Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR -NEDERLAND.
No. 1697
gen L» deze vertegenwoordigende lichamen
niet onverzorgd blijven.
Daarom is het de plicht van den kroniek
Bchrgver om zelfs het kleinste symptoom
van onafhankelijkheidszucht in een ge
meenteraad met lof te vermelden, zoowel
uit dankbaarheid als tot een aanmoediging
voor de toekomst l
JAN BRAMSEN.
lllllllllllllllllllllllflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMHIIIIIIIIIIIII IMIMMItimilll
Tan bet Internationalisme,
Annuaire de la vie internationale
(Unions, associationp, institutg,
commi8aions,bareaux,offices,coBférences,
congres, expoaitions, publicatione).
Fondépar A. H. Fried et publi
par lea soins de l'Institut interna
tional de bibliographie et de IMnstitut
international de la Pais.
Bruxelles, Monaco 1908-1909.
Verstaat men onder Internationalisme
het komen van een lid van een volk (stam)
in het land van een ander volk; het huwen
van een lid van een volk met dat van een
ander; het drijven van handel (ruil) door
een lid van een volk met een lid van een
ander; het hebben van een geschil tusschen
een lid van een volk en een van een ander
e» het beslechten er van, of het hebben
en beslechten door een oorlog van geschillen
tusgcfcen geheele volken (stammen), dan is
het Internationalisme eigenlijk zoo oud als
de fnenschheid.
Het begin van een nieuwe phase kan
men dan beschouwen als voor het eerst
n schriftelijk* verdrag (vredesverdrag)
wordt gesloten ter beëindiging van een
oorlog.
'"Wanneer dat is geweest* is echter niet
juist aan te geven. Een geheel nieuw tijd
perk breekt aan, men 'zou bijna kunnen
zeggen, dat dan eerst het Internationalisme
ontstaat, wanneer de volken overgaan tot
het sluiten van verdragen ter voorkoming
van oorlogen (verdragen over grondgebied,
aftiantie enz.) en van uitsluitend sociale,
economische of wetenschappelijke beteeke
nis: en wanneer leden van verschillende
volken beginnen samen te werken tot het
bestudeeren, oplossen en uitvoeren van zaken
op allerlei gebied en zoo noodig tot het
stichten van internationale vereenigingen
voor die doeleinden.
Evenmin als men heeft een volledige
verzameling van al de gesloten verdragen
van vrede (en wapenstilstand), heeft men
die van de verdragen over grondgebied,
alliantie, neutraliteit, bescherming, handel
«n scheepvaart, al vindt men bij Hartens 1)
de voornaamsten, die na 1491 gesloten zijn.
Do bewerkers van de Annuaire" waarvan
de titel aan het hoof i van dit opstel staat,
«n die eigenlijk in de vierde jaargang is,
maar voor het eerst in veel grooteren om
vang en van wijdere strekking verschijnt
(pl.m. 1EOO blz.) hebben getracht in dit
Weik een opsomming te geven van:
1. Alle verdragen van sociale, economische
of wetenschappelijke beteekeni?, alleen voor
zoo verre zij door een betrekkelijk groot
aactal si aten gesloten zijn, handelsverdragen
bijvoorbeeld komen er dus niet in voor.
Ter besparing van ruimte zijn niet alle
verdragen, verklaringen, regelingen, regle
menten, bestuiten, wenschen, protocollen,
ratificaties, eind-ak tenen toevoegsels volledig
afgedrukt, maar soms slechts uittreksels
gegeven. Wel zijn alle conferenties genoemd,
die tot de tot stand koming der verdragen
noodig zijn geweest en waar ten gevolge
der verdragen internationale bureaux zijn
gesticht en publicaties worden uitgegeven,
daar worden daarover bijzonderheden ver
meld.
2. Alle congressen en conferenties ge
houden door leden van verschillende volken
ter bestudeering, oplossing en uitvoering
van zaken op allerlei gebied met de even
tueel gestichte internationale vereenigin
gen, bureaux enz. en bijzonderheden daar
over (geschiedenis, doel, organisatie, bestuur,
publicaties, adres enz.).
Het verdient vermelding, dat men tegen
woordig ook reeds internationale vereeni
gingen heeft, waar niet alleen personen,
maar ook gouvernementen lid van zijn,
bijvoorbeeld de internationale vereeniging
voor de wettelijke bescherming der ar oeiders.
Het zou te veel plaats nemen, hier de titels
aT te schrijven van de verdragen en van de
internationale vereenigingen, hoe interessant
het ook zoude zijn, te meer, daar men dan
eerst een goed inzicht zou verkrijgen over
den reeds bereikten omvang van het Inter
nationalisme.
Genoeg zij hier tévermelden, dat het
aantal zaken geregeld door verdragen,
waarbij Europeesche staten betrokken zijn,
en dat in de Annuaire vermeld wordt, naar
de vijftig loopt.
Het aantal internationale vereenigingen
1) Eecueil de Traites begonnen door
Martens en door anderen tot op heden
voortgezet 1791
---en permanente internationale congressen,
dat in het werk genoemd wordt, is ongeveer
180, plus nog velen, die niet onder een eigen
hoofd gebracht zijn.
Verder zij hier reeds vermeld, dat de
bewerkers weten dat er nog velen niet
genoemd zijn, die echter in een volgenden
jaargang opgenomen zullen worden.
In de Annuaire bevindt zich ook nog een
chronologische lijst van de verdragen, inter
nationale congressen en conferenties. Uit
deze lust is.gemakkelijk te zien:
lo. dat in 1843 het eerste internationale
privaat-congres (m tegenstelling van publiek
of diplomatiek congres) gehouden is en wel
het Vredescongres te Londen.
2o. dat in 1851 de eerste publieke confe
rentie heeft plaats gehad, ter voorbereiding
van een verdrag van sociale, economische
of wetenschappelijke beteekenis, zooals reeds
boven nader is omschreven, en wel de Sani
taire Conferentie te Parijs.
3o. dat in 1846 de eerste internationale
vereeniging is gesticht, namelijk de Evan
gelische Alliantie te Londen.
4o. dat in 1864 het eerste verdrag van
sociale, economische of wetenschappelijke
beteekenis, zooals reeds boveff nader om
schreven, gesloten is en wel dat bekend
als het Roode Kruis"-verdrag.
5p. dat in het tijdperk 1840,60 28 inter
nationale congressen en conferenties zijn
gehouden; 1861/70 69; 1871/80 150; 1881/90
295; 1891/1900 645, terwijl het aantal inde
periode 1901/1910 minstens 790 bedragen zal.
60. Dat in 1864 het eers'e internationaal
congres in Nederland werd gehouden, nam.
te -Amsterdam het congres international des
sciences sociale», uitgeschreven door de nu
niet meer bestaande asiociation internatio
nale pour Ie progrès des sciences socials
te Brussel.
Hetgeen men eigenlijk zou kunnen noe
men de voorrede van de Annuaire, hier
partie générale" genaamd, beslaat meer
dan 1EO pagina's en is in 3 stukken ver
deeld, het eerste is van A. H. Fried, ver
banden aan het Institut international de la
Paix te Monaco en als zoodanig de be
werker der 3 eerste jaargangen van de
Annuaire, hij heeft zijn stuk getiteld La
Science de l'Internationaltsme" en behan
delt dit in een vijftal bladzijden. Het vol
gende stuk is van de hand van Paul Otlet,
een der beide directeuren van het Institut
international de bibliographie te Brussel 1).
In zijn zeer breed opgezette studie van 138
pagina's wordt onder den titel van
L'organisation internationale" eigenlijk alles
gegeven, wat op dit gebied betrekking
heeft en is eigenlijk te beschouwen als een
handleiding voor de organisatie van inter
nationale congressen en vereenigingen en
is dan ook van groot belang voor hen die
zich daarmede bezighouden.
Het laatste stuk van 14 pagina's is van den
anderen directeur van ovengenoemd insti
tuut, de Belgische senateur Henri Li
Foctaine,de eigenlijke bewerker vandeAnnuaire
die hierin een inleiding geeft tot het werk zelf.
Uit La Fontairie's inleiding zij slechts
aangestipt dat deze Annuaire zoo ingericht
is, en alle volgenden zoo ingericht zullen
worden, dat alhoewel dezen steeds aanvul
lingen zullen geven, elke Annuaire en dus
ook de nu besprokene hare volle waarde
behoudt, en dat hij overtuigd is, dat er ia
deze Annuaire nog vela tekortkomingen
zijn. Niettegenstaande dit, durf ik na zeer
grondige studie van deze Annuaire, feitelijk
een geschiedenis van het Internationalisme,
verklaren, dat het is en zal blijven een
standaardwerk op het gebied van het Inter
nationalisme den onvermoeiden en beproefden
arbeider op dit gebied ten volle waardig.
Amst. 24/U/'09. A. B. VAN DEK VIES.
1) Zie over dit Instituut Eigen Haard,
4 Dec. 1909, No. 49.
VISSCHERSKNAAP
DOOB
GERAED J. KOEKKOEK.
Klein. Jaapje was 'n jongske van acht of
negen jaar. Voor zijn leeftijd was hij niet
groot en hy had 'n beetje kromme beentjes.
't Was 'n echt visschermannetje in klein
formaat want hy droeg precies zoo'n broek
als z'n vader, precies zoo'n vest en op zijn
rond blond kopje precies zoo'n pet. Wanneer
h\j zijn jasje niet aan had, kwamen er uit
dat vestje precies zulk blauwe mouwen als
van zy'n's vader's boezeroen, kortom in alles
geleek Jaapje op 'n groote man of beter op
alle mannen van het dorp.
Jaapje ging nog school met vele andere
knaapjes, die op hun beurt weer precies op
hem leken; zelfs zou men ze alle voor broer
tjes uit n huisgezin kunnen gehouden
hebben. En al die ventjes hadden op een
stuk of wat na maar n verlangen, dat
was, te spelen en te slenteren om of bij de
haven. Ze waren het eenparig eens dat het
da^r overheerlijk was. Op school vonden ze
het by'na allen gmwelyk vervelend. Maar
Jaapje al bijzonder; die dreef het zoover dat
L. VAN DEYSSEL, Verbeeldingen. Amster
dam, Scheltema cv Holkema's Boek
handel. Zonder jaartal.
Deze bundel bevat elf opstellen, waarvan
de titels zijn: De Rhyn-val te Scliaffhausen,
Mijne Gedachte, Bezoek aan den Dom te Keulen,
Over Thijs Maris. Een Bezoek, Avond, Caesar,
Een Begrafenis, Liefde voor mijn Vader, Lente,
en De Moeder.
Waarom de schrijver zijn boek Verbeel
dingen" heeft genoemd'.' Dit zult gij begrijpen
wanneer gij het opstel Mijne Gedachte" hobt
gelezen, waarvan de eerste alinea luidt als
volgt:
Het Leven ia zoo als wij ons verbeelden
dat het ig. Uit deze waarheid moeten wij niet
de zeer bedroevende gevolgtrekking maken,
dat het Leven slechts schijn is, maar de ein
deloos verheugende dat wij de rascht hebben
het Leven te maken tot de werkelijkheid, die
wjj verlangen. Indien gy n hiervan kondt over
tuigen, dat het vermogen om ow gedachte
over het Leven te richten naar willekeur, een
beter vermogen is dan dat, welk u in staat
stelt de voortreffelijkheid van het eene
beechavingstijdperk boven het andere in te zien,
din zoudt gij zijn, wat ik u toewensch te
zijn, dan zondt gij gelukkig z;jn."
Ik weet niet hoe het gaat, lezer, maar
toen ik de zoete koelte van deze wel aan
gename volzinnen in mij had opgenomen en
hunne beteekenia esn oogeablik overdacht,
kon ik niet nalaten te glimlachen en in
mijzelven te zeggen: Ja-ja, heel mooi, bizonder
bekorend, maar... toch eigenlijk niet geheel
juist. Want, gesteld al gij overtuigde my dat
myn ne vermogen beter is dan my'n andere
gij zult mij dan ook duidelijk moeten
maken wat dat woord beter" precies be
duidt gesteld b. v. gy bedoeldet dat ik
een zekeren voorkeur geven moet aan mijn
eene vermogen boven het andere en gij
slaagdet er in mij daarvan te overtuigen....
wat helpt mij dat dan nóg? Wiit indien het
minder verkieslyke vermogen nu eenmaal zoo
veel sterker iu my is dan het
beminnenswaardige? Om gelukkig te zijn heb ik niet
alleen een overtuiging noodig, maar ook de
kracht en de geschiktheid naar die overtuiging
te leven, en deze kracüt en geschiktheid moet
ik vinden in mijn gemoedsbestaan, mijn aard,
die nu eenmaal is zooals die i-!, en waaraan
mijn eigen wiskunstig zuiverst opgebouwde
gedachte, laat staan de logica der uwe, hoe
bekoorlijk en meesleepend oofc, niet dan zeer
tijdelijk, en dan misschien nog enkel opper
vlakkig, iets vermag te veranderen.
Doch, lezar, hierover hebben wij 't op 't
oogenblik niet. AU ik toe ging geven aan
den lust de zeer gedachtenzware opstellen in
dezen bundel stuk voor stuk, periode voor
periode, te bediecussieeren wel, dan zou
immers dit eene Nr. van het Groene Week
blad lang niet genoeg kolommen beritten
en wat bleef er over voor al die andere,
zooveel kostelijker geettelijke spijzen die het
gehouden is u te bezorgen! ik wil er u
alleen maar op wijzen dat uit het hier
boven geciteerde te begrijpen is, hoe Van
Deyssel er toa kwam zijn boek Verbeel
dingen" te noemen- Immers iu ieder der op
stellen, die het bevat, geeft hij een ver
beelding' , van zichzelf of van het leven
rondom hem (dit komt op 't zelfde neer),
een verbeelding, die, zooals hij het in zijn
opstel Caesar" zegt: niet iets anders i» dan
de waarheid, hetgeen wij ZBer wel beamen
kunnen, immers wat anders zou de waarheid
voor ons kunnen zijn dan hetgeen wij ons
verbeelden dat zij is?... Niettemin ver
schillen deze elf verbeeldingen onderling in
dikwijls niet geiinge mate, en verschilt de
Van Deyssel zooals hij zich bij het schrijven
van deze opstellen verbeeldde te zy'n zeer
steik van da Van Deyssel zooals die zich
in vorig werk, in dat zijner eerste werk
jaren vcoral, aan ons vertoonde.
Doch, om een nheid te vinden: De Van
Deyssel, zooals hij zich bij het schrijven
dezer opstellen ve'beeldde te zijn, was een
stil devote wijze, tevens letterkundige en
artiest-in-z'n-vak, daar hij er bij dit schrijven
op uit waa niet enkel zijn gedachten vorm
te geven (op de wij se der filosofen), doch
tevens dit te doen op een artistieke, d. i.
schoone, d. i. ontroerde wijze, daarbij anders
gezegd niet alleen aan zijn gedachten vorm
geven wilde, maar ook aan het
aandoeningelevea in hem, waarmede die gedachten een
wisselwerkend verband hielden. De Van
Deyssel daarentegen, zooals hij zich bij het
schrij ?en van dat oude werk (min- of meer
bewust) verbeeldde te sijn, was een hartstochte
lijk kunstenaar, die zich om wijsheid niet
bekommerde, dcch enkel wenschte uit te
vieren, vol-heerlijk, zijn hartstocht in zijn
kaast.
Let wel: ik zeg niet dat dit waar is, dat dus
de wijze Van Ds.ysselniet meer hartgtcchtelijk,
laat staan dat de hartstochtelijke niet wijs
w»s l Verre die gedachte! ... Ik zeg alleen dat
Van Deyssel het zich klaarblijkelijk zoo ver
beeldde, dat het dus voor hem zelf waar is.
Ook voor mij; als lezer, ia er een groot
verEchil tusschen die vroegeren (of misschien
maar enkel iinderen) Van Deyssel, en deze van
het boek Verbeeldingen. Ik speur een
hartelijken voorkeur voor dien anderen in mijn
binnenste. Toch is mij ook dése, de schrijver
b. v. van de opstellen: Over Thijs Marit,
Caesar, Liefde voor mijn Vader, en i>e
Moeder bizonder lief. Doch bij het lezen
van den ouden Van Deyssel had ik heel
andere, veel krachtiger en hevig-genotryker
aandoeningen. Er gebeurde iets in mij dat
ik niet beter vergelijken kan dan met een
helle, óabenevelde, verrukkelijke dronken
schap. Zoo moet het, stel ik mij voor, iemand
te moede zijn die ademt in een atmosfeer
waarin de zuurttof de stikstof verre
ojerheerEcht. Alles in mij en aan mij leefde
krachtiger, feller, ik was niet alleen helder
ziende, al mijn zip.nea werkter. krachtiger
en tevens iijner. Ea ook begreep ik op
eenmaal duizfacd dingen die ik tevoren
niét hail begrepen en was dol en veriukt,
en tegelijk diep-trnstig blij met dat begrijpen.
En, het ia vreemd, maar ofschoon dat nu
al zoo lang geleden is, ik aooveal ouaei
beo, en men toch móenen zou dut wat
hij dikwijls óók aan de Laven liep als de
andere knaapjes op school zaten. Later kreeg
hij dan knorre" van den meester of, wanneer
de meester bij zijn moeder was geweest om
zich te beklagen over Let verzuim, van zijn
moeder. Jaapje gaf er evenwel niet veel OKI;
althans de vermaningen vermochten hem
niet op ongeoorloofde tijden van de haven
af te Londen. Alleen de bestrfiüngeu van
zijn vader... daar had Jaapje het niet, op be
grepen. Gelukkig kwamen die maar zeer
zelden voor: Vader was ultijd op zee. Hij
bleef dan volharden in bet Kwaad en vund
het zeer natuurlijk; waiit waar ter were'ul
kon een jongen ziuh op aiju aanstaand beroep
van ztemafl beter voorbereiden dan aan da
haven? Altijd was er wat te doen of te kijken.
Lagen er schuiten, dan deed Lij boodschar jee
voor de vissuherS; of hielp 'n net ophalen".
Dan weer was er ergens in 't vooronder van
'n botter nog 'n koude pannekoek voor hem,
altijd was er wel iets. Waren er geen schui
ten, dan etonden Jaapje met n of twee
kleine lotgenooten bij 't klaphek in den dam,
om 't hek open te houden dat altijd van
zelf dicht sloeg door den schuinen stand
voor fietsers en hondenkarren. Ze kregen er
dikwijls centen voor en vertelden later op
school dat zij zooveel hadden besomd".
Maar 't heerlijkste aller heerlijkheden dat
gebeurde allén Zaterdags, als de schuiten
gehellingd werden. Met 'n koppeltje jongens
stond.--!! ::o den hetlen achtenumiddag te
hunkeren aan de poort van de worr of er
niet aanstond:) '11 -s:uait te >v<aer giJg. Dan
uif.c a:la ms-n er opgekiauterd eu plotseling
daar gingta :« met gang de hellingen af...
piors daar dook de schuit zijn neaa in 't
water, dat liiansaoo^te opspatte precies
als ui zee i . . .
Ja.a.:je dsed voortdurend bij zijn e>. vn i'an
rekenen. Hij v, a.» EU twhï...en vier was
twaaif; dua nog drie jaar, dan WHS hij klaar
om :ne£ vad^r i;üe aur /ee to gunii. Lr ^ou
l b»-.-t iiog eca jaar ,if:'<i.au door e>an oi audero
!. utiHUïndigheid die h-j n o g niet kyuiit4, maar
die "lA'di wei kouieu ,.ou. Maar /.ijit rt-kecarij
gaf aom tocli x'-eu duideiiji begrip vaa den
afnlaiid dien hij iiog van het varen verwijderd
wa=. Liep hij aan de haven, of aan ot sttand,
zi'.t' hij dj schuiten, dan leek het hem
aanstaaüde. Doch zat hij op =chooi. dan scaeen
het of hij lot in ade eeuwigaeid daar zou
gevangen blijven.
Het waa in de KerstvacanUe; de groote
school op den Brink" onder de zware linden,
was gesloten en de kindereu zwierden den
geheeien dag op stiviar. Verreweg de ineraiteii
geiioteii zienderoogen van hun vrijheid en
togen elkeu morgen uitgelaten aan 'o spelen
en stoeien. Ze haalden van alles uit eu waren
voor menige bewoner lustiger dan gewenst.
Jaapje vertoonde zich slechts thuis als hij
vermoeden kon dat het etenstijd werd en
wij eenmaal begrepen hebben voor altijd ons
eigendom is geworden, zoo dikwijls i
dat oude werk van Van Deyssel overlees
heb ik die zalfde sensatie van verrukte blijheid
met beerlijk-ontdekte en omhooggeheven
waarheden en schoonheden. Hét kan dus
niet aan mij liggen, ik ben niet zelf de
zoozeer veranderde, dat daardoor alleen myn
aandoeningen by het lezen dezer Verbeeldingen
zouden verèchillen van die bij de lectuur
van de eerste bundels Verzamelde Opstellen,
van Een Liefde en van De Kleine Republiek.
Lees ik b.v. Ve Rhyn-val te Schaffhausen, het
verhaal van een bezoek dcor den auteur
aan den beroemden waterval gebracht, dan
is er in mij, zooals dat steels geschiedt
wanneer men leest in 'c werk van iemand
met zoo groote zeggingskracht, een zeker
mee-leven. Ik hoor dadelijk een stem, klank
rijk op en neer deinend als in voorname
conversatie, een ietwat langzame, schijnbaar
bedachtzame, bedaarde s'em, maar waarvan
de toon toch iets zeer eigenaardiga heeft en
als 't ware tot luisteren dwingt daar is iets
plechtigs in van strak-beheerechte emotie, iets
heel nai'efs toch ook soms, waardoor ik tranen
in de oogen kry'g en ik luister dan ook
zeer aandachtig en gespannen. Maar zie...
het valt mij tenslotte niet mee. Br is minder
in me gebeurd dan ik verwacht had. Ik
vraag my af, óf dit te zeggen nu wel dien toon
vereischte. En ik ben een beetje
kil-verwonderd, bet is mij of de verteller eigenlijk
het voornaamste heef c vergeten.
En zoo gaat het mij ook by de lezing
van Bezoek aan den Dom te Keulen", met
dit onderscheid, dat daar nog iets essentieelers
schijnt weggelaten, en ik de onaangename sen
satie opdoe, tegenwoordig te zijn bij iemand
die zér ontroerd- is, zonder dat ik .van zijn
aandoening zooveel in mijzelf voel overgaan
dat die tegenwoordigheid my' niet meer
pynlyk doch integendeel iets heerlijks wordt.
Anders is het mij by de lezing van Mijae
Gedachte" en van Caesar". Daar word ik
ook wel niet hevig of diep-innig ontroerd,
maar daar wordt iets gezegd dat ik geheel
begrypen kan, verstaan met mijn verstand,
en waarvan toch ook mijn gevoel nu en dan
prettige, lichte aanrakingen ontvangt; de
leiing van daze stukken doet mij aan als het
nu-eens heelemaal-ongestoord geeprek met
een uiterst merkwaardige persoonlijkheid, die
zich onverwacht en op de geestigste wijse
met my is komen te bemoeien. Vooral dat
opstel Caesar" lees ik heel gaarne. Juist,
zeg ik tot mezelven, dat is weer van dien
zelfden curieusen autt ur, van wien ik indertijd
heb gelezen: heroïfch-individualistische
dagboekblaien; wat een uiteret origineele en
toch zear preciese wijze om je gevoel van
superioriteit dat tragische,
zicb-zelf-verbrandende gevoel tot uiting te brengen.
Maar wel iets grooters gebeurt in mij by
het lezen van de overige Verbeeldingen",
bij Liefde voor mija Vader" vooral. Het is
niet dat oude oproer van al mijn gevoel, het
ia iets zachters, kalmers, en als men wil
innigers hoewel, dat geloof ik toch eigenlijk
zelf niet, want hevige hartstocht is ook iets
zeer inniga maar het is ook vol genot,
bijna verzadigd van genot. Een heerly'ke be
vrediging, zooals men die alleen bij de lectuur
der groote schrijvers kan ervaren, doet mij
de oogen soms even sluiten en in stilte
gelukkig zijn.
Dit proza «tuk tintelt van teederheid en
geluk. O zeker, er is ook weemoed, ook
lijden in, het ly'den n.l. van den r.u eenmaal
at te veel, den óver bewuste, die wel gelooft"
dat de Liefde in hen, die haar niet als
toestand kennen omdat zij voort-durend in
hen aanwezig is en zij nooit de leegte zien,
die Zij vult, schooner is dan in de meer
wetenden" maar daar is toch vooral de
stille verrukking in van hem die ondervindt,
dat, trots zyn scherpste zien en pijnlijkste
denken, veel heimlijks in hem altijd onaan
getast eu onaantastbaar blijft.
Toen ik een kiud was" zoo leest men
op b'. 110 hield ik het meest van mijne
Moeder, toen ik niet meer een kind was en
toch nog tiet een jonge man, hield ik, geloof
ik, het meest van mijn vader. Ik geloof, dat
dit gekomen ia om dit mijn Vader de natuur
behouden had, voor zijn geheeie leven, van
een mensch, die niet meer een kind is en
toch de Wellust nog niet kent.
Ik dacht toen aan mijn Vader met eerbied
en groote genegenheid, ik hield hem voor
den besten menscb., ik dacht dat hij alleen
waarlijk geheel zuiver, dengdzaam en
vertrouwbaar wa». Ik had toen nog niet ooit
wezenlijk met grooten hoogmoed aan mij
zelf gedacht.
Daarna, ban ik gaan denken, dat ik mij
toen vergist had. Van geheel andere, gewel
dige schoonheden uit, schatte ik mijn
inzicht van dien vroegeren tijd als
knapenonwetendbeid. Vertoevende in ds groolsche
paleizen en in de in hun woestheid prachtige
jacht-landschapper, waarbij ik het geestes
leven mijner eerste mannelijkheid vergelijk,
had ik het kleine, afgelegen, zilver kleurige,
het licht blonde, gewest vaa mijn vooraf
gegaan begrip geheel verbleekt gezien in
de verte.
Maar thans, nu ik geuren van den ochtend
wel weer eens meen te hebben opgesnoven,
die ik sedert dien kr.apentijd niet had
geroken, nu denk ik soms dat ik toen eigenlijk
gelijk had en het inzicht, naar welk mijn
vader de aller-beste mensch was en de nige
tot in het uiterste te vertrouwen, niet: be
koorlijker is door knapen-argelooaheid, maar
wel waarlijk tot een diepere waarheid behoort
dan die, welke mij mijn Vader als op een
afstand en zonder genegenheidabetrekking
tot hem, liet beschouwen".
Dit is een schoone bladzijde. Ik zou mij
haar nog eenvoudiger wenschen want da'
diepste, ernstigste menschlrjke dingen hoort
men nu eenmaal het liefst zóó zeggen, dat
de woorden op zichzelf geen aandacht trekken
maar toch: dit is een schoone bladzij,
die men niet zonder heerly'ke, wijde aan
doening, niet zonder groote dankbaarheid
ook, lezen kan ...
Overigens geldt het behoeft eigenlijk
nauwelijks gereleveerd al wat ik hier
gezegd heb over myn voorkeur alleen voor
my'zelf. Stiller levenden die minder dan ik
behoefte hebben deel te nemen aan het
groote volle mensch bestaan zullen waar
schijnlijk een anderen voorkeur hebben. Voor
my is het alsof deze Verbeeldingen geschreven
zy'n, niet door den kompleten Van Deyssel,
maar door een deel vau hem, een tijdelijk
bizonder gekoesterd deel, het zeer bawust
kontemplatieve, het intellectueel devote.
En alsof een ander deel en wel dat wat
mij het liefste is: het vurige, het driftige,
het bloed- en Ie ven e volle, het schitterend
geestige ditmaal werd achtergehouden...
Doch, gesteld dit is zoo, wat doet het er
toe? Wie weet of niet morgen een nieuwe
Van Deyssel een derde, of zyn er al
meer? al de goede en groote eigen
schappen van zijn vorige incarnaties te zamen
grijpen zal en opheffen tot een hoogere, ja
wellicht hoogste eenheid.
HERMAN KOBBEKS.
Tooieel.
De Schoone Slaapster"
(Nederlandsche Tooneelvereeniging).
Tot de evenementen die met zeer veel be
langstelling in ieder tooneelseizoen, al gedu
rende eene lange reeks van jaren, worden
tegemoet gezien,» behoort de
Heyermangpremière. Deze belangstelling is ontstaan in
de eerste plaats door de kwaliteit van het
grootste aantal der werken des heereu
Heijerinans. Zij heeft echter ook een anderen,
hoewel dan minder degelijken, kant: men
is bij het naderen vanden 2 Jen Decem
ber immer in het ongewisse wat onze eerste
tooneelgchry ver nu weer brengen zal. Want
de werken van den heer Heyermauszynzeer
verschillend vaa aard. Deze auteur heeft vóór
ons gebracht het leven van menschen-gr o
ep e n als zoodanig, en daarmee maatschappelij k
euvel gedemonstreerd; gelyk in Op Hoop
van Zegen" en Ora et Labora," Hij heeft
van het Innerlyk van bepaalde personen uit
geschreven; als in-?Schakels" en, ten deele,
in De Groote Vlucht" (o. m. de voortreflijke
hoofdfiguur Ossip VII), hoezeer beide stuk
ken ook weer onderling verschillen. Hjj heeft
ia Uitkomst" gegeven, denieuwe romantiek,
welke is fantazie uit de wertelykheid ge
boren" ]). En in zijn eigen woorden is hij
gaan betoogen, over leven en maatschappij;
als (het langdurigst en verststretkend) in
Allerzielen".
Toch, wanneer wij het geheele werk van
dezen schiyver overzien, treft het ons, dat
de hier aangeduide zijden ervan, - mét
andere, nist genoemde, wel zeer behooren
tot den e e n e n Heyermans. Want de resul
taten van zijn sterk typeeringsvermogen, dat
de menschen in stukken als Op Hoop van
Zegen" en Ora et Labora" hun eigen leven
gaf in de groep, vinden wij terug in by'na
al zy'n overige werk ; menschen die dieper-in
zijn beschouwd, vindt men ook in een stuk
als Ora et Labora" (de schippers cneid); de
liefde van Heijermans voor kinderen, welke
Uitkomst" zoo fijn en aandoenlijk deed
worden, kenden wij al uit Kamertjes-zonde";
wij weten reeds zeer uit den tijd van zijn
eerste groote tooneel-succes, van Rafaël uit
Ghetto" af, dat de schrijver niet altijd kan na
laten de eigen stem te doen hooren in zijn werk.
De Sc&oone Slaapster" staat het dichtst
bij Allerzielen1'. Doch waar in Allerzielen"
naast de figuren door welke de schrijver
sprak, personen uit de realiteit waren ge
plaatst, is in De Schoone Slaapster" by'na
uitsluitend de Echrijver aan het woord.
Wij blijven gelooven, dat de meest eigen
lijke tooneelschrijfkuust ontstaat, wanneer
do auteur van het innerlijk zijner mensjhen
uitschrijft, eventueel: het innerlijk dat hij
gezien heeft in het licht van zijne visie op
het leven of de maatschappij. Is hij een groot
schrijver, dan zullen zijne menschen groeien
buiten het enger leven van een enkeling uit,
en mogelijk een kant van den Mensen of
van den Menrch-in-de-Maatschappij
personirieereD.
De heer Heijermans heeft er ons op voor
bereid, dat De Schoone Slaapster" niet van
mensohen uit geschreven is. Hij heeft zijn
i) Citaat uit een bespreking van Uitkomst''
door dan hoer de Meester.
zoodra had Lij niet zijn aurdappeltjta in 't
buikje, ut hij greep lijn petje ei; wipte de
deur uit.
Geen wonder wau'; 't vva» LU juist bijster
gezellig en levendig aan de haven, 't Lager
vol scïiuittju, twee rijm dik eu de jongens
vermaakten zich bijzcn'.Ier. AU ze 'c eene
moe waren verzonnen ze 'i dnder. Kn zoo
kwam het dat ze op een goed oogenbiik zich
vlak bij de zee bevonden aan de uitmoading
vier havca.
'u \Vas er ean^aam ; slechts Wc-id er het
ri!,:iie*.;L klotsen gü'^cord vaa het ieevvuUir
dat larus ue beiuu-u en pak-u v;*v>d ea het
eigerjaaid'!, v;krij.- van groepoa xei-ïogeid.
Geheel aan 't eind ;ii een joiletje . at
kregeu dd jongens in 'c zicht.
Met eeiiklubje van vijf of zes de anderen
keurden terug Jaapja vooraau, i.epeu /,y
er ijlings naar toe. De aanblik van het sacht
dobberende bootje dat zoo geheel onbeheerd
lag, deed de knapen watertanden van genot.
Behoedzaam klommen zij er in, of lieten zich
van den hoogen kant zakken, 't Was meer
dan plezierig : 't schuitje schommelde zoo lek
ker en 't zag er zóó volkomen uit ais ten groote
botter dat de kinderen zich echte, heuache
visaerlui gevoelden. Ze klommen er uit en
gjouwden steenen van den dijk ooi het te bevrachten
en klommen er weer in. Ze verzonnen van
alles; niet doelloos, maar bij iedere nieuwe
handeling moest het dit of dat beteekenen
zooa'.s Int in werkelijkheid geschied. Jaapje
altoos vooraan. Met. nagemaakte ernst gaf
hij f eu toe zijn bevelen en ten laatste
kraaide hij 2 ij a vieugde luid uit: Noordzee
jongens «Uugeren as de pest I"
L>.'.t leed zoo eenigen tijd toen, zonder dat
de kinderen het bemerkt hadden, het touw,
waarmede het joiletje wai vastgemaakt, was
losgeschoten en ze zich opeens een arm
ieig'.e va.ii dea oever bevonden.
Gruote vreugde; 't werd nu pas echt wam
evtn later dreef het lustige gezelschap midden
ui J o hAvön. J iapjöhad aio i dadelijk achterin
geplaatst verbeeldende den raan aan 't roer,
terwijl da overige «asijes over de doften"
iiteii en weer sprongen.
Maar da vreugd vvaj gauw uit: het bootje
l slootte aan den overkant op den steenen
l dam. lié.fl Jer knapen kreeg er genoeg vaD,
j hij wilde naar huis en zocht gelegenheid om
j er uit te epriugen. Maar daar keerde zich
het joiietje en dretf weer langzaam naar het
midden. Opnieuw vreugde, maar een vreugde
die getemperd weri door de ontdekking dat
het booije nu niet meer naar de vorige plaats
terug drbtf, maar zich dadely'k ter hoogte
van de stukdam bevond.
Hoewel het weer zeer goed was voor de
tijd van 't jaar: er stond een stevige Oosten
wind, die het bootje langzaam maar zeker
naar zee dreef.
Jaapje wist nu niet goed meer wat er