Historisch Archief 1877-1940
. 1699
DE AMSTERDAMMER
A°. 1910.
WEEKBLAD VOOK NEDERLAND
OxicLer red.a.ctie
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
IMIr. ZE3I. IF. L.
?
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar, büvooruitbetaling, ,, mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'
Zondag 16 Januari
Advertentiën van l?5 regels / 1.25, elke regel meer.
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
f 0.25
. 0.30
0.40
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Het afscheid
den Burgemeester. Uit het Noorden,
I f, door Radboud. De Koning- Sou verein, II,
door J. Feenstra. Cijfers over Engeland,
met diagram, door mr. W. A. Bonger.
FEUILLETON: De zonderlinge trikvogelp.
Naar bet Deenech, van Saplius Bauditz.
KUNST EN LETTEREN: Bewys van goed
zedelijk gedrag. Prae advies door mr.G. T. J. de
Joag, beoord. door mr. N. Muller. Grillige
histories, door J. Sternen, beoord. door H.
Tan Loon. Berichten.
VROUWENRDBRIEK: De invloed van ons tehuis" op
het kind, door N. v. Hichtum.?ALLERLEI,
door Vlinder. UIT DE NATUUR, door
XL Heiman?. De doorgraving van de
landengte van Panama, met afb., door Van den
Eeckhont. De luchtvloten der mogend
heden, met afb., door M. C. BJJ het
portiet van Gemma Bellinciorii, door Frans
MjjniseD. Naar aanleiding van het
Floraborst weid in het Berlijnsche Museum, door
Corn. Hofstede de Groot. INGEZONDEN.
Verkiezingen in Engeland, met af o.
Portret van dr. J. Zaayer Az. Cijfers en
iranecherj, door W. O. A. Koster.
FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK,
door v. d. M. en v. d. 8. .?Antiphonen of
geloidstoppers, door Misopboor. Feiten
en. Fantaneën, door St. Veit en Van Taet.
De eer-te chanfleur. SCHAAKSPEL.
DAMRÜBRIEK. ADVERTENTIËN.
iitiiiiuiimiiiMiiiin
Het afscheid van den
Burgemeester.
Duidelijke mengeling van bewuste
kracht en onbewuste zwakheid, zoo
gaat de Amsterdamsche Burgemeester
heen.
Zwakheid uit zich gereedelijk in
bitierheid. Welk een atmosfeer, waarin het
Hoofd van de Gemeente, na meer dan
?veertien jaren ijverig voor haar te hebben
gewerkt, zijn afscheid neemt! Inplaats
Tan hartelijke taal, vrij ingehouden spee
ches. Inplaats van droefheid, koelheid aan
de eene zij, wrok aan de andere.
Dat komt, omdat deze Burgemeester
bij al zijn talenten het gebrek had zijn
persoon als de norm te nemen van kracht
en zijn inzichten als de in 't algemeen
eenig juiste. De nieuwe bewegingen niet
ziende, andera dan in haar uiterlijkheid,
ergerde hij zich aan deze laatste. Hij
miste de voor den regeerder noodige
lenigheid, die, begrijpende, naar het be
grijpen handelt. Hij stootte zich telkens,
als een wilde vogel, tegen de ruiten van
zijn Burgemeestersbestaan. Maar dit
nietbegrüpen van wat staatkundig nieuw is,
van wat staatkundig wordt, dit velen van
hem afkeerende door bitterheid geteekende
wanbegrip, werd moeilijker nog yoor hem
te dragen, nu zijn karakter neigde naar
concentratie van 't geheel in zijn eigen
persoon, en hij, autoritair van aanleg,
de bemoeiingen Tan anderen voor hinder
lijke bemoeizucht hield,voor onbetamelijke
controle en zelfs voor persoonlijke plagerij.
Zoo sterk voelde hu zichzelf het kort
begrip van wat een Burgemeester zijn
kan, dat hij bij zijn afscheid de hem
kenschetsende woorden kon spreken :
Ik echt dit ook in het gemeentebelang,
hetwelk op deze plaats een man eiecht
met een nieuwen kijk op de zaken en
die zijn volle kracht kan ontplooien,
omdat hij nog de illusie heeft, dat hy
onder de bestaande omstandigheden met
de middelen, die hem ten dienste staan,
iets van belang tot stand kaa brengen.
Die illusie behoudt dus... niemand ? l
Denk u uit de geschiedenis een flinke
staatsman en zie het absurde van deze
stelling. Zie, hoe Mr. van Leeuwen van
eigen kunnen uitgaat als van een vaste
maat, waarnaar men meet.
De schoonste woorden, die tot den schei
denden Burgemeester werden gesproken
of aan hem in de pers werden gewijd,
zijn zeker wel die van den eudsten wet
houder op het oogenblik van het afscheid
geweest. De heer Delprat heeft, met
juist gevoel, den Burgemeester in deze
oude koopstad als man van zaken"
bedankt, en hem met cijfers als weleer
de Grieken met lauweren deden het
hoofd omkransd. Hij heeft doen zien hoe
Amsterdam groeit. Hoe Amsterdam groot
wordt in tonnenmaat en kilowatts. Hij
had er aan kunnen toevoegen al
was dit niet noodzakelijk, want 't een
gaat hand in hand met 't ander :
in wetenschap en kunstzinnige bedrij
vigheid. En hij heeft gezegd : Amster
dam is geen zinkend schip, het is een
trotsch vaartuig! 1) En gij, Burgemeester
van Leeuwen, hebt het bestuurd. Gij,
voor uw deel, hebt medegewerkt aan de
algemeene opkomst, die wij beleven!
Dat was de schoonste huldiging die,
voor zijn noeste vlijt, de Burgemeester
kon wenschen.
Een mensch, zelfs al is hij Burge
meester, is zeker maar yoor een heel
klein deel in die dingen : die vooruitgang
heeten van een heele stad, uitbreiding
van scheepvaart en industrie, opbloei van
kunsten en wetenschappen. Maar voor
een deel is hij dan toch scheppende
kracht, bewarende voorzichtigheid, be
schermer en bevorderaar. Ea pp het pijn
lijke oogenblik van een eenigszins tragisch
vertrek heeft wethouder Delprat de per
soon des Burgemeesters doen groeien in
het spiegelbeeld van de groeiende stad
schoonste dank, schoonste belooning.
Dat gaf eenige mildheid aan het vertrek,
een goede mildheid, die ook ons aange
naam aandeed, bij het vertrek van een
Burgemeester, die veel van zijn energie
gegeven heeft voor Amsterdam.
1) Jammer voor zijn speech, dat de wet
houder de rake plaat van Braakensiek er niet
buiten hield. Daarop zag men Amsterdam al s
Koggescbip met een financieel lek in de
zijde. Alle vooruitgang van onze stad kan
nu eenmaal niet veranderen, dat wij GEMEEN
TELIJK financieel zoo'n beetje zinkende zijn.
Het Koggeechip is niet ontredderd niet
zinkend" riep de heer Delprat uit. De heer
Delprat verwarde de financiën der
gemeentenaren met de gemeentelijke financiën.
Uit het Noorden.
IV.
Het is op 't oogenblik op 't terein van
't openbare leven bijzonder stil in Fries
land. Ofschoon de gelegenheid zelden zoo
gunstig voor propagandavergaderingen is
geweest als op dit oogenblik immers
het ij», dat anders om dezen tijd van het
jaar de meeste Friezen geheel in beslag
neemt, ontbreekt ten eenenmale laat
geen van de politieke partijen tot dusver
veel van zich hooren. Alleen heeft in de
Kerstweek de Soc.-Dem. Arb. Partij een
poging gedaan om eenige actie te brengen
in het district Schoterland, waar ze in 't
laatst van 't vorige jaar een paar
afdeelingen rijker werd, doch de meeste van
de hiertoe gehouden vergaderingen' waren
uiterst slecht bezocht.
Het verluidde dat ook mr. Limburg in
zijn nieuw district een tournee zou maken,
teneinde de Vrijzinnig-Democratische be
ginselen in Schoterland wat wortel vaster
te maken en hij is ook werkelijk aldaar
verschenen, maar begint een zeer bijzon
dere en naar ik voor hem vrees, bij de
Friezen niet erg gewilde methode in te
voeren voor intiemere kennismaking met
zijne kiezers.
De volgende advertentie prijkt n.l. in 't
Nieuwsblad van Friesland van 11 Jan.:
Mr. J. LIMBURG,
Lid der 2e Kamer der Staten-Generaal,
IS VOOR BELANGSTELLENDEN TE Sl'REKEX
VRIJDAG 14 JANUARI
's morgens van 10?1 uur op de bovenzaal
van Paul Kruger" te Heerenveen.
Zooiets werd in deze provincie tot heden
alleen nog maar vertoond door wijlen den
heer Bouwman, indertijd afgevaardigde voor
't district Harlingen, die er nog een soort
van officieel cachet aan gaf, door hier en
daar audiëntie te houden in een gemeente
huis, 't Bezoek, den man alsdan gebracht,
was echter nooit bijzonder groot en's mans
populariteit vermeerderde er niet door.
Nu, als de hierboven vermelde de eenige
manier zal zijn waarop mr. Limburg zijne
belofte, dat hij na Nieuwjaar de kennis
making met zijne kiezer* hoopte te her
nieuwen, inlost, dan voorspellen we hem
al evenmin succes.
Stel je voor: Sshoterland heeft, ruw
genomec, den vorm van een ellips, waarvan
de langste straal minstens 6 uur en de
kortste minstens 3 uur gaans is. Ik zie de
boeren, de landarbeiders, de vakbaasjes en
hunne knechten, de kleine neringdoenden
enz., enz. al bij secties loopen om hun afge
vaardigde te spreken!
Neen, mr. Limburg, als ge op die manier
de. Friezen meent te kunnen winnen, blijf dan
gerust thuis, want ge hebt dan alle kans dat
ge bij een volgende verkiezing daar, voor
wat de Friezen betreft, voor goed kunt
blijven.
Voor de variatie thans nog een
waterpraatje.
Het water toch is momentelijk het meest
besproken element in Friesland. Wij heb
ben er nu al eenige maanden lang téveel
van. 't Ontbreekt wel niet aan ongevraagde
adviezen om 't kwijt te raken, maar wel
aan middelen daartoe.
Ten opzichte van het water verkeert
Friesland overigens ten allen tijde in een
zeer bijzondere positie. Allereers't heeft het
voortdurend te kampen met de zee. roelstra
zegt daarvan in een van zijne gedichten:
Fen de wylde se bisprongen,
Tïisen keuren op ó ny,
Faek bikampe, nea bitwongen,
Wier'n de Friezen roun en f r ij;
(Door de wilde zee besprongen, duizend
maal opnieuw ; dikwijls bekampt doch nooit
bedwongen, waren de Friezen rondborstig
en vrij.)
Toch is de zee niet de grootste vijand
van Friesland en ook niet de meest ge
vreesde. Zijne dijken heeten uitstekend in
orde te zijn en in staat om met goed ge
volg den zwaar sten golfslag te trotseeren.
Maar het groote probleem, dat nog altijd
niet opgelost is en toch in Frieslands be
lang binnen niet al te langen tijd opgelost
moet worden, is: hoe naar willekeur het
overtollige water kwijt te worden en hoe
het op andere tijden naar willekeur vast
te houden.
Frieslands bodem is nl. zeer ongelijk. Ter
wijl een deel hoog gelegen is en bijna alt\jd
gebrek aan water heeft, loopt een ander
deel spoedig onder. Van de laagst gelegen
landen is voor en na een belangrijk deel
ingepolderd, zaodat men daar het waterpeil
vrijwel in z'n hand heeft door middel van
windmolens en stoomgemalen. Maar het
spreekt vanzelf dat door die inpolderingen
het bekken van den algemeenen waterstand,
de zoogenaamde boezem", is ingeperkt en
dus sneller nog dan vroeger bij grooten
regenval aanzwelt.
Daarbij komt dat de polders hun over
tollig water op dien boezem uitmalen ; door
dus het water in de polders op peil te hou
den, stijgt het dubbel snel in den boezem.
Nn kan het o'ertollige boezemwater alleen
geloosd worden door een paar zeesluizen bij
eb en gunstige wind. Dagenlang kan er
dus «oms niet worden afgestroomd. Zoo
zitten we nu op vele plaatsen al maanden
lang haast tot aan de ooren in het water
en het regent klaagliederen hierover.
In menigen zomer evenwel is 't precies
andersom ; dan zouden we wel eenige
millioenen kubieke meters water EViesland in
willen pompen. De provincie is nl. door
sneden met kanalen, die een niet groote
diepte bezitten (van l M. 30 tot 2.1 M.) en
waarop toch een drukke scheepvaart wordt
uitgeoefend, zoowel van transitoverkeer als
voor af- en aanvoer van landbouwproducten
en landbouwbenoodigdheden.
Wordt nu in het voorjaar zooveel mogelijk
water door middel van de zeesluizen ge
loosd en het boezempeil zoo laag mogelijk
gehouden^ dan hokt het bij eenige droogte
direct met de scheepvaart. Houdt men
daarentegen het boezempeil zoo hoog, dat
de laagstgelegen hooilanden er juist boven
ZJJD, dan ontstaat het gevaar dat bij eenigen
regenval deze direct weer onderloopen en
geen vrucht zullen leveren.
Geen wonder dus dat Gedeputeerde Staten,
aan wie de zorg voor het waterpeil is opge
dragen, regelmatig worden uitgefoeterd, dan
door de schippers en dan door de boeren.
Die heeren zullen dus wel in de allereerste
plaats het oogenblik zegenen waarop het een
of ander genie, of de een of andere macht
om door te zetten, den Friezen het middel
aan de hand doet om op gezette tijden het
water naar believen af- of naar behoefte
toe te voeren. Voor dat middel zou men in
Friesland wel eenige millioenen overhebben.
RADHOUD.
De Koning-Souverein.
ZlJN LEVENSWERK VAN UITEN EN VAN
1IINXEN
II. Van binnen.
De Congo heeft werkelijk een korten tijd
van liberale morgenschemering gehad. Dat
waren de eerste tijden, onmiddellijk na de
stichting der Etat Indépendant; na 't con
gres van Berlijn, waar de gezamenlijke
grootmachten der humaniteit 'n duwtje
hadden gegeven. Deze liberale opvatting,
die zich ook trouw hield aan artikel I van
de acte van Berlijn: handel en scheepvaart
zijn vry, werd echter al spoedig verdron
gen door wat men 't systeem Leopold zou
kunnen noemen. Devies: alles op en onder
den grond behoort de regeering de ande
ren handjes thuis.
Dit devies is tot aan 't tijdstip van over
dracht van den Congo aan België, ja zelfs
nog tot heden, hoog gehouden.
De Congo was vrijwel verdeeld in drie
deelen: 't nationaal-domein, 't
kroon-domein en de groote concessie-terreinen. De
regeering exploiteerde 't nationaal-domein
en 't kroon-domein, de groote rubbertrustees
exploiteerden de concessie-terreinen. In
heel de Congo waren dus eigenlijk maar
twee exploitanten: regeering en trustees.
De groote caoutchouc-maatschappijen (óók
de kleine die nog uit de liberale periode
waren overgebleven) waren echter geheel
afhankelijk van de regeering. De staat had
de helft hunner aandoeUn in portefeuille,
had hare mannetjes in hun raad van com
missarissen, ja, benoemde zelfs dikwijls
hunne directeuren. Deze
caontchouc-maatschappijen of samensmeltingen van maat
schappijen, rubbertrustees, waren dan ook
niets anders dan geheel van den staat af
hankelijke ondernemingen, die voor de
helft van de te .behalen winst een gedeelte
van dat reusachtige land voor de regeering
exploiteerden.
Hoe meer winst de rubbertrustees maak
ten, hoe meer ojk de regeering. Samen
werd hier de winst gedeeld. De regeering
hielp de trustees, de trustees loofden de
regeering voor elkaar knepen ze de oogen
toe naar buiten, tegen de concurrentie
hielden ze ze open.
Om in den Congo te kunnen handelen,
was natuurlijk 't bezit van een stuk grond
noodig. Men moest een factorij bouwen,
woning hebben, over droogschuren voor de
caoutchouc en magazijnen kunnen beschik
ken en dit alles moest liefst in volkrijke,
i» ieder geval in voor caoutchoucoogst
gunstige streek, zijn gelegen. De regeering
van de Congo heeft echter altijd elke
grondverkoop, pacht of concessioneering, syste
matisch geweigerd Geen vierkanten meter
grond, voor welken prijs ook, was in de
Congo te krijgen. Zoo werd alle vestiging
van concurrentie brutaal weg verhinderd.
De handel bleef vrij volgons de acte van
Berlijn; alleen: men kon niet komen
koopen.
Ook de rivier vaart is tooit vrij geweest
in den zin van artikel I der acte van Berlijn.
Om den boven-Congo en hare zijrivieren
te kunnen bevaren moet men boven de
watervallen van Leopoldville een boot in
elkaar zetten. Hiervoor was natuurlijk weer
toestemming der regeering noodig; om hout
te bakken voor 't stoken der stoomketel
was weer een concessie noodig. Tien meter
langs de rivieren heette de grond neutraal.
Daar woonde, wegens de altijd wisselende
waterstand, niemand. Verderop was de
grond echter of van den Staat, of van de
trustees. En alles op of in dien grond be
hoorde den Staat of hare satelieten, de
trustees. De neger die z'n hier gewonnen
caoutchouc verkocht was feitelijk een steler;
de opkooper een heler, 't Zou te ver voeren
als ik hier al de vernuftige chicanes op
somde waarmee de regeering de acte van
Berlijn te niet deed en de concurrentie
doodde. Tegen de juridische spitsvondig
heden der Congoregeering en hare
draconische verboden, was zelfs geen Portugeesch
koopman opgewassen. Dat zegt genoeg! Als
vliegen om een suikerklontje zweefden deze
heeren om de Congo lekkernijen rond. Nooit
heeft zich een er op kunnen neerzetten.
Drijvende factorijen heb ik z'e zien probeeren.
Echte durvers en Draufganger, die met
een boot katoen, koper en zout de rivier
op wilden en met ivoor en caoutchouc terug
wilden keeren. Nooit is 't ook maar een van
hen gelukt. De Congoregeering stapelde hun
zooveel hindernissen in den weg, dat ze terug
moesten keeren. Gingen ze niet, dan werd
eenvoudig op grond van bepaling zooveel
en decreet nummer zooveel hun hebbenen
houden geconfisceerd. 't Eind was tenminste
dat hun ivooroogst 't regeeringsstempel
kreeg en de door hen opgekochte caoutchouc
in derottanmanden van boeloe-matadi kwam.
Protesten hebben nooit geholpen. Europa
was doof en bleef doof en de grootmachten
die eens den jongen Congostaat bij de ge
boorte de leefregels voorschreven, hebben
werkeloos toegezien, hoe de bengel, opge
groeid, z'n voogden hoonde en bepotte. En
hier was een draai om de ooren toch wer
kelijk meer dan verdiend geweest!
Caoutchouc en ivoor n doel en n
streven. De eenig ware basis van
Afrikaansche staatseconomie. Hier zouden liede
ren zijn te zingen en liederen te huilen:
Caoutchouc die gekocht werd, caoutchouc
die als belasting binnen kwam en caoutchouc
die gemaakt" werd! Er is een tijd ge
weest, dat er een rekenkundige evenredigheid
bestond tusschen 't aantal Albinigeweren,
waarmee men er op uit trok, en 't aantal
kilo's caoutchouc, waarmee men binnen
kwam. Een tijd toen zelfs de
handels(!)maatschappijen als allerbeste ruilmiddel
hunne agenten en factorijhouders kistjes
patronen zonden; gewikkeld natuurlijk in
circulaires over humaniteit. Dat was de goede
oude tijd, waarvan oud-Congoleezen zulke
zoete herinneringen in hun binnenste be
waren. Oii sont les neiges d'antan? Die tijd
is lang geweest!
Toch komt vrijwel alle caoutchouc ook
heden nog alleen binnen door dwangmaat
regelen al is die dwang dan ook niet
bloedig. Gedwongen, genoodzaakt wordt er
toch. 't Zij direct door belastingen, zooals
de regeering dat doet; 't zij indirect door
met behulp van negerchefs, wier hebzucht
door geschenken en beloften wordt geprik
keld, de productie eener stam te schoren,
door een corps de police", door inkwartie
ring en andere middelen waarmee dan de
rubbertrustees de barometer aan de beurs
der c t c" op mooi weer houden.
Caoutchouc oogsten is een zwaar werk.
Verweg in 't oerwoud de naaste om
geving der dorpen is natuurlijk allang
leeggeplunderd dagen lang onder een provisoir
afdakje schuilen, ver van de vrouwen, van
den dans en van de maniokvelderj, dikwijls
alleen onder tropische buien in zwarte
nachten dat de boschgeesten huilen dat
lokt den indolenten neger met z'n naieve,
hoewel wreede, kinderziel, niet uit z'n hut.
Maar hij moest! Boeloe-matadi eischtte
zooveel kilo per dorp en per m'aand als be
lasting, als afbetaling op de te brengen
Europeesche kuituur. En het kwam er.
Natuurlijk! Negers zijn als witmenschen.
Ze verlangen om beheerscht te worden en
een juk te mogen dragen. Als hun
beheerscher hen niet groot genoeg is eten ze 'm
op net als wij. Ook bij hen is altijd
plaats en altijd ruimte en verlangen naar
«en die beveelt, die drukt, die boven allen
staat.
Boeloe-matadi wist dat en stuurde z'n
kinderen in 't oerwoud, met zachten dwang ;
met een tikje op den schouder, dat bij niet
willen tot een mokerslag werd. En
Boeloematadi beloonde : Drie lepels zout voor een
kilo caoutchouc, of n half eierdopje vol
koralen, of twee staafjes messing van een
lucifer dikte en een vinger lengte; vijf
kilo de oogst van minstens twee weken
zoeken en snijden en koken en wrijven in
de wildernis met n armlengte van 't
allergemeenste katoen dat ooit de
weefstoelen van Vlaanderen hebben voortge
bracht.
Eén kilo caoutchouc is tien of twaalf
franken waard, zoo als 't daar ligt aan de
kade van Antwerpen. Vijfhonderd ton
sleepte graag iedere Oongoboot huiswaarts.
Men rekene maar even.
En de handel, de eerlijke" handel; niet
het noodgedwongen belastingen innen, maar
't ruilen van wat men te veel heeft tegen
wat men gebruiken kan 't werk der
trustees? Over de ruilhandel allén
ware een dik boek vol jammer te vullen.
Want de geldlooze toestand in den
bovenCoruo, een toestand waarin men ondanks
allerlei beloften nooit eenige verandering
heeft willen brengen, was wel degelijk een
weloverwogen stelsel van uitbuiting van
profijt kloppen uit de onwetendheid van
de bevolking.
Er zijn slimme economen geweest, die hun
vingers blauw hebben geschreven op bro
chures ze werden er goed voor betaald
waarin de onmogelijkheid van den invoer
van geld in den boven-Congo duidelijk werd
aangetoond". Allerlei denkbeeldige bezwa
ren tegen de handel met klinkende schijven
werden aangesleept, door elkaar gedraaid,
saamgeylochten 't eind van een dergelijke
redenatie, minstens even verward als de
huidige berichten uit Griekenland, was dan:
Een neger wil niet eens geld! Probeer 't
maar, houdt ze maar een vijffrankstuk voor
hij neemt liever een lepel zout. Heldere,
knappe koppen, die desnoods tegen zware
betaling de rubbermagnaten een bewijs uit
't ongerijmde zouden leveren, dat de zon
om de aarde draait!
De behoefte aan geld bestaat in den
bovenCongo. Nu reeds hebb9n sommige ruilmid
delen een vasten prijs aangenomen en
vervullen de rol die 't geld zou moeten
spelen. Kleine eindjes messingdraad
(mitako's), schelpjes, kopjes of lepels zout, spelen
de rol van centiemen en stuivers. Lappen
katoen van acht yards lengte gelden als
vijffranken; dikke staven rood koper al
naar 't gewicht ook als twee, drie, vier of
vijf franken. Wat zou 't nu voor moeite zijn
geweest om daar klein geld in te voeren
en dan den negers te zeggen: Zie zoo'n
stukje rond koper is nu 't zelfde als jelui
koperdraadje, als zooveel schelj jes, of als
een lepel zout. Je kunt ze daarvoor in 't
magazijn altijd inruilen. Als je ze echter
bewaart tot je er honderd hebt, dan kun
je die bij mij verruilen voor zoo'n groote
witte schijf met de kop van den grooten
chef der blanken er op. En voor zpo'ii groote
schijf kun ja altijd in de factorij uitzoeken
wat je maar hebben wilt. Of een lap katoen,
of een blikje kruit, of een hemd, of een
flesch vol koralen, of een prachtige spiegel
in kartonnen montuur, of een tros
porceleinen menschentanden, of de versleten jas
van een variétéportier, of 't verschoten
baadje van een Engelsche tommy, of een
blikken scheermes enfin alles wat jelui
kultuurhongerige nikkers maar verlangen;
zoo'n vijffrankstuk houdt altijd z'n waarde.
Dat zou vast gaan! Het duurde geen maanden
of ook voor hunne onderlinge transacties
begonnen de negers al 't geld te gebruiken.
Ook onze voorvaderen kenden 't geld nog
niet als ruilmiddel, toen de Romeinen de
Rijn kwamen afzakken. Nu apprecieeren
hunne nazaten 't zoo, dat ze er nooit ge
noeg van hebben. Den negers, geboren
sjachelaars als ze zijn, zou 't spoedig ook
zoo gaan.
De handel zonder geld is echter voor
de rubbertrusties voordeeliger, werpt veel
grooter winsten nog af dan ooit met geld
zouden kunnen worden gehaald, omdat nu
alle onderlinge waarde-verhoudingen naar
willekeur kunnen worden vastgesteld, ver
anderd en verwrongen. De neger heeft de
vastgestelde prijzen nu maar te gelooven.
Hij moet, want ergens anders kan hij toch
niet terecht. Bij 't bestaande concessie
systeem is immers alle concurrentie buiten
gesloten; gelden dus overal dezelfde prijzen
en kan hij toch niet naar den buurman
loopen. En zoo behoeft de neger nu ook
niet te weten, dat 't kilo zout dat hij voor
z'n kilo caoutchouc ontvangt eigenlijk maar
enkele centiemen waarde heeft, terwijl het
kwart kilo koper dat hij voor een zelfde
kilo caoutchoux ook krijgt, in réeele waarde
toch weer hooger staat, 't Ontsnapt hem
nu ook, dat op de handelsartiken die hij
krijgt, reeds een vijf, zeshonderd procent
winst is behaald, al vóór dat ze zijn inge
ruild en dat de n frank ruilwaren die
hij voor z'n kilo caoutchouc van tien franken
waarde krijgt, in werkelijkheid slechts tien
a twintig centiemen is. Behoeft ook niet
te weten, voeg ik er haastig bij, want aan
de automobielband-fabricage en de
kabelwerken, die de caoutchouc eerst tot haar
waarde brachten, heeft Bambuloo ook al
geen schuld.
Er is «chter een nrg eigenaardiger en
grooter winst te knijpen uit de geldlooze
toestand in boven-Congo. Van alles wat de
negers nu krijgen voor hun moeilijk ver
worven caoutchouc, behouden feitelijk alleen
de koperen staafjes althans eenige réeele
waarde. De rest van alle opgepotte kapitaal
vergaat, dunt zeker. 't Zout dat door
de negers weer verder wordt verhaadeld
en verruilt, verdampt en versmelt, ook zon
der dat ze er aan likken, 't Katoen, voor
zoover 't niet voor kleeding wordt verbruikt
maar als betalingsmiddel verder gaat en
daarvoor wordt 't wel hoofdzakelijk aan
gewend is, als 't eenige maanden door
negerhanden ia gepasseerd, totaal waardeloos