Historisch Archief 1877-1940
No. 1699
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
en bovendien nd een speciaal daartoe be
noemd college na uitvoerig onderzoek, op
grond vooral van langdurig in alle opzichten
goed gedrag, een ontslagen gevangene kunnen
rehabiliteeren, d. w. z. bevelen dat hem, onge
acht zqn veroordeeling(en), voartaan een
blanco extract nit tyn strafregister zal ge
geven worden. Door dit stel maatregelen,
hoopt Mr. de Jongb, zonden althans de
onbillijkBte belemmeringen den onttlagen
geTangenen uit den weg genomen worden.
Dit is de korte inhoud van Mr. de Jongh'g
praeadvief. En het mag geregi worden dat
het geschreven ia in een stijl, zoo frisch en
origineel, zoo rond, zoo opgewekt, zoo goed
gehumeurd, dat het zelfs voor den niet be
langstellenden lezer prettige lectuur moet
i\jn. Het zal stellig voldoen aan de bedoeling
van den tweeden diuk:
propaganda-gegchrift te zqn, waardoor aan vele werkgevers
duideiyk zal worden hoe onverstandig on
billijk zy zich dikwyLg tegenover gewezen
mUdaiigera gedragen, door op mechanische
?wijze, velen uit hnri dienst te sluiten die na
tenig onderzoek d&arvoor volkomen geschikt
zouden blijken.
Mr. de Joagh's praeadvïes werd behandeld
op de vergadering van het Genootschap tot
Zedelyke verbetering van gevangenen, waar
voor het geschreven was. En merkwaardig
was het dat de algemeene geest der geop
perde bezwaren dese was: zijn er niet ook
van de verbeterde regeling die voorgesteld
wordt, ernstige bezwaren te wachten analoog
met de beslaande (zie b.v. de Franeche
regeling!}, en is het praeadvieg wel volledig,
en zelfs: moet niet liever de Staat zich geheel
ontbonden (tenzij in noodzakelijke uitzonde
ringsgevallen) van het geven van inlichtingen
omtrent opgelegde atraffen? En te merk
waardiger waren deze debatten omdat ik
reien kan geruststellen door de verzekering
dat de vergadering niet bestond uit lonter
humanitaire maniakken die bnn misdadige
troetel-kinderen het leven lekker willen
maken ten koste van de maatschappij die
zonder bescherming bljjft, maar uit
magi; etraten, mannen van zaken, advocaten enz.,
practici, die den weg zochten voor een goede
voor maatschappij en misdadiger nuttige
crimineele politiek.
: Wij verkeeren in een belangrijken tijd van
: overgang (af liever: van versnelden overgang,
want het proces is oud), die aardig gekarak
teriseerd wordt door dezen strijd om de
' bewijzen van goed zedelijk gedrag. Er was
* een tijd dat de maatschappij slechts kende
de onberedeneerde geweldadige reactie tegen
den misdadiger: dood of uitstooting. Wat we
tegen woordig beleven is een tijd van vermelden
gang naar de periode der volkomen doelbewus
te, beredeneerde reactie: reactie door behande
ling, door verbetering der verbeterbaar
beyon; den elementen. De bewijzen van goed zedelijk
. gedrag zijn middelen van simpel en
onver? «tandig verweer, van onderscheidslooze uit
tootiog tot kortzichtige zelfbeveiliging. De
groote publiekrechterlijke en particuliere
werkgevers, vreezend den last van gevaar
lijke of oneerlijke knechts, en opziend tegen
de moeite van individueel onderzoek, stoeten
gemakshalve onderscheidsloos alle door straf
geteekendea uit. Tegen deze grove wijze van
verweer verzet zich een deel der publieke
opinie en het genootschap tot zedelijke ver
betering der gevangenen. En dit typeert de
front verandering van dezen tijd: dat juist
het genootschap dat optrekt tegen de Be
wijzen van goed zedelijk gedrag in tegen
woordige regelinp, tegen het verweermiddel
van onderecheidslooze uitstooting, tevens het
lichaam is dat in de laatste jaren bezig ia
zich kiachtiger en jonger te maken voor de
nieuwe richting: reactie door behandeling,
reactie door reelasseering, van de bruikbare
elementen onder de ontslagen gevangenen
weldra met hulp van vele der thans nog
weerstrevende werkgevers.
Het komt mij voor, dat in de practijkde
' oplossing der moeilijkheden zich vanzelf zal
geven. Het euvel is: dat gewezen misdadigers
! dikwijls onbillijk en dikwijls onverstandig
? door publiekrechtelijke en groote particuliere
werkgevers worden uitgestooten Maar de
Bewijzen van goed zedelijk gedrag zijn niet
de eenige schuld daaraan in hun afschaf
fing alleen ligt niet alle heil. Werkgevers
die een zeer talrijk personeel in dienst heb
ben, kunnen niet de moeite doen naar alle
zich aanmeldende werklieden individueel te
onderzoeken. Daarom, omdat ze een ge
makkelijk middel van summiere controle zijn,
noemde Mr. de Jongh de bewijzen van goed
zedelijk gedrag, zij het in gewijzigden vorm,
een verkeersbehoeüe. En die groote werk
gevers kunnen er natuurlijk ook niet aan
denken, aan de gestraften, die zij in hun
dienst mochten nemen, de zorg van controle
en bijstand te wijden, die toch voor hunne
blijvende reclasseering doorgaans noodig is.
?Maar het zal, dunkt mij, zömoeten worden.
Het Genootschap tot zedelijke verbetering
van gevangenen of andere dergelijke
vareenigingen nemen op zich de taak naar
sollicitanten, die niet op de zuiverheid van
hun strafregister kunnen steunen, onderzoek
te doen (of: bevelen door haar reeds onder
zochte gevallen aan). Tot deze taak zijn zy
beter geoutilleerd en beter geneigd dan de
genoemde groote werkgevers. Die
veretnigingen moeten zorgen, waarschijnlijk door
inrichting van een actief en kundig
patrczoa krijgen, men kon hem dit wel aan
zien.
Onzin," antwoordde deze. Ik ben alleen
wat volbloedig, dat is alles. U moet mij maar
een ader laten."
Aderlaten?" riep de dokter, denk je dat
het je iets baten zon als ik mijn lancet in
je arm prik. Er komt toch geen bloed uit,
alleen maar portwijn."
Onzin," bromde de agent andermaal. Ik
weet immers besliet dat de ziekte waarvan
u spraakt hij noemde uit beginsel deze
niet bij naam zich door eenige
voorteekenen aankondigt en ik zie noch vliegen
noch iets zwarts..."
Wat zwarts," herhaalde de dokter, het
behoeft in 't geheel niet zwart te zijn. Het
vorig jaar werd ik bij iemand geroepen, die
zag niets dan witte kalveren."
Zag hij werkelijk witte kalveren?"
Daarop echter nam het spel hen zoozeer in
beslag dat het gesprek staakte. In het geheele
hotel was niemand die met den referendaris
een party billard wilde spelen en zoo ging hij
in wanhoop dien avond vroeg naar huis.
Het was volle maan en de straat was hel
der verlicht, maar de referendaris zag niets
daarvan, hij was thans nijdiger dan ooit te
voren dat men hem naar dit gat" verban
nen had. Men kan hier niet homberen, niet
naat, in staat te worden den werkgever*
waarborgen te bieden van goed onderzoek
?aar aard en antecedenten der ontslagen ge
vangenen, V»B ijverig toezicht en van
verstandigen bijstand, waardoor recidive zoo moge
lijk wordt belet. Tegenover den werkgever
wordt open kaart gespeeld. Alleen zulke ge
wezen misdadigers worden aanbe_volen waar
van het te goeder trouw mogelijk is behoorlijk
gedrag te verwachten. En wat meer zegt:
als de levenswijze van den onder patronaat
staande van dien aard wordt dat het te
wachten is dat hij zich oneerlijk of gevaarlijk
zal gaan gedragen, wordt de werkgever
uewaarschuwt). Zoo kunnen de groote werk
gevers vertrouwen krijgen (al zullen zij
teleurstellingen blijven ondervinden) en ge
neigd bunnen warden de onder patronaat
van eene goede vereeniging staanden op
aanbeveling in dienst te nemen. Dit ia een
eenvoudig soort van maatschappelijke
arbeidsverdeeling dat op den duur ingang moet
vinden: onderzoek en toezicht afgewenteld
van de schouders der groote werkgevers (die
zich trouwens daarmee begrijpelijkerwijze
nooit erg moeilijk gemaakt hebben, maar die
daarom ook tot nu toe niet veel goede resulta
ten kunnen gehad hebben van indienstneming
van gewezen misdadigere) en dit onderzoek
en toezicht opgelegd aan speciaal daarvoor
ingerichte vereenigingen gevoelige instru
menten voor de selectie van bruikbare en
onbruikbare ontslagen gevangenen. Maar de
werkgevers moeten helpen: bun deel van
het gedeelde werk op zich nemen.
De publiekrechtelijke werkgevers (Staat,
Gemeente enz) moeten voorgaan: omdat
zij meer direct verplichting hebben jegens
het voor de gemeenschap nuttige
reclasseeringswerk, en omdat za minder bestand
zullen zijn tegen den druk der sterker en
sterker wordende publieke opinie. Wij hebben
reeds een buitenlandsch voorbeeld. Naar
mij medegedeeld werd, weigert Australi
emigranten die gezeten hebben maar laat
al die gestraften toe die zich onder patronaat
van het Leger des Heils hebben gesteld en
op wie het Leger zich verbonden heeft een
bepaald aantal jaren toe te zien. Dat is de
manier waarop publiekrechtelijke lichamen
en groote werkgevers zich zelve kunnen
vrijwaren tegen schade zonder onverstandige
onbillijkheid te begaan tegen vele ontslagen
gevangenen.
Maar zoover als Australiëof moet ik
zeggen: zoover als bet Leger des Heils?
zijn wij nog niet. Wat moet er intueschen
worden van de Bewijzen van goed zedelijk
gedrag (en van de gewoonte van inlichtingen
verschaffen zooals die bij de politie heerscht:
Biet geregeld en dikwijls even noodlottig) ?
Verandering is in allen gevalle noodig
(waartoe de tegenwoordige Minister van
Jns'itie blijkens eenige ministerieele aan
schrijvingen reeds het zeer gelukkige iniatief
nare). En wie zich goed op de hoogte wil
stellen, die kan niet beter doen dan de
brochure van Mr. de Jongh te koopen, ter
wijl het Hoofdbestuur van het Genootschap
tot Zedelijke Verbetering van gevangenen
misschien wel bereid is het gedrukte verslag
van de vergadering, waarin het praeadvies
behandeld werd, aan belangstellenden toe te
zenden.
N. MüLLEE.
Grillige Histories, door J. STEUNEN. Am
sterdam, D. Buij*.
Een grillige verEcbijning, deze schrijver,
maar een verschijning, een pereóón in ieder
geval. Hy heeft zich genoeg geweerd, hij
heeft gevochten, heel zy'u sehrjj versie ven.
Gevochten bewust in litteraire polemiek of
enkel door den dard van zijn werk. Een
revolutionnair, of liever, een anarchist, zóó
zien we-hem in onse huidige letteren,
waartoe hij toch weer zoo weinig behoort.
Immers: zijn anarchisme-van-de-letter, zy'n
geestelijke bandeloosbeid heeft hem «teeds een
groep, een coterie doen mijden. Doch we
weten, ook de Libre-Penseurs hebben
tegenwoordig hun congressen : alle vrijheid
is betrekkelijk, zoodat de bandeloosheid van
den auteur Steunen toch dien, zoo ges maden,
band weer zoekt, als een hond, die, geslagen,
druipstaartend den stok lekt, die hem heeft
geslagen. Steunen is hard bezig, sictuelf on
afhankelijk een manier te zoeken, een
groep, waarvan hy toorshands alleen
enkelen, onder wie Van der Meer, komen
hem hier na l deel uitmaakt.
De lijn evenwel is lastig te.vind n. Gril
lig" heelt hij deze histories genoemd. Grillig
is heel zijn, onmiskenbaar, taknt. Begonnen
in een forsch naturalisme met een sterken,
aexueeien drang, naar het felle en het kleu
rige, heeft hij plotseling datzelfde naturalisme
verachtelijk den eupra-naturalistischtn rug
toegekeerd en zocht het in bet grillig
dolende rai de ziel-buiten-evenw:cht, in het
spookachtige van abnormale payehologiën.
Doch ook ditn zwarten tijd kwam hij te
hoven: de modetne litteratuur was te dor,
te saai, kortom, ze boeide te weinig en Jan j
iSteynen zette zich tot etn grappiger* roman.
Ook deze roman eehijfct joi!;; Holland, dat
zoo klaagt over al de narigheid in die nieuwe l
boeket, nog onvoldoende gebakt te hebben,
althans: do uitga .-er vau laatstgenoemd pro
duct vond het noodig, uit iouttr medelijden
met al die melancholische, neurasthenigcbe
whisten ja winsten met drie blinden,
zooals de dokter zei. Xeen, het was hier niet
uit te houden l
Iets moest hij toch uithalen. Den nacht
wacht dronken maken? Neen, Jeepers nam
nooit te veel. Of een kanonschot tegen da
deur van den kantocreehter aan laten dreu
nen ? Maar dat zou dadelijk uitkomen!
De referendaris stond nu voor het mus- j
schenhuis" en toen hij de klink oplichtte j
hoorde hij als altijd overal in het klimop j
weder gepiep.
Eensklaps helderde zijn gelaat op ; hij zag
er uit als iemand die eensklaps een
lumineuzen inval krijgt. Wat er dien avond eigenlijk
gebeurd is heeft niemand ooit vernomen.
Juffrouw Petersen, de ho=pita van den refe
rendaris, werd eensklaps wakker door een
aanhoudend gepiep en zij meende tevens
iemand buiten te booren rondsluipen. Daar
echter de hond niet aansloeg, dacht zij dat
het wel geen inbreker zou zijn en zij was
juist op het punt weder in te slapen,
toen zij andermaal opschrikte door een
luid gepiep boven in de kamer van den
referendaris het klonk juist alsof het
uit den hoek kwam, waarin de ledige kooi
van den papegaai stond. Zou hij vergeten
hebben het raam te sluiten ? Neen, zij
hoorde hem boven duidelijk heen en weer
menschen, vergiftigd" met nieuw lettergoed
en om tevens onze litteratuur met een niet
vervelend standaardwerk te verrijken, een
prijsvraag naar een zoodanig uit te schijven.
Natuurlijk dat dit embryonale boek aan zekere
eisenen gebonden werd.
De te bespreken grilligheid stemt grillig.
We hadden het over Steynen. In dit boek
heeft hij een stuk of wat schetsen gebundeld,
tot nu toe over verschillende tijdschriften of
zijn eigen schrijftafel verspreid.
Rijp en groen. Erngt en luim. Ouderweteche
titels dringen zich op. Inderdaad vindt men
hier van verschillende, zoo even geschetste,
periodes, uit verschillende ziele-staten". Ver
scheidenheid te over.
Hoe dit te karakteriseeren ? Men zit in
het begin met de handen in het haar. Die
Steynen is een vreemde kerel. Een figuur
dien je niet iederen dag tegenkomt, noch op
straat, noch op je schrijftafel. Etn man,
waarin blijkbaar de lezer begrijpt dat ik al
deze wetenswaardigheden uit het boek van den
besprokene put velerlei woelt, velerlei EÓJ;
el onverklaards ie. Die met zichzelf deerlijk
overhoop ligt. En die het vooral of in het
geheel niet met heerechende denkbeelden",
ja, met absoluut niets, wat heerscht" schijnt
te kannen vinden.
Tech, en dit is het meikwaardige.ishy in
zijn vertellen niet een van die moderne
losbollen, geen Libre E8thetique"-m»n inde
litteratuur. Integendeel: voortdurend heeft hij
tegen die kwaly'k begrepen vrijheid gepro
testeerd. Zijn verhalen zijn strak, bijna
academisch-deftig gestyleerd. Doch daar schuilt
een addertje onder die deftigheid". Want
men veelt, dat bij, die dingen zoo strak zeg
gend, het inwendig eigenlijk uitproest. Het
is het contrast lustenen het verhaalde en het
verhaal, wat werkelijk comisch werkt. Maar
deze comisühe kracht is niet iteeds van
onvervalechte kwaliteit. Zoo gauw wordt die
opdringerig, poenig. Ruikt-ie naar de bitter
tafel. Telkens betrapt men zich op de wenech:
ik wou, dat ik dien vent kende, die moet in
gezelschap gewoon onbetaalbaar zijn l
Als vertelsels, vlotte causerieën zijn al deze
«ehetsen geschreven. Door een correcten, wat
zonderlingen dandy verteld. Maar je weet
toch niet, of hij dat nu meent, wat-ie daar
zei, of... Kortom, je weet niet, zooals de
term wil , wat je aan hem hebt. Dan proest
hij het uit, en... dan ineens trekt-ie weer
zijn strakste gezicht. Een man waarvoor
bakvischjes en wat zwakzinnige jongelieden
bang zullen zijn, echt eng, hoor.
Maar het woord is van Coenen : laat ik
van geest niet te veel kwaad spreken in dit
geeetlooze land. Het werd naar aanleiding
van een stuk van Oscar Wilde gebezigd. En
waarlijk: aan den geest, het onverschillig,
dandieuze, het hooghartig-geblaseerde, het
wreede en het vlijmende van den
dubbelmensch Wilde doet Steynen in zijn beste
oogenblikken denker. Doch Steynen wil
mser. Wilde blijft koeler, zwaarder gemas
kerd. B.v.: in die dialoog tusscfcen vader en
zoon (Het Kind met een groote K) is een
kostelijk, een wreed-enijdend sarcasme. Trou
wens in beide voorgaande stukjes over
dezelfde verhouding eveneens. Wat een ware
dingen zegt Steynen over dat zelfbedrog van
ouders, van eigenlijk alle, hier beschreven
menschen. Of liever: zeggen doet hij niets.
Hy' vertelt maar, op tamelijk vlakken toon.
Maar aan een even trekken van de mond
hoeken, aan een even fonkelen vau de oogen
voel je: hij striemt ze. Wie? Och, eigenlijk
niemand. Geen bepaalde persoon. Iedereen,
elk dwaas streven op zijn beurt, en elk
streven immers stikt eens in dwaasheid
het meest zichzelf.
Dit boek is vo! zelf-ironie, vol van een
spotten, zonder woorden, maar daardoor te
fijner, te scherper met de neiging, het
leven belangrijk te meener, terwijl het van
binnen toch zoo hopeloos belachelijk ig. Zóó
belachelijk, dat het niet de moeite waard
schijnt het voort te zetten. Een spotten met de
gewichtigheid van menschen, die meenen het
leven te snappen, en enkel spelen, als malle
kinderen, met den schijn, tct een wonder,
iets onbegrüpbaars, hen treft.
Ziedaar het verband met een vroeger ge
bleken inzicht van den schrijver. Wij weten
niet alles: laten we niet hoovaardig worde».
Onze eigen ziel, met al haar hopelooze win
dingen, met :X1 haar neigingen, booze en
goede, zieke en gezonde, we kennen ze niet.
We zullen ze nooit kennen. We léven immers
niet : we wu:den geleefd. We zijn poppen,
en de touwljes heeft een ander, een noodlot,
een....
Ook in dezen, lichteren bundel zien we
de ruenscljfs als automaten. Dat geeft er het
griezelige aan. Het zijn alle maniakken, of...
verbijsterden", zooals een eerder verschenen
bundel heette.
Een fignui" dus op de boekenmarkt, deze
Steijncn. een grillig, apart en wel fijn talent,
niet tot aroote dingen in staat, maar in het
kleine bevredigend, die bij ons met twee
schrijvers eenige verwantschap-naar-de»-geest
vertoor.t: den fijnen novellist Hopman, die
graag eer, degelijk mer^l van EngeUch
farcafme met aachtmerrie-sna'ysen jet ft, en
J. W. Jiroedfc'et. die in het raoppige" soms
aan Si. doet denken.
H. VAN J.HOK.
Jooper, bijgevolg kou daar niets gebeurd
zijn, maar toch sliep zij in met het vaste
voornemen de kanier van den referendaris
der. volgenden morgen et-ns gord na te zien.
De klok stond dan ook pas op zeven uur,
toen zij op haar kousen naar boven sloop.
Keen. daar was niets te ontdekken. De kooi
was even ledig als altoos, maar de slaapkamer
van den referendaris was eveneens ledig.
Deze was, tegen zijn gewoonte, blijkbaar dien
morgen vroeg opgestaan.
De referendaris ging juist de deur uit met
het tevreden gezicht dat iemand gewoonlijk
zet, wanneer hij bij uitzondering eens vroeg
uit de veeren is toen hij den dokter uit
het huia van dfn handelsagent zag kornr;n.
De dokter schudde bedenkelijk liet hoofd.
Hebt ge het al gehoord?" vroeg Lij den
referendaris:
Neen, wat dan ?'
Dat het met den agent zoo ver is?
Werkelijk?"
Ja, hij liet mij een half uur geleden roepen.
Hij was opgestaan en, uit het raam ziende,
had hij wat roods, wat groens en wat geels
ontwaard, vogels noemde hij het, op het dak
en in de lucht, waarheen hij maar zag ; ik
heb het hem al tien jaren geleden voorspeld.''
Zal hij het te boven komen ?" vroeg de
referendaris.
Meneer de Eedacteur/
Och, och, wat zijn er onder die Holland*»
toch een zwaarwichtige lui! Een diep-veront
waardigd Vondel-vereerder, die z\jn ergernis
tegen my schuilevinkje laat spelen achter
letter X (wat ik in dit geval bizonder be
deesd vind), neemt het my erg kwalijk, dat
ik den jubilaris Van Schoonhoven, die dertig
jaren achtereen den Gijsbreght had vertoond,
op l Januari jl. heb ,,gehuldigd"(?) in een
toespraan, voor het grootste gedeelte uit
Gijsbreght-verzen saamgesteld, voor deze
gelegenheid pasklaar gemaakt."
Ik heb niet minder dan heiligschennis aan
Vondel gepleegd, te onvergeeflijker omdat ik
nog wel Directeur van de Tooneelschool"
ben. Het weerzinwekkendst van alles echter
is, dat dit geschiedde onder stilzwijgende
goedkeuring van de kunstlievende pers en
het kunstminnend publiek."
Die stilzwy'gendheid" is mij, 'tzy in alle
bescheidenheid gezegd, zeker ontgaan in de
by'valsbetuigingen, die ik van pers, publiek
n artiesten mocht ontvangen.
De heer X heeft ongetwijfeld nooit een
jubilé-avond op het tooneel bijgewoond;
anders zou hij niet zoo in toorn ontttoken
zijn. Wat voor kwdid steekt erin bij zoo'n
gelegenheid" Gijsbreght'met
Gjjsbreghtwoorden toe te spreken? Ds zoo juist gehoorde
verzen hoorde men nu weer, al was 't in
ander verband. Vondel heeft zich, naar ik
vast geloof, om mijn roekeloos gedoe niet in
zijn graf omgedraaid.
Neen, meneer X geeft veel geschreeuw om
weinig wol. Wat ik deed hebben honderden
misdreven, bij allerlei gelegenheden" en voor
allerlei doeleinden. Toevallig heeft u, meneer
de Redacteur, in 't zelfde nummer van het
Weekblad, bet óók gedaan. De volgende
bladzij geeft een teekening van de volksstel
ling, waaronder, mede gewijzigd, Schiller's
dichtregels:
Hjj telt de hoofden van de zijnen,
Geloofd zij God l niet n ontbreekt!"
In beginsel zal u 't wel met me eens zijn,
dat mooie verzen" wel eens toepasselijk
mogen worden gemaakt. Bovendien : woorden
vervliegen; ze zijn voor den oogenblikkelijkm
indruk bestemd.
Vindt u meneer X ook niet een erg
zwaarop-de-hand-zijnden Hollander?
Als hij ooit verzen maak(t), zoo schoon
als die van Vondel", hoop ik waarlijk voor
hem, dat hij ze zélf vóór (hij) zijn laatsten
adem uitblaai(i) aan de Scheveninger golven
kan opofferen." Dan kom ik kijken.
Ik teeken mij gaarne, meneer de Redacteur,
Uw dw. dr.,
A'dam, 12-1-'10. S. J. ECUHEEQ WILSON.
Nu de geachte inzender zich op ons be
roept, moeten wij opmerken, dat wij met de
bedoeling van den piotesteeienden X hebben
ingestemd. Gelijkenis tusschen het uit elkaar
snijden, vervolgens op andere wija weer aan
elkaar plakken van ten heel stel pasklaar" ge
maakte Gijsbreght-verzen, en de eenvoudige
aanhaling (vertaling J. J. L. ten Kate) van
twee regels uit Schillers Glccke, is er natuurlijk
in beginsel wel! (Ach, waartusschen is in
beginsel geen gelijkenis.)
Het is echter, dunkt ons, in deze zaken
slechts een quaestie van goedf, maat houden.
En hoewel wij met den heer Bouberg Wilson
geen halszaak zien in zijn toegejuichle
pekelzonde, konden wij niet anders dan gaarne het
proces- verhaal, dat de heer X heeft gemaakt,
ter griffia van ons blad deponeeren, ea het,
volgens de wetten der pers, pubüceeren.
BED.
EDMOND ROSTAND. Nog voor Parijs gelegen
heid gehad heeft Kostand's nieuwste werk,
de veel besproken Chantecler" te leeren
kennen, heeft de auteur met zijne schepping
alreeda een vermogen verdiend.
Bekend is dat de directeuren van hetThéatre
Porte Sf. Martin toen het stok werd aange
nomen, eenige honderdduizenden francs in
voorschot hebben betaald. De uitgever
Fasquelle heeft eveneens meerdere honderddui
zend francs betaald voor het recht Rostand's
gedicht in boekvorm te mogen uitgeven.
Volgens de OU Blos is onlangs de directeur
van een groot fransch weekblad tot Rostand
gekomen met het voorstel hem tegen een
zeer hoog honorarium de uitgave van eene
geïllustreerde editie van zijn dier-komedie
af te staan. Een ander, Sachet, de directeur
van fl/luttration, hoorde van dit voorstel en
sloeg Rostand voor hem voor 700.000 francs
honorarium het recht tot publicatie van eene
geïllustreerde uitgave van al zy'n werken, de
Chantecler daarin begrepen, af te staan. De
dichter heeft in dezen nog geen besluit ge
nomen, waarschijnlijk wacht hij tot hem nog
andere voorstellen worden gedaan.
HEYERMANS. De Januari-afleveriag van de
Bibliothèque univertelle et Bevite «uitte bevat
het eerste deel van eene vertaling van
Heyerman's Dor a Kremer.
AMERIKAANSCHB DEFINITIE. Een magazine"
is een publicatie waarin men in September
in het October-nammer kan lezen over ge
beurtenissen welke in Juli hebben plaats
gehad.
H. G. WEI.LS zal binnenkort eea humoris
tische novelle uitgeven onder den titel The
adventure» of M?. Polly.
40 cents p«r regel.
BOUWT te NUNSPEET.
Inlichtingen bij het bouwbureau Arti",
aldaar.
C. H. YAN DER TELDEN, Fa.«. I. BOSCH, H«{jnw.
KALVERSTK. 153, b;h Spui, Amsterdam. Tal. 2045.
Nomaal-OniMMn
van
ProfDrG
Eenige
Fabrikanten
W.BengerSöhne
Stultqarf
Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstr. 157
K. F. DEÜSCHLE-BENGEE. l
J Iet l'ONGEUS rijwiel yormt een op zichzelf staand type, afwijkend
van het Engelsche zoowel als van het Duitsche.
liet heeffc zich jrevormd naar de ^ederlandsche toestanden en den
Xedevlandschea smat'.k.
liet is daardoor geworden een speciaal Xederlandsch rijwiel, geschikt
voor Nederlanders en voor het gebruik op Xederlandscho wegen, door
zijn bouw en afwerking het Nederlandsche oog aangenaam aandoende, en
ten slot te niet te duur voor de 'Xederlandsche beurs.
Koopt UITSJLUITEKD BOTJEB OXDElt UIJKSCOXTKOLK.
De STAAT GARANDEERT U een ONVERVA.LSCHT product,
Boterliantlel SBC ID l, AREN", PRINSENGRACHT 313. TELEFOON 8935.
Ik hoop bet! Ik heb hem voorloopig
adergelaten en nu ligt hij raet ijs op het
hoofd. Maar wat is dat in hemelsnaam nu
weer?' vrors; de dokter op bet dak wijzende.
Dat ? wei dat is een vogei", antwoordde
de ander.
Zoo ziet ge die ook", zeide de dokter,
maar die is groen.'
Ja, dat is hij ook."
En, die daar is rood."
..Er zal van nacht een trek over de stad
gekomen zijn':, zeide de refe.ren laris.
.Ta, dat zou ik nn <:ok denken maar
dan scheelt den handelsagent eigenlijk niets."
Neen, vermoedelijk niet^; u kunt hem nu
?wei gaan geruststeller."
Ja. dat kan ik wel maar ik geloof niet
dat ik het doen zaï", zeide de dokter ik
wil heni liefst zoo lang mogelijk in zijn dwa
ling laten.
Een half uur daarna wist de geheele stad
dat de handelsagent een beroerte hadgebad
en ook dat een partij zonderlinge trekvogels
aldaar waren neergedaald.
De inwoners van Hkjöping stonden den
geheelen dag rnet uitgerekte halzen te kijken
naar ai de bont gekleurde vogels en de redac
teur van het plaatselijk Nieuweblad beraad
slaagde met den burgemeester, opdat het
artikel in het avondblad over de trekvogels,
zoo wetenschappelijk mogelijk zou zijn en zoo
doende kon men nog dienzelfden avond lezen
dat zich onder de trekvogels, ijsvogels, blauwe
kraaien en lozenfpreeuwen bevonden hadden.
Het artikel werd door alle andere couranten
in het land overgenomen en twee dagen
daarna kwam een assistent van het Zoölogisch
Museum naar het stadje om deze zaak te
onderzoeken. Maar de trekvogels waren toen
alle weder verdwenen, want 's nachts had
het flink geregend bij N. O. wind en dan
trekken de vogels altijd dadelijk naar het
j Zu'.den, beweerde de assistent.
j De handelsagent herstelde, maar ofschoon
by te weten kwam dat ook anderen deze
j bont gekleurde vogels hadden gezien, volgde
hij toch van nu af den raad van den dokter
op en dronk op den dag nooit iet a meer.
De referendaris keerde tegen den zomer
naar de stad terug en de drogist liet ik later
bij een bizondere gelegenheid, eens ontvallen
dat de verschillende kleuren waterverf, die
de referendaris destijds bij hem gekocht
had, misschien wel in verband konden staan
met de bont gekleurde trekvogels. Maar deze
veronderstelling werd van de hand gewezen,
en nog lange jaren daarna werd in Hkjöping
de tijdrekening zoodanig gevoerd dat men
gewoonlijk zeide: Het was in het jaar vóór
of twee jaar nu de zonderlinge trekvogels."