien kr.apentijd niet had geroken, nu denk ik soms dat ik toen eigenlijk gelijk had en het inzicht, naar welk mijn vader de aller-beste mensch was en de nige tot in het uiterste te vertrouwen, niet: be koorlijker is door knapen-argelooaheid, maar wel waarlijk tot een diepere waarheid behoort dan die, welke mij mijn Vader als op een afstand en zonder genegenheidabetrekking tot hem, liet beschouwen". Dit is een schoone bladzijde. Ik zou mij haar nog eenvoudiger wenschen want da' diepste, ernstigste menschlrjke dingen hoort men nu eenmaal het liefst zóó zeggen, dat de woorden op zichzelf geen aandacht trekken maar toch: dit is een schoone bladzij, die men niet zonder heerly'ke, wijde aan doening, niet zonder groote dankbaarheid ook, lezen kan ... Overigens geldt het behoeft eigenlijk nauwelijks gereleveerd al wat ik hier gezegd heb over myn voorkeur alleen voor my'zelf. Stiller levenden die minder dan ik behoefte hebben deel te nemen aan het groote volle mensch bestaan zullen waar schijnlijk een anderen voorkeur hebben. Voor my is het alsof deze Verbeeldingen geschreven zy'n, niet door den kompleten Van Deyssel, maar door een deel vau hem, een tijdelijk bizonder gekoesterd deel, het zeer bawust kontemplatieve, het intellectueel devote. En alsof een ander deel en wel dat wat mij het liefste is: het vurige, het driftige, het bloed- en Ie ven e volle, het schitterend geestige ditmaal werd achtergehouden... Doch, gesteld dit is zoo, wat doet het er toe? Wie weet of niet morgen een nieuwe Van Deyssel een derde, of zyn er al meer? al de goede en groote eigen schappen van zijn vorige incarnaties te zamen grijpen zal en opheffen tot een hoogere, ja wellicht hoogste eenheid. HERMAN KOBBEKS. Tooieel. De Schoone Slaapster" (Nederlandsche Tooneelvereeniging). Tot de evenementen die met zeer veel be langstelling in ieder tooneelseizoen, al gedu rende eene lange reeks van jaren, worden tegemoet gezien,» behoort de Heyermangpremière. Deze belangstelling is ontstaan in de eerste plaats door de kwaliteit van het grootste aantal der werken des heereu Heijerinans. Zij heeft echter ook een anderen, hoewel dan minder degelijken, kant: men is bij het naderen vanden 2 Jen Decem ber immer in het ongewisse wat onze eerste tooneelgchry ver nu weer brengen zal. Want de werken van den heer Heyermauszynzeer verschillend vaa aard. Deze auteur heeft vóór ons gebracht het leven van menschen-gr o ep e n als zoodanig, en daarmee maatschappelij k euvel gedemonstreerd; gelyk in Op Hoop van Zegen" en Ora et Labora," Hij heeft van het Innerlyk van bepaalde personen uit geschreven; als in-?Schakels" en, ten deele, in De Groote Vlucht" (o. m. de voortreflijke hoofdfiguur Ossip VII), hoezeer beide stuk ken ook weer onderling verschillen. Hjj heeft ia Uitkomst" gegeven, denieuwe romantiek, welke is fantazie uit de wertelykheid ge boren" ]). En in zijn eigen woorden is hij gaan betoogen, over leven en maatschappij; als (het langdurigst en verststretkend) in Allerzielen". Toch, wanneer wij het geheele werk van dezen schiyver overzien, treft het ons, dat de hier aangeduide zijden ervan, - mét andere, nist genoemde, wel zeer behooren tot den e e n e n Heyermans. Want de resul taten van zijn sterk typeeringsvermogen, dat de menschen in stukken als Op Hoop van Zegen" en Ora et Labora" hun eigen leven gaf in de groep, vinden wij terug in by'na al zy'n overige werk ; menschen die dieper-in zijn beschouwd, vindt men ook in een stuk als Ora et Labora" (de schippers cneid); de liefde van Heijermans voor kinderen, welke Uitkomst" zoo fijn en aandoenlijk deed worden, kenden wij al uit Kamertjes-zonde"; wij weten reeds zeer uit den tijd van zijn eerste groote tooneel-succes, van Rafaël uit Ghetto" af, dat de schrijver niet altijd kan na laten de eigen stem te doen hooren in zijn werk. De Sc&oone Slaapster" staat het dichtst bij Allerzielen1'. Doch waar in Allerzielen" naast de figuren door welke de schrijver sprak, personen uit de realiteit waren ge plaatst, is in De Schoone Slaapster" by'na uitsluitend de Echrijver aan het woord. Wij blijven gelooven, dat de meest eigen lijke tooneelschrijfkuust ontstaat, wanneer do auteur van het innerlijk zijner mensjhen uitschrijft, eventueel: het innerlijk dat hij gezien heeft in het licht van zijne visie op het leven of de maatschappij. Is hij een groot schrijver, dan zullen zijne menschen groeien buiten het enger leven van een enkeling uit, en mogelijk een kant van den Mensen of van den Menrch-in-de-Maatschappij personirieereD. De heer Heijermans heeft er ons op voor bereid, dat De Schoone Slaapster" niet van mensohen uit geschreven is. Hij heeft zijn i) Citaat uit een bespreking van Uitkomst'' door dan hoer de Meester. zoodra had Lij niet zijn aurdappeltjta in 't buikje, ut hij greep lijn petje ei; wipte de deur uit. Geen wonder wau'; 't vva» LU juist bijster gezellig en levendig aan de haven, 't Lager vol scïiuittju, twee rijm dik eu de jongens vermaakten zich bijzcn'.Ier. AU ze 'c eene moe waren verzonnen ze 'i dnder. Kn zoo kwam het dat ze op een goed oogenbiik zich vlak bij de zee bevonden aan de uitmoading vier havca. 'u \Vas er ean^aam ; slechts Wc-id er het ri!,:iie*.;L klotsen gü'^cord vaa het ieevvuUir dat larus ue beiuu-u en pak-u v;*v>d ea het eigerjaaid'!, v;krij.- van groepoa xei-ïogeid. Geheel aan 't eind ;ii een joiletje . at kregeu dd jongens in 'c zicht. Met eeiiklubje van vijf of zes de anderen keurden terug Jaapja vooraau, i.epeu /,y er ijlings naar toe. De aanblik van het sacht dobberende bootje dat zoo geheel onbeheerd lag, deed de knapen watertanden van genot. Behoedzaam klommen zij er in, of lieten zich van den hoogen kant zakken, 't Was meer dan plezierig : 't schuitje schommelde zoo lek ker en 't zag er zóó volkomen uit ais ten groote botter dat de kinderen zich echte, heuache visaerlui gevoelden. Ze klommen er uit en gjouwden steenen van den dijk ooi het te bevrachten en klommen er weer in. Ze verzonnen van alles; niet doelloos, maar bij iedere nieuwe handeling moest het dit of dat beteekenen zooa'.s Int in werkelijkheid geschied. Jaapje altoos vooraan. Met. nagemaakte ernst gaf hij f eu toe zijn bevelen en ten laatste kraaide hij 2 ij a vieugde luid uit: Noordzee jongens «Uugeren as de pest I" L>.'.t leed zoo eenigen tijd toen, zonder dat de kinderen het bemerkt hadden, het touw, waarmede het joiletje wai vastgemaakt, was losgeschoten en ze zich opeens een arm ieig'.e va.ii dea oever bevonden. Gruote vreugde; 't werd nu pas echt wam evtn later dreef het lustige gezelschap midden ui J o hAvön. J iapjöhad aio i dadelijk achterin geplaatst verbeeldende den raan aan 't roer, terwijl da overige «asijes over de doften" iiteii en weer sprongen. Maar da vreugd vvaj gauw uit: het bootje l slootte aan den overkant op den steenen l dam. lié.fl Jer knapen kreeg er genoeg vaD, j hij wilde naar huis en zocht gelegenheid om j er uit te epriugen. Maar daar keerde zich het joiietje en dretf weer langzaam naar het midden. Opnieuw vreugde, maar een vreugde die getemperd weri door de ontdekking dat het booije nu niet meer naar de vorige plaats terug drbtf, maar zich dadely'k ter hoogte van de stukdam bevond. Hoewel het weer zeer goed was voor de tijd van 't jaar: er stond een stevige Oosten wind, die het bootje langzaam maar zeker naar zee dreef. Jaapje wist nu niet goed meer wat er

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl