De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 9 januari pagina 3

9 januari 1910 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1698 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD Y O O R NEDERLAND. en bet gchjjnt hensch overdreven. Voorloopig zijn er nog velen die een voudig-weg van hun werk houden, of ook maar van het leven om zijn zelfswil. Dat mag niet geestelijk verheven zijri, maar 't is ook niet... zwak en voor een Vico is 't zeker niet weggelegd. Die moet een Nachtbruid hebben en vele trappen van vergeestelijking, als een tegenwicht tot zjjn op den Bch\jn af inderdaad niet zeer benijdbaar diplomaten-bestaan. Tor-wijl hij daar dan overdag nog gruwelijk berouw over heeft, al richt zich die spijt niet op het nachtelijk samenzijn, maar op het werkelijk en wettig huwelijk, dat hijzelf voor onwezenlijk en slechten gchy'n verklaart. Wezenlyk leeft hu enkel des nachts in den slaap en een enkel zalig wederzien met de vroegere geliefde weegt op tegen veel dagelij k schen kwellenden sleur. Toch vindt hy op den duur ook in dit dubbele leven geen bevrediging. De profeet, de daden- en gemeenechapsmenscti, die in elk onzer, en niet 't minst in Vico, leeft, walgt op den duur van het zoetsappig huiselijk leven, dat hij leidt en verdraagt het niet meer de Blijde Boodschap, of Boodschappen, enkel te weten en niet te prediken ten bate der menschheid. Ea zoo grjjpt hy b\jna aarzelloos de gelegenheid, die zich in een nieuwe, heueche liefde tot het Enkhuizer meisje aan biedt, om voor goed zijn dubbelzinnig bestaan te eindigen en tot de daad over te gaar. Wat de wereld een val noemt, is enkel een bevrijding. Haar daar "Vico nooit een practiech man was, hebben de pogingen tot propaganda van denkbeelden, die in hun algemeenheid nergens vasten greep op de bijzondere werkelijkheid hebben, in Amerika niet het minste succes. -Natuurlijk schreef hij dit falen niet aan zjjn denkbeelden toe. , Ik zou- nooit toegeven dat het plan van myn veldtocht onuitvoerbaar of slecht be raamd was. Ik blijf rost overtuigd dat het hoofdidee juiat was en latere strijders van dienst kan zyri", zegt Vico naïef en 't «preekt ?bqna van-selfr-Maar intuoschen lij kt hetgeen zagen de vrouw van zulk een vagen padvin der" en los&eker" te zqc. Z$ gaat er ten "minste bij, ten ieder en Vico legt zich het overige zjjcs tefefis'maar weer op het droomen toe, dat hij agjt<4iAü«t al zijn nieuwe denk beelden zorgvuldig registreert in de avond uren; opdat een en ander voor de komende menschheid niet verloren zon gaan. Aldus is het verloop van des heeren Vico Mnralto's veelbewogen leven en wij kunnen eerlyk zeggen, dat wy er niet aan gelooven, noch dat wjj gelooven, dat de heer Van Eeden eigenljjk zelf begeert, dat wy er aan gelooven. Het was niet om, uit enkel kunstenaarsdrarjg, een hem deels eigen, deels vreemd karakter buiten zich te zetten, dat hij dit boek schreef. Daartoe beeldde hij te weinig en redeneerde veel te veel, daartoe onthield hij zich ook te zeer van suggestieve beschrij ving -«n gaf hij 4e zelden treffende schilderinf. De geheele historie lijkt een tamelijk matte begeleiding, een vrij onverschillig ver zonnen inkleeding (De heer V. E. schijnt zich in de laatste jaren veel met Italiëen de Italiaaniche taal onledig gehouden te hebben.) voor allerlei denkbeelden, die hij gaarne publiek wilde maken. Het vervelende van zulk. een methode is echter voor den lezer, dat hjj nu nooit heel zeker weet wat objec tief tot 'chistorietjebehoorten wat subjectief van den schrijver zelf ie. Zoo kan 't gebeuren dat hij zich yzelijk opwindt over iets, waarvan de schrijver enkel bedoelde dat Vico Moralto het zoo zou mpenen, zonder overigens, zich als zjjn tolk, daar voor borg te stellen. Dan maakt de lezer een gek figuur en krijgt lust den schrijver de schuld te geven, die zulke heterogene zaken als verstandelijk betoog en fantastische beel'ding onkenbaar dooreen warde. Dat komt 'niet te pas in de kunst, zal hij zeggen, en daar ook wel gelijk in hebben. Er ligt iets onoprechts, slag-om-den-arm houdendsin,een fictieve persoon eigen, werkelijk geme nde opinies van den schry'ver te laten zeggen en dan niet vooruit te waarschuwen met van onderen l" iiMimitMiiimiiiiiimiiiiMMiiimiilMMiMMmiiMii ?hoort. Gunst nog toe, als we alles es wiste. Geloof u maar, d'er gebeurt meer, dan een mens denkt." Ze kreeg geen antwoord meer. Men was bang geworden voor nog meer akeligheden, en in de stilte die er kwam, klonk onver wacht gekraak van wat bewogen werd door de wind, als onraad, als iets spookachtigs. Vooral de dames Dak had 't aangegrepen. Wel zaten ze schijnbaar gerust, maar toch ' was bij beiden het denken aan huis, aan inbraak en diefstal gebleven, en 't hunkerend verlangen om heen te gaan, maar dat ze niet durfden verraden, drukte haar stemming en deed de conversatie lijden, zoodat mi en dan groote brokken stilte kwamen tusschen kort gepraat over ditjes en datjes. Tot 't eindelijk tijd werd om naar huis te gaan. Als de dames nu eve wachte wille," zei Zwam, zich wendend tot Marie en Jans, dan zal ik eerst eve de juffrouw hier wegbrenge. Die moet met de tram en de laatste gaat over vijf minute, aiet u." Maar de dames, in hunkering om weg te komen, blij, dat 't eindelijk zoo vu- was, wilden 't volstrekt niet, konden gerust alleen gaan, mochten 't niet vergen. Ze woonden zóó dichtbij en ze waren met 'r beiden. En ze zulle ons niet schake" zei Marie. Nee, dat nou wel niet," vond Zwam ook, maar...." Meer zei hij niet en trok z'n jas aan. Hij wilde niet animeeren, vond 't een corvée met die kou en was blij er fatsoenlijk af te komen. Marie en Jans pakten zich in. De ouderwetBche mantels, reeds zooveel winters te voorschijn gehaald, hingen wijd om de smalle, afhangende schouder?, terwy'l bij beiden een grauw- geelhaiig half versleten bont je de dunne halzen tot kinhoogte verwarmde en zwartkroesharige mof j es, reeds hier en daar wat bruin, de dunne handen in zwartgaren hand schoenen bergden. Kom Jans, late we nou maar gauw gaan." Haastig werd er gegroet, wel te rusten gewenscht. Toen kwamen ze buiten. De vinnigkonde wind sloeg pijnend scherp op de ge zichten, waarvoor ze dadelijk al de mofjes hielden, 't Was stil buiten. Alleen de wind ging suizend door de straat, waarin door 't heldere maanlicht aan den eenen kant de huizen een zwarte, hier en daar gebroken baan van schaduw wierpen. De daken, gevels ea schoorsteenen teekenden scherp-belijnd zicli af tegen den helderen sterrenhemel, waaronder de ruischende, loeiende wind, als een onzichtbare reuzengeest voortstoof. Marie Maar ten andere ware het overdreven ons over dit punt zeer moeilijk te maken, nu immers zoo duidelijk blijkt, dat het in dit boek niet om de beelding, maar om de rede neering en ideeën te doen is. In de meestal puntige, klare preciesheil van Van Eedens taal kan men hier zich bedaard houdende van vele fijnrinnige, gevoelige opmerkingen, aardig vernuftige uiteenzettingen en betoogen genieten. Ook opent hu soms verrassende verschieten en toont een respectabele ma'e van wer'eldwiJBheid. Maar vooral zyn het de veelzins oorspronkelijke wijze van levensbeechouwen, de curieuse omkeeringen en zeer ongewone schuinsheden", die den lezer prik kelen en bezig houden, die hem nijdig of eerbiedig stemmen, in elk geval tot de erken tenis nopen met een ongemeenen geest te doen te hebben... al is 't dan ook geen aangenamen geest. Daartoe spreekt hij te zeer en te gestadig op dien heftigenoppositietoon.die van oudsher geprikkelde zwakheid beduidde, daartoe is zijn lieve lezer," lieve, onbevooroordeelde lezer," al gauw te honend van grenzenden wrok, daartoe heeft hy' 't te vaak over listers" in elke gedaante en polemiseert hy te vermoeiend tegen eiken geykten vorm van menschelijk weten en voelen en handelen: met de wetenschap, met de philosophie, met de godsdienst, met de staatspartijen, enz. En waar hij niet opponeert, daar kan hij zich' dikwijls laten gaan in zoo breed zelfbebagelyke uitwijding, met zoo aanmatigende beslistheid, dat zelfs de zeer lijdzame, zeer autoriteitggeloovige lezer er toe kamt, zich geërgerd af te vragen, wie toch wel die man is, die zoo elk oud-hergebracht denken en weten voor het eigen durft verwerpen, en wat hu toch wel revolutionnairs te verkon digen mag hebben aan de mentchheid, dat hu zich zoo vijandig moet stellen aan haar vroegere groote voelers en denkers. Maar als hy dan op die vraag het antwoord zoekt... vindt hij wat wij in het voorgaande hebben besproken: een vaag goort anarchie, een gevoelig oordeel over de huidige samen leving, een minstens gewaagde, schoon aardig dichterlijke, droomhypothese, en over 't ge heel, zooveel meer impulsieve gemoedsuiting dan redelijk betoog, dat... dezes schrijvers verachting der rede en zijn verheerlijking van het gevoel er zeer begrijpelijk door wordt... Maar intnsschen hebben wij een boek van maar eventjes 430 bladzijden moeten doorspartelen en zijn meermalen der wanhoop en nog meerdere malen de verveling nabjj ge weest. FRANS COENBN. Aan den heer dr. L. H. Qrondijs, Uw zinledige bespreking my'ner Groote Denkers" houdt slechts twee werkelijk critische opmerkingen in. De rest is humbug. a. Zegt u (So. 1693): Deze boekjes willen wy'sgeeren vervangen" en u stelt ze tegenover werkje", die slechts wenechen in te leiden, Hadt u mijn geschrif:en gelezen, dan zoudt u zich gewacht hebben deze onwaarheid neer te schrijven, want ddn hadt u ontdekt, dat er [op iederen omslag staat: Wij maken geen aanspraak op volledigheid" en aan het eind van Kant" zoudt u hebben gevonden, dat wij daar zelfs nadrukkelijk gewagen van een inleidend overzicht (bldz. 47). 6. Den geheelen Kant schijnt u al evenmin te kennen. Dan toch hadt u in uw tweede artikel (No. 1G91) niet gepolemiseerd tegen mijn beweren: De meerdere intelligibilis geeft onvoorwaardelijke, absolute zekerheid." Wat u met recht aangaande de practische en theoretische rede mededeelt, kan men óók bij my lezen. Maar verder zal u en u w lezers bij nadere studie van Kant blijken, dat hij mij bijvalt tegenover u. Nog zij mij n opmerking vergund. Ik heb zes systemen uiteengezet. Maar bij u hoort men maar van twee en dan nog ge brekkig. Met beleefle grreten, Hoogachtend, Heemstede. Uw dr., A. H. DE HABÏOQ. en Jans liepen, denkend aan huis en aan inbraak, haaitig door onrust, zwijgend naast elkaar voort, 't Was of 't gevaar ze trok naar de plaats, waar ze 't verwachtten, al wisten ze ook nog niet, wat ze zouden doen, indien het al bestond. De stilte om ze heen deed meer nog aan on veiligheid denken, maakte ze onrustiger uog en deed ze vlugger loopen, terwijl de rokken, flipperend in <le wind, de oude beenen 't gaan bemoeilijkten. Za naderden en zagen reeds het huis, de neergelaten gordijnen, de groote koperen belknop, die blonk in 't maanlicht. Geen mensch was er te zien. 't Was buiten alles rnstig, stil, maar God weet, wat daarbinnen, in die donkre huizen gebeurde. Waar dieven zijn, is 't altijd stil. Ze wisten niet of 't onrust was of blijdschap, wat ze ge/oelden toen z'er waren, 't Kon beide zijn. Onrust over wat gestolen kon wezec, blijdschap, dat 't huis nu niet meer alleen zou zijn, al wisten ze ook, dat ze niets zouden doen, als een dief ze kwam bezoeken. Dof klonk achter 't mof je de stem van Jans: 't Is toch Btil hier altijd." Marie antwoordde niet. Ze staken de straat over. Maar dicht bij 't huis, stonden ze plotseling stil. Ze l'eten de mofjes dalen en keken elkander aan met een blik van ontzetting, in verstomming van angst, wit de gezichten in 'c heldere maanlicht. God Marie.... Zie je 't? De deur is ope." Ja," hijgde Marie. Ze zagen 't zwarte van de duistere gang, durfden niet naderen en zwegen, steeds kijkend met oogen vol angst, de kou niet meer voelend, naar de deur en de ramen. En nu en dan deed de wind de open deur vreeswekkend even draaien, als werd ze be wogen door een onzichtbare hand. Wat moete we nou doen?" uisterde Jans. ,,'k Ga niet naar binne, dat weet ik wel." ,,'k Duif ook niet," Jans keek om zich heen. Maar we kunne hier toch ook niet blijve staan." Jawel, maar 'k ga niet naar binne, hoor. Voor geea geld van de wereld niet." En wat moete we dan?" Marie zweeg en beiden keken weer naar de deur, tot Jans vroeg: '?Zou Tonia d'er al weze?" Jesea, Jans... Tonia. Als er nou es inbrekers...." Ze schrokken. Nieuwe angst deed ze beven by 't denken aan 't geval van de vastgebonden meid met een prop in d'er mond. Er moest wat gedaan worden. Toen fluisterde Jans weer: Wil 'k gauw naar Zwam loope?" Aan den heer dr. A. B. de Hnrtog. Uwe niet ter zake dienende, en waarlijk teleurstellende beantwoording zal ik punts gewijze bespreken. Ik heb beweerd, dat de uitgave der' Groote Denkers' ingegeven is door eene 'behoefte des tijds', waardoor zy juist geen verhevener oorsprong krijgt dan andere zaken, welke wy 'modes' plegen te noemen. U hebt u gezet tot zes besprekingen van zes denkers, die ik zonder die van Schopenhaner voor een deel uit geen geordende reaumeeringen, waarin de denkers tot hun recht komen, zijn, maar een soort losse improvisa ties. Deze improvisaties zy'n tendentieus, d.i. U hebt met het schrijven daarvan iets voor oogén gehad, dat zeker niet wijsgeerig maar eerder religieus kan worden genoemd. U hebt om de zaak by den naam te noemen getracht, de gedachten der 'groote denk ere' te wringen, totdat zij konden worden opge nomen in den confusen gedacht enkring van wien men, i iet zonder tegenstrijdigheid, heden een 'wijsgeerig kerkelijken mensch' noemt. U hebt daarbij gepleegd, wat men buiten de kerk een falsaat noemt, binnen de kerk een vroom bedrog. Dit is vooral in uw Kant-boekje duidelijk merkbaar, maar daar over aanstonds. a. Als antwoord citeer ik van uw omsn en van uw hand: Een oordeel over de systemen der groote denkers sinds Kant matigt menigeen zich aan. Maar kent men, wat men beoordeelt? Om de verbreiding van zaktlijke kinni» aan gaande de hoofltrekken dier tys'.emen is het my hier te doen." Voor hoofdtrekker, lees: resultaten. De methodische geiachtengang die er heen leidt, is weggelaten. Dat n geen aanspraak maakt op volledigheid in dit boekje, is prijzens waardig, maar met het oog op de 47 & 48 pagina's noch verwonderlijk, noch verdien stelijk. U hebt vaak geheel onjuist door uwe boekjes kennis willen mededeelen, en daartegen heb ik mijn stem verheven. Uw opvolger Jnlius de Boer heeft zijn taak beter opgevat; die laat de wijegeeren zelf aan het woord komen, maar daardoor is de lec tuur te zwaar geworden in verhouding tot het program der uitgevers, en dat is een zijdelinggche bevestiging van hetgeen ik had opgemerkt. 6. U bly'ft volhouden : de mundus intel ligibilis geeft onvoorwaardelijke, absolute zekerheid". In uw boekje hebt n voortdurend gewerkt met de tegenstelling : mucdus sensibilis mundus intelligibilis, alsof die by Kant als twee objectiviteiten tegenover elkaar stonden, waarvan de tweede zekerder is dan de eerste. Nu dan : de mundus intelligibilis bij Kant is problematisch. De legio l plaateen moet u zelf maar eens zoeken! Ik zal u wat zeggen: U hebt een enkele rhetorische zin van Kant (bijv. uit de 2e uitg. van de kritik der reinen Vernunfi) slecht begrepen, in uw hoofd; die enkele zinnen zal ik u binnenkort zie mijn voorslag, hieronder l zelf opnoemen. Maar a van twee: u weet niet waarom het gaa^, of u houdt uw rol vol, omdat gij niet wilt of kunt zwijgen. Ik citeer: u en uw lezers zal bij nadere studie van Kant blyken" en?. Niemand zal zich door dit antwoord laten misleiden. Die manier is by ons bekend. Zulk eene houding, eerwaarde heer, hoort niet hier thuls, maar op den kansel. Daar kunnen de gemeente in het algemeen, en iedereen in het by zonder, zoowel ritueel als individueel naar oud-vaderlandschen trant uit de hoogte gevaarloos worden afge maakt, wyl proiesteerenden wegens ver storing van den heiligen dienst ??onmid dellijk uit de kerk zouden worden ge xpulseerd. Hier echter moeten helaas, zulke gezegden worden waar gemaakt. U wordt daartoe bij dezen gelegenheid geboden: Eerstdaags verschijnt in het Tijdschrift voor Wijsbtffferte een uitvoerig artikel over Kant's postulaten der praktische rede, een bewijs voering met genoegzaam vele citaten gesteund, dus niet zulk een groote Denkerspreek". Het is gericht tegen misvattingen als die ran En ik dan? 'k Blijf hier niet alleen, hoor. En 'k ga niet mee ook. Als er es geen mensch in is en we gaan weg, dan kan er juist een inkome. Nee, hoor." Maar wat dan? M'n god Marie, wekunne hier toch niet bly've staan. En als er nou es dieve zijn? Ea Tonia? Als ze d'r ver moorde. ..." Weer bewoog de deur. Ze grepen elkaar in doodelijke angst. Toen met een windstoot ging verder nog de deur open. 't Is de wied" fluisterde Marie. Ja, 't is de wind." Late we wachte tot er iemand hier langs komt, ' raadde Marie. D'er zijn toch altijd r.og inensiheu op straaf." Wille we es roepe?" Hoe roepe?'' In 't huis. Ga jij je gang,' ..Kooi dac.'' D'er in? Dank je wel." Nee, aan de deur.'' Nou roep dan." Jans deed een paar passen, stond dicht bij den drempel en riep zacht, klaar om dadelijk weg te loopen: Is 't er iemand?" 't Bleef Btil. Toen Larder nog es: Is 't er iemand?" De deur ging wat loe en ze vloog achter uit, bevend van angst. ,,'k Hoor niks." Nee, dat wil ik wel geloove. Zs zulle d'er mond wel ho-uwe, anders verraje ze zich." Och god; wat nou?" Toen eensklaps klonken dichtbij dolle stap pen. Ze keken om, zagen een man, die naderde dicht iangs den donkeren huizenkant. Ga jij naar hem toe," zei Jans. Marie bedacht zich niet lang en liep naar den man, die bleef staan. Ze zag niet z'n gezicht, dat school onder een breedgeranden hoed, ze lette niet op 't onrustig kijken der oogen en op den hoogen halsdoek, die de kin bedekte. Nerveus, met trilling ia haar sten», vroeg ze: och meneer ... de deur van ons huis staat ope. M'n zuster, die daar staat, en ik, we durve niet in huis. We korne hier juist an en we zage de deur heelemaal opestaan. Zoudt u niet es eve wille kijke, of er ook iemand...." Of er iemand in is? Welzeker, juffer. As je maar z°gt, waar 't is." O, als 't u blieit. Dank u wel, U neemt het toch niet kwalijk, dat we zoo " Nee, hoor. Kom maar mee." u, en niet tegen uw persoon, daar u, in zoo verre u theoloog en predikant zyt, niet vrij staat, noch wat aangaat nw denken, noch wat betreft nw pen, tegenover de groote denkers. Bovengenoemd tijdschrift is een vrije tribune. Ik noodig u uit, van den kansel der eenzame declamatie af te dalen in ons midden, naar het gestoelte van het vrjje woord. Dan kunt u tegelijk eens ronduit en voluit vertellen, wat u zoo al hebt uitgevonden over dien mundus intelligibilig. Maar denk erom, eerwaarde heer, dan niet zulke stuk ken, als hierboven Machtspreuken en ver toon en op de borst slaan elders, maar argumenten in de philosophie. Wat uw laatste opmerkingen betreft, ik heb uw Kantdeellje besproken als type van het gehee). Hoogachtend Uw dw. dr. L. H. GRONDIJS. BOEKEN-DIE VEN. Het is een bekend feit dat men aan verschillende bibliotheken en lees zalen jaarlyks een bedrag moet uittrekken voor aanschatling van boeken die door diefstal ver loren gaan. Een engelsch bibliothecaris heeft eens nagegaan welke soort boeken het meest gestolen worden. Ofschoon verwacht mag worden dat de z.g. lichte" leetunr het meest in den smaak zou vallen, schijnt het toch dat het meest wetenschappelijke werken ver dwijnen. Gedichten werden zelden gekaapt; hetzij dat de lezers daarvan allemaal eerlijke menschen zijn, of wel... omdat het moeilijk is een kooper te vinden voor een bundel ge dichten. Intusechen heeft het bestuur van de Clapham Public Libraiy zich, door de herhaald voorkomende diefstallen, genoodzaakt gezien tarug te komen van het open shelf" systeem en is dm den bezoekers voortaan den toegang tot de bewaarplaatsen der boeken ontzegd. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIflIIIIIIIIHIIIIIIIMIIMIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIt oïzclawws 40 cents p»r regel. A£6llteii:KOOPMAlïS4BRIII]JIERJAlBrtertaiD, BOUWT te NUNSPEE;T. ? Inlichtingen bij het bonwbtireau A. r t i", aldaar. C. H. YAN DER VELDEN, Fa. 6.1. BOSCH, H«Q«w. KALYEKSTB. 153, b/h Spui, loiterdaa. Tel.2045. Piano-, Orgel- en Muziekhandel Meyroos «fc tialshoven, ARNHEM, KÖNINGSPLEIN. VLEUGELS en PIANO'S in Koop en in Huur. REPAREEBEN STEMMEN KUILEN. De Nederlanders hebben over het algemeen een goeden smaak; althans geen minder goeden dan de Engelschen, Franschen en Duitschers. Een echt Nederlandsen product onderscheidt zich niet zelden van gelijksoortige buitenlandsche, door een zekere goede maat in de verhou dingen, die op innerlijke degelijkheid wijst, onder vermijding van over drijving in vorm, kleur en afmetingen. Het FONGERS RIJWIEL is zulk een Nederlandsch product. Het wordt dan ook meer en meer gewaardeerd door hen, die bij de keuze van een rijwiel op eigen smaak en oordeel afgaan. De beste medische zeep tot het verkrijgen en behouden van een rose, jeugdigfrisch uiterlyk, van een witte fluweelzachte huid, een blanke verblindendschoone teint, zoomede tegen zomersproeten en alle huidonreinheden is beslist slechts de allein echte Stokpaardjes -"Leliënmelkzeep Voorradig a 50 cent ner Stuk in de Apotheken, drogisteryen en parfumeriezaken Koopt UITSLUITEND BOTER ONDER RIJKSCONTROLE. De STAAT GARANDEERT U een ONVERVALSCHT product, Roterhandel ZUID L AREN", PRINSENGRACHT 313. TELEFOON 8935. mitiimiimr.uiiiHuuiumiitiuiuiiiuiiiiiiiuuiiiiuiiiiiiniiiuiiiiiiiittij Ze liepen op 't huis af. Jans, meneer zal kijke." O, gelukkig. Asjsblitf menear. We zulle u heel dankbaar weze." Hier is 't," zei Marie. Ja, 'k zie 't a). Ja, je mot je deure sluite tegenswoordig. 't Ia niet zuiver 's nachts. Maar 'k zal wel voor u kijke. As je me maar zeggen wil hoe 'k loopen mot en waar ik kijke mot." O, meneer,kijk u asjeblief overal, als u wil." Ja, en kijk u ook es bij de meid, of die er ig." De meid ? Jawel. De kamers benne zeker ope V Waar leit die meid ?" Meneer, als u in de voorkamer ip, da's de eerste deur. ziet u, dan loop u maar zoo door in de achterkamer, ziet u, en dan in de serre en dan zoo in de hoek heb u de deur naar de keuke en daarachter, daar heb u weer een kamertje en daarachter, daar is de meid." Tot n ineens vroeg Jans : En wil u es kijke of er op de schoorsteenmantel in de achter kamer ook twee juweele oorknoppe ligge ? Die moete d'er ligge." .,Inwee'e oorknoppe, jawel, 'k Zal 't nou wel vinde." Heb u lucifers?" Niet, noojig juffer." Hij stapte 't huis in, kwam toen weer terug en vroeg: A.3 u soms een van tweëe mst me mee wil. Je ken niet wete. As 't er wat is, dan kon je 'm tegehouwe, as 't noodig was." j.Nee, nee, gaat u rnaar. ' >, G-od nee. Ik durf niet." zei Marie. Nee, ik zoujedanke. We zijn ouwe mease, moet u wete." De man keerde zich om, stapte 't buis weer binnen. Ze za>;en hem verdwijnen in j de doakere gang, hoorden deuren openen j en dichtdoen, toen na een stilte, die wel ! uren scheen te duren, weer 't openen van een deur, stappen op steenen vloer. Sou ia i in de keuke" zei Jans, die als Marie te bibberen stond. Stil nou." 't Duurde lang. Langzamerhand verdween de angat. Ze hoorden niets. Er zou dus wel niets wezen van gevaar of zoo. Hoe stil was 't nu. Wat boorde je de wind. Wat een geluk" zei Jans, dat we die man zage." Stil nou toch". Marie was os geduldig. 't Duurde wel lang. Eindelijk klonken naderende voetstappen, kwam de man uit het donker van de gang te voorschijn. miiiiiiiiiiiiiimimiuiuuiiumitiiiiinii Nika hoor. Alles in orde. De meid leit in d'er bed." Dan heeft zij de deur ope gelate" zei Marie. Da's best mogelijk." En de oorknopjes ?" vroeg Janf. Die lage d'er ook. Ga d'er nou maar gerust in en sluit je deur goed." Moge we u dan wel bedanke meneer ? Neem u 't niet kwalijk, dat we zoo vrij ..." Heelemaal niet, niks hoor." Nog wel bedankt, vriendelijk bedankt." Jans, die nu wel zag, dat 't geen meneer" was, dacht dat ze 't wagen kon, hem iets te geven voor z'n moeite en vroeg: Mag 'k u iets geve voor een sigaartje, of...." Nou juffer, een sigaartje met de kou." Jaas nam d'er portemonnaie en gaf de man twee kwartjes. Wel bedankt juffer." Vlug loopend langs de donkere huizenkant verdween hij. De dames gingen nu naar binnen. Sluit nou maar goed, Marie." Marie deed er alle knippen op, toen 't kope ren kettinkje, en terwijl ze daar mee bezig was, liep Jans de achterkamer in om 't licht aan te steken. En toen dat aan wa?, Marie ook was binnengekomen, keek ze naar de schoorsteenmantel. De oorknopjes zou ze dadelijk opbergen, TÓór IA 't vergat. Maar ze vond ze niet, hoe ze ook zocht en toen ze, onrustig, gejaagd, steeds zoekend, riep: God, Marie..." klonk tegelijk met een gil vooraf uit de mond yan haar zuster, die voor de open buffetla stond: Kristua Jans, kijk es. OEB zilver is weg." Jans vloog naar d'er toe. Ze stonden ver lamd van de schrik in de leege buüetla te kijken. Maar heel gauw deed de vrees voor wat nog meer gestolen kon zijn ze 't huis doorloopen met jammerend geklaag. En op haar slaapkamer komend, vonden ze decommode open en 't zilveren knipje was weg. Toen werd de meid gewekt met angstig roepen. Heel gsuw al was ze wakker. Ze zag de angstge zichten van de dames, ze zag 't wanhopig heen-en-weer-geloop in 't kamertje en hoorde 't jammerend klagen. O Tonia, je hebt de deur ope late staan." Ik mevrouw ?'' Ja,en alles is gestole. O god, wat vreeselijk." Heb je dan niets gehoord?" vroeg Marie met Bchreierige 8tem. Jawel, 'k hoorde zoo eve wel wat in uw kamer aan 't kastje, de la opedoen; 'k was eve wakker. Maar 'k dacht, dat u 't was." Toen keken de zusters elkander aan en zwegen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl