De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 16 januari pagina 3

16 januari 1910 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1699 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. en bovendien nd een speciaal daartoe be noemd college na uitvoerig onderzoek, op grond vooral van langdurig in alle opzichten goed gedrag, een ontslagen gevangene kunnen rehabiliteeren, d. w. z. bevelen dat hem, onge acht zqn veroordeeling(en), voartaan een blanco extract nit tyn strafregister zal ge geven worden. Door dit stel maatregelen, hoopt Mr. de Jongb, zonden althans de onbillijkBte belemmeringen den onttlagen geTangenen uit den weg genomen worden. Dit is de korte inhoud van Mr. de Jongh'g praeadvief. En het mag geregi worden dat het geschreven ia in een stijl, zoo frisch en origineel, zoo rond, zoo opgewekt, zoo goed gehumeurd, dat het zelfs voor den niet be langstellenden lezer prettige lectuur moet i\jn. Het zal stellig voldoen aan de bedoeling van den tweeden diuk: propaganda-gegchrift te zqn, waardoor aan vele werkgevers duideiyk zal worden hoe onverstandig on billijk zy zich dikwyLg tegenover gewezen mUdaiigera gedragen, door op mechanische ?wijze, velen uit hnri dienst te sluiten die na tenig onderzoek d&arvoor volkomen geschikt zouden blijken. Mr. de Joagh's praeadvïes werd behandeld op de vergadering van het Genootschap tot Zedelyke verbetering van gevangenen, waar voor het geschreven was. En merkwaardig was het dat de algemeene geest der geop perde bezwaren dese was: zijn er niet ook van de verbeterde regeling die voorgesteld wordt, ernstige bezwaren te wachten analoog met de beslaande (zie b.v. de Franeche regeling!}, en is het praeadvieg wel volledig, en zelfs: moet niet liever de Staat zich geheel ontbonden (tenzij in noodzakelijke uitzonde ringsgevallen) van het geven van inlichtingen omtrent opgelegde atraffen? En te merk waardiger waren deze debatten omdat ik reien kan geruststellen door de verzekering dat de vergadering niet bestond uit lonter humanitaire maniakken die bnn misdadige troetel-kinderen het leven lekker willen maken ten koste van de maatschappij die zonder bescherming bljjft, maar uit magi; etraten, mannen van zaken, advocaten enz., practici, die den weg zochten voor een goede voor maatschappij en misdadiger nuttige crimineele politiek. : Wij verkeeren in een belangrijken tijd van : overgang (af liever: van versnelden overgang, want het proces is oud), die aardig gekarak teriseerd wordt door dezen strijd om de ' bewijzen van goed zedelijk gedrag. Er was * een tijd dat de maatschappij slechts kende de onberedeneerde geweldadige reactie tegen den misdadiger: dood of uitstooting. Wat we tegen woordig beleven is een tijd van vermelden gang naar de periode der volkomen doelbewus te, beredeneerde reactie: reactie door behande ling, door verbetering der verbeterbaar beyon; den elementen. De bewijzen van goed zedelijk . gedrag zijn middelen van simpel en onver? «tandig verweer, van onderscheidslooze uit tootiog tot kortzichtige zelfbeveiliging. De groote publiekrechterlijke en particuliere werkgevers, vreezend den last van gevaar lijke of oneerlijke knechts, en opziend tegen de moeite van individueel onderzoek, stoeten gemakshalve onderscheidsloos alle door straf geteekendea uit. Tegen deze grove wijze van verweer verzet zich een deel der publieke opinie en het genootschap tot zedelijke ver betering der gevangenen. En dit typeert de front verandering van dezen tijd: dat juist het genootschap dat optrekt tegen de Be wijzen van goed zedelijk gedrag in tegen woordige regelinp, tegen het verweermiddel van onderecheidslooze uitstooting, tevens het lichaam is dat in de laatste jaren bezig ia zich kiachtiger en jonger te maken voor de nieuwe richting: reactie door behandeling, reactie door reelasseering, van de bruikbare elementen onder de ontslagen gevangenen weldra met hulp van vele der thans nog weerstrevende werkgevers. Het komt mij voor, dat in de practijkde ' oplossing der moeilijkheden zich vanzelf zal geven. Het euvel is: dat gewezen misdadigers ! dikwijls onbillijk en dikwijls onverstandig ? door publiekrechtelijke en groote particuliere werkgevers worden uitgestooten Maar de Bewijzen van goed zedelijk gedrag zijn niet de eenige schuld daaraan in hun afschaf fing alleen ligt niet alle heil. Werkgevers die een zeer talrijk personeel in dienst heb ben, kunnen niet de moeite doen naar alle zich aanmeldende werklieden individueel te onderzoeken. Daarom, omdat ze een ge makkelijk middel van summiere controle zijn, noemde Mr. de Jongh de bewijzen van goed zedelijk gedrag, zij het in gewijzigden vorm, een verkeersbehoeüe. En die groote werk gevers kunnen er natuurlijk ook niet aan denken, aan de gestraften, die zij in hun dienst mochten nemen, de zorg van controle en bijstand te wijden, die toch voor hunne blijvende reclasseering doorgaans noodig is. ?Maar het zal, dunkt mij, zömoeten worden. Het Genootschap tot zedelijke verbetering van gevangenen of andere dergelijke vareenigingen nemen op zich de taak naar sollicitanten, die niet op de zuiverheid van hun strafregister kunnen steunen, onderzoek te doen (of: bevelen door haar reeds onder zochte gevallen aan). Tot deze taak zijn zy beter geoutilleerd en beter geneigd dan de genoemde groote werkgevers. Die veretnigingen moeten zorgen, waarschijnlijk door inrichting van een actief en kundig patrczoa krijgen, men kon hem dit wel aan zien. Onzin," antwoordde deze. Ik ben alleen wat volbloedig, dat is alles. U moet mij maar een ader laten." Aderlaten?" riep de dokter, denk je dat het je iets baten zon als ik mijn lancet in je arm prik. Er komt toch geen bloed uit, alleen maar portwijn." Onzin," bromde de agent andermaal. Ik weet immers besliet dat de ziekte waarvan u spraakt hij noemde uit beginsel deze niet bij naam zich door eenige voorteekenen aankondigt en ik zie noch vliegen noch iets zwarts..." Wat zwarts," herhaalde de dokter, het behoeft in 't geheel niet zwart te zijn. Het vorig jaar werd ik bij iemand geroepen, die zag niets dan witte kalveren." Zag hij werkelijk witte kalveren?" Daarop echter nam het spel hen zoozeer in beslag dat het gesprek staakte. In het geheele hotel was niemand die met den referendaris een party billard wilde spelen en zoo ging hij in wanhoop dien avond vroeg naar huis. Het was volle maan en de straat was hel der verlicht, maar de referendaris zag niets daarvan, hij was thans nijdiger dan ooit te voren dat men hem naar dit gat" verban nen had. Men kan hier niet homberen, niet naat, in staat te worden den werkgever* waarborgen te bieden van goed onderzoek ?aar aard en antecedenten der ontslagen ge vangenen, V»B ijverig toezicht en van verstandigen bijstand, waardoor recidive zoo moge lijk wordt belet. Tegenover den werkgever wordt open kaart gespeeld. Alleen zulke ge wezen misdadigers worden aanbe_volen waar van het te goeder trouw mogelijk is behoorlijk gedrag te verwachten. En wat meer zegt: als de levenswijze van den onder patronaat staande van dien aard wordt dat het te wachten is dat hij zich oneerlijk of gevaarlijk zal gaan gedragen, wordt de werkgever uewaarschuwt). Zoo kunnen de groote werk gevers vertrouwen krijgen (al zullen zij teleurstellingen blijven ondervinden) en ge neigd bunnen warden de onder patronaat van eene goede vereeniging staanden op aanbeveling in dienst te nemen. Dit ia een eenvoudig soort van maatschappelijke arbeidsverdeeling dat op den duur ingang moet vinden: onderzoek en toezicht afgewenteld van de schouders der groote werkgevers (die zich trouwens daarmee begrijpelijkerwijze nooit erg moeilijk gemaakt hebben, maar die daarom ook tot nu toe niet veel goede resulta ten kunnen gehad hebben van indienstneming van gewezen misdadigere) en dit onderzoek en toezicht opgelegd aan speciaal daarvoor ingerichte vereenigingen gevoelige instru menten voor de selectie van bruikbare en onbruikbare ontslagen gevangenen. Maar de werkgevers moeten helpen: bun deel van het gedeelde werk op zich nemen. De publiekrechtelijke werkgevers (Staat, Gemeente enz) moeten voorgaan: omdat zij meer direct verplichting hebben jegens het voor de gemeenschap nuttige reclasseeringswerk, en omdat za minder bestand zullen zijn tegen den druk der sterker en sterker wordende publieke opinie. Wij hebben reeds een buitenlandsch voorbeeld. Naar mij medegedeeld werd, weigert Australi emigranten die gezeten hebben maar laat al die gestraften toe die zich onder patronaat van het Leger des Heils hebben gesteld en op wie het Leger zich verbonden heeft een bepaald aantal jaren toe te zien. Dat is de manier waarop publiekrechtelijke lichamen en groote werkgevers zich zelve kunnen vrijwaren tegen schade zonder onverstandige onbillijkheid te begaan tegen vele ontslagen gevangenen. Maar zoover als Australiëof moet ik zeggen: zoover als bet Leger des Heils? zijn wij nog niet. Wat moet er intueschen worden van de Bewijzen van goed zedelijk gedrag (en van de gewoonte van inlichtingen verschaffen zooals die bij de politie heerscht: Biet geregeld en dikwijls even noodlottig) ? Verandering is in allen gevalle noodig (waartoe de tegenwoordige Minister van Jns'itie blijkens eenige ministerieele aan schrijvingen reeds het zeer gelukkige iniatief nare). En wie zich goed op de hoogte wil stellen, die kan niet beter doen dan de brochure van Mr. de Jongh te koopen, ter wijl het Hoofdbestuur van het Genootschap tot Zedelijke Verbetering van gevangenen misschien wel bereid is het gedrukte verslag van de vergadering, waarin het praeadvies behandeld werd, aan belangstellenden toe te zenden. N. MüLLEE. Grillige Histories, door J. STEUNEN. Am sterdam, D. Buij*. Een grillige verEcbijning, deze schrijver, maar een verschijning, een pereóón in ieder geval. Hy heeft zich genoeg geweerd, hij heeft gevochten, heel zy'u sehrjj versie ven. Gevochten bewust in litteraire polemiek of enkel door den dard van zijn werk. Een revolutionnair, of liever, een anarchist, zóó zien we-hem in onse huidige letteren, waartoe hij toch weer zoo weinig behoort. Immers: zijn anarchisme-van-de-letter, zy'n geestelijke bandeloosbeid heeft hem «teeds een groep, een coterie doen mijden. Doch we weten, ook de Libre-Penseurs hebben tegenwoordig hun congressen : alle vrijheid is betrekkelijk, zoodat de bandeloosheid van den auteur Steunen toch dien, zoo ges maden, band weer zoekt, als een hond, die, geslagen, druipstaartend den stok lekt, die hem heeft geslagen. Steunen is hard bezig, sictuelf on afhankelijk een manier te zoeken, een groep, waarvan hy toorshands alleen enkelen, onder wie Van der Meer, komen hem hier na l deel uitmaakt. De lijn evenwel is lastig te.vind n. Gril lig" heelt hij deze histories genoemd. Grillig is heel zijn, onmiskenbaar, taknt. Begonnen in een forsch naturalisme met een sterken, aexueeien drang, naar het felle en het kleu rige, heeft hij plotseling datzelfde naturalisme verachtelijk den eupra-naturalistischtn rug toegekeerd en zocht het in bet grillig dolende rai de ziel-buiten-evenw:cht, in het spookachtige van abnormale payehologiën. Doch ook ditn zwarten tijd kwam hij te hoven: de modetne litteratuur was te dor, te saai, kortom, ze boeide te weinig en Jan j iSteynen zette zich tot etn grappiger* roman. Ook deze roman eehijfct joi!;; Holland, dat zoo klaagt over al de narigheid in die nieuwe l boeket, nog onvoldoende gebakt te hebben, althans: do uitga .-er vau laatstgenoemd pro duct vond het noodig, uit iouttr medelijden met al die melancholische, neurasthenigcbe whisten ja winsten met drie blinden, zooals de dokter zei. Xeen, het was hier niet uit te houden l Iets moest hij toch uithalen. Den nacht wacht dronken maken? Neen, Jeepers nam nooit te veel. Of een kanonschot tegen da deur van den kantocreehter aan laten dreu nen ? Maar dat zou dadelijk uitkomen! De referendaris stond nu voor het mus- j schenhuis" en toen hij de klink oplichtte j hoorde hij als altijd overal in het klimop j weder gepiep. Eensklaps helderde zijn gelaat op ; hij zag er uit als iemand die eensklaps een lumineuzen inval krijgt. Wat er dien avond eigenlijk gebeurd is heeft niemand ooit vernomen. Juffrouw Petersen, de ho=pita van den refe rendaris, werd eensklaps wakker door een aanhoudend gepiep en zij meende tevens iemand buiten te booren rondsluipen. Daar echter de hond niet aansloeg, dacht zij dat het wel geen inbreker zou zijn en zij was juist op het punt weder in te slapen, toen zij andermaal opschrikte door een luid gepiep boven in de kamer van den referendaris het klonk juist alsof het uit den hoek kwam, waarin de ledige kooi van den papegaai stond. Zou hij vergeten hebben het raam te sluiten ? Neen, zij hoorde hem boven duidelijk heen en weer menschen, vergiftigd" met nieuw lettergoed en om tevens onze litteratuur met een niet vervelend standaardwerk te verrijken, een prijsvraag naar een zoodanig uit te schijven. Natuurlijk dat dit embryonale boek aan zekere eisenen gebonden werd. De te bespreken grilligheid stemt grillig. We hadden het over Steynen. In dit boek heeft hij een stuk of wat schetsen gebundeld, tot nu toe over verschillende tijdschriften of zijn eigen schrijftafel verspreid. Rijp en groen. Erngt en luim. Ouderweteche titels dringen zich op. Inderdaad vindt men hier van verschillende, zoo even geschetste, periodes, uit verschillende ziele-staten". Ver scheidenheid te over. Hoe dit te karakteriseeren ? Men zit in het begin met de handen in het haar. Die Steynen is een vreemde kerel. Een figuur dien je niet iederen dag tegenkomt, noch op straat, noch op je schrijftafel. Etn man, waarin blijkbaar de lezer begrijpt dat ik al deze wetenswaardigheden uit het boek van den besprokene put velerlei woelt, velerlei EÓJ; el onverklaards ie. Die met zichzelf deerlijk overhoop ligt. En die het vooral of in het geheel niet met heerechende denkbeelden", ja, met absoluut niets, wat heerscht" schijnt te kannen vinden. Tech, en dit is het meikwaardige.ishy in zijn vertellen niet een van die moderne losbollen, geen Libre E8thetique"-m»n inde litteratuur. Integendeel: voortdurend heeft hij tegen die kwaly'k begrepen vrijheid gepro testeerd. Zijn verhalen zijn strak, bijna academisch-deftig gestyleerd. Doch daar schuilt een addertje onder die deftigheid". Want men veelt, dat bij, die dingen zoo strak zeg gend, het inwendig eigenlijk uitproest. Het is het contrast lustenen het verhaalde en het verhaal, wat werkelijk comisch werkt. Maar deze comisühe kracht is niet iteeds van onvervalechte kwaliteit. Zoo gauw wordt die opdringerig, poenig. Ruikt-ie naar de bitter tafel. Telkens betrapt men zich op de wenech: ik wou, dat ik dien vent kende, die moet in gezelschap gewoon onbetaalbaar zijn l Als vertelsels, vlotte causerieën zijn al deze «ehetsen geschreven. Door een correcten, wat zonderlingen dandy verteld. Maar je weet toch niet, of hij dat nu meent, wat-ie daar zei, of... Kortom, je weet niet, zooals de term wil , wat je aan hem hebt. Dan proest hij het uit, en... dan ineens trekt-ie weer zijn strakste gezicht. Een man waarvoor bakvischjes en wat zwakzinnige jongelieden bang zullen zijn, echt eng, hoor. Maar het woord is van Coenen : laat ik van geest niet te veel kwaad spreken in dit geeetlooze land. Het werd naar aanleiding van een stuk van Oscar Wilde gebezigd. En waarlijk: aan den geest, het onverschillig, dandieuze, het hooghartig-geblaseerde, het wreede en het vlijmende van den dubbelmensch Wilde doet Steynen in zijn beste oogenblikken denker. Doch Steynen wil mser. Wilde blijft koeler, zwaarder gemas kerd. B.v.: in die dialoog tusscfcen vader en zoon (Het Kind met een groote K) is een kostelijk, een wreed-enijdend sarcasme. Trou wens in beide voorgaande stukjes over dezelfde verhouding eveneens. Wat een ware dingen zegt Steynen over dat zelfbedrog van ouders, van eigenlijk alle, hier beschreven menschen. Of liever: zeggen doet hij niets. Hy' vertelt maar, op tamelijk vlakken toon. Maar aan een even trekken van de mond hoeken, aan een even fonkelen vau de oogen voel je: hij striemt ze. Wie? Och, eigenlijk niemand. Geen bepaalde persoon. Iedereen, elk dwaas streven op zijn beurt, en elk streven immers stikt eens in dwaasheid het meest zichzelf. Dit boek is vo! zelf-ironie, vol van een spotten, zonder woorden, maar daardoor te fijner, te scherper met de neiging, het leven belangrijk te meener, terwijl het van binnen toch zoo hopeloos belachelijk ig. Zóó belachelijk, dat het niet de moeite waard schijnt het voort te zetten. Een spotten met de gewichtigheid van menschen, die meenen het leven te snappen, en enkel spelen, als malle kinderen, met den schijn, tct een wonder, iets onbegrüpbaars, hen treft. Ziedaar het verband met een vroeger ge bleken inzicht van den schrijver. Wij weten niet alles: laten we niet hoovaardig worde». Onze eigen ziel, met al haar hopelooze win dingen, met :X1 haar neigingen, booze en goede, zieke en gezonde, we kennen ze niet. We zullen ze nooit kennen. We léven immers niet : we wu:den geleefd. We zijn poppen, en de touwljes heeft een ander, een noodlot, een.... Ook in dezen, lichteren bundel zien we de ruenscljfs als automaten. Dat geeft er het griezelige aan. Het zijn alle maniakken, of... verbijsterden", zooals een eerder verschenen bundel heette. Een fignui" dus op de boekenmarkt, deze Steijncn. een grillig, apart en wel fijn talent, niet tot aroote dingen in staat, maar in het kleine bevredigend, die bij ons met twee schrijvers eenige verwantschap-naar-de»-geest vertoor.t: den fijnen novellist Hopman, die graag eer, degelijk mer^l van EngeUch farcafme met aachtmerrie-sna'ysen jet ft, en J. W. Jiroedfc'et. die in het raoppige" soms aan Si. doet denken. H. VAN J.HOK. Jooper, bijgevolg kou daar niets gebeurd zijn, maar toch sliep zij in met het vaste voornemen de kanier van den referendaris der. volgenden morgen et-ns gord na te zien. De klok stond dan ook pas op zeven uur, toen zij op haar kousen naar boven sloop. Keen. daar was niets te ontdekken. De kooi was even ledig als altoos, maar de slaapkamer van den referendaris was eveneens ledig. Deze was, tegen zijn gewoonte, blijkbaar dien morgen vroeg opgestaan. De referendaris ging juist de deur uit met het tevreden gezicht dat iemand gewoonlijk zet, wanneer hij bij uitzondering eens vroeg uit de veeren is toen hij den dokter uit het huia van dfn handelsagent zag kornr;n. De dokter schudde bedenkelijk liet hoofd. Hebt ge het al gehoord?" vroeg Lij den referendaris: Neen, wat dan ?' Dat het met den agent zoo ver is? Werkelijk?" Ja, hij liet mij een half uur geleden roepen. Hij was opgestaan en, uit het raam ziende, had hij wat roods, wat groens en wat geels ontwaard, vogels noemde hij het, op het dak en in de lucht, waarheen hij maar zag ; ik heb het hem al tien jaren geleden voorspeld.'' Zal hij het te boven komen ?" vroeg de referendaris. Meneer de Eedacteur/ Och, och, wat zijn er onder die Holland*» toch een zwaarwichtige lui! Een diep-veront waardigd Vondel-vereerder, die z\jn ergernis tegen my schuilevinkje laat spelen achter letter X (wat ik in dit geval bizonder be deesd vind), neemt het my erg kwalijk, dat ik den jubilaris Van Schoonhoven, die dertig jaren achtereen den Gijsbreght had vertoond, op l Januari jl. heb ,,gehuldigd"(?) in een toespraan, voor het grootste gedeelte uit Gijsbreght-verzen saamgesteld, voor deze gelegenheid pasklaar gemaakt." Ik heb niet minder dan heiligschennis aan Vondel gepleegd, te onvergeeflijker omdat ik nog wel Directeur van de Tooneelschool" ben. Het weerzinwekkendst van alles echter is, dat dit geschiedde onder stilzwijgende goedkeuring van de kunstlievende pers en het kunstminnend publiek." Die stilzwy'gendheid" is mij, 'tzy in alle bescheidenheid gezegd, zeker ontgaan in de by'valsbetuigingen, die ik van pers, publiek n artiesten mocht ontvangen. De heer X heeft ongetwijfeld nooit een jubilé-avond op het tooneel bijgewoond; anders zou hij niet zoo in toorn ontttoken zijn. Wat voor kwdid steekt erin bij zoo'n gelegenheid" Gijsbreght'met Gjjsbreghtwoorden toe te spreken? Ds zoo juist gehoorde verzen hoorde men nu weer, al was 't in ander verband. Vondel heeft zich, naar ik vast geloof, om mijn roekeloos gedoe niet in zijn graf omgedraaid. Neen, meneer X geeft veel geschreeuw om weinig wol. Wat ik deed hebben honderden misdreven, bij allerlei gelegenheden" en voor allerlei doeleinden. Toevallig heeft u, meneer de Redacteur, in 't zelfde nummer van het Weekblad, bet óók gedaan. De volgende bladzij geeft een teekening van de volksstel ling, waaronder, mede gewijzigd, Schiller's dichtregels: Hjj telt de hoofden van de zijnen, Geloofd zij God l niet n ontbreekt!" In beginsel zal u 't wel met me eens zijn, dat mooie verzen" wel eens toepasselijk mogen worden gemaakt. Bovendien : woorden vervliegen; ze zijn voor den oogenblikkelijkm indruk bestemd. Vindt u meneer X ook niet een erg zwaarop-de-hand-zijnden Hollander? Als hij ooit verzen maak(t), zoo schoon als die van Vondel", hoop ik waarlijk voor hem, dat hij ze zélf vóór (hij) zijn laatsten adem uitblaai(i) aan de Scheveninger golven kan opofferen." Dan kom ik kijken. Ik teeken mij gaarne, meneer de Redacteur, Uw dw. dr., A'dam, 12-1-'10. S. J. ECUHEEQ WILSON. Nu de geachte inzender zich op ons be roept, moeten wij opmerken, dat wij met de bedoeling van den piotesteeienden X hebben ingestemd. Gelijkenis tusschen het uit elkaar snijden, vervolgens op andere wija weer aan elkaar plakken van ten heel stel pasklaar" ge maakte Gijsbreght-verzen, en de eenvoudige aanhaling (vertaling J. J. L. ten Kate) van twee regels uit Schillers Glccke, is er natuurlijk in beginsel wel! (Ach, waartusschen is in beginsel geen gelijkenis.) Het is echter, dunkt ons, in deze zaken slechts een quaestie van goedf, maat houden. En hoewel wij met den heer Bouberg Wilson geen halszaak zien in zijn toegejuichle pekelzonde, konden wij niet anders dan gaarne het proces- verhaal, dat de heer X heeft gemaakt, ter griffia van ons blad deponeeren, ea het, volgens de wetten der pers, pubüceeren. BED. EDMOND ROSTAND. Nog voor Parijs gelegen heid gehad heeft Kostand's nieuwste werk, de veel besproken Chantecler" te leeren kennen, heeft de auteur met zijne schepping alreeda een vermogen verdiend. Bekend is dat de directeuren van hetThéatre Porte Sf. Martin toen het stok werd aange nomen, eenige honderdduizenden francs in voorschot hebben betaald. De uitgever Fasquelle heeft eveneens meerdere honderddui zend francs betaald voor het recht Rostand's gedicht in boekvorm te mogen uitgeven. Volgens de OU Blos is onlangs de directeur van een groot fransch weekblad tot Rostand gekomen met het voorstel hem tegen een zeer hoog honorarium de uitgave van eene geïllustreerde editie van zijn dier-komedie af te staan. Een ander, Sachet, de directeur van fl/luttration, hoorde van dit voorstel en sloeg Rostand voor hem voor 700.000 francs honorarium het recht tot publicatie van eene geïllustreerde uitgave van al zy'n werken, de Chantecler daarin begrepen, af te staan. De dichter heeft in dezen nog geen besluit ge nomen, waarschijnlijk wacht hij tot hem nog andere voorstellen worden gedaan. HEYERMANS. De Januari-afleveriag van de Bibliothèque univertelle et Bevite «uitte bevat het eerste deel van eene vertaling van Heyerman's Dor a Kremer. AMERIKAANSCHB DEFINITIE. Een magazine" is een publicatie waarin men in September in het October-nammer kan lezen over ge beurtenissen welke in Juli hebben plaats gehad. H. G. WEI.LS zal binnenkort eea humoris tische novelle uitgeven onder den titel The adventure» of M?. Polly. 40 cents p«r regel. BOUWT te NUNSPEET. Inlichtingen bij het bouwbureau Arti", aldaar. C. H. YAN DER TELDEN, Fa.«. I. BOSCH, H«{jnw. KALVERSTK. 153, b;h Spui, Amsterdam. Tal. 2045. Nomaal-OniMMn van ProfDrG Eenige Fabrikanten W.BengerSöhne Stultqarf Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstr. 157 K. F. DEÜSCHLE-BENGEE. l J Iet l'ONGEUS rijwiel yormt een op zichzelf staand type, afwijkend van het Engelsche zoowel als van het Duitsche. liet heeffc zich jrevormd naar de ^ederlandsche toestanden en den Xedevlandschea smat'.k. liet is daardoor geworden een speciaal Xederlandsch rijwiel, geschikt voor Nederlanders en voor het gebruik op Xederlandscho wegen, door zijn bouw en afwerking het Nederlandsche oog aangenaam aandoende, en ten slot te niet te duur voor de 'Xederlandsche beurs. Koopt UITSJLUITEKD BOTJEB OXDElt UIJKSCOXTKOLK. De STAAT GARANDEERT U een ONVERVA.LSCHT product, Boterliantlel SBC ID l, AREN", PRINSENGRACHT 313. TELEFOON 8935. Ik hoop bet! Ik heb hem voorloopig adergelaten en nu ligt hij raet ijs op het hoofd. Maar wat is dat in hemelsnaam nu weer?' vrors; de dokter op bet dak wijzende. Dat ? wei dat is een vogei", antwoordde de ander. Zoo ziet ge die ook", zeide de dokter, maar die is groen.' Ja, dat is hij ook." En, die daar is rood." ..Er zal van nacht een trek over de stad gekomen zijn':, zeide de refe.ren laris. .Ta, dat zou ik nn <:ok denken maar dan scheelt den handelsagent eigenlijk niets." Neen, vermoedelijk niet^; u kunt hem nu ?wei gaan geruststeller." Ja. dat kan ik wel maar ik geloof niet dat ik het doen zaï", zeide de dokter ik wil heni liefst zoo lang mogelijk in zijn dwa ling laten. Een half uur daarna wist de geheele stad dat de handelsagent een beroerte hadgebad en ook dat een partij zonderlinge trekvogels aldaar waren neergedaald. De inwoners van Hkjöping stonden den geheelen dag rnet uitgerekte halzen te kijken naar ai de bont gekleurde vogels en de redac teur van het plaatselijk Nieuweblad beraad slaagde met den burgemeester, opdat het artikel in het avondblad over de trekvogels, zoo wetenschappelijk mogelijk zou zijn en zoo doende kon men nog dienzelfden avond lezen dat zich onder de trekvogels, ijsvogels, blauwe kraaien en lozenfpreeuwen bevonden hadden. Het artikel werd door alle andere couranten in het land overgenomen en twee dagen daarna kwam een assistent van het Zoölogisch Museum naar het stadje om deze zaak te onderzoeken. Maar de trekvogels waren toen alle weder verdwenen, want 's nachts had het flink geregend bij N. O. wind en dan trekken de vogels altijd dadelijk naar het j Zu'.den, beweerde de assistent. j De handelsagent herstelde, maar ofschoon by te weten kwam dat ook anderen deze j bont gekleurde vogels hadden gezien, volgde hij toch van nu af den raad van den dokter op en dronk op den dag nooit iet a meer. De referendaris keerde tegen den zomer naar de stad terug en de drogist liet ik later bij een bizondere gelegenheid, eens ontvallen dat de verschillende kleuren waterverf, die de referendaris destijds bij hem gekocht had, misschien wel in verband konden staan met de bont gekleurde trekvogels. Maar deze veronderstelling werd van de hand gewezen, en nog lange jaren daarna werd in Hkjöping de tijdrekening zoodanig gevoerd dat men gewoonlijk zeide: Het was in het jaar vóór of twee jaar nu de zonderlinge trekvogels."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl