Historisch Archief 1877-1940
No. 1698
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD Y O O R NEDERLAND.
en bet gchjjnt hensch overdreven. Voorloopig
zijn er nog velen die een voudig-weg van hun
werk houden, of ook maar van het leven om
zijn zelfswil. Dat mag niet geestelijk verheven
zijri, maar 't is ook niet... zwak en voor
een Vico is 't zeker niet weggelegd. Die moet
een Nachtbruid hebben en vele trappen van
vergeestelijking, als een tegenwicht tot zjjn
op den Bch\jn af inderdaad niet zeer
benijdbaar diplomaten-bestaan. Tor-wijl hij daar dan
overdag nog gruwelijk berouw over heeft,
al richt zich die spijt niet op het nachtelijk
samenzijn, maar op het werkelijk en wettig
huwelijk, dat hijzelf voor onwezenlijk en
slechten gchy'n verklaart.
Wezenlyk leeft hu enkel des nachts in den
slaap en een enkel zalig wederzien met de
vroegere geliefde weegt op tegen veel
dagelij k schen kwellenden sleur.
Toch vindt hy op den duur ook in dit
dubbele leven geen bevrediging.
De profeet, de daden- en
gemeenechapsmenscti, die in elk onzer, en niet 't minst in
Vico, leeft, walgt op den duur van het
zoetsappig huiselijk leven, dat hij leidt en
verdraagt het niet meer de Blijde Boodschap,
of Boodschappen, enkel te weten en niet te
prediken ten bate der menschheid. Ea zoo
grjjpt hy b\jna aarzelloos de gelegenheid, die
zich in een nieuwe, heueche liefde tot het
Enkhuizer meisje aan biedt, om voor goed zijn
dubbelzinnig bestaan te eindigen en tot de
daad over te gaar. Wat de wereld een val
noemt, is enkel een bevrijding. Haar daar
"Vico nooit een practiech man was, hebben
de pogingen tot propaganda van denkbeelden,
die in hun algemeenheid nergens vasten
greep op de bijzondere werkelijkheid hebben,
in Amerika niet het minste succes.
-Natuurlijk schreef hij dit falen niet aan
zjjn denkbeelden toe.
, Ik zou- nooit toegeven dat het plan van
myn veldtocht onuitvoerbaar of slecht be
raamd was. Ik blijf rost overtuigd dat het
hoofdidee juiat was en latere strijders van
dienst kan zyri", zegt Vico naïef en 't «preekt
?bqna van-selfr-Maar intuoschen lij kt hetgeen
zagen de vrouw van zulk een vagen padvin
der" en los&eker" te zqc. Z$ gaat er ten
"minste bij, ten ieder en Vico legt zich het
overige zjjcs tefefis'maar weer op het droomen
toe, dat hij agjt<4iAü«t al zijn nieuwe denk
beelden zorgvuldig registreert in de avond
uren; opdat een en ander voor de komende
menschheid niet verloren zon gaan.
Aldus is het verloop van des heeren Vico
Mnralto's veelbewogen leven en wij kunnen
eerlyk zeggen, dat wy er niet aan gelooven,
noch dat wjj gelooven, dat de heer Van
Eeden eigenljjk zelf begeert, dat wy er aan
gelooven.
Het was niet om, uit enkel
kunstenaarsdrarjg, een hem deels eigen, deels vreemd
karakter buiten zich te zetten, dat hij dit
boek schreef. Daartoe beeldde hij te weinig
en redeneerde veel te veel, daartoe onthield
hij zich ook te zeer van suggestieve beschrij
ving -«n gaf hij 4e zelden treffende
schilderinf. De geheele historie lijkt een tamelijk
matte begeleiding, een vrij onverschillig ver
zonnen inkleeding (De heer V. E. schijnt zich
in de laatste jaren veel met Italiëen de
Italiaaniche taal onledig gehouden te hebben.)
voor allerlei denkbeelden, die hij gaarne
publiek wilde maken. Het vervelende van
zulk. een methode is echter voor den lezer,
dat hjj nu nooit heel zeker weet wat objec
tief tot 'chistorietjebehoorten wat subjectief
van den schrijver zelf ie.
Zoo kan 't gebeuren dat hij zich yzelijk
opwindt over iets, waarvan de schrijver enkel
bedoelde dat Vico Moralto het zoo zou
mpenen, zonder overigens, zich als zjjn tolk, daar
voor borg te stellen. Dan maakt de lezer een
gek figuur en krijgt lust den schrijver de
schuld te geven, die zulke heterogene zaken
als verstandelijk betoog en fantastische
beel'ding onkenbaar dooreen warde. Dat komt
'niet te pas in de kunst, zal hij zeggen, en
daar ook wel gelijk in hebben. Er ligt iets
onoprechts, slag-om-den-arm houdendsin,een
fictieve persoon eigen, werkelijk geme nde
opinies van den schry'ver te laten zeggen
en dan niet vooruit te waarschuwen met
van onderen l"
iiMimitMiiimiiiiiimiiiiMMiiimiilMMiMMmiiMii
?hoort. Gunst nog toe, als we alles es wiste.
Geloof u maar, d'er gebeurt meer, dan een
mens denkt."
Ze kreeg geen antwoord meer. Men was
bang geworden voor nog meer akeligheden,
en in de stilte die er kwam, klonk onver
wacht gekraak van wat bewogen werd door
de wind, als onraad, als iets spookachtigs.
Vooral de dames Dak had 't aangegrepen.
Wel zaten ze schijnbaar gerust, maar toch '
was bij beiden het denken aan huis, aan
inbraak en diefstal gebleven, en 't hunkerend
verlangen om heen te gaan, maar dat ze niet
durfden verraden, drukte haar stemming en
deed de conversatie lijden, zoodat mi en dan
groote brokken stilte kwamen tusschen kort
gepraat over ditjes en datjes.
Tot 't eindelijk tijd werd om naar huis te
gaan.
Als de dames nu eve wachte wille,"
zei Zwam, zich wendend tot Marie en Jans,
dan zal ik eerst eve de juffrouw hier
wegbrenge. Die moet met de tram en de laatste
gaat over vijf minute, aiet u."
Maar de dames, in hunkering om weg te
komen, blij, dat 't eindelijk zoo vu- was, wilden
't volstrekt niet, konden gerust alleen gaan,
mochten 't niet vergen. Ze woonden zóó
dichtbij en ze waren met 'r beiden. En ze
zulle ons niet schake" zei Marie.
Nee, dat nou wel niet," vond Zwam ook,
maar...." Meer zei hij niet en trok z'n jas
aan. Hij wilde niet animeeren, vond 't een
corvée met die kou en was blij er fatsoenlijk
af te komen.
Marie en Jans pakten zich in. De
ouderwetBche mantels, reeds zooveel winters te
voorschijn gehaald, hingen wijd om de smalle,
afhangende schouder?, terwy'l bij beiden een
grauw- geelhaiig half versleten bont je de dunne
halzen tot kinhoogte verwarmde en
zwartkroesharige mof j es, reeds hier en daar wat
bruin, de dunne handen in zwartgaren hand
schoenen bergden.
Kom Jans, late we nou maar gauw gaan."
Haastig werd er gegroet, wel te rusten
gewenscht. Toen kwamen ze buiten. De
vinnigkonde wind sloeg pijnend scherp op de ge
zichten, waarvoor ze dadelijk al de mofjes
hielden, 't Was stil buiten. Alleen de wind
ging suizend door de straat, waarin door
't heldere maanlicht aan den eenen kant de
huizen een zwarte, hier en daar gebroken
baan van schaduw wierpen. De daken, gevels
ea schoorsteenen teekenden scherp-belijnd
zicli af tegen den helderen sterrenhemel,
waaronder de ruischende, loeiende wind, als
een onzichtbare reuzengeest voortstoof. Marie
Maar ten andere ware het overdreven ons
over dit punt zeer moeilijk te maken, nu
immers zoo duidelijk blijkt, dat het in dit
boek niet om de beelding, maar om de rede
neering en ideeën te doen is. In de meestal
puntige, klare preciesheil van Van Eedens
taal kan men hier zich bedaard houdende
van vele fijnrinnige, gevoelige opmerkingen,
aardig vernuftige uiteenzettingen en betoogen
genieten. Ook opent hu soms verrassende
verschieten en toont een respectabele ma'e
van wer'eldwiJBheid. Maar vooral zyn het de
veelzins oorspronkelijke wijze van
levensbeechouwen, de curieuse omkeeringen en zeer
ongewone schuinsheden", die den lezer prik
kelen en bezig houden, die hem nijdig of
eerbiedig stemmen, in elk geval tot de erken
tenis nopen met een ongemeenen geest te
doen te hebben... al is 't dan ook geen
aangenamen geest.
Daartoe spreekt hij te zeer en te gestadig
op dien heftigenoppositietoon.die van oudsher
geprikkelde zwakheid beduidde, daartoe is
zijn lieve lezer," lieve, onbevooroordeelde
lezer," al gauw te honend van grenzenden
wrok, daartoe heeft hy' 't te vaak over
listers" in elke gedaante en polemiseert hy te
vermoeiend tegen eiken geykten vorm van
menschelijk weten en voelen en handelen:
met de wetenschap, met de philosophie, met
de godsdienst, met de staatspartijen, enz.
En waar hij niet opponeert, daar kan hij
zich' dikwijls laten gaan in zoo breed
zelfbebagelyke uitwijding, met zoo aanmatigende
beslistheid, dat zelfs de zeer lijdzame, zeer
autoriteitggeloovige lezer er toe kamt, zich
geërgerd af te vragen, wie toch wel die man
is, die zoo elk oud-hergebracht denken en
weten voor het eigen durft verwerpen, en
wat hu toch wel revolutionnairs te verkon
digen mag hebben aan de mentchheid, dat
hu zich zoo vijandig moet stellen aan haar
vroegere groote voelers en denkers.
Maar als hy dan op die vraag het antwoord
zoekt... vindt hij wat wij in het voorgaande
hebben besproken: een vaag goort anarchie,
een gevoelig oordeel over de huidige samen
leving, een minstens gewaagde, schoon aardig
dichterlijke, droomhypothese, en over 't ge
heel, zooveel meer impulsieve gemoedsuiting
dan redelijk betoog, dat... dezes schrijvers
verachting der rede en zijn verheerlijking
van het gevoel er zeer begrijpelijk door wordt...
Maar intnsschen hebben wij een boek van
maar eventjes 430 bladzijden moeten
doorspartelen en zijn meermalen der wanhoop en
nog meerdere malen de verveling nabjj ge
weest. FRANS COENBN.
Aan den heer dr. L. H. Qrondijs,
Uw zinledige bespreking my'ner Groote
Denkers" houdt slechts twee werkelijk critische
opmerkingen in. De rest is humbug.
a. Zegt u (So. 1693): Deze boekjes willen
wy'sgeeren vervangen" en u stelt ze tegenover
werkje", die slechts wenechen in te leiden,
Hadt u mijn geschrif:en gelezen, dan zoudt
u zich gewacht hebben deze onwaarheid neer
te schrijven, want ddn hadt u ontdekt, dat
er [op iederen omslag staat: Wij maken
geen aanspraak op volledigheid" en aan het
eind van Kant" zoudt u hebben gevonden,
dat wij daar zelfs nadrukkelijk gewagen van
een inleidend overzicht (bldz. 47).
6. Den geheelen Kant schijnt u al evenmin
te kennen. Dan toch hadt u in uw tweede
artikel (No. 1G91) niet gepolemiseerd tegen
mijn beweren: De meerdere intelligibilis
geeft onvoorwaardelijke, absolute zekerheid."
Wat u met recht aangaande de practische en
theoretische rede mededeelt, kan men óók
bij my lezen. Maar verder zal u en u w lezers
bij nadere studie van Kant blijken, dat hij
mij bijvalt tegenover u.
Nog zij mij n opmerking vergund. Ik
heb zes systemen uiteengezet. Maar bij u
hoort men maar van twee en dan nog ge
brekkig.
Met beleefle grreten,
Hoogachtend,
Heemstede. Uw dr.,
A. H. DE HABÏOQ.
en Jans liepen, denkend aan huis en aan
inbraak, haaitig door onrust, zwijgend naast
elkaar voort, 't Was of 't gevaar ze trok
naar de plaats, waar ze 't verwachtten, al
wisten ze ook nog niet, wat ze zouden doen,
indien het al bestond. De stilte om ze heen deed
meer nog aan on veiligheid denken, maakte ze
onrustiger uog en deed ze vlugger loopen,
terwijl de rokken, flipperend in <le wind, de
oude beenen 't gaan bemoeilijkten.
Za naderden en zagen reeds het huis, de
neergelaten gordijnen, de groote koperen
belknop, die blonk in 't maanlicht. Geen
mensch was er te zien. 't Was buiten alles
rnstig, stil, maar God weet, wat daarbinnen,
in die donkre huizen gebeurde. Waar dieven
zijn, is 't altijd stil. Ze wisten niet of 't
onrust was of blijdschap, wat ze ge/oelden
toen z'er waren, 't Kon beide zijn. Onrust
over wat gestolen kon wezec, blijdschap, dat
't huis nu niet meer alleen zou zijn, al wisten
ze ook, dat ze niets zouden doen, als een
dief ze kwam bezoeken. Dof klonk achter
't mof je de stem van Jans: 't Is toch Btil
hier altijd." Marie antwoordde niet. Ze
staken de straat over. Maar dicht bij 't
huis, stonden ze plotseling stil. Ze l'eten
de mofjes dalen en keken elkander aan met
een blik van ontzetting, in verstomming van
angst, wit de gezichten in 'c heldere maanlicht.
God Marie.... Zie je 't? De deur is
ope."
Ja," hijgde Marie.
Ze zagen 't zwarte van de duistere gang,
durfden niet naderen en zwegen, steeds
kijkend met oogen vol angst, de kou niet
meer voelend, naar de deur en de ramen.
En nu en dan deed de wind de open deur
vreeswekkend even draaien, als werd ze be
wogen door een onzichtbare hand.
Wat moete we nou doen?" uisterde Jans.
,,'k Ga niet naar binne, dat weet ik wel."
,,'k Duif ook niet," Jans keek om zich
heen. Maar we kunne hier toch ook niet
blijve staan."
Jawel, maar 'k ga niet naar binne, hoor.
Voor geea geld van de wereld niet."
En wat moete we dan?"
Marie zweeg en beiden keken weer naar
de deur, tot Jans vroeg: '?Zou Tonia d'er
al weze?"
Jesea, Jans... Tonia. Als er nou es
inbrekers...."
Ze schrokken. Nieuwe angst deed ze beven
by 't denken aan 't geval van de vastgebonden
meid met een prop in d'er mond. Er moest
wat gedaan worden. Toen fluisterde Jans
weer: Wil 'k gauw naar Zwam loope?"
Aan den heer dr. A. B. de Hnrtog.
Uwe niet ter zake dienende, en waarlijk
teleurstellende beantwoording zal ik punts
gewijze bespreken.
Ik heb beweerd, dat de uitgave der' Groote
Denkers' ingegeven is door eene 'behoefte
des tijds', waardoor zy juist geen verhevener
oorsprong krijgt dan andere zaken, welke
wy 'modes' plegen te noemen. U hebt u
gezet tot zes besprekingen van zes denkers,
die ik zonder die van Schopenhaner voor
een deel uit geen geordende
reaumeeringen, waarin de denkers tot hun recht
komen, zijn, maar een soort losse improvisa
ties. Deze improvisaties zy'n tendentieus, d.i.
U hebt met het schrijven daarvan iets voor
oogén gehad, dat zeker niet wijsgeerig maar
eerder religieus kan worden genoemd. U hebt
om de zaak by den naam te noemen
getracht, de gedachten der 'groote denk ere'
te wringen, totdat zij konden worden opge
nomen in den confusen gedacht enkring van
wien men, i iet zonder tegenstrijdigheid,
heden een 'wijsgeerig kerkelijken mensch'
noemt. U hebt daarbij gepleegd, wat men
buiten de kerk een falsaat noemt, binnen de
kerk een vroom bedrog. Dit is vooral in uw
Kant-boekje duidelijk merkbaar, maar daar
over aanstonds.
a. Als antwoord citeer ik van uw
omsn en van uw hand:
Een oordeel over de systemen der groote
denkers sinds Kant matigt menigeen zich
aan. Maar kent men, wat men beoordeelt?
Om de verbreiding van zaktlijke kinni» aan
gaande de hoofltrekken dier tys'.emen is het
my hier te doen."
Voor hoofdtrekker, lees: resultaten. De
methodische geiachtengang die er heen leidt,
is weggelaten. Dat n geen aanspraak maakt
op volledigheid in dit boekje, is prijzens
waardig, maar met het oog op de 47 & 48
pagina's noch verwonderlijk, noch verdien
stelijk. U hebt vaak geheel onjuist
door uwe boekjes kennis willen mededeelen,
en daartegen heb ik mijn stem verheven.
Uw opvolger Jnlius de Boer heeft zijn taak
beter opgevat; die laat de wijegeeren zelf aan
het woord komen, maar daardoor is de lec
tuur te zwaar geworden in verhouding tot
het program der uitgevers, en dat is een
zijdelinggche bevestiging van hetgeen ik had
opgemerkt.
6. U bly'ft volhouden : de mundus intel
ligibilis geeft onvoorwaardelijke, absolute
zekerheid". In uw boekje hebt n voortdurend
gewerkt met de tegenstelling : mucdus
sensibilis mundus intelligibilis, alsof die by
Kant als twee objectiviteiten tegenover elkaar
stonden, waarvan de tweede zekerder is dan
de eerste. Nu dan : de mundus intelligibilis
bij Kant is problematisch. De legio l
plaateen moet u zelf maar eens zoeken!
Ik zal u wat zeggen: U hebt een enkele
rhetorische zin van Kant (bijv. uit de 2e uitg.
van de kritik der reinen Vernunfi) slecht
begrepen, in uw hoofd; die enkele zinnen
zal ik u binnenkort zie mijn voorslag,
hieronder l zelf opnoemen. Maar a van
twee: u weet niet waarom het gaa^, of u
houdt uw rol vol, omdat gij niet wilt of kunt
zwijgen.
Ik citeer: u en uw lezers zal bij nadere
studie van Kant blyken" en?.
Niemand zal zich door dit antwoord laten
misleiden. Die manier is by ons bekend.
Zulk eene houding, eerwaarde heer, hoort
niet hier thuls, maar op den kansel. Daar
kunnen de gemeente in het algemeen, en
iedereen in het by zonder, zoowel ritueel als
individueel naar oud-vaderlandschen trant
uit de hoogte gevaarloos worden afge
maakt, wyl proiesteerenden wegens ver
storing van den heiligen dienst ??onmid
dellijk uit de kerk zouden worden ge
xpulseerd. Hier echter moeten helaas, zulke
gezegden worden waar gemaakt. U wordt
daartoe bij dezen gelegenheid geboden:
Eerstdaags verschijnt in het Tijdschrift voor
Wijsbtffferte een uitvoerig artikel over Kant's
postulaten der praktische rede, een bewijs
voering met genoegzaam vele citaten gesteund,
dus niet zulk een groote Denkerspreek".
Het is gericht tegen misvattingen als die ran
En ik dan? 'k Blijf hier niet alleen, hoor.
En 'k ga niet mee ook. Als er es geen
mensch in is en we gaan weg, dan kan er
juist een inkome. Nee, hoor."
Maar wat dan? M'n god Marie, wekunne
hier toch niet bly've staan. En als er nou
es dieve zijn? Ea Tonia? Als ze d'r ver
moorde. ..."
Weer bewoog de deur. Ze grepen elkaar
in doodelijke angst.
Toen met een windstoot ging verder nog
de deur open.
't Is de wied" fluisterde Marie.
Ja, 't is de wind."
Late we wachte tot er iemand hier
langs komt, ' raadde Marie. D'er zijn toch
altijd r.og inensiheu op straaf."
Wille we es roepe?"
Hoe roepe?''
In 't huis.
Ga jij je gang,'
..Kooi dac.''
D'er in? Dank je wel."
Nee, aan de deur.''
Nou roep dan."
Jans deed een paar passen, stond dicht bij
den drempel en riep zacht, klaar om dadelijk
weg te loopen: Is 't er iemand?"
't Bleef Btil. Toen Larder nog es: Is 't er
iemand?"
De deur ging wat loe en ze vloog achter
uit, bevend van angst.
,,'k Hoor niks."
Nee, dat wil ik wel geloove. Zs zulle d'er
mond wel ho-uwe, anders verraje ze zich."
Och god; wat nou?"
Toen eensklaps klonken dichtbij dolle stap
pen. Ze keken om, zagen een man, die naderde
dicht iangs den donkeren huizenkant.
Ga jij naar hem toe," zei Jans.
Marie bedacht zich niet lang en liep naar
den man, die bleef staan. Ze zag niet z'n
gezicht, dat school onder een breedgeranden
hoed, ze lette niet op 't onrustig kijken der
oogen en op den hoogen halsdoek, die de
kin bedekte.
Nerveus, met trilling ia haar sten», vroeg
ze: och meneer ... de deur van ons huis
staat ope. M'n zuster, die daar staat, en ik,
we durve niet in huis. We korne hier juist
an en we zage de deur heelemaal opestaan.
Zoudt u niet es eve wille kijke, of er ook
iemand...."
Of er iemand in is? Welzeker, juffer. As
je maar z°gt, waar 't is."
O, als 't u blieit. Dank u wel, U neemt
het toch niet kwalijk, dat we zoo "
Nee, hoor. Kom maar mee."
u, en niet tegen uw persoon, daar u, in zoo
verre u theoloog en predikant zyt, niet vrij
staat, noch wat aangaat nw denken, noch
wat betreft nw pen, tegenover de groote
denkers. Bovengenoemd tijdschrift is een vrije
tribune. Ik noodig u uit, van den kansel der
eenzame declamatie af te dalen in ons midden,
naar het gestoelte van het vrjje woord.
Dan kunt u tegelijk eens ronduit en voluit
vertellen, wat u zoo al hebt uitgevonden
over dien mundus intelligibilig. Maar denk
erom, eerwaarde heer, dan niet zulke stuk
ken, als hierboven Machtspreuken en ver
toon en op de borst slaan elders, maar
argumenten in de philosophie.
Wat uw laatste opmerkingen betreft, ik
heb uw Kantdeellje besproken als type van
het gehee).
Hoogachtend
Uw dw. dr.
L. H. GRONDIJS.
BOEKEN-DIE VEN. Het is een bekend feit dat
men aan verschillende bibliotheken en lees
zalen jaarlyks een bedrag moet uittrekken voor
aanschatling van boeken die door diefstal ver
loren gaan. Een engelsch bibliothecaris heeft
eens nagegaan welke soort boeken het meest
gestolen worden. Ofschoon verwacht mag
worden dat de z.g. lichte" leetunr het meest
in den smaak zou vallen, schijnt het toch
dat het meest wetenschappelijke werken ver
dwijnen.
Gedichten werden zelden gekaapt; hetzij
dat de lezers daarvan allemaal eerlijke
menschen zijn, of wel... omdat het moeilijk is
een kooper te vinden voor een bundel ge
dichten.
Intusechen heeft het bestuur van de
Clapham Public Libraiy zich, door de herhaald
voorkomende diefstallen, genoodzaakt gezien
tarug te komen van het open shelf" systeem
en is dm den bezoekers voortaan den toegang
tot de bewaarplaatsen der boeken ontzegd.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIflIIIIIIIIHIIIIIIIMIIMIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIt
oïzclawws
40 cents p»r regel.
A£6llteii:KOOPMAlïS4BRIII]JIERJAlBrtertaiD,
BOUWT te NUNSPEE;T.
? Inlichtingen bij het bonwbtireau A. r t i",
aldaar.
C. H. YAN DER VELDEN, Fa. 6.1. BOSCH, H«Q«w.
KALYEKSTB. 153, b/h Spui, loiterdaa. Tel.2045.
Piano-, Orgel- en Muziekhandel
Meyroos «fc tialshoven,
ARNHEM, KÖNINGSPLEIN.
VLEUGELS en PIANO'S
in Koop en in Huur.
REPAREEBEN STEMMEN KUILEN.
De Nederlanders hebben over het algemeen een goeden smaak;
althans geen minder goeden dan de Engelschen, Franschen en Duitschers.
Een echt Nederlandsen product onderscheidt zich niet zelden van
gelijksoortige buitenlandsche, door een zekere goede maat in de verhou
dingen, die op innerlijke degelijkheid wijst, onder vermijding van over
drijving in vorm, kleur en afmetingen.
Het FONGERS RIJWIEL is zulk een Nederlandsch product. Het
wordt dan ook meer en meer gewaardeerd door hen, die bij de keuze
van een rijwiel op eigen smaak en oordeel afgaan.
De beste medische zeep tot het verkrijgen en behouden van een rose, jeugdigfrisch uiterlyk,
van een witte fluweelzachte huid, een blanke verblindendschoone teint, zoomede tegen
zomersproeten en alle huidonreinheden is beslist slechts de allein echte
Stokpaardjes -"Leliënmelkzeep
Voorradig a 50 cent ner Stuk in de Apotheken, drogisteryen en parfumeriezaken
Koopt UITSLUITEND BOTER ONDER RIJKSCONTROLE.
De STAAT GARANDEERT U een ONVERVALSCHT product,
Roterhandel ZUID L AREN", PRINSENGRACHT 313. TELEFOON 8935.
mitiimiimr.uiiiHuuiumiitiuiuiiiuiiiiiiiuuiiiiuiiiiiiniiiuiiiiiiiittij
Ze liepen op 't huis af.
Jans, meneer zal kijke."
O, gelukkig. Asjsblitf menear. We zulle
u heel dankbaar weze."
Hier is 't," zei Marie.
Ja, 'k zie 't a). Ja, je mot je deure sluite
tegenswoordig. 't Ia niet zuiver 's nachts.
Maar 'k zal wel voor u kijke. As je me maar
zeggen wil hoe 'k loopen mot en waar ik
kijke mot."
O, meneer,kijk u asjeblief overal, als u wil."
Ja, en kijk u ook es bij de meid, of
die er ig."
De meid ? Jawel. De kamers benne zeker
ope V Waar leit die meid ?"
Meneer, als u in de voorkamer ip, da's
de eerste deur. ziet u, dan loop u maar zoo
door in de achterkamer, ziet u, en dan in de
serre en dan zoo in de hoek heb u de deur
naar de keuke en daarachter, daar heb u
weer een kamertje en daarachter, daar is de
meid."
Tot n ineens vroeg Jans : En wil u es kijke
of er op de schoorsteenmantel in de achter
kamer ook twee juweele oorknoppe ligge ?
Die moete d'er ligge."
.,Inwee'e oorknoppe, jawel, 'k Zal 't nou
wel vinde."
Heb u lucifers?"
Niet, noojig juffer." Hij stapte 't huis in,
kwam toen weer terug en vroeg: A.3 u soms
een van tweëe mst me mee wil. Je ken niet
wete. As 't er wat is, dan kon je 'm
tegehouwe, as 't noodig was."
j.Nee, nee, gaat u rnaar. ' >, G-od nee. Ik
durf niet." zei Marie.
Nee, ik zoujedanke. We zijn ouwe mease,
moet u wete."
De man keerde zich om, stapte 't buis
weer binnen. Ze za>;en hem verdwijnen in j
de doakere gang, hoorden deuren openen j
en dichtdoen, toen na een stilte, die wel !
uren scheen te duren, weer 't openen van
een deur, stappen op steenen vloer.
Sou ia i in de keuke" zei Jans, die als
Marie te bibberen stond.
Stil nou."
't Duurde lang. Langzamerhand verdween
de angat. Ze hoorden niets. Er zou dus
wel niets wezen van gevaar of zoo. Hoe
stil was 't nu. Wat boorde je de wind.
Wat een geluk" zei Jans, dat we die
man zage."
Stil nou toch". Marie was os geduldig.
't Duurde wel lang.
Eindelijk klonken naderende voetstappen,
kwam de man uit het donker van de gang
te voorschijn.
miiiiiiiiiiiiiimimiuiuuiiumitiiiiinii
Nika hoor. Alles in orde. De meid leit
in d'er bed."
Dan heeft zij de deur ope gelate" zei Marie.
Da's best mogelijk."
En de oorknopjes ?" vroeg Janf.
Die lage d'er ook. Ga d'er nou maar
gerust in en sluit je deur goed."
Moge we u dan wel bedanke meneer ?
Neem u 't niet kwalijk, dat we zoo vrij ..."
Heelemaal niet, niks hoor."
Nog wel bedankt, vriendelijk bedankt."
Jans, die nu wel zag, dat 't geen meneer"
was, dacht dat ze 't wagen kon, hem iets te
geven voor z'n moeite en vroeg: Mag 'k u
iets geve voor een sigaartje, of...."
Nou juffer, een sigaartje met de kou."
Jaas nam d'er portemonnaie en gaf de man
twee kwartjes.
Wel bedankt juffer." Vlug loopend langs
de donkere huizenkant verdween hij.
De dames gingen nu naar binnen.
Sluit nou maar goed, Marie."
Marie deed er alle knippen op, toen 't kope
ren kettinkje, en terwijl ze daar mee bezig
was, liep Jans de achterkamer in om 't licht
aan te steken. En toen dat aan wa?, Marie
ook was binnengekomen, keek ze naar de
schoorsteenmantel. De oorknopjes zou ze
dadelijk opbergen, TÓór IA 't vergat. Maar ze
vond ze niet, hoe ze ook zocht en toen ze,
onrustig, gejaagd, steeds zoekend, riep: God,
Marie..." klonk tegelijk met een gil vooraf
uit de mond yan haar zuster, die voor de
open buffetla stond: Kristua Jans, kijk es.
OEB zilver is weg."
Jans vloog naar d'er toe. Ze stonden ver
lamd van de schrik in de leege buüetla te
kijken. Maar heel gauw deed de vrees voor
wat nog meer gestolen kon zijn ze 't huis
doorloopen met jammerend geklaag. En op haar
slaapkamer komend, vonden ze decommode
open en 't zilveren knipje was weg. Toen werd
de meid gewekt met angstig roepen. Heel
gsuw al was ze wakker. Ze zag de angstge
zichten van de dames, ze zag 't wanhopig
heen-en-weer-geloop in 't kamertje en hoorde
't jammerend klagen.
O Tonia, je hebt de deur ope late staan."
Ik mevrouw ?''
Ja,en alles is gestole. O god, wat vreeselijk."
Heb je dan niets gehoord?" vroeg Marie
met Bchreierige 8tem.
Jawel, 'k hoorde zoo eve wel wat in uw
kamer aan 't kastje, de la opedoen; 'k was
eve wakker. Maar 'k dacht, dat u 't was."
Toen keken de zusters elkander aan en
zwegen.