De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 23 januari pagina 1

23 januari 1910 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

B*. 1700 DE AMSTERDAMMER A°. 19 10. WEEKBLAD VOOR NEDEBLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. recLaotie -van. Ikdj?. IEEL 3?. L. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 1.50, fr. p. post f 1.65 r. mail 10. Zondag 23 Januari Advertentiën van l?5 regels f 1.25, elke regel meer. Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel ?0.25 . 0.30 . 0.40 ; INHOUD: ; VAN VERRE EN VAN NABIJ: Blief uit «en vrouwen-staat. Kroniek. Haagsche Brieyen, door Jan Brameen. Geen , arteeiech" drinkwater voor Amsterdam, door prof. dr. Eag.DnboiB. FEUILLETON: De bankiers <ran het Roode Schild. Naar het Engelscb, T«n F. Martin. KUNST EN LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. A verkamp. Leander Schlege), door Ant. A verkamp Om schenkingen aan Musea, door Plas echaert. De Heilige Catharina vanSiëna, lieven en Brieven, door S. Erens-Bouvy, beoord. door mr. A. C. B. Arte. Een zon derling plan, door R. _ VROUWENRUBRIE£: Gedenkboek, met afb., door Job. W. A. Naber. DeBengel. ALLTRUEI, door Vlinder. UIT DE NATUUR, door E. Heimanp. Dr. A. Berger, In Afrika's Wildkammern, met afb., door Frans Coenen. P. H. Hngenholtz Jr. met portret, door dr. H. I* Oort. Heraldiek, door T. v. d. Laars Agnes-Patience, met afb., naar W. Dalton. Wetenschappelijke Varia: Het ontstaan der Maankrater?, door P. van Olst. INGE ZONDEN. De komeet van Halley, door H. G. Ibelp. FINANCIEEL E EN OECONOMISCHE KRONIEK, door v. d. M. en V. d. S. Brieven van Oom Jodocns. LXI. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVERTENTIEN. iiiiiHimiiiiiiimiiiimiiiiiiiiiiHiiii Brief uit een Vrouwen-staat. Correspondentie. Ten oosten van Dakotah ligt in Amerika de staat Muliërcula, een vrouwen-staat. Amerika is het land der onbegrensde mogelijkheden! Nu is de Muliërculeesche maatschappij nauwelijks in enkele opzichten van de onze, en van de Noord-Amerikaansche in het algemeen, verschillend. Door de straten van haar steden loopend, hebt gij niet den indruk te midden van andere verhoudingen te verkeeren als in Europa. De dikke groenteboer klapt er even lustig met zijn zweep boven zijn mager paardje, de winkelier is bedrijvig, mis schien bedrijviger, te midden van zijn klanten, de rechter loopt ernstig met een groote portefeuille onder zijn arm, en het hoogere-burgerschoolmeisje flaneert naar school met de flirt in haar oogen. JNet als bij ons. Net als overal. Toch is deze staat politiék-gesproken een ataat-op-zijn-kop. Terwijl de man er alle betrekkingen bekleedt, die hem in Europa, zoogoed als in de Vereenigde Staten, sedert eeuwen toekomen, terwijl hij er net zoo goed als bij ons het hoofd des gezins is, terwille van de winste ns feindliche Leben" trekt, als vrouw en dochters met huiselijke n arbeid en pianospel hare dagen op het edelst vullen, zijn ginds de vrouwen de leidsters der politiek, zijn het de vrouwen, die uitsluitend over de dingen der staat kunde beschikken in hare vrouwen-par lementen en vrouwen-gemeenteraden, is het de vrouw, die kiest" en die ge kozen wordt." Het is daar dus geen matriarchale maat schappij in den eigenlijken zin, zooals die nog op onze aarde op zér enkele plaatsen voorkomt, maar wij ontmoeten er een tusschenvorm. Een afgedwaald leerling van George Fox, den vader, zoo als men weet, der Kwakers, stichtte de eerste kolonie, waaruit de thans bloeiende vrouwenstaat Muliërcula ontstaan is. De overwegingen, die hem hiertoe voer den, blijken u straks vanzelf in den loop van dezen brief. Want ik heb er een openbare verga dering bijgewoond, door den Muli rculeegchen Bond voor Mannenkiesrecht" uitgeschreven in een dusgenaamd American-Hptel". Deze vergadering, door een man, wiens naam ginds een goeden klank heeft, voorgezeten, verliep in alle op zichten naar de eischen van iedere wel levende hervormingsgezindheid. De gansene zaal was gevuld met mannen, ook uit de beste kringen die, zeer ver langend naar een verandering in de wet geving ten hunnen behoeve, de woorden als het ware van de lippen lazen der gevierde politieke spreeksters van dien avond. Ik zat met mijn gastheer, een oudpredik int, in een der voorste rijen. Een academievriend van hem, man op jaren reeds, in wiens indrukwekkende baard de helft van het edele gelaat zich ver borg wanneer hij peiasde leek hij niet op den Nederlandschen staatsman de Beaufort ? vergezelde ons. Nu een maal van gelijkenissen gespuoken: mijn oud-predikant, hoe kon het zoo treffen, was werkelijk sprekend uw dr. de Visser. Hij had hetzelfde Amerikaansche mannenvan-zaken-gezicht, dezelfde Amerikaan sche mannen-van-zaken-oog-glazen, de zelfde vertrouwen-wekkende blik. De eerste spreekster was een steilorthodoxe dame, die uitgaande van Bijbel teksten en van de traditie der afgescheidenkwakersche gemeente, van oudsher zeer vijandig gestemd was geweest tegen de verleening van politieke rechten aan de mannen. In de laatste jaren was in Muliërcula de stroom des tij ds" echter te sterk geworden ook voor de meest behoudende beenen, en de arme spreek ster ging dus het was mij voorspeld eenige passen doen in de richting voor mannen gunstig. Haar zonder geestdrift volvoerde manoeuvre geschiedde op deze plechtige manier: Het mannen vraagstuk van dezen tijd", zeide de even handige als godvruchtige dame, is van zoo ingewikkelden aard, dat voor een beantwoording daarvan een meeting wel de slechtste plaats is". Toen hiermede de indruk was gewekt, dat men niemand kon kwalijk nemen van opinie veranderd te zijn op een zoo geleerd gebied, dat meeting-gangers er zeker niet thuis zijn, ging zij in climax verder: Het is een der urgentste vraagstukken van dezen tijd, misschen nog urgenter dan voor Europa het Oostersche en voor de gansche wereld het Joden-vraagstuk!" Een stilte kwam over de eerst onrus tige mannen. Men zag de politieke leid ster haar hoofd in den nek werpen, hetgeen een zeker teeken geacht werd, dat zij met de gevreesde Bijbelteksten van grooten invloed op de meeste Muliërculeezen zou gaan slingeren. Daar heb je het," zei mijn dr. de Vis ser, en zenuwachtig schudde hij het hoofd: Een verkeerd man zal krakeel inwerpen!, aldus Spreuken 16. 28", klonk het luide van het podium. De gevaren aan de invoering van mannen kiesrecht verbonden moogt gij, mijne toehoorders, nooit te gering schatten! Hoevele malen zult gij lezen in de boeken, die ons een richtsnoer zijn voor dit leven, dat eene goddelooze geest" heerschte over de vergaderingen der mannen"! De vergaderingen der tiran nen zoeken mijn ziel!" Mijn deskundige gastheer schoof op zijn zetel steeds zenuwachtiger heen en weer: Bijbel teksten, Bijbelteksten!" mopperde hij tegen, met Bijbelteksten kan men alles waar maken!" Der mannen taak in de maatschappij is het zoeken van het dagelijksch brood voor hun gezin, hun zorg is steeds op de materie gericht! Hun karakter-eigenschappen als heerschzucht, hardheid en winstbejag, zijn hun goede wapens in den strijd om 't bestaan. Het zijn slechte eigenschappen tot stutting van een rechtvaardig Staats bestuur! Zoo zien de oude Boeken het in, zoo luidt ons Burgerlijk Wetboek. Twee redenen voor n om zeer nauw op te letten, nu wij aan de geestesstrooming des tijds concessies moeten dp,en! Niet allen mannen het stemrecht l" U zult het wel zoo draaien, dat u niet voor ons mannen, maar voor uw conservatisme zorgt!" riep een stem achter mij. . Er was even beweging. Toen barstte hiervoor applaus los. Mijn goede predi kant de Visser (zooals ik hem zal blij ven noemen om de treffende gelijkenis) klapte luid in de handen. 1) Het was mij, gelijk gij denken kunt, wonderlijk te moede. Deze wanhopige strijd, dit met tragisch gebaar toegeven aan een modernisme van een bescheiden mannenkiesrecht leek mij de wereld van ons (ik durf in tweestrijd nu-1 meer zeggen: de normale wereld) op haar kop zetten. En nog was ik niet be komen van de verwarring der indrukken, toen een tweede dame, een autoriteit, naar bleek, der liberale politieke dames, op de spreeksters-verhooging trad. Zij was, gelijk trouwens de vorige, lid van de Staten van Muliërcula. Ook deze, zoo legde mij de op Mr. de Beaufort gelijkende heer, die ons verfezelde, uit, was in de laatste jaren ezig haar draai te nemen. Ik zal uitermate kort zijn" zeide zij: hetgeen zij illustreerde, op de wijze van alle goede redenaars, door zich met groote zorg een glas water in te schenken. Men moet wel kort zijn," fluisterde mijn Mr. de Beaufort mij in de ooren, 1) en 2) De man, die in Nederland dezen naam draagt, zou wellicht niet van deze gezind heid blijk hebben gegeven, want toevallig leek de redevoering, die deze heer hield over wouwen-kiesrecht, óók in een AmericanHótel", mutatis mutandis nog al sterk op de rede der geciteerde spreekster.... wanneer men als liberale spreekster zonder Bijbelteksten zijn draai moet nemen!" Mijn standpunt is," hervatte dan de politieke leidster, dat de uitsluiting van den man van het kiesrecht in beginsel behoort te worden opgeheven." Mijn standpunt," hoord» ik mompe len, mijn standpunt" zeg nu maar, dat je toegeeft aan aandrang, en dat je standpunt een bewegelijk punt is!" Toen kwam een lofprijzing op de mannenwaarde. De Muliërculeesche man, flink, eigenwaarde, doorzicht, allerlei deugden: toch zou ik niet gaarne aan allen in volle vertrouwen het kiesrecht geven, waar zooveel verschil in ontwik keling aanwezig is!" Een gedempt gelach steeg rondom mij op. Ik moest wel meedoen. In zijn z waren baard scheen mijn Mr. de Beaufort zachtjes te schuddebollen van genot. Het pleizier over deze aardige voor den-gekhouderij van een gansche vergadering keek hem prettig zijn oogen uit: Daar zijn nu vast alle vrouwen van ons land stemgerechtigd", lachte hij, en nu zal die conservatieve dame ons speciaal gaan uitlezen!" 2) Maar, och, het doet er niet toe," zei hij, en mijn gastheer bevestigde het, dit is alles maar een beetje praten, ons stem recht gaan we krijgen, daar helpen geen teksten en geen standpunten aan." Het zal zeker ook in Nederland, waar de groote massa der mannen dit recht geniet, belangstelling wekken te ver nemen, dat aan dit waarlijk verregaand onrecht tegenover ons mannen in de overigens zoo merkwaardige staat Muliër cula een einde gaat komen. KEONÏEK. EEN AANKLACHT. Volgens een reisverhaal van den bekenden liedjeszanger-journalist Blokzijl in het Han delsblad, zou bij gelegenheid van een bezoek aan Atjeh de heer Van Kol bedrogen zijn ge woiden door den toen maligen gouverneur Van Heutsz en zijn officieren. Heel Atjeh lacht nog", verklaart de schrijver, als aan die slim voorbereide" inspectie-reis van het Tweede Kamerlid wordt gedacht. Den heer Van Kol kan deze tirade niet treffen. Door vriend en vijand, en meer dan eens, o. a. door den heer Idenburg als Minister van Koloniën, is aan zijn groote werkzaamheid, doorzicht en kunde openlijk hulde gebracht. Dit wordt niet weggewischt door lachen in een overigens zeker ge zellige sociëteit. Maar er komt hier een andere vraag op de lippen: Moet het kunnen gezegd worden, dat een volksvertegenwoor diger, op belangelooze onderzoekingsreis in onze verre Koloniën, door de autoriteiten bedrogen wordt? Is daar niet een beetje de eer, o. a. van den tegenwoordigen Gou verneur-Generaal mee gemoeid 'i "Wij lezen hoe de heer Van Heutsz aan den Parijschen correspondent van het Han delsblad de verzekering gaf, dat de heer Charles Boissevain mede door eigen aan schouwing volkomen op de hoogte is van de voor Indiëbelangrijke quaesties, die in den laatsten tijd op den voorgrond getreden zijn". Hier mag men dus vragan denkende aan de reis van den heer Boissevain naar Sumatra's Westkust en aan zijn beroemd telegram heeft de inmiddels GouverneurGeneraal geworden Atjeh-man ook dézen heer een rad voor de oogen gedraaid? Is dat wellicht systeem tegenover Neder land, dal er toch niets van weet en hoeft te weten" ? Ka zou daar dan maar niet eens een vraag over kunnen worden gedaan ter plaatse waar dit van invloed kan wezen? Het Handelsblad, in dubbelen zin er b\j betrokken, interesseert het misschien ook. * * lx SI.AAI'HKOEK VS KABAAL In een der voornaamste dagbladen van onzen Oost, het Nieuws van den Dag voor Ned. Indië, vonden wij het volgende entrefilet: Verkeerd bezorgd. Een onzer Eedactie-leden, de Heer A. Deening let alsjeblieft op voornaam en twée's kreeg gisteren per abuis het volgende gedrukte epistel, open verzonden: W. J. DIJKSTRA Semarang, 18?111909. Zaakwaarnemer. Den WelEdg. Heer M. Dening Batavia. Van de Heeren Charis en Co., fotografen, ontving ik ter incasseering eene protectie op U groot ?8.60. Dientengevolge verzoek ik U beleefd, ter voorkoming van gerechtelijke invor dering, gemeld bedrag binnen drie dagen na heden aan -mij te willen voldoen. Hoogachtend L'w d w. dienaar (Wg) W. J. DlJKSTHA. Nu hebben wij vroeger een Mijnheer M. Dening te Batavia gekend, en aan dezen heer hebben wij, zonder ons een oogenblik te bezinnen, het prettige do cument doorgezonden, met het bijgaande briefje: Batavia, 23 Nov. '09. Waarde etc. Hierbij heb ik het genoegen U een document aan te bieden, waarvan vorm en inhoud U wel niet geheel onfamiliaar zullen voorkomen. Steeds in analoge gevallen tot gelijke hulpvaardigheid bereid, etc. etc. t. t. (volgt handteekening). Wij hebben, om den achterstalligen schul denaar niet nog eens te manen, de namen, voor zoover noodig, onherkenbaar gemaakt. In het Indische blad staan ze echter ge moedelijk open en bloot. Wat zegt men van de huiselijke verhoudingen waarin dit mogelijk is? Alleraardigste journalistiek in slaapbroek en kabaai! Och, och geachte Kedactie, wij zijn daar hier nog te preutsch voor l Haagsche Brieven. VI. Het verkeer zooals het stroomt door de straten, pleinen, graohien en stegen en sloppen; het verkeer zooals het zich open baart in het haastig rennen der werkers, opgejaagd door den onmeedoogenden drang van den broodstrijd, of in het langzaam gedrentel van kijkende vreemdelingen en nietsdoende weeldemenschen; het verkeer, zooals het in elk jaargetijde, bij elke weers gesteldheid zich handhaaft in eeuwig be weeg, het verkeer is het bloed van het levende lichaam der stad. Naar den omvang, dn intensiteit, de toe neming van het verkeer wordt de belang rijkheid eener etad, hare kans op vooruit gang en ontwikkeling beoordeeld. Zoo is den Haag in de laatste helft der negentiende eeuw gt. eds meer het aantrekkingspunt voor menschen uit allerlei levenskring geworden. En zooals een levend organisme het voed sel, dat het ontvangt, omzet in bloed, zoo heeft de residentie de vermeerdering van haar inwonertal allereerst omgezet in een toeneming van haar verkeer. Dat verkeer is ten slot te de stad over het hoofd gegroeid. De straten werden sinds jaren te nauw om het te kunnen be vatten. Het probleem om verkeerswegen te krij gen, die aan de stijgende behoefte voldeden, werd moeilijker om op te lossen, naarmate de urgentie dezer oplossing toenam. Tot dusver had men het voorzien in de behoefte aan woningen en verkeerswegen overgelaten aan ... het particulier ini tiatief". Kn de resultaten van deze methode waren de gewrochten der bouwspeculatie. Als een groep speculanten in het bezit was gekomen van een of ander stuk grond, dicht aan de grens van de bebouwde kom der gemeente, werd tiuks een stratenplan gemaakt; was daarop de goedkeuring van het gemeentebestuur verkregen, dan begon men te bouwen. En weldra was dan het aantal buiten wijken onzer stad weer met n vermeerderd. Of de nieuwe wijk in het kader der stad zou passen, of' zij op doelmatige wijze met de overige buitenwijken en met de binnenstad was verbonden, dat kwam er allemaal maar weinig op aan. De hoofd zaak was en bleef, dat de grond en de huizen rendeerden. Men heeft eindelijk ingezien, dat met deze anarchistische wijze van stedenbouw moest worden gebroken en dat ook de ver grooting eener stad moest geschieden vol gens een vast plan, en volgens regelen, die zoowel aan de eischen van het verkeer als aan die van het aesthetisch karakter waren ontleend. En zoo heeft men dan mede door het voorbeeld van Amsterdam gedreven ten slotte aan den bekwamen bouwmeester Berlage opgedragen, om een algemeen uit breidingsplan te maken. De heer Berlage heeft zich van zijn taak gekweten, op een wijze, als van hem ver wacht worden kon. In zijn Uitbreidingsplan, dat hij in December 1908 indiende, heeft hij den Haag omringd, met een net van straten, pleinen, plantsoenen en parken, die hoezeer elk hun eigen karakter hebbend d.w.z. het karakter van de wijk waarin zij zullen liggen toch met elkander en met de oude stad een onaf scheidelijk geheel vormen. Een breede Ceintuurbaan, geschikt voor het moderne automobiel-verkeer, loopt om heel deze nieuwe stad heen. In de binnenstad worden dan door oprui ming van een aantal huizenblokken, de bestaande hoofdstraten, hier en daar ver breed en, waar dit noodig is, van paral lelwegen voorzien, om ze van een deel van het al te drukke verkeer te ontlasten. Dan worden de voornaamste verkeersstraten doorgetrokken, tot zij de hierboven vermelde Ceintuurbaan snijden; en pp deze wijze wordt dan aan de stad, die in haar pantser van nauwe straten en stegen dreigde te stikken, een wijd en sierlijk gewaad verschaft, waarin zij zich gemakkelijk bewegen kan. Of het verkeer zich dadelijk zal richten langs den door Berlage voorgeschreven weg en of met name de parallelwegen zoo maar dadelijk een deel zullen opnemen van de nauwe overbelaste hoofdstraten wie zal het zeggen? In elk geval, al mogen de voetgangers, die zich niet aan de afmetingen eener straat storen, maar uitsluitend rekening houden met het aantal en de grootte der winkels en ... met den weg die de schoone sekse neemt niet dadelijk de nieuwe straten bevallen, voor rijtuigen, automo bielen en fietsen zullen zij een uitkomst zijn. Maar de heer Berlage heeft nog meer gedaan dan eenheid en stijl te brengen in de toekomstige uitbreiding onzer stad. Hij heeft niet alleen het kader geschapen waarin ; de nieuwe gebouwen der toekomst zullen worden gevat hij heeft ook zelf aan gegeven hoe die gebouwen er zullen moeten uitzien en aan welke bestemming zij zullen moeten voldoen. Hij heeft bij elke wijk aangegeven of het een villapark dan wel een arbeidersbuurt zal zijn. Hij heeft de plaatsen aangegeven, waar een museum, waar een stadhuis, waar een schouwburg en waar een centraal-station zal moeten komen. Hij heeft de terreinen afgebakend, die aan de sport en aan andere nuttige doeleinden gebouwen voor vakvereenigingen, volksleeszalen, ziekenhuizen enz. gewijd zullen zijn. En last not least hij heeft in zijn plan een terrein vrijgehouden voor ... de stichting van internationalisme" op de Musschenberg, het bekende droombeeld van de heeren Eykman en Horrix: het plan de Bazel. Heeft de heer Berlage zooveel en zoo uiteenloopend mogelijke kringen der Haag sche bevolking op deze wijze willen inte resseeren voor zijn uitbreidingsplan ? Wij weten het niet. Maar zeker is het, dat heel deze, met al zijn qualiteiten eenigszins phantastische Musschenberg teekening, met zijn concentrische cirkels, zijn stralen ea sectoren aan het ontwerp van Berlage een zwakke schijn van zekere onwezen lijkheid geefr. Hoe komt het nu echter, dat dit uit breidingsplan, hetwelk, zpoals ik reeds hierboven zei, gedateerd ia op December 1908, eerst thans of liever thans voor de tweede maal weer op de spraak ia gekomen in de Haagsche pers? Dat komt omdat eerst thans burgemeester en wethouders gereed zijn gekomen met hun prae-advies op het ontwerp. Dit prae-advies lijkt op het eerste heel bar voor het werk van Berlage. Er is zooveel in geschrapt, dat men met angstigen blik op de kaart gaat kijken om te zien of er nog wel iets van is overge bleven. Maar als men dan goed ziet, blijkt het, dat het inderdaad nog zoo erg niet is. Geschrapt zijn alle meer of minder monu mentale gebouwen behalve een nieuw ziekenhuis en verder alle terreinen voor sport, tentoonstellingen en andere derge lijke doeleinden bestemd. Afgekeurd worden ook de verkeers verbe teringen in de binnenstad en in de kom ; van Scheveningen (dat voortaan met Den Haag n ondeelbaar geheel uitmaken zal). En dat het Musschenberg-plan do ir Burge meester en Wethouders niet wordt geaccep teerd, was niet anders dan wij hier hebben verwacht. De redenen luiden alzoo: ... omdat, zeggen B. en W., een derge lijke stichting de watervang op de duinen zou benadeelen ... Uit dit alles ziet men dat hoofdzakelijk met uitzondering dan van de voorgestelde verkeersverbetering in de binnenstad het decoratieve gedeelte uit het uitbreidingsplan is vervallen. Maar datgene wat er het essentiëele ge deelte, wat er de ruggegraat van uitmaakt, is gebleven. De indeeling der nieuwe wijken, de groote breede Ceintuurbaan met zijn ruime ver bindingswegen naar het hart der stad, zijn door B. en W. geëerbiedigd. En dit wil zeggen dat zij het uitbreidingsplan van Berlage van dit oogenblik af voor hun rekening hebben genomen. Men moet nu natuurlijk niet verwachten, dat wij binnen een paar jaar de stads uitbreiding volgens het Berlage-plan zullen hebben gekregen. Er zal nog wel menig jaartje mee heen gaan voordat er iets van komen zal... als er iets van komt. Maar wat thans in elk geval als ge wonnen moet worden beschouwd, is het begrip, dat een stad een levende eenheid is, waarvan de groei en de ontwikkeling niet mag worden overgelaten aan de redelooze werking van het toeval, doch onder voort durende leiding en controle moet staan van het stadsbestuur. De stad zal voortaan worden beschouwd als een geheel, dat niet ongeschonden blijft, wanneer men op rede looze wijze omspringt met zijn doelen. En nog een ander gunstig gevolg mag worden verwacht van het aan de orde stellen dezer uitbreidingsplannen. Het prachtige buitengoed Zorgvliet" is zooals men weet, jaren geleden in handen van een groep bouwspeculanten gevallen, doordien het gemeentebestuur geen gebruik maakte van de gelegenheid om het tegen billijken prijs in handen te krijgen. Thans kan Zorgvliet niet anders worden bewaard voor vernieling en vernietiging door huizenbouw, dan wanneer de stad het tegen een exorbitanten prijs van de tegen woordige eigenaren overneemt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl